Rappelabele toezeggingen minister voor Wonen en Rijksdienst (2012-2017) (Rappel juli 2013)



Dit is het rappel tot 03-07-13.

 




Toezegging Samenhangende beleidsvisie (33.129 / 33.330) (T01669)

De Minister voor Wonen en Rijksdienst zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen en opmerkingen van de leden De Boer (GroenLinks), Duivesteijn (PvdA), Kuiper (ChristenUnie) en De Vries-Leggedoor (CDA), toe dat hij de samenhang zal schetsen tussen de verschillende wetsvoorstellen en andere voornemens op het terrein van het wonen en een samenhangende beleidsvisie hierover ('woonnota') aan de Eerste Kamer aan zal bieden.


Kerngegevens

Nummer T01669
Status voldaan
Datum toezegging 12 maart 2013
Deadline 1 mei 2013
Verantwoordelijke(n) Minister voor Wonen en Rijksdienst
Kamerleden Mr.drs. M.M. de Boer (GroenLinks)
A. Th. Duivesteijn (PvdA)
prof. dr. R. Kuiper (ChristenUnie)
G. de Vries-Leggedoor (CDA)
Commissie commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koningin (BZK/AZ)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen beleidsvisie
huurverhogingen
woonnota
Kamerstukken Huurverhoging op grond van een tweede categorie huishoudinkomens (33.330)
Huurverhoging op grond van inkomen (33.129)


Uit de stukken

Handelingen I 2012-2013, nr. 20, item 2 - blz. 2

Mevrouw De Vries-Leggedoor (CDA): Ook de CDA-fractie wil meewerken om Nederland weer gezond te maken, maar we missen een visie van deze regering. We hopen oprecht dat dit debat en het latere debat over het woonakkoord hier verandering in kunnen brengen.

(...)

Handelingen I 2012-2013, nr. 20, item 2 - blz. 6

De heer Duivesteijn (PvdA): De fractie van de PvdA acht het dan ook noodzakelijk dat de afzonderlijke maatregelen worden ingebed in een breder denk- en beleidskader. Dat wil dus wel degelijk zeggen dat er sprake moet zijn van de ontwikkeling van een heuse woonvisie met daarin de inrichting van ons toekomstige sociale woonstelsel. Wij realiseren ons dat de crisis niet alleen om een mooie beleidsvisie vraagt, maar ook om ingrijpende maatregelen; maatregelen die beslag leggen op de portemonnee van burgers, kopers en huurders. Maar juist voor een goede uitvoering van de gekozen maatregelen is draagvlak nodig. Wij herhalen dan ook het eerdere pleidooi van de fractie van de PvdA in de Tweede Kamer om te komen tot het opstellen van een nationaal plan voor het herstel van de woningmarkt.

(...)

Handelingen I 2012-2013, nr. 20, item 2 - blz. 8

De heer Kuiper (ChristenUnie): Mijn fractie heeft steeds aangedrongen op een integrale beleidsvisie om aan al deze aspecten recht te doen. Wat moet er in die visie worden opgenomen? De genoemde elementen. Die integrale visie is er nog niet, ook niet met het woonakkoord, al worden daarmee in ieder geval belangrijke stappen gezet. Het is belangrijk om de partijen die collega Duivesteijn noemde te betrekken bij het verder ontwikkelen van die stappen.

(...)

Handelingen I 2012-2013, nr. 20, item 2 - blz. 12

De heer Kuiper (ChristenUnie): Het zou goed zijn als er na dit woonakkoord dat via parlementaire weg tot stand is gekomen, een woonakkoord komt met alle betrokken partijen. Er is bij de presentatie van het woonakkoord aangegeven dat het akkoord van de sector, Wonen 4.0, hierbij een belangrijk leidraad moet zijn. Nu woonakkoord en Wonen 4.0 elkaar zo dicht zijn genaderd, is het goed om gezamenlijk over de verdere ontwikkeling van het woonbeleid na te denken en te spreken. Onze fractie zou het toejuichen – en roept de minister ook daartoe op – als hij een woonnota zou maken waarin het verhaal dat we nu krijgen voorgelegd in talloze brieven, wetstrajecten, aankondigingen van beleid en aankondigingen van overleg met de sector in volle omvang wordt uiteengezet.

(...)

Handelingen I 2012-2013, nr. 20, item 5 - blz. 17

Mevrouw De Boer (GroenLinks): Zoals gezegd, beoordelen wij vandaag niet het woonakkoord als zodanig, maar een reflectie van de minister op een rechtvaardige verdeling van de lasten tussen huurders en huiseigenaren zouden wij wel op prijs stellen, net als een wat bredere visie van de minister hoe de huur- en koopmarkt er in 2020 uit zullen zien. Waar werkt de minister naartoe? We mogen toch aannemen dat die visie verder strekt dan het uitmelken van de huursector om een gat in de rijksbegroting te dichten?

(...)

Handelingen I 2012-2013, nr. 20, item 7 - blz. 59-60

De heer Kuiper (ChristenUnie): Ik wil graag nog wat meer duidelijkheid over wat door verschillende woordvoerders naar voren is gebracht, namelijk het verzoek om een samenhangende beleidsvisie; ik heb het een woonnota genoemd. Dat hoeft wat mij betreft niet iets anders te zijn dan de samenhang te laten zien tussen de verschillende wetten die wij nu krijgen en de voornemens die er nog zijn. Dat moet wel in een perspectief voor de middellange termijn. Ik zou graag willen dat de minister daarover een duidelijke toezegging doet.

Minister Blok: De samenhang wil ik laten zien, maar wat ik niet wil – ik hoop dat de heer Kuiper dat van mij begrijpt – is de suggestie wekken dat er nog andere maatregelen in het vat zouden zitten. Daarmee laat ik een onzekerheid boven de koopmarkt en de huurmarkt hangen die ik schadelijk vind.

De heer Kuiper (ChristenUnie): Wij hebben het woonakkoord. Daarin wordt verwezen naar Wonen 4.0. Daar zitten perspectieven in en er wordt iets gezegd over de samenhang tussen koop en huur. Volgens mij ligt dit heel dicht bij de set maatregelen die u nu zelf aan het ontwikkelen bent. Ik zou dat graag in een geschreven verhaal aangeboden willen zien aan de Kamer. Ik denk dat dit ook helpt bij het overleg met het veld. Misschien kan het zelfs het resultaat zijn van gesprekken met het veld. Alles wat nu nog een wat fragmentarisch geheel aan wetten en voornemens vormt, willen wij graag in één

samenhangend verhaal ontvangen.

Minister Blok: De samenhang kan ik leveren en dat zal ik doen. Overleg met het veld ligt besloten in het woonakkoord. Als het er niet in besloten was, zou ik het ook mijn taak vinden, dus dat ga ik doen. Ik kan natuurlijk niet garanderen dat er een akkoord komt. Als ik kijk naar de verkiezingsprogramma's, dan hebben verschillende partijen altijd verschillende onderdelen van Wonen 4.0 overgenomen. Ook toen heeft geen enkele partij dat volledig gedaan, omdat alle partijen aanliepen tegen het feit dat er geen budgettaire opbrengst was. Overleg zeg ik zeker toe, en het aangeven van de samenhang in het beleid ook, maar ik kan niet garanderen dat er een breed akkoord komt.

De heer Kuiper (ChristenUnie): U spreekt met de partijen. Als Wonen 4.0 daarbij een belangrijke leidraad is, dan zal dit bij de betrokken partijen op belangrijke onderdelen van het beleid op instemming kunnen rekenen. Dat geldt natuurlijk niet voor alles. De verhuurderheffing blijft natuurlijk een heel ingewikkeld punt. U hebt nu een set aan voornemens en wetten. U spreekt met het veld. Wonen 4.0 ligt er. Komt u met een verhaal waarin u de samenhang zoals u die zelf ook ziet, getoetst in het gesprek met de partijen, aan ons laat zien?

Minister Blok: Ja, op die manier wel.

De heer Duivesteijn (PvdA): Ik zou het scherper willen formuleren. De heer Kuiper heeft heel nadrukkelijk gevraagd om een woonnota. Ik heb zelf gevraagd om een beleidsvisie op het wonen en om een nationaal akkoord met de maatschappelijke organisaties, als inzet. De minister heeft het over maatregelen, maar uiteindelijk gaat het om de visie achter de maatregelen. Ik denk dat daarom gevraagd wordt. Wij kunnen geen garanties geven dat een nationaal akkoord lukt, maar het gaat natuurlijk om de inzet van de minister en om die van het kabinet in dezen. Is de minister bereid om die twee punten toe te zeggen? Dat is volgens mij de concrete vraag.

Minister Blok: De samenhang schets ik graag. Ik zou een onmogelijke opdracht krijgen wanneer ik een akkoord zou moeten leveren. Wonen 4.0 waar u beiden naar verwijst, zou in de huidige vorm niet kunnen. Daar zit onder meer de 4,5% WOZ-waardering in, waarvan wij met zijn allen hebben geconstateerd dat die niet werkt.

De heer Duivesteijn (PvdA): Voor de helderheid: ik verwijs niet naar Wonen 4.0. Ik verwijs naar een akkoord dat u zelf sluit met de maatschappelijke organisaties. Hoe dat eruit ziet, is wat mij betreft op dit moment door ons niet te omschrijven.

Minister Blok: Nogmaals, ik zit met partijen om de tafel en zal dat blijven doen. Dat is ook mijn opdracht uit het woonakkoord. Ik kan niet garanderen dat de uitkomst daarvan een akkoord zal zijn. Als ik in alle eerlijkheid kijk naar de geschiedenis van dit dossier, waar de heer Duivesteijn nog veel meer van weet dan ik, zijn de huurverhogingen begrijpelijkerwijs altijd een onderwerp geweest dat tot veel discussie aanleiding heeft gegeven. Er is vaak geprobeerd een akkoord te sluiten. Mijn ambtsvoorganger heeft het geprobeerd en de heer Vermeulen heeft het zelfs een keer gerealiseerd, maar bij de uitwerking bleken partijen elkaar toch niet te kunnen vinden. Ook met de last van de geschiedenis op mijn schouders kan ik wel beloven dat ik om de tafel ga zitten, maar niet garanderen dat ik een akkoord dat in het verleden nooit tot stand heeft kunnen komen, nu wel tot stand kan brengen. Dat zou mooi zijn, maar ik kan het niet garanderen.

De voorzitter: De heer Kuiper, voor de laatste keer.

De heer Kuiper (ChristenUnie): Er wordt van u ambitie gevraagd, maar dit klinkt niet heel erg ambitieus. De vraag, ook door collega Duivesteijn geformuleerd, gaat natuurlijk over uw inzet om tot een akkoord te komen.

Minister Blok: Natuurlijk, er is niets mooier voor een minister dan een akkoord te bereiken met de sector. Ik vind het echter ook mijn taak om in alle eerlijkheid, voor zover u dat al niet kunt beoordelen, te schetsen waar de gevoeligheden liggen. U wees zelf op de verhuurderheffing, die natuurlijk zeer gevoelig ligt bij corporaties. Met de last van de geschiedenis – het is nog nooit gelukt op dit dossier – en de gevoeligheden die er liggen, moet ik wel eerlijk zeggen dat ik het niet kan garanderen, maar dat ik het fantastisch zou vinden als het zou lukken.

De heer Kuiper (ChristenUnie): Het gaat om die inzet en om een samenhangende visie. Wat mij betreft mag u zelf de volgorde bepalen. Dat is wellicht ook afhankelijk van het overleg dat u met de partijen hebt en waarin wordt getoetst wat er van Wonen 4.0 kan worden meegenomen in uw eigen visie. Dat is allemaal prima, als wij maar toewerken naar een bredere visie – ik noem het een woonnota – waarmee wij wat langere tijd door kunnen.

Minister Blok: Binnen de randvoorwaarden die ik heb geschetst is het antwoord ja.

(...)

Handelingen I 2012-2013, nr. 20, item 7 - blz. 63

De heer Duivesteijn (PvdA): Wij hebben gevraagd of de minister bereid is om een samenhangende woonvisie te schrijven, waarin alle verschillende maatregelen in samenhang kunnen worden bekeken en waarin een doorkijkje staat naar de middellange termijn. Wij hebben nadrukkelijk om die visie gevraagd. Vervolgens hebben wij gevraagd of de minister bereid is te streven naar een nationaal akkoord. Wij vragen geen garantie voor een nationaal akkoord. Hij kan de andere partijen niet dwingen tot overeenstemming. Wij vragen of de minister een dergelijk akkoord met de maatschappelijke organisaties, wellicht inclusief VNG en IPO, zou willen sluiten. Wij vinden het gek dat op dit moment aan de ene kant de politiek staat en aan de andere kant alle maatschappelijke organisaties. Ik wil op dat punt een expliciete toezegging van de minister dat hij zowel de visie vormgeeft als tracht te komen tot een nationaal akkoord.

(...)

Handelingen I 2012-2013, nr. 20, item 7 - blz. 69

Minister Blok: Ik heb in reactie op de vraag van de heer Duivesteijn en van de heer Kuiper aangegeven dat ik de samenhang in mijn voorstellen nog een keer schriftelijk aan de Kamer zal doen toekomen, zodat wij daarover desgewenst het debat kunnen voeren. Ik zou graag een plekje in de geschiedenisboeken verdienen als eerste minister verantwoordelijk voor wonen die een akkoord weet te sluiten over huurverhogingen, maar dat kan ik echt niet garanderen. Men kan mij aanspreken op het overleg dat ik daarover zal voeren, op het heel brede terrein van de woningmarkt. Ik hoop dat het tot een akkoord komt.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Investeringsprikkels verhuurderheffing (33.129 / 33.330) (T01672)

De Minister voor Wonen en Rijksdienst zegt de Kamer, naar aanleiding van een opmerking van het lid Duivesteijn (PvdA), toe om in de vormgeving van de verhuurderheffing te kijken of er investeringsprikkels in geweven kunnen worden.


Kerngegevens

Nummer T01672
Status voldaan
Datum toezegging 12 maart 2013
Deadline 1 juli 2013
Verantwoordelijke(n) Minister voor Wonen en Rijksdienst
Kamerleden A. Th. Duivesteijn (PvdA)
Commissie commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koningin (BZK/AZ)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen huurverhogingen
verhuurderheffing
Kamerstukken Huurverhoging op grond van een tweede categorie huishoudinkomens (33.330)
Huurverhoging op grond van inkomen (33.129)


Uit de stukken

Handelingen I 2012-2013, nr. 20, item 2, blz. 7

De heer Duivesteijn (PvdA): Feitelijk worden de gemeenten nu al geconfronteerd met een investeringsstop van afzonderlijke woningcorporaties. De gevolgen voor de grondbedrijven zijn zonder meer dramatisch te noemen. En dan ga ik nog voorbij aan de maatschappelijke en sociale effecten van een investeringsstop. Met alle waardering voor de macht van de overheid: private instellingen kun je niet dwingen tot investeren. Je kunt ze wel stimuleren.

(...)

Handelingen I 2012-2013, nr. 20, item 7, blz. 57

Minister Blok: In de brief over de verhuurderheffing heb ik aangegeven dat ik wil kijken of wij de heffing zo kunnen vormgeven dat die ook de juiste vorm van investeringen stimuleert. Dit is overigens ook een reactie op de vraag van de heer Duivesteijn. Dit debat zal ik morgen ook in de Tweede Kamer voeren. Ook dit is een kwestie van zorgvuldig maatwerk, omdat stimuleren op de ene plaats, bij een gelijkblijvende opbrengst van de heffing natuurlijk betekent dat de druk op een andere plaats groter wordt. Die druk moet wel te dragen zijn. Ik ben echter bereid om in overleg met de Kamer na te gaan hoe wij die heffing zodanig kunnen vormgeven dat daarin zo'n prikkel zit, zo lang dat maar te dragen is.

(...)

Handelingen I 2012-2013, nr. 20, item 7, blz. 69

Minister Blok: De heer Duivesteijn ging nogmaals expliciet in op de investeringscapaciteit door corporaties. Wij erkennen beiden dat die vraag eigenlijk aan de orde is bij de verhuurderheffing. Ik zie het als mijn opgave om dat aan de overkant en hier aan te tonen. Ik ben er ook van overtuigd dat ik dat kan. Ik heb aangegeven dat ik bereid ben om in de vormgeving van de verhuurderheffing te kijken of er investeringsprikkels in geweven kunnen worden die zowel aan de overkant als hier voldoende draagvlak hebben, want zo werkt het spel dan ook.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Schriftelijk beantwoorden vraag huurverlaging (33.129 / 33.330) (T01673)

De Minister voor Wonen en Rijksdienst zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid De Boer (GroenLinks) over het moment van huurverlaging, toe deze vraag schriftelijk te beantwoorden.


Kerngegevens

Nummer T01673
Status voldaan
Datum toezegging 12 maart 2013
Deadline 1 juli 2013
Verantwoordelijke(n) Minister voor Wonen en Rijksdienst
Kamerleden Mr.drs. M.M. de Boer (GroenLinks)
Commissie commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koningin (BZK/AZ)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen huurverlagingen
Kamerstukken Huurverhoging op grond van een tweede categorie huishoudinkomens (33.330)
Huurverhoging op grond van inkomen (33.129)


Uit de stukken

Handelingen I 2012-2013, nr. 20, item 5, blz. 18

Mevrouw De Boer (GroenLinks): Over één onderdeel van het woonakkoord zijn wij zeer te spreken, namelijk de opname in de voorliggende wetsvoorstellen van de mogelijkheid tot huurverlaging wanneer het huishoudinkomen na een of meer inkomensafhankelijke huurverhogingen weer onder de betreffende norm-inkomens zakt. De praktische uitvoering zal nog wel aanleiding geven tot geharrewar en procedures, maar de regeling als zodanig is goed, temeer nu de huurverlaging ook snel na de inkomensdaling kan ingaan. In de nota naar aanleiding van het verslag zegt de minister immers dat direct na een inkomensdaling een huurverlaging kan worden aangevraagd op basis van actuele inkomensgegevens, zoals loonstrookjes, en dat pas bij een eventuele procedure voor de huurcommissie de gegevens van de Belastingdienst over het volledige afgelopen kalenderjaar overgelegd hoeven worden. In dat geval kan de huurverlaging nog steeds met terugwerkende kracht ingaan met ingang van twee maanden na de oorspronkelijke aanvraag. Graag ontvang ik de bevestiging van de minister dat dat betekent dat uiteindelijk een eventuele huurverlaging kan plaatsvinden met ingang van een datum binnen drie maanden na de inkomensdaling, bijvoorbeeld na pensionering of werkloosheid.

(...)

