Rappelabele toezeggingen Financiën (Rappel juli 2015)



Dit is het rappel tot 13-07-15.

 




Toezegging Ingrijpen regering bij onvoldoende verhindering van vertragingsmiddelen (30.645) (T01298)

De staatssecretaris van Financiën zegt de Eerste Kamer toe, naar aanleiding van een vraag van het lid Doek (CDA), dat wanneer in de komende vier jaar blijkt dat de onderhavige wet en de middelen die de ontvanger ter beschikking staan onvoldoende verhinderen dat kwaadwillende belastingplichtigen door vertragingstechnieken middelen aan het zicht van de fiscus onttrekken of zelf vertrekken, de regering onmiddellijk zal ingrijpen en de Kamers hierover zal informeren.


Kerngegevens

Nummer T01298
Status voldaan
Datum toezegging 12 april 2011
Deadline 1 oktober 2016
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden drs. H.A. Doek (CDA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen vertraging door belastingplichtigen
vertragingstechnieken
Kamerstukken Initiatiefvoorstel-Dezentjé Hamming-Bluemink en Groot Rechtsbescherming belastingplichtigen bij controlehandelingen fiscus (30.645)


Uit de stukken

Handelingen I 2010/11, nr. 24, item 2, blz. 3

De heer Doek (CDA):

Een andere kanttekening die we hebben geplaatst, zag op belastingplichtigen die echt iets te verbergen hebben en die door het maken van bezwaar en beroep tegen een informatiebeschikking kostbare tijd kunnen winnen, omdat zij op die manier de daadwerkelijke effecten van omkering en verzwaring van de bewijslast mogelijk kunnen uitstellen tot het oordeel van de rechter. In de memorie van antwoord bevestigen de initiatiefnemers in feite dat op deze wijze kwaadwillende belastingplichtigen wel degelijk kostbare tijd kunnen winnen, ook al staat de uiteindelijke omkering en verzwaring van de bewijslast al vast. Als gevolg van de gewonnen extra tijd bestaat immers het risico dat de fiscus alsnog achter het net vist. Hoe kijken de initiatiefnemers en de staatssecretaris tegen dit risico aan?

Handelingen I 2010/11, nr. 24, item 6, blz. 23

Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink:

Van een dergelijk inhoudelijk geschil over informatieverplichtingen zal vaak geen sprake zijn met betrekking tot de categorie belastingplichtigen waarover de heer Doek sprak, namelijk zij die iets te verbergen hebben. Hij sprak de vrees uit dat het voorstel tot gevolg heeft dat die belastingplichtigen tijd kunnen rekken waardoor de Belastingdienst uiteindelijk achter het net vist. Hoewel ik altijd heb geweigerd om deze specifieke categorie die iets te verbergen heeft als uitgangspunt te nemen – ik ga namelijk uit van het goede in de mens en ben overigens van mening dat de goeden niet onder de kwaden moeten lijden – is hieraan toch vrij veel aandacht besteed in het voorstel. Het instellen van bezwaar en beroep met de enige bedoeling om tijd te rekken, is uitermate onaantrekkelijk gemaakt, sterker nog, het is geen loterij zonder nieten. Er zal sprake moeten zijn van een reëel inhoudelijk bezwaar tegen een informatieverzoek. Is dat niet het geval, dan riskeert de belastingplichtige de omkering en verzwaring van de bewijslast, een processuele maatregel waardoor juist deze categorie belastingplichtigen hard wordt getroffen.

Handelingen 2010/11, nr. 24, item 6, blz. 24

Staatssecretaris Weekers:

Als de Belastingdienst het gevoel heeft, lang aan het lijntje te worden gehouden, kan een informatieverzoek sneller de deur uit worden gedaan, zoals dat in het wetsvoorstel wordt geregeld, met uiteindelijk de omkering van de bewijslast als er niet aan wordt voldaan.

De heer Doek (CDA):

Overweegt de staatssecretaris dan ook om in die gevallen over te gaan tot versnelde invordering? Ik zou mij dat zeer goed kunnen voorstellen en ik zou hem dat zelfs aanraden. Ik heb het over gevallen waarin te duchten valt dat de belastingplichtige kwaadwillend is of dreigt te vertrekken. Dat zou aanleiding kunnen zijn, versneld invorderingsmaatregelen te nemen. Daar zou ik voorstander van zijn.

Staatssecretaris Weekers:

Ik wil daar twee dingen over zeggen. Het voorstel voorziet expliciet in een termijnverlenging voor de duur van de procedure. Met andere woorden, deze procedure kost tijd. Die tijd krijgt de Belastingdienst erbij om uiteindelijk de aanslag te kunnen opleggen. De heer Doek voegt daar nog een element aan toe, namelijk dat in de tussentijd de vogel gevlogen kan zijn of dat middelen aan het zicht van de fiscus en dus van de schatkist kunnen zijn onttrokken. De ontvanger kan tijdig zijn conserverende maatregelen treffen als dat nodig is. Dat zal ook zeker gebeuren. Ik hoop daarmee die ongerustheid te kunnen wegnemen. Het is mijn overtuiging dat met het uiteindelijke voorstel en met de middelen die de ontvanger ter beschikking staan, het risico is geminimaliseerd. Desalniettemin is het van belang om gedurende de rit de vinger aan de pols te houden. Als ik signalen krijg dat zaken niet goed zijn, zal ik onmiddellijk ingrijpen en met beide Kamers der Staten-Generaal de tussenstand bespreken. Over vier jaar hebben wij een evaluatiemoment voorzien.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Belastinginkomsten, premies en bbp Caribisch Nederland (33.400 IV) (T01748)

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Kappen, toe dat hij, om onduidelijkheid in de toekomst te voorkomen, ervoor zal zorgen dat de belastinginkomsten en de premies worden meegenomen in de begroting voor het BES-fonds 2014. Daarnaast geeft de minister aan dat hij aan zijn ambtsgenoot van Financiën zal vragen om, wanneer de contacten van de minister van Financiën met het CBS over het vaststellen van het bbp voor de BES-eilanden tot resultaat leiden, hij het resultaat hiervan aan de Kamer zal doen toekomen.


