Debat belastingmaatregelen: Wet verhuurderheffing aangehouden



De Eerste Kamer heeft op 17 en 18 december 2012 gedebatteerd over vier fiscale wetsvoorstellen: Belastingplan 2013, Overige fiscale maatregelen 2013, Wet herziening fiscale behandeling eigen woning en de Wet verhuurderheffing. De stemming over de Wet verhuurderheffing is aangehouden in afwachting van een schriftelijke reactie van de regering op de aangenomen motie-Essers (CDA) c.s. die de regering verzoekt met een novelle te komen om de verhuurderheffing 2013 te splitsen van de jaren daaropvolgend. De overige drie wetsvoorstellen werden aangenomen, alsook een andere motie van senator Essers over de stimulering van de binnenlandse economie door mensen na verloop van tijd meer ruimte te geven in de wijze van het aflossen van hun hypotheek. In het debat werden negen moties ingediend.

Bezwaren tegen de Wet Verhuurderheffing

Het wetsvoorstel Wet verhuurderheffing introduceert een nieuwe heffing voor verhuurders in de gereguleerde sector. Deze heffing zal naar verwachting 2,1 miljard euro per jaar opbrengen aan belastinginkomsten.

Senator Ruers (SP) gaf aan dat de gevolgen hiervan voor woningcorporaties enorm zijn. De investeringen van de corporaties zullen omlaag gaan en dat treft ook de bouwsector. Ruers bekritiseerde een eventuele afwenteling van deze heffing op huurders of op andere corporaties, aangezien hiermee zijns inziens de crisis alleen maar erger wordt en de sterkere corporaties zullen worden meegesleept door de zwakkere.

Senator Essers (CDA) gaf aan dat het wetsvoorstel naar zijn idee zeker niet zal bijdragen aan meer investeringen in nieuwbouw, woningverbetering en energiebesparing. Essers diende een motie in die de regering verzoekt om met een novelle te komen om de verhuurderheffing - die nu al voor 2013 èn 2014 wordt geregeld - te splitsen in 2013 en de jaren opvolgend. Verder vraagt de motie de regering om met een voorstel te komen voor een woningwaarderingsysteem en verhuurderheffing die corporaties in staat stelt te blijven investeren in onderhoud en nieuwbouw. Deze motie werd door de gehele Kamer, met uitzondering van de D66-fractie, aangenomen. Als gevolg hiervan wordt de behandeling van en de stemming over de Wet Verhuurderheffing aanhouden tot de novelle de Eerste Kamer heeft bereikt.

Een andere motie van de kant van Essers verzoekt de regering de onbeperkte vennootschapsbelastingplicht voor woningcorporaties zo spoedig mogelijk te wijzigen in een beperkte vennootschapsbelastingplicht, zodat corporaties alleen in de vennootschapsbelasting worden betrokken indien en voor zover zij commerciële activiteiten verrichten. Staatssecretaris Weekers gaf aan dat er voor deze motie in beginsel geen budget is. Wanneer echter minister Blok "de corporatiewereld op een andere manier inregelt" en er andere zaken die als staatssteun worden gekwalificeerd, zouden wegvallen, staat de staatssecretaris open voor discussie. Senator Essers hield hierop de motie aan.

In het debat gaf senator De Lange (OSF) aan dat het wetsvoorstel verhuurderheffing in nauw verband staat met het wetsvoorstel Huurverhoging op grond van inkomen. Dit wetsvoorstel tracht het zogeheten 'scheefwonen' tegen te gaan: het huren van een woning met een huurprijs die relatief laag is in verhouding tot het inkomen.Het debat in de Eerste Kamer over scheefwonen werd in juni dit jaar geschorst, in afwachting van de indiening van een wetsvoorstel over een huurverhoging van 1% voor inkomens tussen 34.000 en 43.000 euro. Volgens De Lange is het onduidelijk wanneer en in welke vorm dit wetsvoorstel weer aan de orde zal komen. Mocht een dergelijk voorstel toch worden aangenomen, dan ontstaat volgens De Lange de merkwaardige situatie dat huren worden verhoogd door het ene wetsvoorstel (33129) en de extra inkomsten voor verhuurders vervolgens worden afgeroomd via het andere wetsvoorstel (33407). 

Senator Ester (ChristenUnie) merkte op dat de verhuurderheffing een niet goed doordachte indruk maakt en te weinig oog heeft voor de onbedoelde effecten er van. Zo wees hij op het remmend effect op de investeringsbereidheid van corporaties en het onderhoud van hun woningaanbod. “Woningcoorporaties met een zwakke vermogenspositie zullen het loodje leggen.”

