Plenair Strik bij behandeling Begroting Veiligheid en Justitie



Verslag van de vergadering van 13 januari 2015 (2014/2015 nr. 16)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 23.33 uur


Mevrouw Strik i (GroenLinks):

Voorzitter. Ik dank de bewindslieden voor hun uitvoerige beantwoording. Ik denk dat de winst van het debat is dat wij vandaag bij alle partijen brede consensus hebben geproefd. Alle partijen vinden dat wij niet het risico moeten nemen dat een effectieve toegang tot de rechter wordt ingeperkt. Dat heb ik duidelijk gehoord van de beide bewindslieden en ook van de meeste partijen in de Kamer.

Verschil van opvatting bestaat er over de noodzaak van de bezuinigingen enerzijds en het inzicht in de effecten van de voorliggende bezuinigingsmaatregelen anderzijds. Zoals wij al eerder hebben gewisseld, zijn er binnen de advocatuur grote zorgen dat de sociale advocatuur zelf in gevaar is en dat er gaten zullen vallen in het nu dekkende netwerk. De NOVA noemt daarvoor veel factoren: de vaste bedragen voor complexe zaken, de indexering die wordt stopgezet en de meerkosten die de advocatuur met zich meebrengt, zoals opleiding en toezicht. De staatssecretaris kijkt daar anders naar; hij heeft daar minder zorgen over. Tegelijkertijd hebben wij ook te maken met de verhoging van de eigen bijdrage. Eigenlijk gaat het om het samenstel aan maatregelen. Ook de heer Ruers gaf het al aan: op elk gebied wordt wel een maatregel doorgevoerd en wij weten totaal nog niet welk effect het geheel van maatregelen zal hebben op de toegang tot het recht.

De staatssecretaris ging ook in op de rechtsvergelijking die is gemaakt. Hij zegt dat de vergelijking met Engeland niet te maken is, omdat wij geen categorische uitsluiting van rechtsterreinen kennen. Wij hebben echter wel te maken met de hogere eigen bijdrage. Die kan wel degelijk leiden tot vraaguitval. De VFAS heeft aangegeven dat de hogere bijdrage in familierechtelijke zaken in de afgelopen jaren al heeft geleid tot uitval van duizenden rechtzoekenden. Vinden wij dat wenselijk? Zal dit niet leiden tot escalatie, tot het te lang wachten met het ondernemen van stappen of tot ongelijke verhoudingen tussen partners, als de ene partner wel het geld heeft om een zaak met een advocaat te starten en de ander zonder advocaat in die zaak moet stappen?

Kortom, er is wel degelijk reden tot zorg. Bij ons zijn er weer andere factoren die kunnen leiden tot onzekerheid over de effecten. De staatssecretaris heeft toegezegd bij het wetsvoorstel de effecten van dat wetsvoorstel inzichtelijk te zullen maken, maar ook die van de AMvB die wordt ingevoerd per 1 januari 2016. Wij hebben echter nu al te maken met de invoering van maatregelen per 1 februari aanstaande. Wij moeten het nu doen met alleen maar inschattingen. Onze fractie is daarom van mening dat de weg van de motie-Franken de meest zekere weg is. Wij moeten nu niet het pad inslaan van op te leggen bezuinigingen. Tegelijkertijd zijn wij er niet zeker van of die motie op voldoende steun kan rekenen in deze Kamer. Om die reden hebben wij gekozen voor een andere, aanvullende motie op de motie-Franken, voor het geval die het niet zal halen. In onze motie wordt de regering verzocht om onderzoek te doen naar de factoren van de stijgende kosten en inzicht te geven in de effecten, en tot die tijd de ingevoerde maatregelen aan te houden. Wij willen dus niet overgaan tot bezuinigingen voordat wij inzicht hebben in de effecten daarvan en de oorzaken van de stijgende kosten. Ik bied de voorzitter bij voorbaat al mijn oprechte excuses aan vanwege de lengte van deze motie. Ik ben bang dat het haar weer opnieuw gaat aangrijpen als ze de motie gaat voorlezen.

De voorzitter:

Hoezo zou het mij aangrijpen?

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Die indruk wekt u met het voorlezen.

De voorzitter:

Door de leden Strik, De Boer, Ruers, Franken en Quik-Schuijt wordt de volgende motie voorgesteld:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de regering een structurele bezuiniging op de gesubsidieerde rechtsbijstand beoogt vanwege het in de afgelopen jaren oplopen van de kosten van circa 330 miljoen euro in 2002 tot 495 miljoen euro in 2012;

overwegende dat de regering naast de wijzigingen in het stelsel van gefinancierde rechtsbijstand die per 1 februari 2015 hun beslag zouden moeten krijgen, meerdere wetsvoorstellen en maatregelen ter behandeling heeft aangeboden en zal aanbieden, waaronder de verhoging van de griffierechten per 1 juli 2015, herziening van de Wet op de rechtsbijstand en het Wetboek van Strafvordering per 1 januari 2016 en de wijziging van het Besluit eigen bijdrage rechtsbijstand en het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 per 1 januari 2016;

overwegende dat de voorstellen zijn gericht op het beperken van kosten van de gesubsidieerde rechtsbijstand en gerechtelijke procedures, maar naar verwachting ook de toegang tot het recht voor de rechtzoekende zullen beperken;

overwegende dat volgens de regering de kosten onder meer oplopen vanwege het toenemend aantal afgegeven toevoegingen aan de voor gesubsidieerde rechtsbijstand in aanmerking komende rechtzoekenden, maar constaterende dat de regering niet met het onderzoek heeft aangetoond waardoor de kosten oplopen, c.q. toevoegingen in telkens grotere aantallen worden afgegeven;

overwegende dat er door deskundigen en gezaghebbende organisaties ernstige zorgen zijn geuit over de effecten van de voorgenomen maatregelen op de toegang tot de rechter en het recht, maar constaterende dat de regering deze maatregelen heeft voorgesteld, c.q. gaat voorstellen zonder dat zij onderzoek heeft gedaan naar deze effecten;

overwegende dat door het ontbreken van de genoemde onderzoeken de Eerste Kamer onvoldoende in staat is te beoordelen of met de voorgestelde maatregelen de beoogde besparingen zullen worden bereikt, en of de voorgenomen maatregelen, en de cumulatie daarvan, de effectieve toegang tot de rechter en het recht zullen inperken;

verzoekt de regering, alle hiervoor genoemde bezuinigingsmaatregelen en wijzigingsvoorstellen op de gesubsidieerde rechtsbijstand in samenhang aan het parlement voor te leggen, voorzien van een nadere, op onderzoek gebaseerde onderbouwing ten aanzien van de oorzaken van de stijging van de kosten van de gesubsidieerde rechtsbijstand, en de effecten op de toegang tot de rechter en het recht voor iedereen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt letter P (34000-VI).

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Verder hebben we nog gesproken over de rol van de overheid zelf bij het voorkomen ervan dat de toegang tot de rechter onnodig wordt ingeperkt of dat er alleen nog maar meer toegang nodig is. De staatssecretaris heeft gewezen op het programma Prettig Contact, maar wat ik daarbij ook bedoelde is de wetgeving zelf. Is die niet te complex, hebben we niet te veel gelegenheidswetgeving? Moeten we ons er niet meer op bezinnen of die wetgeving niet tot onnodige procedures of belemmeringen leidt om de toegang tot de rechter te waarborgen?

Dan heb ik nog enkele opmerkingen over het Europees Comité voor Sociale Rechten en haar uitspraak. De indruk van onze fractie is toch nog steeds dat de regering willens en wetens blijft duiken voor haar verplichtingen. De regering beroept zich op de beperkte reikwijdte van het Europees Sociaal Handvest, maar het comité heeft in ieder geval al meer dan tien jaar aangegeven dat er wat betreft noodbijstand geen beperking is ten aanzien van de persoonlijke reikwijdte. We weten dat het Comité van Ministers dat ook heeft overgenomen. Wat dat betreft verkeert de staatssecretaris nog steeds in de ontkenningsfase. Het is de vraag hoelang dat nog zo kan doorgaan.

De Raad van State heeft al aangegeven dat de juridische bindendheid inderdaad haar beperkingen heeft, maar heeft ook gezegd dat het aan de nationale rechter is om uiteindelijk een oordeel te vellen. Dat heeft de nationale rechter al gedaan, de Centrale Raad van Beroep, de Vreemdelingenkamer. Die interpretatie van de nationale rechters gaat een heel eind mee met de interpretatie van het Europees Comité voor Sociale Rechten, ook met betrekking tot het punt dat de vrijheidsbeperkende locatie niet als voorwaarde daarbij mag worden opgelegd. Ik denk dus dat het tijd wordt dat de staatssecretaris gaat accepteren dat het op straat zetten beneden de menselijke waardigheid is, over wie we het dan ook hebben. Het op straat zetten mag ook niet als instrument worden ingezet bij het terugkeerbeleid. Daarvoor moeten we ons echt bezinnen op andere manieren om de terugkeer ook verder te bevorderen. Echter, ook die nationale rechterlijke uitspraken hebben de staatssecretaris tot nu toe er niet toe kunnen brengen om iedereen op te vangen tot aan in ieder geval de resolutie van het Comité van Ministers. Het is jammer dat hij precies de winter nodig heeft om zich daarop te bezinnen en wil wachten op het Comité van Ministers. Ik hoop echter van harte dat er in ieder geval niet verder uitstel zal komen en dat we inderdaad in februari uitsluitsel zullen krijgen.

Tot slot. Ik vond de staatssecretaris aan het eind wel heel erg vaag over dat facultatieve protocol. Feitelijk was zijn boodschap: u hoort het wel wanneer we eruit zijn. Ik zou toch iets preciezer willen horen, of een toezegging voor een brief daarover van de minister willen krijgen, wanneer de Kamer de voorstellen voor de ratificatie kan verwachten.

De voorzitter:

Ik constateer dat de minister en de staatssecretaris in de gelegenheid zijn om direct te antwoorden. Het woord is aan de minister van Veiligheid en Justitie.