Kerngegevens

Nummer T01748
Status voldaan
Datum toezegging 4 juni 2013
Deadline 1 januari 2014
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden generaal-majoor der Mariniers (b.d.) F.E. van Kappen (VVD)
Commissie commissie voor Koninkrijksrelaties (KOREL)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen belastinginkomsten
Bruto Binnenlands Product
Caribisch Nederland
BES-fonds, begroting
Kamerstukken Begrotingsstaat Koninkrijksrelaties 2013 (33.400 IV)


Uit de stukken

Handelingen I 2012-2013, nr. 29, item 4, blz. 26

De heer Van Kappen (VVD):

Ook over de toename van de lastendruk na 10-10-10 wordt in toenemende mate geklaagd. Volgens onze informatie hebben de Nederlandse ministeries in totaal 230 miljoen euro voor de BES-eilanden op de begroting staan. Volgens de minister kwam er echter per saldo 60 miljoen euro aan belastingen en premies van de eilanden binnen. De BES-eilanden zouden de Nederlandse belastingbetaler dus per saldo 170 miljoen euro kosten. Maar kloppen deze cijfers wel? Volgens de Belastingdienst/Caribisch Nederland bedroeg de opbrengst van belastingen en premies in 2011 112 miljoen dollar en in 2012 117 miljoen dollar. Dat is dus omgerekend respectievelijk ongeveer 86 en 90 miljoen euro. Wat zijn nu de juiste cijfers? Het antwoord op deze vraag is van belang, omdat het mede bepalend is voor het berekenen van de collectievelastendruk. Graag dus een antwoord van de minister op deze vraag.

Handelingen I 2012-2013, nr. 29, item 6, nr. 6, blz. 52-53

Minister Plasterk:

De heer Van Kappen vroeg opheldering over de rijksinkomsten en -uitgaven voor de BES-eilanden. De uitgaven van het Rijk aan Caribisch Nederland zijn 190 miljoen voor 2012 en 217 miljoen voor 2013. De cijfers komen uit de begroting voor het BES-fonds 2013 waarover de leden der Kamer overigens beschikken. Er zit dus nog steeds een stijging in de uitgaven. Daarenboven ontvangen de eilanden voor de uitvoering van hun taken ongeveer 30 miljoen uit het BES-fonds. De inkomsten van het Rijk zijn inderdaad 117 miljoen. Bij de eerder genoemde 60 miljoen ging het alleen om de belasting en niet om de premies. Dat verklaart het verschil tussen beide getallen. Om onduidelijkheid in de toekomst te voorkomen, zal ik ervoor zorgen dat de belastinginkomsten en de premies worden meegenomen in de begroting voor het BES-fonds 2014. Dan heeft men dat integraal.

Ik heb bij het ministerie van Financiën nagevraagd of wij het percentage van de collectievelastendruk zouden kunnen verschaffen, maar dat kunnen wij niet, want wij weten niet precies wat het bbp is. Er is contact met het CBS om dit vast te stellen. De schattingen zijn dat het bbp gegroeid is, waarmee het percentage lastendruk wellicht zou zijn gedaald. Daar staan ook flinke verbeteringen in de voorzieningen tegenover. Dat is de informatie van het ministerie van Financiën.

De heer Van Kappen (VVD):

Uit de cijfers die wij boven water hebben gekregen, blijkt dat de collectievelastendruk in 2010 ongeveer 25,8% was. Met de belastinginkomsten uit de BES – dat is inderdaad zo'n 117 miljoen dollar – kom je in 2012 op een lastendruk van tegen de 34%. Die stijging is wel erg steil. Dan snap ik ook dat de bevolking steen en been klaagt. Ik begrijp nu echter dat de minister die cijfers niet beschikbaar heeft.

Minister Plasterk:

Nee. Ik weet het bbp niet, dus ik ken de noemer niet.

De heer Van Kappen (VVD):

Kunnen wij die cijfers nog krijgen?

Minister Plasterk:

Zoals ik al opmerkte, heeft Financiën contact met het CBS over het vaststellen van het bbp. Ik zal mijn collega vragen om, mocht dit tot resultaat leiden, het resultaat aan de Kamer te doen toekomen.

De heer Van Kappen (VVD):

Dank u zeer.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Informeren Kamer over gebruik van dwingende macro-normen en referentiewaarden decentrale overheden in de EU (33.416) (T01866)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Ester (ChristenUnie), toe de Kamer te informeren over het gebruik van dwingende macro-normen voor decentrale overheden in andere EU landen nadat de Europese Commissie (EC) hiervan een overzicht heeft gepubliceerd. De Minister geeft aan dat de EC in 2014 met een overzicht komt.


Kerngegevens

Nummer T01866
Status voldaan
Datum toezegging 26 november 2013
Deadline 1 januari 2018
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Dr. P. Ester (ChristenUnie)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen decentrale overheden
Europese Commissie
macronormen
referentiewaarden
Kamerstukken Wet houdbare overheidsfinanciën (33.416)


Uit de stukken

Handelingen I 2013-2014, nr. 10, item 10 - blz. 37

De heer Ester (ChristenUnie): Lagere overheden zullen worden geconfronteerd met een dwingende macronorm van 0,5% bbp en de preventieve sancties die daarbij horen. Die norm wordt door vertaald naar referentiewaarden voor de afzonderlijke decentrale overheden. Deze macronorm is echter geen Brussels directief maar komt eigenlijk uit de koker van het kabinet zelf. Over de uitwerking ervan is het wetsvoorstel weinig transparant. Kan de minister de concrete gang van zaken rond de referentiewaarden uit de doeken doen en ingaan op de regiemacht van de lagere overheden in deze context? Daarbij stel ik de vraag of andere EU-landen ook met dwingende macro-normen en referentiewaarden werken.

(...)

Handelingen I 2013-2014, nr. 10, item 13 - blz. 72

Minister Dijsselbloem: De heer Ester heeft gevraagd of andere landen ook met dwingende macronormen werken voor decentrale overheden. De Europese Commissie zal in 2014 een definitief overzicht geven van de wijze waarop de lidstaten de Europese afspraken in nationale wetgeving hebben verwerkt. Zoals bekend is de implementatiedatum 1 januari 2014. Op basis van een begin dit jaar verschenen tussenevaluatie van de richtlijn inzake minimumnormen voor begrotingsraamwerken zijn er meerdere lidstaten die een macronorm hebben afgesproken met decentrale overheden of die bezig zijn om deze nu vast te leggen. Dat gebeurt in Duitsland, Italië en Oostenrijk. Portugal doet het identiek aan hoe Nederland het doet. Als daar behoefte aan is, kan ik de Kamer daarover informeren zodra de Commissie volgend jaar het overzicht heeft gepubliceerd. Ik zeg dat hierbij toe.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Betrekken duurzaamheidsaspecten bij vormgeving leidingwaterbelasting en belasting op afval (33.750) (T01871)

De staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Koffeman (PvdD), toe bij de vormgeving in 2014 van de leidingwaterbelasting en de belasting op afval in 2015, tezamen met de minister van Infrastructuur en Milieu, rekening te houden met het duurzaamheidsaspect. 


Kerngegevens

Nummer T01871
Status voldaan
Datum toezegging 19 november 2013
Deadline 1 januari 2015
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden drs. N.K. Koffeman (PvdD)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen duurzaamheid
Kamerstukken Miljoenennota 2014 (33.750)


Uit de stukken

Handelingen I 2013-2014, 33750, nr. 9 - blz. 98

De heer Koffeman (PvdD):

De minister heeft beloofd dat de staatssecretaris zou terugkomen op mijn motie uit 2010. Daarin werd door dit huis gevraagd om over de duurzaamheidseffecten van elke belastingmaatregel te rapporteren. Hoe staat het daarmee? Wij hebben al een tijdje geen rapportages meer gezien, maar er zijn toch een aantal fiscale maatregelen genomen. Graag krijg ik een reactie op die vraag.

Staatssecretaris Weekers:

Ik meen dat ik destijds al heb aangegeven dat het weinig zinvol is om van elke belastingmaatregel de duurzaamheidseffecten in beeld te brengen. Dat staat overigens los van het punt dat in een zeer laat stadium twee vergroeningsmaatregelen onderdeel zijn geworden van het begrotingsakkoord. Ik doel op de verhoging van de leidingwaterbelasting en de belasting op afval. Alleen al daarom is een duurzaamheidseffectrapportage niet mogelijk. Ik heb zojuist aangegeven dat de uiteindelijke vormgeving van de verhoging van de leidingwaterbelasting afgelopen vrijdag naar de Kamer is gestuurd. Ik zeg de heer Koffeman wel gaarne toe dat ik het komende jaar goed ga bekijken hoe de twee genoemde maatregelen voor 2015 en verder vormgegeven moeten worden. Ik zal daarbij samen met mijn collega van Infrastructuur en Milieu juist naar het duurzaamheidsaspect kijken. 


Brondocumenten


Historie







Toezegging Toezenden notitie fiscaliteit en vergroening (33.752 / 33.753 / 33.754 / 33.755) (T01951)

De staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Ester (ChristenUnie), toe in de loop van 2014 met een notitie te komen over het onderwerp fiscaliteit en vergroening. 


Kerngegevens

Nummer T01951
Status voldaan
Datum toezegging 17 december 2013
Deadline 1 januari 2015
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden Dr. P. Ester (ChristenUnie)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen Vergroening
Kamerstukken Wet wijziging percentages belasting- en invorderingsrente (33.755)
Wet aanpak fraude toeslagen en fiscaliteit (33.754)
Overige fiscale maatregelen 2014 (33.753)
Belastingplan 2014 (33.752)


Uit de stukken

Handelingen I 2013-2014, nr. 13, blz. 24-25

De heer Ester (ChristenUnie):

[...]

Het Belastingplan 2014 kent een aantal maatregelen die milieubelastend gedrag fiscaal beprijzen en duurzaam opgewekte energie fiscaal faciliteren. Het gaat dan om de verhoging van accijnzen op autobrandstoffen, het aanscherpen van de C02-normen bpm, de verhoging van de leidingwaterbelasting, de herinvoering heffing afval storten, en het begunstigen van lokaal duurzaam opgewekte energie. Mijn fractie is voorstander van het vergroenen van ons fiscaal stelsel. Wij vinden dit goede maatregelen. Van ons mag het zelfs verder gaan. Het gaat immers om het zuinig omgaan met schaarse grondstoffen, om het behoud van de aarde, om de schepping. Rentmeesterschap is voor ons bepalend. We horen deze staatssecretaris zelden over wat zijn visie is op de inzet van ons fiscaal stelsel om duurzame productie- en consumptiepatronen te bevorderen. Om onze economie daadwerkelijk te vergroenen. Mijn fractie zou graag van de staatssecretaris een korte reflectie horen op de vraag hoe hij dit kernthema benadert. Kan hij met de senaat delen wat zijn visie is op de relatie tussen fiscaliteit en duurzaamheid? Waar liggen zijn prioriteiten en hoe hoog legt hij de lat?

Handelingen I 2013-2014, nr. 14, blz. 10

De heer Ester (ChristenUnie):

De staatssecretaris heeft al veel gezegd over fiscaliteit en vergroening. GroenLinks en mijn partij hebben hier ook expliciet naar gevraagd. Hij heeft al gezegd dat hij daar de komende tijd over zal nadenken. Is hij bereid om dit op papier te zetten? Wil hij met ons delen hoe hij de relatie ziet tussen de inzet van fiscale instrumenten voor vergroening en alle kanttekeningen en mitsen en maren die hij al heeft genoemd?

Staatssecretaris Weekers:

Het lijkt mij heel zinvol om dit nog eens aan het papier toe te vertrouwen, ergens in de loop van het komende jaar. Hierbij zal ik ook het dilemma en de positie van Nederland schetsen. Hoe presteren wij op het gebied van fiscale vergroening? Volgens de OESO bevinden wij ons in de kopgroep van fiscale vergroening. Dit kent zijn grenzen in een level playing field en werkgelegenheidseffecten. Wij hebben bijvoorbeeld niet voor niets een verlaagd energiebelastingtarief voor de glastuinbouw. Zo zorgen wij ervoor dat Nederlandse tuinders concurrerend kunnen zijn op de wereldmarkt. Zo hebben wij tal van elementen ingebouwd.

Handelingen I 2013-2014, nr. 14, blz. 21

De heer Ester (ChristenUnie):

[...]

Ik dank de staatssecretaris voor zijn toezegging aan mijn fractie om zijn visie op papier te zetten op de relatie tussen fiscaliteit en vergroening. Het gaat dus om de vraag hoe fiscale instrumenten kunnen worden ingezet om de milieuvriendelijke productie en consumptie te bevorderen. Wij zien uit naar een brede integrale visie. Mijn fractie gaat er ook van uit dat wij een gedegen nota tegemoet kunnen zien. Nederland heeft hier behoefte aan. Nederland moet op dit punt vooral ook een internationale slag weten te maken. Mijn concrete vraag is of wij de nota voor de zomer van volgend jaar tegemoet kunnen zien.

Handelingen I 2013-2014, nr. 14, blz. 23

Mevrouw De Boer (GroenLinks):

[...]

Wij zijn blij met de toezegging van de staatssecretaris dat hij met een notitie zal komen over de fiscale vergroening, met aandacht voor kansen, uitdagingen en dilemma's. De staatssecretaris heeft toegezegd dat deze notitie er in de loop van het volgend jaar komt. Wij zouden hem willen vragen of dit ook voor de zomer kan, zodat wij er ook zonder de hectiek van het Belastingplan rustig over kunnen spreken.

Handelingen I 2013-2014, nr. 14, blz. 23-24

Mevrouw Sent (Pvda):

[...]

Dan het laatste punt, duurzaamheid. Wij zijn blij met de toezegging aan de ChristenUnie dat er een notitie zal komen over de inzet van het fiscaal instrumentarium ten behoeve van vergroening. Onze vraag daarbij is of de staatssecretaris bereid is om de fiscale vergroeningsmogelijkheden, zoals door ons gesuggereerd in onze inbreng in eerste termijn, te betrekken bij de notitie die hij zal aanleveren over een fiscaal instrumentarium en vergroening. Ook is onze vraag daarbij welke rol hij ziet voor inzichten uit de gedragseconomie. Hij heeft aangegeven dat staatssecretaris Mansveld daar aandacht voor heeft en dat de RMO daar een rapport over uit zal brengen. Wat mogen wij dan vervolgens van het kabinet verwachten in reactie op die inzichten en aanbevelingen? Graag krijgen wij hierover iets meer helderheid.

Handelingen I 2013-2014, nr. 14, blz. 26

Staatssecretaris Weekers:

[...]

De heer Ester heeft gevraagd naar de visie op fiscaliteit en vergroening. Eerder in het debat heb ik gezegd dat ik de desbetreffende nota in de loop van 2014 naar de Kamer wil zenden. In alle eerlijkheid wil ik me op dit moment niet binden aan een concrete datum.

De heer Van Boxtel koppelde daaraan de vraag of ik me wel senang voel als ik een reactie stuur op de commissie-Van Dijkhuizen en op een later moment de vergroening daaraan toevoeg. Het liefst zou ik dit natuurlijk integraal doen, maar ik heb beide Kamers beloofd dat mijn reactie op de commissie-Van Dijkhuizen aan het eind van het eerste kwartaal komt, ergens rond 1 april. Dan heb ik dat stuk over de vergroening niet af, zeker niet omdat ik eerst het rapport van het Planbureau voor de Leefomgeving wil afwachten. Dat komt in het voorjaar, met het tweede deel van een onderzoek naar fiscale vergroening, waarin met name wordt ingezoomd op accijnzen, energiebelasting en autobelastingen. Dat soort gegevens moet ik er natuurlijk bij betrekken. Ik zal daar uiteraard ook de motie-Essers/Bröcker bij betrekken, waarin wordt gesteld dat een aantal fiscale instrumenten mooi is, maar dat dat wel moet worden teruggedrongen en dat ervoor moet worden gezorgd dat het geheel goed functioneert. Als ik iets hierover op papier zet, moet ik het wel ordentelijk doen.

De heer Van Boxtel (D66):

Ik zei al dat ik de vraag van de heer Ester buitengewoon legitiem vind. Ik doe daar dus niets aan af. Toch heb ik moeite met de fragmentatie die gaat optreden als wij in april een reactie krijgen op de commissie-Van Dijkhuizen en in mei weer een andere notitie over één onderdeel van de fiscaliteit, namelijk de verduurzaming. Ik wil mijn collega's vragen om hierin tijdens de procedurevergaderingen, als wij het een en ander bij elkaar leggen, toch wat meer synergie aan te brengen. Ik zie het namelijk gebeuren dat we straks over Van Dijkhuizen weer van alles zullen vinden, maar in afwachting van deelnotities over deelterreinen zoals de duurzaamheid ook weer allerlei voorbehouden zullen moeten maken. Ik kan me niet voorstellen dat we zoiets een heel goede route vinden.

De heer Ester (ChristenUnie):

Ik ben niet gelukkig met deze interventie van de heer Van Boxtel. Als we allerlei dossiers verknopen, gebeurt er namelijk helemaal niets. Duurzaamheid is een essentieel onderdeel van de toekomst van Nederland, van onze economie, van de vergroening van onze samenleving. We moeten zoiets niet opgeven door het weer aan andere zaken te knopen. Ik blijf graag bij het idee om de staatssecretaris te vragen om een aparte notitie. Hij kan alle plussen en minnen daarbij gebruiken, maar de duurzaamheid van Nederland is mij te lief om op deze manier weg te geven.

De heer Van Boxtel (D66):

Voor de zuiverheid van de Handelingen wil ik daar nog wat over zeggen, want de heer Ester doet nu iets wat ik niet kan accepteren. Duurzaamheid is mij immers net zo lief, en gezien de traditie van D66 misschien nog wel wat liever. Dat is dus niet het argument om dit apart te willen. Al is duurzaamheid ook mij heel erg lief, het gaat me om de samenhang binnen de gehele fiscaliteit.

Staatssecretaris Weekers:

Ik begrijp beide wensen heel goed, maar ik heb te maken met beide Kamers der Staten-Generaal. Ik heb afgesproken dat ik op een bepaald moment met een kabinetsreactie kom op de commissie-Van Dijkhuizen. Het lukt me niet om dan al het aan de heer Ester toegezegde stuk op tafel te leggen, simpelweg omdat ik de studies die ik daarvoor wil gebruiken nog niet heb. Dat laat onverlet dat deze Kamer zelf kan beslissen wanneer zij het debat met mij wil aangaan, en of zij het over afzonderlijke onderdelen van het fiscale beleid wil doen of het interessanter vindt om dit integraal te doen en daarvoor met een bepaalde discussie te wachten. Een ander voorbeeld daarvan is de discussie over de belastingverdragen. Als ik me niet vergis, ligt de notitie daarover hier sinds 28 januari 2011. In de afgelopen zomer is de kabinetsreactie op het SEO-onderzoek daarbij gekomen en inmiddels ook de reactie op de motie van het lid Klaas de Vries. Dat betekent dat er een heel breed totaalpakket op tafel ligt waarover wij met elkaar van gedachten kunnen wisselen. Als u het nodig vindt om over een bepaald onderdeel separaat met mij te spreken en als u dat heel snel wilt doen, dan ben ik uiteraard altijd gaarne bereid om dat gesprek met u snel aan te gaan. Dus hoe u daarmee verder procedeert leg ik uiteraard graag terug in uw midden.

De heer Ester (ChristenUnie):

Ik laat het aan u over of dat kort voor of na de zomer is, maar ik zou die notitie wel graag rond die tijd van u ontvangen, kort voor of kort na de zomer. Ik begreep dat u dat hebt toegezegd.

Staatssecretaris Weekers:

Ja. Ik doe wat ik kan. Ik heb net gezegd dat ik ook afhankelijk ben van onderzoeken die andere gerespecteerde bureaus doen en die ik nodig heb als input. Ik zal er uiteraard ook de motie-Ester/Bröckers bij betrekken, die eigenlijk al wat restricties aanbrengt bij wat je zou kunnen of moeten. Maar misschien is het nu juist heel mooi om dit in combinatie te zien en om met elkaar wat uitgangspunten voor de toekomst te bespreken, zodat iedereen ook voelt waar en wanneer er wel ruimte is. Laten wij dan daarover het debat voeren. Laten wij dat dus zo snel als mogelijk doen, maar wel verantwoord en op basis van de juiste informatie en onderzoeken van derden.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Toezenden nadere uitleg regeringsstandpunt herziening Moeder-Dochterrichtlijn (25.087) (T01960)

De staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van het lid Elzinga (SP), toe een nadere uitleg te zullen sturen van het standpunt van de Nederlandse regering ten aanzien van het voorstel van de Europese Commissie tot aan passing van de Europese Moeder-Dochterrichtlijn. Hij zal deze brief op een zo kort mogelijke termijn, bij voorkeur vóór dinsdag 28 januari 2014 aan de Kamer doen toekomen.


Kerngegevens

Nummer T01960
Status voldaan
Datum toezegging 21 januari 2014
Deadline 1 juli 2014
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden A. Elzinga (SP)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen belastingontwijkingen
dubbele belasting
Kamerstukken Internationaal fiscaal (verdrags)beleid (25.087)


Uit de stukken

Handelingen I 2013-2014, nr. 16 - blz. 29-30

De heer Elzinga (SP):

[...]

De staatssecretaris brengt twee bezwaren op tegen het algemene antimisbruikartikel dat is voorgesteld bij deze wijziging van de moeder-dochterrichtlijn. Het eerste bezwaar is dat de nationale bevoegdheid over zou gaan naar supranationaal niveau. Maar dat is nu juist waarvoor de staatssecretaris al vele malen heeft gepleit, onder meer in brieven. Als je misbruik internationaal wilt tegengaan vanwege de mismatches tussen antimisbruikbepalingen en regelgeving op het gebied van belasting op basis waarvan ontwijking kan plaatsvinden, kun je dat alleen multilateraal doen. Nu ligt er een initiatief, nota bene op basis van een werkgroep waaraan de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs heeft meegewerkt en op basis van het OESO/BEPS-actieplan, maar zegt de staatssecretaris: nu we onze handtekening moeten zetten onder een antimisbruikbepaling waar we zelf niet meer over gaan, wil ik dat liever niet. Ik wil heel graag op dat punt weten hoe het zit.

Staatssecretaris Weekers:

Deze bepaling is niet het gevolg van dat OESO-project. Het voorstel van de Europese Commissie is een uitvloeisel van een actieplan dat de Europese Commissie zelf eerder heeft uitgebracht. Ik heb aangegeven dat we misbruik bij voorkeur bestrijden via een multilateraal verdrag van de OESO, waarbij dit in elk bilateraal belastingverdrag kan worden geïncorporeerd dat op basis van de OESO-richtlijnen is geschreven. Die discussie loopt nog. Hier gaat het heel specifiek over de intra-Europese verhoudingen. Ik heb al gezegd dat ik het ene onderdeel van de maatregel onderschrijf. Het andere onderdeel van de maatregel is nu zodanig omschreven dat wij risico's daaraan zien. Misschien is het goed als ik de bezwaren preciezer beschrijf. Dat zou ik moeten doen als we ietsje verder in het traject zijn. Nederland staat namelijk niet alleen hierin; vele lidstaten hebben bezwaren. Ik zal dan heel precies uitleggen waar het in zit. Ik snap dat de heer Elzinga zegt: je hebt gezegd dat je internationaal iets zou willen doen, maar nu er een voorstel is, teken je niet onmiddellijk bij het kruisje. Dat laatste komt omdat internationale voorstellen ook wel goed moeten zijn.

De voorzitter:

Kort, mijnheer Elzinga.

De heer Elzinga (SP):

De staatssecretaris zegt net tegen de VVD-woordvoerder dat hij erg voor antimisbruikbepalingen is en dat die het liefst zo moeten zijn zoals Nederland ze zelf graag ziet. Als dat niet kan, zal hij noodgedwongen het alternatieve voorstel steunen dat wel op tafel ligt, omdat er wel een antimisbruikbepaling moet liggen. Ik begrijp dat de bezwaren zitten in het tweede deel. De staatssecretaris vindt deze antimisbruikmaatregel te algemeen. Ik kan mij voorstellen dat hij zegt: we gaan onderhandelen tot de maatregel zo goed mogelijk is geworden, maar uiteindelijk steunen we in Europa liever iets wat supranationaal is dan helemaal niets.

Staatssecretaris Weekers:

We onderhandelen sowieso over de teksten om de zaak te verbeteren. Ik hoop dat er iets uit komt wat ook Nederland kan steunen. Ik zou het natuurlijk niet kunnen uitleggen als Nederland alleen zou staan in zijn kritiek en de zaak zou blokkeren. Dat gaat Nederland niet doen. Ik wil wel dat er een zodanige antimisbruikbepaling komt dat we daarmee niet bonafide bedrijven het land uit jagen of kopschuw maken om in Nederland te investeren omdat het te ongericht is. Dat zal de heer Elzinga ook wel met mij eens zijn. Wees ervan overtuigd dat we deze discussie serieus voeren. De Tweede Kamer houden we met de overleggen over de Ecofin-Raad van tijd tot tijd op de hoogte. Ik zal de Kamer nader per brief informeren op het moment dat er wat meer zicht bestaat op de discussie.

Handelingen I 2013-2014, nr. 16 - blz. 32-33

De heer Elzinga (SP):

Voorzitter. Ik zal het kort houden in deze tweede termijn. Allereerst bedank ik de staatssecretaris voor de antwoorden, zij het dat veel ervan impliciet was, en voor zijn algemene, maar wel heel uitgebreide inleiding. Het verhaal wordt daardoor wel goed in een verband gezet, waarvoor mijn complimenten. Ik merk dat de staatssecretaris zeer is gehecht aan het aantrekkelijke vestigingsklimaat, inclusief een concurrerend fiscaal beleid, maar ik ben daar niet verbaasd over. Gelukkig zie ik ook dat wij het in elk geval eens zijn over de feiten. Geen van de cijfers die ik noemde, is tegengesproken. Daarmee is de omvang van het ontwijkingsprobleem dan wel bekend, net als de rol van Nederland daarin.

Ik ben verheugd dat Nederland niet specifiek uit is op een rol om op grote schaal belastingontwijking te faciliteren. Dat had ik ook niet gehoopt, maar daar moesten we het toch over hebben. Het gaat om misbruik van verschillen in belastingregimes tussen landen en dat is geen specifiek Nederlands probleem, zegt de staatssecretaris heel duidelijk.

Ik ben ook zeer verheugd dat Nederland er een uitgesproken voorstander van is om deel uit te maken van de oplossing van het omvangrijke probleem van belastingontwijking. In de meer concrete antwoorden zie ik nog niet zo goed hoe. Er is sprake van een spanningsveld. Enerzijds wordt geconstateerd dat een multilaterale aanpak noodzakelijk is om iets te kunnen doen aan belastingontwijking als gevolg van verschillen tussen regimes. Anderzijds is er het standpunt in het BNC-fiche, dat in eerste termijn is herhaald, over een algemene antimisbruikbepaling bij de moeder-dochterrichtlijn, zoals door de Europese Commissie wordt gewenst. Hoe wordt dat spanningsveld weggenomen? De staatssecretaris heeft toegezegd met een nadere brief te komen om de bezwaren meer en detail toe te lichten. Dat waardeer ik, maar ik onderstreep mijn eerdere standpunt nog in de volgende motie.

Motie

De voorzitter: Door de leden Elzinga, De Boer, Kox, Ruers en Ganzevoort wordt de volgende motie voorgesteld:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de grondslaguitholling van de vennootschapsbelasting internationaal op de agenda staat in G20-, OESO- en EU-verband;

constaterende dat multinationale ondernemingen de verschillen tussen verschillende belastingregimes van landen gebruiken en misbruiken;

constaterende dat deze belastingplanning leidt tot een ongewenst ongelijk speelveld tussen transnationaal en nationaal opererend bedrijfsleven;

van mening dat dubbele niet-belasting voorkomen dient te worden, bij voorkeur via multilaterale afspraken;

verzoekt de regering, multilaterale initiatieven voor algemene antimisbruikmaatregelen door EU en OESO te ondersteunen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt letter G (25087).

De heer Elzinga (SP):

Het zou heel fijn zijn als de door de staatssecretaris toegezegde brief onze Kamer voor volgende week zou bereiken, want dan kunnen wij de inhoud daarvan nog meewegen voordat wij over die motie gaan stemmen. Dat was mijn tweede termijn.

Handelingen I 2013-2014, nr. 16 - blz. 36

Staatssecretaris Weekers:

Ik kom op enkele concrete punten. Ik ga in op de motie van de heer Elzinga die wel is ingediend, met letter G. Daarin wordt de regering verzocht multilaterale initiatieven voor algemene antimisbruikmaatregelen door EU en OESO te ondersteunen. Als dit een motie is ter ondersteuning van beleid, zeg ik: akkoord. Ik wil echter niet via een algemeen geformuleerde motie alles accepteren wat een ander bedenkt. De Europese Commissie heeft de GAAR-bepaling bedacht. Deze GAAR-bepaling is een algemene antimisbruikbepaling, maar de formulering ervan is niet verstandig. De heer Essers heeft daarover het nodige gezegd. Ik ga niet bij voorbaat bij het kruisje tekenen. Ik denk dat het van belang is om pas over deze motie te stemmen als de Kamer de brief heeft ontvangen. Ik zal kijken of ik die brief binnen een week kan sturen. Ik wil daarin specifieker en preciezer duiden waar de Nederlandse bezwaren zitten en in welke richting wij meediscussiëren om wel tot een gemeenschappelijke noemer te komen. Ik zal proberen om die brief binnen een week te sturen, maar als hij er maandag nog niet ligt, verzoek ik de heer Elzinga om de motie even aan te houden tot de brief er ligt. Ik zal er mijn best voor doen dat de Kamer die brief snel krijgt, maar hij moet ook wel precies worden geschreven.

De heer Elzinga (SP):

Ik dank de staatssecretaris ervoor dat hij gaat proberen om die brief binnen een week te sturen.

Handelingen I 2013-2014, nr. 16 - blz. 37

Staatssecretaris Weekers:

[...]

Mevrouw Sent heeft nog gevraagd wanneer de brief over de moeder-dochterrichtlijn wordt verstuurd, waarin ook zal staan wat de Nederlandse inzet is. Zoals ik al heb gezegd in reactie op de heer Elzinga, stuur ik die brief op een zo kort mogelijke termijn, bij voorkeur voor volgende week dinsdag. Mocht dat niet lukken, dan zal het een week later zijn. Ik zeg er wel bij dat dit proces in Europa eerst in ambtelijke werkgroepen aan de orde is. We hebben dus nog niet volledig zicht op de positie van allerlei andere lidstaten. Dit proces is dus nog echt in beweging. Ik zal de Kamer echter datgene schrijven wat ik erover kan schrijven.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Toezending brief over de gevolgen voor het partnerpensioen van de voorgestelde aftopping van het pensioengevend loon op € 100.000 (33.610 / 33.847) (T01965)

De staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van de leden Backer (D66), Hoekstra (CDA) en De Lange (OSF), toe schriftelijk antwoord te zullen geven op de vraag naar de gevolgen voor het partnerpensioen van de in de voorliggende wetsvoorstellen voorgestelde aftopping van het pensioengevend loon op € 100.000.  


Kerngegevens

Nummer T01965
Status voldaan
Datum toezegging 20 mei 2014
Deadline 1 juli 2014
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden Jhr.mr. J.P. Backer (D66)
Mr. W.B. Hoekstra (CDA)
Prof.dr. C.A. de Lange (Fractie-De Lange)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen partnerpensioenen
Kamerstukken Novelle Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen en het Belastingplan 2014 (33.847)
Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen (33.610)


Uit de stukken

Handelingen I 2013-2014, nr. 30 - blz. 6

Staatssecretaris Wiebes:

Het is niet zo'n eenvoudige kwestie. De heer De Lange maakt op mij bepaald niet de indruk een nieuweling in dit soort debatten te zijn. De heer Backer heeft er ook serieus naar gevraagd. Het CDA heeft er eerder naar gevraagd, maar het antwoord op de vraag van het CDA, heeft de twee andere leden blijkbaar niet overtuigd. Waarom zou ik hier niet even één stapje terug doen? Ik zeg toe dat ik op schrift laat zetten hoe het zit. Als we het daarna nog steeds oneens zijn, treffen de heer De Lange en ik elkaar in dezelfde fauteuil en dan hebben we het er naar aanleiding van een stuk over. Dat lijkt mij een voor beide partijen bevredigender situatie. Ik zie de heer De Lange knikken.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Wetswijziging inzake partnerbegrip bij opvangsituaties (34.002) (T02078)

De Staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Essers (CDA), toe in de loop van 2015 te komen met een voorstel voor een wetswijziging inzake het partnerbegrip voor de situatie waarin een volwassene met kind die gehuisvest wordt in een opvanghuis met een andere onbekende volwassene, verplicht de fiscaal- en toeslagpartner wordt van die andere persoon en vice versa. Of de wetswijziging ruimhartig zal terugwerken, is een onderzoeksvraag die bij de voorbereiding meegenomen wordt.  


Kerngegevens

Nummer T02078
Status voldaan
Datum toezegging 16 december 2014
Deadline 1 juli 2015
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden Prof.dr. P.H.J. Essers (CDA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen fiscaal en toeslagpartner
huisvesting in opvanghuis
partnerbegrip
Kamerstukken Belastingplan 2015 (34.002)


Uit de stukken

Handelingen I 2014-2015, nr. 13, item 4 - blz. 4

De heer Essers (CDA):

Alle redelijkheid lijkt te zijn weggevallen als het gaat om de toepassing van het partnerbegrip bij opvangsituaties. Indien een persoon die dakloos is of bijvoorbeeld is weggelopen van een gewelddadige echtgenoot in een opvanghuis terechtkomt en met meerdere personen in wisselende combinaties met en zonder kinderen in dit tehuis woont, kunnen er ongewenste gevolgen optreden voor de regeling van onder andere de toeslagen. Als namelijk twee volwassenen op hetzelfde adres zijn ingeschreven in de Basisregistratie Personen en op dit adres een kind van een van hen staat ingeschreven, zijn ze voor de inkomstenbelasting en toeslagen verplicht partners. Er is slechts een tegenbewijsmogelijkheid opgenomen voor het geval van huur of onderhuur. De leden van de CDA-fractie roepen de regering op om aan deze absurde situatie, waarin mensen die niets met elkaar te maken hebben maar alleen toevallig in hetzelfde opvanghuis tijdelijk terecht zijn gekomen, als partners worden aangemerkt, een einde te maken. Dreigt hier niet de voorspelling van Stephen Hawking dat robots de mens gaan domineren waarheid te worden? Uiteindelijk moet de mens toch altijd in staat zijn om absurde uitkomsten van een computermodel te repareren? In dit verband ben ik blij met de opmerking van de staatssecretaris in de nota naar aanleiding van het verslag dat er op ambtelijk niveau een gesprek is geweest met de Federatie Opvang. We zijn uiteraard benieuwd of dit gesprek de staatssecretaris al tot de beslissing heeft gebracht om in dezen een uitzondering op het partnerbegrip te maken. Het zou in deze donker dagen voor Kerst een mooi gebaar zijn. 

Handelingen I 2014-2015, nr. 14, item 11 - blz. 3

Staatssecretaris Wiebes:

De heer Essers heeft mij gevraagd of ik bereid ben om een uitzondering te maken op het partnerbegrip. Ik heb vanochtend een brief hierover gestuurd naar deze Kamer en naar de Tweede Kamer. Ik heb toegezegd om hierover te spreken. We hebben bekeken of er praktische oplossingen waren. Praktisch gesproken waren die praktische oplossingen er niet, maar ik ben bereid om na te denken over een of andere uitzonderingsvorm. In de loop van volgend jaar zal ik daarvoor een voorstel doen, zodat dit geval, ook naar het oordeel van de heer Essers, op een passende manier kan worden vormgegeven. 

Handelingen I 2014-2015, nr. 14, item 11 - blz. 20

De heer Essers (CDA):

Ik kom te spreken over de wettelijke oplossing die is toegezegd voor de situatie van opvangtehuizen en de werking van de partnerregelingen bij de belastingen en toeslagen. Ik ben blij dat er een wettelijke oplossing komt. Het verbaast mij enigszins dat er geen praktische oplossing denkbaar was, want als het wettelijk kan, zou het praktisch toch eigenlijk ook moeten kunnen. Zo lijkt het in ieder geval. Graag zou ik willen weten om welke termijn het in dit verband gaat. De staatssecretaris zegt dat hij volgend jaar met een wetswijziging komt. Ik mag aannemen dat die zo ruimhartig mogelijk gaat terugwerken, zodat zo min mogelijk mensen geconfronteerd worden met de moeilijke situatie dat ze in een keer partner worden van iemand die ze helemaal niet kennen. 

Handelingen I 2014-2015, nr. 14, item 11 - blz. 28

Staatssecretaris Wiebes:

De heer Essers heeft gevraagd op welke termijn wij het partnerbegrip werkend hebben. Een voorstel tot wijziging in de loop van volgend jaar zou haalbaar moeten zijn. De vraag of het ruimhartig terugwerkt, neem ik even als onderzoeksvraag mee. Ik interpreteer het vooralsnog als een wens. Op die wens heb ik het antwoord nog even niet, maar hij is genoteerd. 


Brondocumenten


Historie