Minister Blok voor Wonen en Rijksdienst zei daarentegen dat de verhuurderheffing een bijdrage levert aan het algemene financiële probleem. Volgens de minister zijn er decennialang miljarden geïnvesteerd in de sociale woningbouw. Daarom is het juist nu in deze crisis fair om van die corporaties ook een bijdrage te vragen. De minister zei toe, op aandringen van onder meer senatoren Van Boxtel (D66) en Ester (ChristenUnie), in het vroege voorjaar te komen met een notitie over de mate waarin de verhuurderheffing de maatschappelijke doelstellingen en de solvabiliteit van woningcorporaties aantast en welke effecten het heeft op het sociale huurbeleid in de verschillende regio's en op onderhoud en nieuwbouw. Hierin zal hij ook de zelfstandige positie van studentenwoningen en verzorgingsflats betrekken.

Een tweede motie van senator Essers werd aangehouden. Dit gebeurde naar aanleiding van een toezegging van minister Blok dat hij in het overzicht van de implementatie van de verhuurderheffing en de woningwaardering in zal gaan op de consequentie van de keuze om de verhuurderheffing alleen van toepassing te verklaren op partijen waarvan de kerntaken DAEB-activiteiten zijn. Met dit laatste wordt gedoeld op 'Diensten van Algemeen Economisch Belang', zoals het huisvesten van huishoudens met een inkomen lager dan 33.614 euro per jaar.

Herziening fiscale behandeling eigen woning

Het Begrotingsakkoord 2013 van VVD, CDA, D66, GroenLinks en ChristenUnie bevatte afspraken over de fiscale behandeling van inkomsten uit eigen woning. In de kabinetsreactie op de motie-Kuiper (ChristenUnie) c.s. over een studie naar een toekomstbestendig stelsel van hypotheekrenteaftrek heeft het kabinet een analyse opgenomen van de nu geldende eigenwoningregeling, de ontwikkeling van de eigenwoningschuld, het budgettaire beslag van de hypotheekrenteaftrek, de marktontwikkelingen en het recente beleid over de eigen woning.

Senator Essers (CDA) onderstreepte het belang van brede politieke consensus op dit punt, zodat er weer rust en vertrouwen in de woningmarkt komt. Hij vroeg: “Wie garandeert eigenwoningbezitters dat er in de komende tien jaar niets meer met de hypotheekrenteaftrek gebeurt?” Essers diende een motie in die de regering verzoekt om uiterlijk eind januari 2013 aan het parlement te rapporteren over onder meer:

  • mogelijkheden om met behoud van de door de het kabinet voorgenomen beperking van de hypotheekrente-aftrek voor nieuwe gevallen toe te staan dat na 50 % aflossen van de lening de tweede 50 %  alsnog ter vrije beoordeling staat van hypotheekgever en hypotheeknemer;
  • mogelijkheden om de aflossing over een langere termijn dan de nu gebruikelijke 30 jaar te spreiden;
  • mogelijkheden om energiebesparing in de woningvoorraad te stimuleren.

Deze motie werd met steun van PVV, VVD, CDA, PvdA en SGP aangenomen.

Senator Reuten (SP) had, hoewel zijn fractie de beperking van de hypotheekrenteaftrek in dit wetsvoorstel steunt, nog wel twee kritiekpunten. Zijns inziens worden in dit wetsvoorstel nieuwkomers benadeeld, onder het mom van 'eerbiediging van bestaande gevallen'. Voor hen wordt de hypotheekrenteaftrek over een periode van dertig jaar tot de helft beperkt. Daarnaast blijft de hypotheekrenteaftrek volgens Reuten de hoge inkomens bevoordelen, voor zowel oude als nieuwe gevallen. 

Senator Van Strien (PVV) diende een motie in die de regering verzoekt om huiseigenaren tot 1 januari 2014 de gelegenheid te bieden vrijwillig hun hypotheek om te zetten in een (bank)spaarhypotheek. Deze motie werd door minister Blok ontraden. Volgens de minister is al sinds april 2012 bekend dat aflossingsvrije hypotheken gaan verdwijnen en volgens hem is er ook geen behoefte die termijn te verlengen. De motie werd verworpen, PVV, SP, PvdD en 50PLUS stemden voor.

