Wetsvoorstel Huis voor klokkenluiders aangehouden



De Eerste Kamer heeft dinsdag 20 mei 2014 gedebatteerd over de Wet Huis voor klokkenluiders met initiatiefnemers Van Raak (SP), Fokke (PvdA), Schouw (D66), Voortman (GroenLinks), Segers (ChristenUnie), Ouwehand (PvdD) en Klein (50PLUS) en minister Plasterk (BZK). Als adviseur van de initiatiefnemers was de heer Pieter van Vollenhoven aanwezig. Aan het begin van de eerste termijn aan de kant van de initiatiefnemers en de regering werd besloten de behandeling van het wetsvoorstel aan te houden voor nader beraad over de in de Eerste Kamer geuite bezwaren.

Deze bezwaren zagen met name op het onderbrengen van het Huis voor klokkenluiders bij de Nationale Ombudsman. Dit zou in strijd zijn met artikel 78a van de Grondwet. Ook werden er bezwaren geuit over het samenbrengen van een onderzoek- en een adviesfunctie in één orgaan en het feit dat het Huis openstaat voor meldingen uit zowel de publieke als de private sector.

De initiatiefnemers stelden dat de Eerste Kamer geuite bezwaren over het wetsvoorstel hun aanleiding geven tot nader beraad. Zij vroegen de Kamer om de behandeling van het wetsvoorstel voor onbepaalde tijd aan te houden. Initiatiefnemer Van Raak stelde dat de initiatiefnemers erkennen dat Eerste Kamer een bijzondere rol speelt bij het waken voor strijdigheid met de Grondwet. De initiatiefnemers gaan onderzoeken of het Huis kan worden ingericht als bijzonder zelfstandig bestuursorgaan en komen binnen afzienbare tijd met een wetswijzigingsvoorstel. Ook zal worden onderzocht op welke wijze de advies- en de onderzoekstaak wettelijk naar taak en verantwoordelijkheid kan worden gescheiden, zonder dat er aparte instituten hoeven worden opgericht. Daarnaast zal het samenbrengen van misstanden in de publieke en de private sector nader worden bekeken.

Minister Plasterk van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties gaf aan dat hij de volle bereidheid heeft om met de initiatiefnemers zowel over de vorm als over de inhoud van bescherming van klokkenluiders in overleg te treden. De minister stelde dat hij vooralsnog geen voorstander is van het onderbrengen van advies en onderzoek in één instituut en dat ook de interferentie met markttoezichthouders nader moet worden bekeken.

Pleidooi voor herziening

Senator Koole (PvdA) steunde het doel van het wetsvoorstel voor goede bescherming en begeleiding van klokkenluiders. De senator betoogde echter dat het onderbrengen van het Huis voor Klokkenluiders onder de Nationale Ombudsman niet in lijn is met artikel 78a Grondwet. Hij vroeg de initiatiefnemers om dit anders in te richten. Ook vroeg Koole om de advies- en onderzoeksfuncties zodanig van elkaar te scheiden dat geen verwarring ontstaat voor de klokkenluiders en de onderlinge onafhankelijkheid gegarandeerd kan worden. De senator betwijfelde of de samenloop van onderzoek door het Huis en onderzoek door opsporingsinstanties en toezichthouders kan worden opgelost met afstemmingsprotocollen. Senator Koole pleitte voor een grondige herziening van het wetsvoorstel waarbij het Huis voor Klokkenluiders een combinatie wordt van aparte afdelingen voor publiek en privaat onderzoek en een permanent advies orgaan.

Senator Van Bijsterveld (CDA) stelde dat het verschijnsel klokkenluider niet weg te denken is uit de samenleving en ook zeker aandacht verdient. In het wetsvoorstel zag de senator echter grote bezwaren. Onduidelijk is welk ‘soort’ klokkenluider onder het wetsvoorstel valt. Bovendien zijn in het Huis zowel onderzoeks- als adviestaken ondergebracht, wat volgens Van Bijsterveld de onafhankelijkheid van het advies schaadt. Het onderbrengen van het Huis bij de Nationale Ombudsman is volgens de senator zowel ongrondwettelijk als onwenselijk. De senator stelde voor om een meld- en verwijspunt in te richten, tezamen met een publieke onderzoeksinstantie, een private onderzoeksinstantie en een Bureau Integriteitsbevordering Openbare Sector.

Schijn van partijdigheid

Volgens senator Vos (GroenLinks) is het belang van klokkenluiders nauwelijks te overschatten en moet hun rechtspositie zeker worden versterkt. De combinatie van onderzoek naar meldingen en advies aan klokkenluiders is volgens de senator echter een fundamenteel probleem. Hierdoor kan de schijn van partijdigheid bij het Huis voor Klokkenluiders en daarmee ook de Nationale Ombudsman worden gewekt. Senator Vos vroeg aan de minister van Binnenlandse Zaken om alvast de belangrijkste bevindingen uit de evaluaties van het Adviespunt Klokkenluiders en de Onderzoeksraad Integriteit Overheid te delen, zodat het in het eindoordeel over het wetsvoorstel kan worden betrokken.

Senator De Graaf (D66) uitte steun voor het breed gedragen initiatief om klokkenluiders te ondersteunen maar plaatste grote vraagtekens bij de inhoud van het wetsvoorstel. Ook senator De Graaf noemde de samenkomst van advies en ondersteuning problematisch. De Graaf: “Dat ondermijnt één van de functies en vermoedelijk op den duur allebei.” De senator betwijfelde of het wetsvoorstel voldoende arbeidsrechtelijke bescherming biedt voor alternatieve sancties van de werkgever zoals het ontnemen van verantwoordelijkheden, demotie of overplaatsing. Het van toepassing verklaren van het publiekrechtelijk normenstelsel op de private sector lijkt volgens De Graaf ondoordacht. Onderzoek naar een overheidsinstantie mag en moet immers verder gaan dan bij een private onderneming. Artikel 78a Grondwet wordt volgens De Graaf door dit wetsvoorstel teveel opgerekt. Dit kan volgens de senator alleen worden opgelost als er een zelfstandig bestuursorgaan wordt gecreëerd en het Huis dus niet wordt ondergebracht onder de Nationale Ombudsman.

Katalysator

Senator Vliegenthart (SP) sprak in zijn bijdrage mede namens de fractie van de Partij voor de Dieren. De senator betoogde dat met dit wetsvoorstel weliswaar een katalyserende werking in gang is gezet, maar dat wetsvoorstellen er primair zijn om uiteindelijk tot wet verheven te worden. Vliegenthart gaf aan dat zijn fractie in hoge mate door de initiatiefnemers is overtuigd. Over de mogelijke strijdigheid met de Grondwet merkte Vliegenthart op dat dit door de Raad van State niet is geconstateerd en dus niet aan de orde is. Ook de vermeende problematisering van de scheidslijn tussen publiek en privaat deelt zijn fractie niet volledig, omdat publiek en privaat juist in grote zaken zijn vermengd.

Bestaande middelen om misstand te melden

Senator Kuiper (ChristenUnie) betoogde dat er ook nu al toezichtorganen, inspecties en tuchtcolleges zijn om misstanden te melden en vroeg in hoeverre deze tekortschieten. De senator stelde dat moet worden voorkomen dat er zware instanties worden opgericht om de meest ernstige incidenten op te vangen, terwijl er ook nu al belangrijke stappen zijn gezet zoals het Adviespunt Klokkenluiders en de Onderzoeksraad Integriteit Marktsector. Ook moet voorkomen worden dat werknemers of ondergeschikten in deze regeling een weg zien om hun onvrede over arbeidssituaties naar buiten te brengen. Het bijstaan van klokkenluiders met advies is volgens senator Kuiper weliswaar zinvol, maar brengt wel een opmerkelijke taakverbreding van de Nationale Ombudsman mee.

Senator Schouwenaar (VVD) betoogde dat de onderzoekstaak zonder bezwaar bij de bestaande en gespecialiseerde instituten kan blijven. Ook het reeds bestaande Meld- en Adviespunt behoeft niet onder te worden gebracht in een apart instituut. Verder betoogde de senator dat geheimhouding van de analyse van de melding weliswaar wenselijk is voor de bescherming van de melder, maar dat dit tegelijkertijd ruimte biedt voor onjuiste/onvolledige informatie en verdachtmakingen. Tot slot betoogde Schouwenaar dat het wetsvoorstel in strijd is met artikel 78a Grondwet, omdat nu ook de private sector onder de Nationale Ombudsman komt te vallen.

Interpretatie van het wetsvoorstel

Senator Reynaers (PVV) vroeg hoe het vereiste van “misstanden die ernstig in het geding zijn van het maatschappelijk belang” moet worden uitgelegd en in welke gevallen er “niet redelijkerwijs van de melder kan worden geëist” dat deze de misstand eerst intern meldt. Ook vroeg Reynaers of de identiteit van de melder desgewenst anoniem kan blijven en of het Huis ook op eigen initiatief een onderzoek kan starten. Senator Reynaers stelde voor om met een standaardformulier voor verzoekschriftprocedures te werken. Reynaers achtte het verder onwenselijk dat het onderzoek van het Huis naast een onderzoek van het Openbaar Ministerie kan bestaan. Tot slot pleitte de senator aan voor een evaluatie van het wetsvoorstel na drie in plaats van vijf jaar.


Deel dit item: