Toezegging Evaluatie nieuwe staatkundige structuur (31.568) (T01031)
De minister van Justitie zegt de Kamer, naar aanleiding van een vragen/opmerkingen van de leden Van Kappen (VVD), mevrouw Ten Horn (SP) en Laurier (GroenLinks), toe dat nieuwe staatkundige structuur in werking zal worden geëvalueerd na ommekomst van 5 jaar, waarbij met name ook zal worden gekeken naar de integratie van de BES in het Nederlandse staatsbestel
| Nummer | T01031 |
|---|---|
| Status | afgevoerd |
| Datum toezegging | 19 mei 2009 |
| Deadline | 31 december 2015 |
| Voormalige Verantwoordelijke(n) | Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (Hoofdverantwoordelijke) Minister van Justitie |
| Huidige Verantwoordelijke(n) | Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (Hoofdverantwoordelijke) Minister van Veiligheid en Justitie |
| Kamerleden | dr. G.H.M.M. ten Horn (SP) generaal-majoor der Mariniers (b.d.) F.E. van Kappen (VVD) drs. J.P. Laurier (GroenLinks) |
| Commissie | commissie voor Koninkrijksrelaties (KOREL) |
| Soort activiteit | Plenaire vergadering |
| Categorie | evaluatie |
| Onderwerpen | Caribisch Nederland evaluaties staatkundige vernieuwing |
| Kamerstukken | Staatkundige vernieuwing van het Koninkrijk (31.568) |
Handelingen I 2008-2009, nr. 32
Blz. 1457
(...)
De heer Van Kappen (VVD):
De Grondwet, inclusief artikel 1, is volledig op de BES-burgers van toepassing. Inzake hun rechten en plichten kan alleen worden gedifferentieerd voor zover er geen sprake is van ongelijke behandeling. Daar is hier dus geen sprake van, integendeel. De regering denkt dit op te lossen door een afwijkingsartikel op te nemen in het Statuut. Maar is het niet merkwaardig dat voor een deel van Nederland de Grondwet op onderdelen buiten werking wordt gesteld door een artikel in het Statuut? Horen regelingen voor de BES-eilanden in de nieuwe situatie eigenlijk nog wel thuis in het Statuut? Mijn fractie is van mening dat deze constructie eigenlijk niet kan en hoogstens een tijdelijke oplossing kan bieden. Uiteindelijk is naar onze mening, hoe lastig dan ook, een grondwetswijziging noodzakelijk. Ik krijg graag de mening van de bewindslieden over dit punt
Blz. 1462
Mevrouw Ten Horn (SP):
In de Slotverklaring is overeengekomen dat er speciale aandacht besteed zal worden aan het inlopen van achterstanden bij de heffing en inning van belastingen. Hoe staat het er op de verschillende eilanden op dit punt voor? Wanneer zal integratie van landsbelastingen van de BES-eilanden met de Nederlandse wetgeving gaan plaatsvinden? Hoever is het met het Nederlands onderzoek naar het toekomstig fiscale stelsel voor de BES-eilanden? Begrijpen wij het goed dat de systematiek van de Wet financiële verhoudingen BES (WfvBES) sterk overeenkomt met de heffing van gemeentebelastingen? Is dat de reden waarom in de Besluitenlijst BES van 13 januari jongstleden staat dat op de BES-eilanden met name de winstbelasting verder verlaagd of afgeschaft zal worden? Is dat omdat winstbelasting onder het rijksbelastingregime valt of is er een andere aanleiding? Op welke termijn wordt bezien hoe het regime van rijksbelastingen op de BES-eilanden vorm moet krijgen?
Blz. 1467
De heer Laurier (GroenLinks):
De BES-eilanden worden onderdeel van het land Nederland. Wie de publieke discussie volgt, zegt dat het vooral gemeenten lijken te worden, bijzondere gemeenten, maar dat is toch niet helemaal juist. Het worden openbare lichamen […] Ik kan mij voorstellen dat in een overgangsfase wordt gekozen voor openbare lichamen. Maar hoe ziet het kabinet die toestand op een wat langere termijn? Zullen de eilanden dan nog steeds openbare lichamen zijn of zullen ze toch meer ingroeien in onze normale bestuurlijke verhoudingen? In feite geldt die vraag ook voor de wetten die zullen gelden in de overgangsfase. Voor een deel wordt Antilliaans recht omgezet in Nederlands recht, maar hoe ziet die situatie er op termijn uit? Mijn fractie zou het op prijs stellen als er vanuit het kabinet wat meer helderheid over werd gegeven. Is er sprake van een overgangsperiode, hoe lang is die, aan welke termijnen wordt gedacht en welk eindbeeld bestaat daarbij?
Blz. 1487-1488
Minister Hirsch Ballin:
In antwoord op de vragen die zijn gesteld door mevrouw Ten Horn, de heer Laurier en de heer Van Kappen zeg ik toe dat wij de nieuwe staatkundige structuur in werking zullen evalueren na ommekomst van vijf jaren. Wij zullen dan ook nagaan of de verankering van Bonaire, Saba en Sint Eustatius voldoende is. Uiterlijk dan zullen wij ook tot een conclusie moeten zijn gekomen over de toekomstige relatie tot het EU-recht en andere wetgeving die in het Europese deel van Nederland van kracht is.
-
28 juni 2016
nieuwe status: afgevoerd
Voortgang: -
24 mei 2016
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
12 mei 2016
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten: -
22 september 2015
nieuwe deadline: 31 december 2015
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
14 september 2015
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
Verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
Voor kennisgeving aangenomen door de Eerste Kamercommissie BiZa/AZ op 22 september 2015
EK 34.000 VII / 34.000 IV, F
-
-
30 september 2014
nieuwe deadline: 31 december 2015
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
11 september 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
Verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over de stand van zaken met betrekking tot (deels) openstaande toezeggingen
- voor kennisgeving aangenomen door de Eerste Kamercommissie BZK/AZ op 23 september 2014
- voor kennisgeving aangenomen door de commissie voor KOREL op 30 september 2014
EK 33.750 VII / 33.750 IV, F
-
-
7 juni 2011
nieuwe commissie: commissie voor Koninkrijksrelaties (KOREL) -
7 juni 2011
commissie vervallen: commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken (NAAZ) -
14 oktober 2010
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Veiligheid en Justitie -
14 oktober 2010
verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Justitie -
19 mei 2009
nieuwe status: openstaand -
19 mei 2009
toezegging gedaan
Toezegging Invoering van het dualisme in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba zal vijf jaar na inwerkingtreding van de WolBes worden geëvalueerd (31.954) (T01154)
De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag/opmerking van de leden van de CDA-fractie (i.c. Doek), toe dat de invoering van het dualisme in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba vijf jaar na inwerkingtreding van deze wet zal worden geëvalueerd.
| Nummer | T01154 |
|---|---|
| Status | voldaan |
| Datum toezegging | 27 april 2010 |
| Deadline | 31 december 2015 |
| Voormalige Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
| Huidige Verantwoordelijke(n) | Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
| Kamerleden | drs. H.A. Doek (CDA) |
| Commissie | commissie voor Koninkrijksrelaties (KOREL) |
| Soort activiteit | Nota naar aanleiding van het verslag |
| Categorie | evaluatie |
| Onderwerpen | dualisme evaluaties Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba |
| Kamerstukken | Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (31.954) |
Kamerstukken I 2009/10, 31954 B, blz. 4
Leden CDA-fractie (i.c. Doek):
De vormgeving van de openbare lichamen is in nauw overleg met de diverse bestuurscolleges en gebaseerd op de uitgangspuntennotitie van 31 januari 2008 tot stand gekomen. De leden van de CDA-fractie onderschrijven deze uitgangspunten. Zij achten het juist dat de Gemeentewet uitgangspunt is en menen dat de diverse bepalingen die erop gericht zijn om een zo’n onafhankelijk mogelijk bestuur te waarborgen, ook voor andere afgeleide organen van het openbaar lichaam geëigend zijn tegen de achtergrond van de zeer bescheiden omvang van de drie eilanden. Genoemde leden houden enige reserve met betrekking tot het invoeren van het dualisme, mede tegen de toch niet altijd positieve ervaringen in Nederland op dit punt. In dat kader vragen zij de regering om de dualisering uitdrukkelijk te betrekken bij de evaluatie. Deze leden achten de onverenigbaarheid van functies zoals bij amendement-Remkes c.s. (Kamerstukken II 2009/10, 31 954, nr. 19.) voor ambtenaren van Bonaire geregeld juist.
Kamerstukken I 2009/10, 31954 C, blz. 4
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties:
Op verzoek van de leden van de CDA-fractie kan ik toezeggen dat de invoering van het dualisme in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba vijf jaar na inwerkingtreding van deze wet zal worden geëvalueerd.
Brondocumenten
-
verslag commissie Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken (NAAZ) EK 31.954 / 31.956 / 31.957 / 31.958 / 31.959 / 32.047 / 32.161, B
-
24 mei 2016
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
12 mei 2016
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten: -
22 september 2015
nieuwe deadline: 31 december 2015
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
14 september 2015
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
Verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
Voor kennisgeving aangenomen door de Eerste Kamercommissie BiZa/AZ op 22 september 2015
EK 34.000 VII / 34.000 IV, F
-
-
30 september 2014
nieuwe deadline: 31 december 2015
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
11 september 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
Verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over de stand van zaken met betrekking tot (deels) openstaande toezeggingen
- voor kennisgeving aangenomen door de Eerste Kamercommissie BZK/AZ op 23 september 2014
- voor kennisgeving aangenomen door de commissie voor KOREL op 30 september 2014
EK 33.750 VII / 33.750 IV, F
-
-
3 april 2013
nieuwe deadline: 1 januari 2015
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
Verslag van een schriftelijk overleg inzake de halfjaarlijkse stand van zaken van toezeggingen
voor kennisgeving aangenomen door de commissies voor BZK/AZ en voor Koninkrijksrelaties op 16 april 2013
EK, C
-
-
7 juni 2011
nieuwe commissie: commissie voor Koninkrijksrelaties (KOREL) -
7 juni 2011
commissie vervallen: commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken (NAAZ) -
14 oktober 2010
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
14 oktober 2010
verantwoordelijkheid verlopen: Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
27 april 2010
nieuwe status: openstaand -
27 april 2010
toezegging gedaan
Toezegging Mogelijkheden voor vereenvoudiging BES-wetgeving worden meegenomen bij toegezegde evaluatie van de nieuwe staatkundige structuur (31.568) (T01224)
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Bijsterveld (CDA), toe bij de eerder toegezegde evaluatie van de nieuwe staatkundige structuur, die zal plaatsvinden vijf jaar na inwerktreding (T01031), ook de mogelijkheden voor vereenvoudiging van de BES-wetgeving te betrekken.
| Nummer | T01224 |
|---|---|
| Status | openstaand |
| Datum toezegging | 6 juli 2010 |
| Voormalige Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
| Huidige Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
| Kamerleden | prof. dr. S.C. van Bijsterveld (CDA) |
| Commissie | commissie voor Koninkrijksrelaties (KOREL) |
| Soort activiteit | Plenaire vergadering |
| Categorie | legisprudentie |
| Onderwerpen | BES-wetgeving evaluaties vereenvoudigingen |
| Kamerstukken | Staatkundige vernieuwing van het Koninkrijk (31.568) |
Handelingen I 2009-2010, nr. 36 - blz. 1568
Van Bijsterveld (CDA):
Voor de BES-eilanden zijn inmiddels de nodige wetsvoorstellen aangenomen. Deze voorstellen en de voorstellen die nog gedaan zullen worden, kenmerken zich door een enorme omvang en complexiteit. Uitgaande van de logica van de staatkundige hervorming en met het Nederlandse stelsel van wetgeving in gedachten, komen wij bijna vanzelfsprekend bij dit type regelgeving uit. Voor zover wij nu kunnen overzien, zit deze regelgeving goed in elkaar. Bij het zien van de voorstellen rijst bij de CDA-fractie echter de wat meer principiële vraag of dit soort regelgeving wel de meest vruchtbare is. Al met al is het namelijk een vrij complexe manier van vooral juridische sturing. De CDA-fractie heeft geen pasklaar antwoord hierop. Wellicht is het goed om in het kader van de toekomstvisie te denken aan mogelijke alternatieven voor deze sturing. Is de regering bereid om over alternatieven na te denken?
Handelingen I 2009-2010, nr. 36 - blz. 1596
Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:
Ik verwacht dat in de toekomst de complexiteit van de BES-wetgeving zal verminderen. Geleidelijk zal de Nederlandse wetgeving worden ingevoerd. Er zullen weliswaar altijd afwijkingen van Nederlandse wetgeving nodig zijn – de specifieke vraag van besturen op de eilanden – maar ook die zullen minder worden al naar gelang de verschillen met het Europese deel van Nederland kleiner worden. De komende vijf jaar zal een periode van legislatieve rust in acht worden genomen, zoals wij hebben afgesproken. Daarna zullen wij datgene wat wij hebben uitgewerkt van de nieuwe staatkundige structuur evalueren. Dan kan worden bezien of de huidige wetgeving voor de BES kan worden vereenvoudigd. De regering is bereid om dat te doen.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Handelingen EK 2009/2010, nr. 36, blz: 1594-1611
-
behandeling Handelingen EK 2009/2010, nr. 36, blz: 1566-1582
-
22 juni 2018
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de staatssecretaris van BZK over de uitvoering van de toezegging inzake de vereenvoudiging van de BES-wetgeving
voor kennisgeving aangenomen op 3 juli 2018 en de status van toezegging T01224 te wijzigen in legisprudentie
EK 31.568 / 34.775 IV, F
-
-
3 april 2018
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
19 maart 2018
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
op 27 maart 2018 voor kennisgeving aangenomen door de Commissie BiZa/AZ
op 3 april 2018 voor kennisgeving aangenomen door de commissie KOREL
EK 34.775 VII / 34.775 IV, D
-
-
26 oktober 2017
nieuwe verantwoordelijkheid: Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
26 oktober 2017
verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
12 september 2017
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
29 augustus 2017
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten: -
21 maart 2017
nieuwe deadline: 1 januari 2018
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
13 maart 2017
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
Verslag van een schriftelijk overleg inzake de halfjaarlijkse stand van zaken van toezeggingen die aan de Kamer zijn gedaan
voor kennisgeving aangenomen op 21 maart 2017
EK, C
-
-
13 september 2016
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
25 augustus 2016
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
Verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
op 13 september 2016 voor kennisgeving aangenomen door de Commissie BiZa/AZ
EK, G
-
-
28 juni 2016
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
24 mei 2016
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
12 mei 2016
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten: -
22 september 2015
nieuwe deadline: 31 december 2015
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
14 september 2015
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
Verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
Voor kennisgeving aangenomen door de Eerste Kamercommissie BiZa/AZ op 22 september 2015
EK 34.000 VII / 34.000 IV, F
-
-
3 april 2013
nieuwe deadline: 10 oktober 2015
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
Verslag van een schriftelijk overleg inzake de halfjaarlijkse stand van zaken van toezeggingen
voor kennisgeving aangenomen door de commissies voor BZK/AZ en voor Koninkrijksrelaties op 16 april 2013
EK, C
-
-
7 juni 2011
nieuwe commissie: commissie voor Koninkrijksrelaties (KOREL) -
7 juni 2011
commissie vervallen: commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken (NAAZ) -
14 oktober 2010
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
14 oktober 2010
verantwoordelijkheid verlopen: Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
6 juli 2010
nieuwe status: openstaand -
6 juli 2010
toezegging gedaan
Toezegging Evaluatie Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (32.600) (T01603)
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen en opmerkingen van de leden Van Bijsterveld, Ester, Engels en De Boer, toe dat hij binnen twee jaar met de evaluatie van de effecten van de wet zal komen, en daarbij aandacht zal besteden aan:
-
-de effecten op de zorgsector;
-
-het sanctieregime;
-
-de kwaliteit van nieuw aangetrokken topfunctionarissen;
-
-het effect op het loongebouw.
| Nummer | T01603 |
|---|---|
| Status | voldaan |
| Datum toezegging | 6 november 2012 |
| Deadline | 31 december 2015 |
| Verantwoordelijke(n) | Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
| Kamerleden | prof. dr. S.C. van Bijsterveld (CDA) Mr.drs. M.M. de Boer (GroenLinks) prof. mr. J.W.M. Engels (D66) Dr. P. Ester (ChristenUnie) |
| Commissie | commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BiZa/AZ) |
| Soort activiteit | Plenaire vergadering |
| Categorie | evaluatie |
| Onderwerpen | evaluaties normering topinkomens |
| Kamerstukken | Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (32.600) |
Handelingen I 2012-2013, nr. 6, item 5 - blz. 7
Mevrouw Van Bijsterveld (CDA): De CDA-fractie hecht aan zorgvuldigheid in het wetgevingsproces. De kans bestaat dat er alweer een heel nieuwe norm aan zit te komen in het komende wetsvoorstel, voordat dit wetsvoorstel goed en wel in werking is getreden. Die norm gaat natuurlijk een stukje verder. Er is een monitoring van dit wetsvoorstel toegezegd. Maar als direct alweer een nieuw wetsvoorstel wordt aangekondigd, hoe serieus moeten wij die monitoring dan nemen? Wat betekent een en ander voor de contracten die straks onder de figuur van dit wetsvoorstel worden aangenomen? Wij zien met veel belangstelling uit naar de reactie van de minister.
(...)
Handelingen I 2012-2013, nr. 6, item 5 - blz. 10-11
De heer Ester (CU): Het doet mijn fractie deugd dat artikel 7.2 voorziet in een periodieke rapportage over de werking van de wet. Wij dringen erop aan dat dit een brede evaluatie zal worden van alle relevante aspecten van de wet zowel in termen van doelbereik, maar ook wat betreft sancties, handhaafbaarheid, regimedifferentiatie, sectorale uitwerking en neveneffecten. Een dergelijke brede evaluatie is van belang, gezien de maatschappelijke discussie over de salariëring van topbestuurders in de publieke sector en de gevoeligheden die daarbij in het geding zijn. Kan de minister dit aan mijn fractie toezeggen?
(...)
Handelingen I 2012-2013, nr. 6, item 5 - blz. 13
De heer Engels (D66): De D66-fractie heeft in het voorlopig verslag aangedrongen op een gedegen evaluatie van deze wet. Tot mijn genoegen heb ik vastgesteld dat ook andere fracties dit hebben gedaan, met name de fractie van de ChristenUnie. Het gaat wat mijn fractie betreft dan voornamelijk om een evaluatie van de effecten van de aangenomen amendementen. Mijn fractie meent dat dit dient te gebeuren zodra de eerste effecten zichtbaar worden. In de memorie van toelichting is aangegeven dat het adviescollege pas na vier jaar een eerste advies zal uitbrengen. Gelet op de substantiële wijzigingen die het wetsvoorstel tijdens het wetgevingstraject heeft ondergaan, dring ik er bij de minister op aan te bevorderen dat een eerste rapport al op een eerder moment, bijvoorbeeld na twee jaar kan worden aangeboden, en waarbij hoofdzakelijk de effecten van de aangenomen amendementen worden beschreven. Graag vraag ik de minister een toezegging op dit punt.
(...)
Handelingen I 2012-2013, nr. 6, item 5 - blz. 15
Mevrouw De Boer (GroenLinks): De praktijk laat zien dat in een aantal sectoren, zoals de gezondheidszorg, hoger onderwijs en woningcorporaties, bij voortduring de bovengrens wordt opgezocht van wat volgens de geldende beloningsnormen mogelijk is. Dat zal naar onze verwachting in de toekomst niet anders zijn. Dat zou kunnen betekenen dat instellingen en topfunctionarissen op zoek gaan naar vergoedingen of emolumenten die niet onder het bereik van deze wet vallen, of op zoek gaan naar uitzonderingen op de definitie van een topfunctionaris. Men zou dan ook kunnen proberen om de reële beloning alsnog hoger te krijgen. Deelt de minister deze vrees, of is de wet naar zijn oordeel zodanig dichtgetimmerd dat er geen mazen meer in het net te vinden zullen zijn? Is dit een punt dat meegenomen wordt in de evaluatie van de wet?
(...)
Handelingen I 2012-2013, nr. 6, item 7 - blz. 31
Minister Plasterk: Mijn voorganger heeft al eerder schriftelijk toegezegd dat wij dit gaan monitoren. Daarbij zullen wij ook de effecten op de zorgsector meenemen. Ik zeg de Kamer toe dat ik binnen twee jaar met de evaluatie van de effecten van de wet zal komen. Ik knip die toezegging los van het uitvoeren van het voornemen in het regeerakkoord om met strengere wetgeving te komen, want anders gaan die dingen erg door elkaar heen lopen. Ik kan nu niet voorzien wat het tijdpad zal zijn voor de uitvoering van wat er in het regeerakkoord staat. Die toezegging staat echter sowieso.
(...)
De heer Ester (CU): De regering heeft een regeling getroffen. Die steunen wij ook. Die wordt breed gesteund in de Kamer. Het sanctiemechanisme is alleen zo zwak. Dat staat haaks op de hele conceptuele aanvliegroute. Het moet allemaal veranderen, maar aan de achterkant stelt het eigenlijk niet zo vreselijk veel voor. De minister zegt dat men zich er wel aan zal houden en dat het geen wildwestfilm is. Natuurlijk is dat zo, maar dat is het argument niet. Het gaat erom dat je, als je breed inzet, ook aan de sanctiekant breed moet inzetten. Dat lijkt mij een onevenwichtigheid in dit verhaal.
(...)
Minister Plasterk: Ik zeg toe dat, als mocht blijken dat men het sanctiebeleid een reden vindt om te denken dat men ermee kan wegkomen, wij opnieuw naar sancties zullen kijken.
(...)
Handelingen I 2012-2013, nr. 6, item 7 - blz. 32
Minister Plasterk: Wij gaan deze wet over twee jaar evalueren. Ik zeg toe – ik begrijp de zorg – dat wij daarin de vraag zullen meenemen of het sanctieregime zodanig is dat mensen geneigd zijn om zich niet aan de wet te houden. Mocht blijken dat de verwachting van de heer Ester juist is, zullen wij natuurlijk strengere maatregelen moeten nemen.
(...)
Handelingen I 2012-2013, nr. 6, item 7 - blz. 35
Mevrouw Van Bijsterveld (CDA): De vorige regering heeft gezegd dat het van belang is om de effecten van dit wetsvoorstel in de praktijk te meten, te analyseren en doorlopend te monitoren. Daar zijn wij het van harte mee eens. Ik heb de minister een termijn van twee jaar horen noemen. Normaal gesproken zijn wij heel blij als een analyse of evaluatie in zo een korte tijd plaats kan vinden, maar twee jaar is heel erg kort voor het meten van effecten van zaken waar wij het nu over hebben. Kun je überhaupt op deze termijn effecten meten?
(...)
Handelingen I 2012-2013, nr. 6, item 7 - blz. 37
De heer Ester (CU): Voor mijn fractie zijn twee punten blijven liggen: het sanctiebeleid en de rol van het Adviescollege normeringsbeleid. Over het sanctiebeleid verschillen wij kennelijk van mening met de minister. Gezien het enorme belang van en de publieke reuring over dit onderwerp vinden wij dat de sanctiebepaling erg bleekjes en mager is. Er gaat geen sterk signaal van uit. De minister weegt dit kennelijk anders. Mijn fractie heeft nog een ander punt geadresseerd – volgens mij heeft ook de heer Engels dat gedaan – namelijk de rol en taak van het Adviescollege normeringsbeleid. De minister is in de beantwoording niet ingegaan op de generieke taken en de rol van dit college bij de evaluatie. Hij heeft wel toegezegd dat het een heel brede evaluatie wordt.
(...)
Handelingen I 2012-2013, nr. 6, item 7 - blz. 38
De heer Engels (D66): Hoewel dit mijns inziens niet helemaal in goede aarde is gevallen bij de fractie van het CDA, heeft de minister toegezegd om te bekijken of wij wat sneller dan pas na de aangekondigde vier jaar een evaluatie kunnen houden. Ik incasseer die toezegging vol vreugde. Ik zal aan de afdeling voorlichting van de Tweede Kamerfractie van D66 dan ook vragen om dit heel nadrukkelijk op de website van mijn partij te zetten. Met een dergelijke toezegging van de minister – en dat al binnen één dag – kun je thuiskomen.
(...)
Handelingen I 2012-2013, nr. 6, item 7 - blz. 39
Mevrouw De Boer (GroenLinks): Wat mij opvalt, is dat de minister een wat dubbele boodschap uitzendt waar het gaat om zijn vertrouwen in de sector. Aan de ene kant wordt geconstateerd dat de zelfregulering niet werkt, dat deze wet dus nodig is, dat er een opwaartse werking van uitgaat en dat de bovengrenzen worden opgezicht. Aan de andere kant wordt in antwoord op vragen van de heer Ester gezegd: we hebben het over publieke instellingen, dus we gaan ervan uit dat ze zich allemaal heel netjes zullen gedragen en dat fraude illusoir is. Daar zit een zekere spanning in, want diverse affaires in de afgelopen tijd hebben laten zien dat publieke instellingen de bovengrens opzoeken en dat af en toe over die grens heen wordt gegaan. Het is niet denkbeeldig dat er fraude wordt gepleegd bij publieke instellingen. Wil de minister daar nog eens over nadenken en daaraan in de evaluatie aandacht besteden? Hoe wordt ermee omgegaan, wat wordt gedaan aan fraude? Kan daarbij ook aandacht worden besteed aan de vraag of het sanctiemechanisme in deze wet voldoende is.
(...)
Handelingen I 2012-2013, nr. 6, item 7 - blz. 40
Minister Plasterk: Mevrouw Van Bijsterveld vraagt ook wat je kunt meten over twee jaar. De overgangstermijn is dan nog niet eens afgelopen, laat staan de termijn waarin het daadwerkelijk wordt gerealiseerd. Toch denk ik dat je dan wel iets kunt zeggen. Voor nieuwe aanstellingen voor onbeperkte tijd zal natuurlijk gelden dat zij onder het regime van de nieuwe wet voor de normering van topinkomens moeten plaatsvinden. Ook in deze Kamer is de zorg uitgesproken of dat niet betekent dat je minder goede mensen kunt aantrekken. Ik denk dat je over twee jaar, misschien niet kwantitatief, maar toch wel kwalitatief iets zult kunnen zeggen over de vraag of deze wet inderdaad beperkt om mensen te krijgen die je graag zou willen hebben. Ik denk dat dit in ieder geval een onderdeel van de evaluatie zou kunnen zijn. Over andere punten waarvan de leden hebben gevraagd om ze onderdeel van de evaluatie te laten zijn, zal ik zo dadelijk iets toezeggen. Ik denk dat ik de toezegging om dat over twee jaar te doen toch graag overeind wil houden, mij realiserend dat je de volledige impact, zeker voor bestaande gevallen, pas kunt overzien over een groter aantal jaren.
(...)
Minister Plasterk: De heer Ester sprak over het sanctiebeleid. Het wetsvoorstel zoals het voorligt, is het wetsvoorstel zoals wij het bespreken. Ik zeg toe dat wij zullen vragen om bij de evaluatie over twee jaar ook te bekijken of het feit dat de sancties niet streng genoeg zijn, ertoe leidt dat men voortdurend de grens daarvan overschrijdt. Dat zou een reden kunnen zijn om die sancties aan te scherpen.
(...)
Handelingen I 2012-2013, nr. 6, item 7 - blz. 41
Minister Plasterk: Verder is gevraagd wat het effect is op het loongebouw. Ik zeg toe dat wij daarnaar zorgvuldig zullen kijken in de evaluatie, anders blijven wij speculeren. Ik verwacht dat dit alleen effect heeft voor een zeer kleine groep aan de bovenkant. Het is in ieder geval niet de intentie om het loongebouw in zijn geheel te comprimeren. Laten wij dit bij de evaluatie beoordelen.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Handelingen EK 2012/2013, nr. 6, item 7, blz. 28-41
-
behandeling Handelingen EK 2012/2013, nr. 6, item 5, blz. 6-16
-
22 januari 2016
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
15 december 2015
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
brief van de minister van BZK ter aanbieding van het Eindrapport wetsevaluatie WNT 2013-2015
Op 22 december 2015 voor kennisgeving aangenomen door de Commissie BiZa/AZ
EK 32.600, O
-
-
Eindrapport wetsevaluatie WNT 2013-2015
-
-
22 september 2015
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
14 september 2015
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
Verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
Voor kennisgeving aangenomen door de Eerste Kamercommissie BiZa/AZ op 22 september 2015
EK 34.000 VII / 34.000 IV, F
-
-
9 juni 2015
nieuwe commissie: commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BiZa/AZ) -
9 juni 2015
commissie vervallen: commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BZK/AZ) -
17 maart 2015
nieuwe deadline: 31 december 2015
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
13 maart 2015
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
Verslag van een schriftelijk overleg inzake de halfjaarlijkse stand van zaken van toezeggingen die aan de Kamer zijn gedaan
voor kennisgeving aangenomen door de Commissie BZK/AZ op 17 maart 2015
voor kennisgeving aangenomen door de Commissie KOREL op 31 maart 2015
EK, E
-
-
23 september 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
11 september 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
Verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over de stand van zaken met betrekking tot (deels) openstaande toezeggingen
- voor kennisgeving aangenomen door de Eerste Kamercommissie BZK/AZ op 23 september 2014
- voor kennisgeving aangenomen door de commissie voor KOREL op 30 september 2014
EK 33.750 VII / 33.750 IV, F
-
-
7 mei 2013
nieuwe commissie: commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BZK/AZ) -
7 mei 2013
commissie vervallen: commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koningin (BZK/AZ) -
3 april 2013
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
Verslag van een schriftelijk overleg inzake de halfjaarlijkse stand van zaken van toezeggingen
voor kennisgeving aangenomen door de commissies voor BZK/AZ en voor Koninkrijksrelaties op 16 april 2013
EK, C
-
-
6 november 2012
toezegging gedaan
Toezegging Oordeel College voor de Rechten van de Mens (32.476) (T02070)
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Koole (PvdA), toe de minister van OCW te vragen om de mogelijkheid om een oordeel van het College voor de Rechten van de Mens te vragen als er een ontslagprocedure plaatsvindt, onder de aandacht te brengen van de daarvoor in aanmerking komende werkgevers- en werknemersorganisaties.
| Nummer | T02070 |
|---|---|
| Status | voldaan |
| Datum toezegging | 3 maart 2015 |
| Deadline | 1 januari 2016 |
| Verantwoordelijke(n) | Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
| Kamerleden | Prof.dr. R.A. Koole (PvdA) |
| Commissie | commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BiZa/AZ) |
| Soort activiteit | Plenaire vergadering |
| Categorie | overig |
| Onderwerpen | College voor de Rechten van de Mens discriminatie enkele-feitconstructies |
| Kamerstukken | Initiatiefvoorstel-Bergkamp, Van Ark, Yücel, Jasper van Dijk en Klaver Annuleren enkele-feitconstructie in de Algemene wet gelijke behandeling (32.476) |
Handelingen I 2014-2015, nr. 22, item 3 - blz. 17
De heer Koole (PvdA): Aan de regering vraag ik, naar aanleiding van de toezeggingen in de Tweede Kamer, op welke wijze het College voor de Rechten van de Mens betrokken wordt bij de monitoring van de wet. Ook vraag ik hoe en bij wie de regering erop gaat aandringen dat ruimhartig gebruik kan worden gemaakt van de in de wet opgenomen bevoegdheid om een oordeel aan het College voor de Rechten van de Mens te vragen op het moment dat een ontslagprocedure plaatsvindt.
(...)
Handelingen I 2014-2015, nr. 22, item 6 - blz. 9
Minister Plasterk: De heer Koole vroeg — het was een lange en moeilijke vraag — hoe en bij wie de regering erop aan gaat dringen dat ruimhartig gebruik gemaakt kan worden van de in de wet opgenomen bevoegdheid om een oordeel aan het College voor de Rechten van de Mens te vragen op het moment dat een ontslagprocedure plaatsvindt. Het antwoord is kort en goed dat ik mijn collega van OCW zal vragen of zij de mogelijkheid om een oordeel van dat college te vragen, als er een ontslagprocedure plaatsvindt, onder de aandacht kan brengen van de daarvoor in aanmerking komende werkgevers- en werknemersorganisaties.
(...)
Handelingen I 2014-2015, nr. 22, item 6 - blz. 16
De heer Koole (PvdA): Ik dank de minister voor zijn toezegging dat hij zijn collega van OCW zal vragen om het College voor de Rechten van de Mens in te schakelen en de werkgevers op de hoogte te stellen van wat dit wetsvoorstel behelst. Dat lijkt mij goed.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2014/2015, nr. 22, item 6
-
behandeling Verslag EK 2014/2015, nr. 22, item 3
-
22 december 2015
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
15 december 2015
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
brief van de minister van BZK over de nakoming van de toezeggingen T02070 en T02071
Op 22 december 2015 voor kennisgeving aangenomen door de Commissie BiZa/AZ
EK, G
-
-
22 september 2015
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
14 september 2015
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
Verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
Voor kennisgeving aangenomen door de Eerste Kamercommissie BiZa/AZ op 22 september 2015
EK 34.000 VII / 34.000 IV, F
-
-
9 juni 2015
nieuwe commissie: commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BiZa/AZ) -
9 juni 2015
commissie vervallen: commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BZK/AZ) -
3 maart 2015
toezegging gedaan
Toezegging Monitoring verstoorde verhoudingen (32.476) (T02071)
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zegt, mede namens de minister van OCW, de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Koffeman (PvdD), toe te monitoren of scholen na aanname van het wetsvoorstel vaker een beroep doen op verstoorde verhoudingen, terwijl daar feitelijk helemaal geen sprake van is.
| Nummer | T02071 |
|---|---|
| Status | voldaan |
| Datum toezegging | 3 maart 2015 |
| Deadline | 1 januari 2016 |
| Verantwoordelijke(n) | Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
| Kamerleden | drs. N.K. Koffeman (PvdD) |
| Commissie | commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BiZa/AZ) |
| Soort activiteit | Plenaire vergadering |
| Categorie | evaluatie |
| Onderwerpen | enkele-feitconstructies monitoring verstoorde verhoudingen |
| Kamerstukken | Initiatiefvoorstel-Bergkamp, Van Ark, Yücel, Jasper van Dijk en Klaver Annuleren enkele-feitconstructie in de Algemene wet gelijke behandeling (32.476) |
Handelingen I 2014-2015, nr. 22, item 3 - blz. 19
De heer Koffeman (PvdD): Als echter wél getoetst zou worden aan de Algemene wet gelijke behandeling, blijft de vraag of in een geval van een praktiserend homoseksuele leerkracht ontslag onmogelijk is. Kan het feit van een "verstoorde werkrelatie" worden aangevoerd als bijkomende omstandigheid in zichzelf? Graag krijg ik hierop een reactie van de minister.
(...)
Handelingen I 2014-2015, nr. 22, item 6 - blz. 9-10
Minister Plasterk: Dat geldt feitelijk ook voor de vraag of het mogelijk zou zijn om een beroep op verstoorde verhoudingen te doen om in feite een omweg rond de Algemene wet gelijke behandeling te creëren. Er zijn meters jurisprudentie over het begrip "verstoorde verhoudingen". Het is altijd een beetje een logisch probleem dat als ik zeg dat onze verhouding verstoord is, dat eigenlijk per definitie zo is. Dat kan natuurlijk nooit voor een werkgever een manier zijn om van een personeelslid af te komen waar hij feitelijk vanaf wil omdat de persoon in kwestie homo is. Laten we het niet merken dat dat gebeurt. Dat mag werkelijk niet. Als dat zou blijken, zou dat ook in de rechtszaal niet overeind blijven.
De heer Koffeman (PvdD): Dat laatste is het probleem. Er was een kantonrechter in Almelo die ontslag heeft toegekend aan een homoseksuele leerkracht van een christelijke school op grond van verstoorde verhoudingen. In een ander geval heeft een kantonrechter
het ontslag toegestaan van een homoseksuele directeur van een islamitische school op die gronden. Het is bekend dat kantonrechters vaak de neiging hebben om te zeggen: ik ga er maar niet te diep op in, maar er is hier sprake van verstoorde verhoudingen. Zij keuren dan toch dat ontslag goed, al kan het met een schadevergoeding gepaard gaan. De minister zegt: laat ik het niet merken. Er is jurisprudentie over. We zien dat er voorbeelden zijn waarin kantonrechters dat toestaan. Mijn vraag aan de minister is wat hij gaat doen om dat in de toekomst te voorkomen.
Minister Plasterk: Wat ik zojuist zei, hoef ik niet te herhalen. Je mag natuurlijk niet zeggen dat je iemand alleen maar kwijt wilt omdat hij homo is en je daarbij beroepen op verstoorde verhoudingen, terwijl daar in feite helemaal geen sprake van is. Mocht een werkgever dat toch doen, dan kan dat aanleiding zijn tot een lang traject waardoor die verhoudingen inderdaad verstoord raken. Dan kan dat door de kantonrechter zo worden beoordeeld dat dit tot grote vergoedingen gaat leiden, omdat het in feite onrechtmatig is gebeurd door zo'n werkgever.
Ik grijp wel terug op wat ik in mijn inleiding al zei: het algemene punt is dat je met de Wet gelijke behandeling alleen niet kunt voorkomen dat mensen worden weggepest. Dat hoeft niet eens te gebeuren door formeel te zeggen dat er sprake is van verstoorde verhoudingen. Dat kan ook gewoon door mensen in de lerarenkamer te negeren of
middels kleine opmerkingen te laten merken dat ze er niet meer helemaal bij horen. Dat kan tot een heel onplezierige en onwenselijke situatie leiden. Dat is zeer te betreuren. De
enige manier om daaraan te werken is door ervoor te zorgen dat je veel op scholen komt, dat je er aandacht voor vraagt en dat mensen zich geleidelijk aan gaan realiseren dat het
normaal is dat een aanzienlijk percentage van de leerlingen en de leraren homo is, dat dat een onderdeel is van de persoon die ze zijn en dat ze daar alle recht op hebben. Dat kun je niet van het ene moment op het andere veranderen. Er zal nog heel veel tijd nodig zijn om dat ideaal te bereiken.
De heer Koffeman (PvdD): Ik begrijp dat de minister het ook zeer onwenselijk vindt als
dit soort situaties zich voordoet. Is hij bereid om toe te zeggen dat in elk geval vanuit het kabinet gemonitord wordt of dit soort situaties zich op grotere schaal voor zou gaan doen en om, als dat zo is, er initiatief op te ontplooien?
Minister Plasterk: Dat zeg ik toe. Ik denk overigens dat ik vrij snel op het terrein van de collega terechtkom die de portefeuille homo-emancipatie heeft. Ik weet dat zij ook zeer actief is op dat terrein. Ik kan dat zeker toezeggen, mede namens haar.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2014/2015, nr. 22, item 6
-
behandeling Verslag EK 2014/2015, nr. 22, item 3
-
22 december 2015
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
15 december 2015
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
brief van de minister van BZK over de nakoming van de toezeggingen T02070 en T02071
Op 22 december 2015 voor kennisgeving aangenomen door de Commissie BiZa/AZ
EK, G
-
-
22 september 2015
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
14 september 2015
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
Verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
Voor kennisgeving aangenomen door de Eerste Kamercommissie BiZa/AZ op 22 september 2015
EK 34.000 VII / 34.000 IV, F
-
-
9 juni 2015
nieuwe commissie: commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BiZa/AZ) -
9 juni 2015
commissie vervallen: commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BZK/AZ) -
3 maart 2015
toezegging gedaan
Toezegging Gemeentelijke woonvisies (32.769 / 33.966) (T02074)
De Minister voor Wonen en Rijksdienst zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid De Vries-Leggedoor (CDA), toe met de VNG te overleggen om te bevorderen dat gemeentelijke woonvisies op grote schaal en zo mogelijk landelijk dekkend tot stand komen. In de evaluatie wordt nagegaan in welke mate gemeentelijke woonvisies tot stand gekomen zijn.
| Nummer | T02074 |
|---|---|
| Status | voldaan |
| Datum toezegging | 10 maart 2015 |
| Deadline | 1 januari 2019 |
| Voormalige Verantwoordelijke(n) | Minister voor Wonen en Rijksdienst |
| Huidige Verantwoordelijke(n) | Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
| Kamerleden | G. de Vries-Leggedoor (CDA) |
| Commissie | commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BiZa/AZ) |
| Soort activiteit | Plenaire vergadering |
| Categorie | overig |
| Onderwerpen | gemeenten woningcorporaties woonvisie |
| Kamerstukken | Novelle Herzieningswet toegelaten instellingen volkshuisvesting (33.966) Herzieningswet toegelaten instellingen volkshuisvesting (32.769) |
Handelingen I 2014-2015, nr. 23, item 3 - blz. 1-2
Mevrouw De Vries-Leggedoor (CDA): Je zou kunnen zeggen dat de woonvisie het fundament is waarop je je toekomst letterlijk bouwt. Waarom dan toch de weigering van deze minister en in alle eerlijkheid ook van zijn voorgangers om dit fundament in de wet te verankeren? We weten dat de Eerste Kamer geen recht van amendement heeft, maar we vragen de minister of hij bereid is om in overleg met de VNG te bevorderen dat een woonvisie door de gemeenten wordt opgesteld en hierbij de vinger aan de pols te houden. Nogmaals: het maakt mij niet uit hoe het heet; het gaat mij om het uiteindelijke doel, vastleggen wat je voor de toekomst nodig hebt.
(...)
Handelingen I 2014-2015, nr. 23, item 8 - blz. 7
Minister Blok: Mevrouw De Vries vroeg of ik dan in elk geval met de VNG om de tafel wil gaan zitten om te bevorderen dat die woonvisies op grote schaal en zo mogelijk landelijk dekkend tot stand komen. Daar ben ik graag toe bereid. Ik ben natuurlijk ook nauw in overleg met de VNG, met de huurdersorganisaties en met Aedes over de implementatie van deze wet. Dit specifieke onderdeel zal ik daarbij benadrukken. Ook in de evaluatie zal ik terugkomen op de mate waarin die woonvisies echt tot stand zijn gekomen.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2014/2015, nr. 23, item 8
-
behandeling Verslag EK 2014/2015, nr. 23, item 3
-
9 april 2019
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
5 april 2019
nieuwe status: voldaan
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
Op 9 april 2019 voor kennisgeving aangenomen door de Commissie BiZa/AZ.
EK 35.000 VII / 35.000 IV, C
-
-
5 maart 2019
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
22 februari 2019
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten:-
-
brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de evaluatie van de herziene Woningwet
Op 19 maart 2019 door de Commissie BiZa/AZ voor kennisgeving aangenomen.
EK 32.769 / 33.966, S
-
-
2 oktober 2018
nieuwe deadline: 1 januari 2019
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
5 september 2018
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over (deels) openstaande toezeggingen
- voor kennisgeving aangenomen door de Commissie KOREL op 11 september 2018
- voor kennisgeving aangenomen door de Commissie BiZa/AZ op 2 oktober 2018
EK 34.775 VII / 34.775 IV, G
-
-
27 maart 2018
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
19 maart 2018
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
op 27 maart 2018 voor kennisgeving aangenomen door de Commissie BiZa/AZ
op 3 april 2018 voor kennisgeving aangenomen door de commissie KOREL
EK 34.775 VII / 34.775 IV, D
-
-
11 juli 2017
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
6 juli 2017
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten:-
-
brief van de minister van BZK over woonvisies van gemeenten en over markttoetsen indien corporaties commerciële activiteiten uitvoeren
voor kennisgeving aangenomen op 11 juli 2017
EK 32.769 / 33.966 / 34.403, R
-
-
21 maart 2017
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
13 maart 2017
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten:-
-
Verslag van een schriftelijk overleg inzake de halfjaarlijkse stand van zaken van toezeggingen die aan de Kamer zijn gedaan
voor kennisgeving aangenomen op 21 maart 2017
EK, C
-
-
27 januari 2017
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
27 januari 2017
verantwoordelijkheid verlopen: Minister voor Wonen en Rijksdienst -
17 mei 2016
nieuwe deadline: 1 juni 2017
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
28 april 2016
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten:-
-
Verslag van een schriftelijk overleg met de minister voor Wonen en Rijksdienst over (deels) openstaande toezeggingen
voor kennisgeving aangenomen door de Commissie BiZa/AZ op 17 mei 2016
EK, B
-
-
12 april 2016
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
7 april 2016
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
8 september 2015
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
4 september 2015
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
Verslag van een schriftelijk overleg met de minister voor Wonen en Rijksdienst over (deels) openstaande toezeggingen
voor kennisgeving aangenomen op 8 september 2015
EK, C
-
-
9 juni 2015
nieuwe commissie: commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BiZa/AZ) -
9 juni 2015
commissie vervallen: commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BZK/AZ) -
10 maart 2015
toezegging gedaan
Toezegging Beschouwing doorberekenen kosten (33.673) (T02108)
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Thom de Graaf (D66), toe de motie over het binnen een jaar toesturen van een beschouwing over het doorberekenen van kosten, met daarin opgenomen een aanzet van een afwegingskader, uit te voeren.
| Nummer | T02108 |
|---|---|
| Status | afgevoerd |
| Datum toezegging | 14 april 2015 |
| Deadline | 1 juli 2017 |
| Verantwoordelijke(n) | Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
| Kamerleden | Mr. Th.C. de Graaf (D66) |
| Commissie | commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BiZa/AZ) |
| Soort activiteit | Plenaire vergadering |
| Categorie | brief/nota |
| Onderwerpen | doorberekening kosten veiligheidsonderzoeken |
| Kamerstukken | Grondslag voor het doorberekenen van kosten verbonden aan het uitvoeren van veiligheidsonderzoeken (33.673) |
Handelingen I 2014-2015, nr. 28, item 3 - blz. 5
De heer Thom de Graaf (D66): Dit leidt mij ertoe om de regering uit te nodigen om nog dit jaar een beschouwing te wijden aan dit meer algemene vraagstuk van de toepassing van het profijtbeginsel en het doorberekenen van kosten van overheidsdiensten en handelingen aan burgers en bedrijven. In die beschouwing zou een beleidskader kunnen worden opgenomen met belangrijke criteria om tot een weloverwogen besluit te komen of wel of niet een wettelijke grondslag voor specifieke vormen van doorberekening van overheidskosten moet worden gevestigd. Ik meen dat aan zo'n beleidskader behoefte bestaat, zowel bij regering en parlement als bij de burgers. Voor de economische activiteiten van de overheid kennen wij op grond van de Wet Markt en Overheid een duidelijke handreiking voor de vraag of en, zo ja, in welke mate kosten van economische activiteiten van de overheid moeten worden doorberekend, maar voor handelen in het kader van de overheidstaak is er nagenoeg niets. Dat is denk ik ook een van de redenen waarom discussies over doorberekening van bijvoorbeeld politiekosten rond betaald voetbal en andere commerciële evenementen tot op de dag van vandaag voortduurt. We hebben er eigenlijk nooit meer structureel grondig over nagedacht. Ik hoor graag een reactie van de minister. Zo nodig zal ik in tweede termijn op dit punt een motie indienen, maar eerst zal ik natuurlijk met belangstelling de antwoorden van de minister in eerste termijn aanhoren.
(...)
Handelingen I 2014-2015, nr. 28, item 8 - blz. 4
Minister Plasterk: Ten slotte kondigde de heer De Graaf al een motie aan, als ik hem goed verstaan heb, over het brede thema van het doorberekenen van veiligheidsbevorderende maatregelen. Hij betrok daar ook de hele politie bij. Daarmee trek je een gigantische discussie open. Hij verwees zelf al naar voetbalgeweld en de vraag hoe om te gaan met het doorberekenen van de kosten daarvan. Ik hoop dat wij die discussie los kunnen zien van het voorliggende wetsvoorstel. Het staat mij ook niet vrij om een dergelijk onderzoek toe te zeggen. Dat ligt 100% op het terrein van Veiligheid en Justitie, want dat is dan het onderwerp waar het over zou gaan. Dus ik ben er op dit moment geen voorstander van om dat te doen, maar als de Eerste Kamer met de minister van Veiligheid en Justitie in debat wil over het doorberekenen van veiligheids-, justitie- en politieactiviteiten, dan kan dat.
De heer Thom de Graaf (D66): De minister wijst iets af wat ik niet gezegd heb, dus dat maakt het makkelijk. Wat ik heb gevraagd, is een beschouwing van de regering over het principe van doorberekening van kosten van overheidshandelen en -diensten, met daarbij een beleidskader. Ik heb het niet gerelateerd aan de veiligheid en ook niet alleen aan het domein van Veiligheid en Justitie. Dus ik vraag de minister van Binnenlandse Zaken namens de regering om een reactie op die suggestie. Wijst hij die ook af, dan kan het inderdaad goed zijn dat daar in tweede termijn een motie over wordt ingediend.
Minister Plasterk: Het is goed dat de heer De Graaf dat heeft toegelicht, want het is mij nu volledig helder. Als je dit thema verbreedt tot het doorberekenen van alle overheidshandelen en -diensten — dan heb je het ook over gratis onderwijs, de kosten van de kinderopvang en allerlei andere functies die al dan niet gratis worden aangeboden — dan gaat het in feite om de politieke discussie over de volgende vragen. Welke onderwerpen worden volgens het profijtbeginsel geheel in rekening gebracht? Welke worden gesubsidieerd? Welke worden geheel gratis verschaft? Dan zie ik mij of de regering niet in staat om daar in den brede een nuttig antwoord op te geven, want dat is echt een kwestie van politieke preferentie.
(...)
Handelingen I 2014-2015, nr. 28, item 8 - blz. 6-7
De heer Thom de Graaf (D66): In mijn eerste termijn heb ik de regering gevraagd om een beschouwing over de principiële vraag, wanneer diensten ter uitvoering en uitoefening van de overheidstaak rijp zijn voor doorberekening of niet-doorberekening. Welke criteria worden daarvoor gehanteerd? Welke principes zouden daarbij in overweging moeten worden genomen? Ik heb de minister gevraagd of de regering bereid is, daarover een beschouwing en het begin van een beleidskader te leveren. Helaas heeft de minister dat met een buitengewoon brede armzwaai van zich afgegooid. Dat dwingt mij tot het indienen van de volgende motie, waarvan ik gelukkig heb gemerkt dat daarvoor brede steun bestaat.
De voorzitter: Door de leden Thom de Graaf, Lokin-Sassen, Schouwenaar, Koole, De Boer, Holdijk en Backer wordt de volgende motie voorgesteld:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat er tot op heden geen bestendige beleidslijn binnen de overheid bestaat op het vraagstuk van het doorberekenen aan burgers en bedrijven van kosten van handelingen en diensten in het kader van de uitvoering van de overheidstaak;
overwegende dat het wenselijk is met het oog op de rechtszekerheid om een dergelijke bestendige beleidslijn te ontwikkelen door een kader te formuleren voor de afweging van handelingen en diensten die voor doorberekening in aanmerking kunnen komen;
verzoekt de regering om beide Kamers binnen een jaar een beschouwing omtrent het doorberekenen van kosten te zenden met daarin opgenomen een aanzet van een afwegingskader,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt letter D (33673).
(...)
Handelingen I 2014-2015, nr. 28, item 8 - blz. 9
Minister Plasterk: Ik sluit af met de motie. In het uiteindelijke dictum wordt gevraagd om uit te zoeken welke kosten die de overheid maakt, wel en niet doorberekend kunnen worden. Dat is nu totaal niet begrensd. Dat betreft bijvoorbeeld de vraag of het funderend onderwijs terecht gratis is, zoals in Nederland, of dat het, zoals in Amerika — en wat technisch ook mogelijk is — toegerekend zou moeten kunnen worden. Dat vind ik nogal wat, maar ik zie wie de ondertekenaars zijn. Als de Eerste Kamer der Staten-Generaal de regering vraagt om een aanzet tot een afwegingskader, dan zal ik eens kijken wat we kunnen doen.
(...)
Minister Plasterk: Maar goed, ik zeg toe dat ik mijn best zal doen om binnen een jaar een aanzet tot een afwegingskader aan de Kamer te doen toekomen, zoals door de heer De Graaf gevraagd.
(...)
Handelingen I 2014-2015, nr. 28, item 8 - blz. 10
Minister Plasterk: Ik hoop, zeker nu ik ondanks mijn aarzelingen royaal heb toegezegd dat ik deze motie zal uitvoeren, dat ik ook op royale steun van de Kamer voor dit wetsvoorstel kan rekenen.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2014/2015, nr. 28, item 8
-
behandeling Verslag EK 2014/2015, nr. 28, item 3
-
-
29 mei 2018
nieuwe status: afgevoerd
Voortgang: -
23 mei 2018
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
brief van de minister van BZK over de uitvoering van de motie-De Graaf c.s. over een beschouwing omtrent het doorberekenen van kosten
voor kennisgeving aangenomen door de Commissie BiZa/AZ op 29 mei 2018
EK, I
-
-
27 maart 2018
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
19 maart 2018
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
op 27 maart 2018 voor kennisgeving aangenomen door de Commissie BiZa/AZ
op 3 april 2018 voor kennisgeving aangenomen door de commissie KOREL
EK 34.775 VII / 34.775 IV, D
-
-
12 september 2017
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
29 augustus 2017
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten: -
21 maart 2017
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
13 maart 2017
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
Verslag van een schriftelijk overleg inzake de halfjaarlijkse stand van zaken van toezeggingen die aan de Kamer zijn gedaan
voor kennisgeving aangenomen op 21 maart 2017
EK, C
-
-
24 januari 2017
nieuwe deadline: 1 juli 2017
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
17 januari 2017
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
21 december 2016
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
brief van de minister van BZK inzake de uitvoering van de motie-De Graaf c.s. over een beschouwing omtrent het doorberekenen van kosten
op 24 januari 2017 door de Commissie BiZa/AZ voor kennisgeving aangenomen
EK, H
-
-
22 november 2016
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
13 september 2016
nieuwe deadline: 1 november 2016
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
25 augustus 2016
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
Verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
op 13 september 2016 voor kennisgeving aangenomen door de Commissie BiZa/AZ
EK, G
-
-
17 mei 2016
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
28 april 2016
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
Verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
voor kennisgeving aangenomen door de Commissie BiZa/AZ op 17 mei 2016
EK, E
-
-
19 april 2016
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
13 april 2016
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
22 september 2015
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
14 september 2015
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
Verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
Voor kennisgeving aangenomen door de Eerste Kamercommissie BiZa/AZ op 22 september 2015
EK 34.000 VII / 34.000 IV, F
-
-
14 april 2015
toezegging gedaan
Toezegging Regierol minister (33.239) (T02109)
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Huijbregts-Schiedon (VVD), toe om de regie te nemen om te komen tot een eindbeeld betreffende de aanstellingswijze van de burgemeester en de Kamer daarover een brief te sturen.
| Nummer | T02109 |
|---|---|
| Status | voldaan |
| Datum toezegging | 21 april 2015 |
| Deadline | 1 juli 2016 |
| Verantwoordelijke(n) | Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
| Kamerleden | W.H. Huijbregts-Schiedon (VVD) |
| Commissie | commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BiZa/AZ) |
| Soort activiteit | Plenaire vergadering |
| Categorie | overig |
| Onderwerpen | burgemeesters deconstitutionalisering regierol |
| Kamerstukken | Initiatiefvoorstel-Schouw Deconstitutionalisering benoeming commissaris van de Koning en burgemeester (33.239) |
Handelingen I 2014-2015, nr. 29, item 3 - blz. 5
Mevrouw Huijbregts-Schiedon (VVD): Ten slotte vraagt de VVD aan de minister om in dit herijkingsproces de regie te nemen en met voorstellen te komen om dit zodanig slagvaardig aan te pakken, dat de thans voorliggende grondwetswijziging past binnen de bredere context van het functioneren van het lokaal bestuur.
(...)
Handelingen I 2014-2015, nr. 29, item 7 - blz. 12
Mevrouw Huijbregts-Schiedon (VVD): Kan de minister hier iets concreter in zijn? Doet hij nu een toezegging of zegt hij dat alles kan?
Minister Plasterk: Ik zou graag een toezegging doen, maar het is eigenlijk niet helemaal aan mij. Het is aan de wetgever om te bepalen wat er na de deconstitutionalisering gebeurt. Dus dat is pas in een volgende kabinetsperiode, in een volgende zittingsperiode van de Tweede Kamer aan de orde. Ik kan wel toezeggen dat ik mij ten volle dienstbaar wil maken om zo veel mogelijk discussie hierover mogelijk te maken en informatie op te halen bij eenieder, zoals het Nederlands Genootschap van Burgemeesters dat er al buitengewoon actief in is, en mensen die er vanuit de wetenschap en de dagelijkse praktijk mee bezig zijn, opdat er zo veel mogelijk informatie beschikbaar komt om in een volgende periode, na het al dan niet wijzigen van de Grondwet, al dan niet te besluiten over een wetswijziging.
Mevrouw Huijbregts-Schiedon (VVD): Ik wil het graag nog scherper hebben. Het leek in het begin alsof de minister een toezegging deed, omdat hij sprak over de notities die hij afgelopen vrijdag heeft gepubliceerd. Toen dacht ik: nou, dat is een begin van datgene wat de VVD vraagt, namelijk om de regie te nemen in dat hele proces. En nu zegt de minister: dat komt pas tot een afronding na de deconstitutionalisering. En in zijn antwoord richting het CDA spreekt hij zelfs van 2020. Ik dacht dat het toch duidelijk was dat de VVD zicht wil hebben op het beeld voor de tweede lezing. Vandaag is namelijk geschiedkundig al de revue gepasseerd wat er met vorige tweede lezingen is gebeurd en dat willen wij niet op ons geweten hebben.
Minister Plasterk: Dat zeg ik volledig toe, maar dat is ook niet strijdig met wat ik zojuist tegen mevrouw Van Bijsterveld zei. Het blijft natuurlijk zo dat in 2017, als dit kabinet en deze Kamer de rit uitzitten, de tweede lezing aan de orde is. Dan komt er nog een wetgevingstraject op gang. Ik zeg wel volledig toe dat ik vanaf nu bereid ben om de regie hiervoor op mij te nemen. Tot dusverre ligt er een initiatiefwetsvoorstel en hebben wij ons voorgenomen — ik ben daar ook blij mee want het voorstel is buitengewoon competent gemaakt — om dit voorstel door hem te laten geleiden naar de Tweede en de Eerste Kamer. Uiteraard ben ik te allen tijde bereid om genoemde regie te nemen.
(...)
Handelingen I 2014-2015, nr. 29, item 7 - blz. 14
Minister Plasterk: Ik heb antwoord gegeven op de vraag wat voor de tweede lezing zou kunnen gebeuren en wat ik bereid ben daaraan te doen. Ik heb toegezegd op dat punt de regie te nemen.
(...)
Handelingen I 2014-2015, nr. 29, item 7 - blz. 17
Mevrouw Huijbregts-Schiedon (VVD): De minister gaat ook nog uitgebreid in op het waarom. Ik richt mij op wat ik dan maar vertaal als een toezegging. Hij zegt toe bereid te zijn om de regie op zich te nemen. Er wordt ook gesproken over "faciliteren". Ik moet zeggen dat er een groot verschil is tussen faciliteren en regie nemen. Het kan wel eens samenvallen, maar dan wordt het toch anders genoemd. Kan de minister, misschien op een later tijdstip, aangeven hoe en op welke termijn hij invulling geeft aan die regierol, hoe hij die voor zich ziet? Ik zou nu wel graag willen weten of hij zich als facilitator ziet — dat is naar mijn mening meer de toneelknecht dan de regisseur — of als regisseur. Ik zie hem namelijk niet zo erg als toneelknecht, maar je weet het maar nooit. Ik hoor hem namelijk steeds zeggen, maar misschien ligt dat aan mij en ben ik daar heel erg allergisch voor, dat eerst deze grondwetswijziging moet worden afgewerkt alvorens een keuze kan worden gemaakt voor een aanstellingswijze: dat is helemaal niet nodig, want dan zijn we weer heel veel verder. Het zou echter heel goed mogelijk zijn dat we in de tussenliggende periode echt een eindbeeld krijgen. Wij weten immers allemaal dat dit kabinet er nog enige tijd zit, dus het wordt wel 2018. Ik krijg daar graag meer duidelijkheid over.
(...)
Handelingen I 2014-2015, nr. 29, item 7 - blz. 26
Minister Plasterk: Voorzitter. Mijn eerste punt betreft de regierol. Daar ben ik eigenlijk al aan begonnen, met de twee notities die ik heb uitgedacht. In eerste aanleg zijn die positief ontvangen door het Nederlands Genootschap van Burgemeesters en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Ik ga er nog nader naar kijken. Dit najaar zijn we van plan om gezamenlijk een congres te organiseren over dit thema. Om een lang verhaal kort te maken: ik ben graag bereid om een brief te sturen met daarin een overzicht van de regierol zoals ik mij die voor ogen heb. Ik zeg er wel bij dat het grotendeels een procedurele brief zal zijn, die dus niet gaat over het eindbeeld maar over de manier waarop wij dit proces vorm denken te kunnen geven.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2014/2015, nr. 29, item 7
-
behandeling Verslag EK 2014/2015, nr. 29, item 3
-
6 december 2016
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
25 november 2016
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten:-
-
brief van de minister van BZK met een aanvullende beschouwing over de rol en positie van de burgemeester
op 6 december 2016 voor kennisgeving aangenomen door de Commissie BiZa/AZ
EK, P
-
-
13 september 2016
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
25 augustus 2016
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten:-
-
Verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
op 13 september 2016 voor kennisgeving aangenomen door de Commissie BiZa/AZ
EK, G
-
-
24 mei 2016
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
17 mei 2016
nieuwe deadline: 1 juli 2016
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
13 mei 2016
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten:-
-
brief van de minister van BZK met een uitnodiging voor de werkconferentie 'De burgemeester van de toekomst' op 20 juni 2016
op 24 mei 2016 voor kennisgeving aangenomen door de Commissie BiZa/AZ
EK, O
-
-
28 april 2016
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten:-
-
Verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
voor kennisgeving aangenomen door de Commissie BiZa/AZ op 17 mei 2016
EK, E
-
-
29 maart 2016
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
21 maart 2016
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten:-
-
brief van de minister van BZK over de adviesaanvraag aan de Raad voor het openbaar bestuur betreffende de positie van de burgemeester
op 29 maart 2016 voor kennisgeving aangenomen door de Commissie BiZa/AZ
EK, N
-
-
22 december 2015
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
15 december 2015
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
brief van de minister van BZK over de uitvoering van de toezegging 'Regierol minister' (T02109)
op 22 december 2015 voor kennisgeving aangenomen door de Commissie BiZa/AZ
EK, M
-
-
22 september 2015
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
14 september 2015
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
Verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
Voor kennisgeving aangenomen door de Eerste Kamercommissie BiZa/AZ op 22 september 2015
EK 34.000 VII / 34.000 IV, F
-
-
16 juni 2015
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
11 juni 2015
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
brief inzake toezegging regierol eindbeeld aanstellingswijze burgemeester
op 16 juni 2015 voor kennisgeving aangenomen door de Commissie BiZa/AZ
EK, L
-
-
21 april 2015
toezegging gedaan