Levensloopregeling

De Tweede Kamer kortte via een amendement de overgangsregeling voor de levensloopregeling in van 2042 naar 2021. Senator Sent (PvdA) uitte zorgen over dit ingeperkte overgangsrecht. In de Nota naar Aanleiding van het verslag heeft de regering aangegeven dat het tegoed alsnog in een lijfrenteverzekering of bankspaarproduct kan worden gestort. Volgens Sent is dit voor de meeste mensen echter beperkt mogelijk, voor zover zij geen pensioentekort hebben. Zij diende een motie in die de regering verzoekt te bekijken of de levenslooptegoeden in 2021 fiscaal geruisloos kunnen worden omgezet in een zogenoemde derde pijler product - dat deel van de pensioenen dat mensen zelf individueel kunnen regelen - en de Kamer daar voor 1 juli 2013 over te laten berichten. Staatssecretaris Weekers ontraadde de motie, maar zei senator Sent wel toe de effecten hiervan onderzoeken en de Kamer hierover te informeren. Senator Sent trok hierop de motie in.

Senator Van Strien (PVV) vroeg de minister met klem de levensloopregeling te herzien of in ieder geval overgangsregelingen op te nemen. Hij verwees onder meer naar een rapport van het Centraal Planbureau waaruit blijkt dat in 2008 meer dan 140.000 mensen aan de levensloopregeling meededen (op een totaal van 270.00I0) met het doel om eerder te kunnen stoppen met werken. Deze mensen worden volgens Van Strien door het inperken van het overgangsrecht ernstig benadeeld. Van Strien diende een motie in waarin de regering wordt verzocht het gehele hoofdstuk verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd met bijbehorende inkomensvoorzieningen te herzien en vóór 1 april 2013 met een alternatief te komen dat recht doet aan de wensen van de Nederlandse bevolking. De Eerste Kamer verwierp deze motie.  

Staatssecretaris Weekers van Financiën merkte op dat het vorige kabinet de levensloopregeling al heeft afgeschaft en dat bovendien de levensverwachting is gestegen. Volgens Weekers lossen de te verwachten inkomsten uit dit wetsvoorstel een deel van de restschuldproblematiek op, dus kun je de overgangsregeling niet zomaar wijzigen.

Emancipatie-effectrapportage

Senator De Boer (GroenLinks) vroeg in het debat om een emancipatie-effectrapportage ten aanzien van de werkbonus. Aangezien mensen die in deeltijd werken zich hier niet op kunnen beroepen, is deze regeling mogelijk discriminerend. Zij diende een motie in die de regering verzoekt een cijfermatige analyse te geven van emancipatie-effecten van de werkbonus. Staatssecretaris Weekers ontraadde de motie, maar zei wel toe een cijfermatige onderbouwing op te vragen, als die tenminste enigszins gemakkelijk te achterhalen is. Deze motie werd verworpen.

BTW-vrijstellingen

In het debat maakte senator Van Boxtel (D66) zich sterk voor de door bezuinigingen zwaar getroffen culturele sector. Hij pleitte er voor om noodlijdende culturele instellingen voor een half jaar vrij te stellen van BTW-verplichtingen. Hij diende een motie in waarin de regering wordt verzocht 25 miljoen euro te reserveren voor de culturele sector. Deze motie werd door staatssecretaris Weekers ontraden. Hij gaf aan dat er voor de BTW-tarieven geen pluriforme regelingen komen. De Eerste Kamer verwierp de motie.

Zowel senator Van Boxtel (D66) als senator De Boer (GroenLinks) merkten op dat het vervallen van de BTW-vrijstelling voor aanvullende patiëntenzorg - zoals in het fiscaal pakket van juni is geregeld - voor uitvoeringsproblemen zorgt bij in het BIG-register opgenomen artsen die ook niet-BIG-geregistreerde zorg verlenen. De Boer vroeg of het mogelijk is om deze groep geheel onder de BTW-vrijstelling te laten vallen. De staatssecretaris gaf aan dat dit niet mogelijk is; als het meest kenmerkende element van de dienst is belast, dan is de hele dienst daarmee belast.

Bodemvoorrecht

Het Belastingplan 2013 bevat een zogeheten bodemvoorrecht voor de fiscus. Dit houdt in dat banken zich vooraf moeten melden bij de fiscus als zij pandrechten willen uitoefenen. Vervolgens mogen de houders van deze pandrechten gedurende vier weken niet hun pandrecht uitoefenen. Senator Bröcker (VVD) vroeg welke betekenis het pandrecht nog heeft voor banken na invoering van deze maatregel. Hij vroeg welk specifiek misbruik hiermee wordt bestreden en benadrukte dat maatregel kan leiden tot een extra kredietrisico voor banken, waardoor de kredietverlening voor ondernemers duurder wordt.

Staatssecretaris Weekers zegde senator Bröcker toe dat hij een evaluatie of quickscan van de uitwerking van dit bodemvoorrecht zal sturen aan de Kamer. Ten aanzien van de meldplicht merkte hij op dat deze in bepaalde gevallen sneller dan vier weken zal moeten, dus dat hier maatwerk voor zal moeten komen.



Deel dit item: