Verslag van de vergadering van 28 november 2023 (2023/2024 nr. 9)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 14.27 uur
De heer Talsma i (ChristenUnie):
Dank u zeer, meneer de voorzitter. Ook ik begin met een felicitatie aan de collega's Croll en Vogels met hun maidenspeech. Ik zal nog maar eens zeggen: welkom in ons midden. Voor gewezen rechters is de Eerste Kamer natuurlijk een kolkende poel van hectiek, dus ik wens u veel sterkte, maar ook veel plezier in dit huis.
Voorzitter. Toen Nederland in de jaren zeventig van de vorige eeuw te maken kreeg met terrorisme, reageerde de overheid behoedzaam, maar vooral ook gefragmenteerd. Onder het glanzende chroomlaagje van de destijds veelgeprezen Dutch approach verborg zich niet zozeer een pakketje schroot, maar wel een problematisch gebrek aan eenduidigheid. In haar boek Theater van de angst benoemt professor Beatrice de Graaf in dit verband onder meer het volgende. "De crisis- en beleidscentra hadden te maken met veel verschillende bevoegdheden, van binnenlands bestuur versus Justitie en nationaal versus lokaal gezag. Richtlijnen en circulaires waren niet overal bekend. Er waren geen formele regelingen om eventuele meningsverschillen van betrokken instanties op te lossen en de hiërarchische lijnen waren niet altijd grondwettelijk correct. Dit leidde tot territoriumdrift en andere spanningen, vanwege de verschillen in benadering door de betrokken veiligheids- en politiediensten."
Terugkijkend op die fase kunnen we vaststellen dat er sindsdien forse stappen zijn gezet. Mijn fractie hecht eraan grote waardering uit te spreken voor alle diensten en instanties die zich, in veruit de meeste gevallen onopgemerkt, inzetten voor terrorismebestrijding en nationale veiligheid. Een van die instanties staat centraal in het wetsvoorstel dat wij nu bespreken: de NCTV, opgericht met als kerntaak het coördineren van de inspanningen en de beleids- en informatieproducten van al die andere spelers in het veld van terrorismebestrijding en nationale veiligheid. Het voert te ver om op alle details in te gaan, maar om velerlei begrijpelijke redenen is het informele taakveld van de NCTV in de loop van de tijd steeds wat verder uitgebreid.
Het wetsvoorstel dat, na wijziging, nu voorligt, voert de NCTV terug naar één kerntaak, namelijk coördinatie. Mijn fractie steunt die lijn voluit zonder ook maar iets aan de uitgesproken waardering af te doen. Een oude tuinderswijsheid luidt: snoeien doet bloeien. In dat perspectief beziet mijn fractie deze beweging. Wij steunen dus de met dit voorstel ingeslagen weg. Maar er zijn ook nog wel enkele vragen voor het eigen goede begrip en voor de wetsgeschiedenis.
Het voorgestelde artikel 2, lid 1 formuleert de coördinatietaak van de NCTV. Het gaat daarbij om de samenhang en effectiviteit van het beleid, en de maatregelen met als doel het verhogen van de weerbaarheid tegen dreigingen en risico's, het beschermen van nationale veiligheidsbelangen en het voorkomen van maatschappelijke ontwrichting. De taken en bevoegdheden van andere overheidsorganisaties blijven daarbij onverlet. In het tweede lid van het voorgestelde artikel 2 wordt die coördinatietaak wat verder uitgewerkt en het kernwoord daarbij is telkens "bevorderen". Mijn fractie zet graag een streep onder elke keer dat dit woord voorkomt, want het duidt in onze optiek precies aan waar de coördinator voor bedoeld is.
Het voorgestelde artikel 2, lid 3 is in de parlementaire behandeling al verschillende keren aan bod gekomen, maar juist omdat het zo'n kernonderdeel is van de taakomschrijving van de NCTV sta ik er ook in dit debat bij stil. De bepaling blinkt namelijk niet echt uit in concreetheid. Om te voorkomen dat de geschiedenis zich herhaalt, vraag ik de minister om in dit debat nog eens heel helder de grenzen van de coördinatietaak te trekken. Welke rek zit er bijvoorbeeld in de formulering "in verband met de taak bedoeld in het eerste lid"? Wat voor soorten trends en fenomenen vallen na de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel buiten de taak van de NCTV? In welke gevallen is er volgens de minister toch nog altijd behoefte aan een analyserende en duidende NCTV? En betekent dat een analyse en duiding op basis van bestaande aangereikte gegevens of komt daar toch nog eigen onderzoek of veredeling aan te pas?
De laatste volzin van het voorgestelde artikel 2, lid 3 blijft mijn fractie ook intrigeren. Daarin staat: "in dat kader wordt geen onderzoek gedaan gericht op personen, of organisaties". Nog even los van die wat verloren komma tussen de woorden "personen" en "of", is de vraag in welk ander kader de NCTV dat dan wel mag. Mijn fractie ziet dat kader niet. Daarom vraag ik de minister of zij kan bevestigen dat de laatste volzin moet worden gelezen als: er wordt geen onderzoek gedaan gericht op personen of instanties.
Met het oog op de rechtsbescherming van betrokkenen staat mijn fractie graag nog even stil bij de inhoud van het voorgestelde artikel 9. Die bepaling biedt de mogelijkheid om verplichtingen en rechten als bedoeld in artikel 23 van de AVG te beperken. Zo'n bepaling kan mijn fractie zich heel goed voorstellen, zeker tegen de achtergrond van terrorismebestrijding en nationale veiligheid; de AVG maakt dit ook uitdrukkelijk mogelijk. Maar de AVG koppelt aan de wettelijke voorwaarden voor zo'n beperking een hele serie voorwaarden. Lees artikel 23 van de AVG. Met uitzondering van de notificatieplicht aan betrokkenen ziet mijn fractie die voorwaarden niet terug in de voorgestelde wettekst. Ik vraag de minister op welke wijze hierbij toch aan de waarborgen op grond van de AVG tegemoet wordt gekomen.
Ik heb nog een vraag met betrekking tot evaluatie. Tijdens mijn voorbereiding bleek die vraag ook bij mijn partijgenoten in de Tweede Kamer te leven, maar dat die — ik moet het toch nog maar eens zeggen — een beetje zuinigjes door de minister werd beantwoord. Ik citeer: "Voor wat betreft het opnemen van een evaluatiebepaling geldt dat het niet vereist dat een dergelijke bepaling is opgenomen om te kunnen evalueren. Indien op enig moment de behoefte tot evaluatie bestaat, kan daarover gesproken worden." Juist als je kijkt naar de thematiek van terrorismebestrijding en nationale veiligheid, en de gebeurtenissen en ontwikkelingen die aanleiding hebben gegeven tot dit wetsvoorstel, is het in de visie van mijn fractie onontkoombaar en van groot belang dat de wettelijke verankering van de coördinatietaak van de NCTV qua vormgeving en uitwerking geëvalueerd wordt. Dat belang behoeft geen betoog. Daarom vraag ik de minister om die evaluatie alsnog ronduit toe te zeggen.
Afrondend. Bij de voorbereiding van dit debat bladerde ik weer eens door de lezenswaardige memoires — een tip van mijn kant, collega Van Dijk — van de eerste terreurofficier van justitie van ons land, Rolph Gonsalves. Daarin trof mij niet alleen de tomeloze inzet en betrokkenheid van de diensten en instanties waarmee ik mijn bijdrage begon, maar ook de zware verantwoordelijkheid die rust op de betrokken bewindspersonen en hun toewijding aan de veiligheid van ons land. Ook dat is sinds de jaren zeventig niet veranderd en ook dat verdient een woord van waardering. Dat spreek ik hier graag en hardop uit in de richting van deze minister. Dank u zeer.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Talsma. Dan is het woord aan de heer Nicolaï namens de Partij voor de Dieren.