Handelingen I 2012-2013, nr. 20, item 7, blz. 49-50

Minister Blok: Mevrouw De Boer vroeg naar de tijdsspanne als om huurverlaging wordt gevraagd en of het mogelijk is om binnen drie maanden na de inkomensdaling een huurverlaging te effectueren. Dat kan, maar dat kan niet gegarandeerd worden. Het kan omdat een huurder met inkomensgegevens naar de verhuurder kan gaan en de verhuurder kan op grond van die gegevens besluiten om de huur te verlagen. In het geval van een loonstrookje met een heldere toelichting zal hij dat waarschijnlijk ook doen. Een verhuurder kan echter ook zeggen dat hij de huur niet uitsluitend op grond van een loonstrookje kan bepalen, want uiteindelijk bepaalt de Belastingdienst het. Hij zal in dat geval zeggen dat hij een verklaring van de Belastingdienst nodig heeft. De Belastingdienst kan in de loop van een jaar niet binnen drie maanden een jaarinkomen geven, vandaar dat ik zeg dat het technisch binnen drie maanden kan maar dat wij dat niet kunnen garanderen.

Mevrouw De Boer (GroenLinks): Dat was niet precies mijn vraag want dat is mij bekend. In de laatste schriftelijke antwoorden zegt de minister dat de huur met terugwerkende kracht kan worden verlaagd tot twee maanden na de datum van de eerste aanvraag. Kan de minister de garantie geven dat de beslissing terugwerkt tot binnen drie maanden na de aanvraag?

Minister Blok: Als mevrouw De Boer het goed vindt, kijk ik deze casus nog even precies na, want anders beloof ik misschien iets wat ik niet kan nakomen. Daarop kom ik in de tweede termijn terug.

(...)

Handelingen I 2012-2013, nr. 20, item 7, blz. 65

Mevrouw De Boer (GroenLinks): Ik herinner de minister eraan dat hij heeft beloofd om in tweede termijn in te gaan op de terugwerkende kracht van een beslissing tot huurverlaging door de huurcommissie. 

Handelingen I 2012-2013, nr. 20, item 7, blz. 70

Minister Blok: Ik zal proberen de specifieke vraag of er altijd sprake is van terugwerkende kracht tot het moment van het eerste verzoek tot huurverlaging, mondeling goed toe te lichten. Dat hangt erg af van de situatie. Ik heb in eerste termijn het traject geschetst als de verhuurder onmiddellijk toestemt. Dan is een snelle procedure mogelijk. Als het aan de huurcommissie wordt voorgelegd, komt er een lange procedure. Dan zal er geen sprake kunnen zijn van welke vorm van terugwerkende kracht dan ook. Dan wordt de hele procedure bij de huurcommissie doorlopen en dan kan de huurverlaging ingaan op het moment dat daarover een oordeel is geveld.

Mevrouw De Boer (GroenLinks): Ik concludeer dat u nu wat anders zegt dan in de schriftelijke beantwoording in de nota naar aanleiding van het verslag. Daarin is wel gezegd dat het kan terugwerken tot de eerste dag van de maand, twee maanden na de indiening van het verzoek.

Minister Blok: Dan is mijn verzoek of ik daar schriftelijk op in kan gaan. Dit is voor de praktijk van belang, daar hebt u gelijk in, maar ik weet het niet meer uit mijn hoofd. Er is nogal wat gewisseld na de nota naar aanleiding van het verslag. Ik weet niet waar dan licht zou zitten tussen wat ik nu zeg en wat daarin staat, maar daar krijgt u een schriftelijke toelichting op.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Schriftelijk beantwoorden vraag huurverhoging tot 5,5% van de WOZ-waarde (33.129 / 33.330) (T01674)

De Minister voor Wonen en Rijksdienst zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid De Boer (GroenLinks), toe deze vraag over het deel van de huurwoningen in de gereguleerde sector waarvoor geldt dat huurverhoging tot 5,5% van de WOZ-waarde een lagere maximale huur oplevert dan de maximaal redelijke huur volgens het woningwaarderingsstelsel, schriftelijk te beantwoorden bij de behandeling van de verhuurderheffing.


Kerngegevens

Nummer T01674
Status voldaan
Datum toezegging 12 maart 2013
Deadline 1 juli 2013
Verantwoordelijke(n) Minister voor Wonen en Rijksdienst
Kamerleden Mr.drs. M.M. de Boer (GroenLinks)
Commissie commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koningin (BZK/AZ)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen huurverhogingen
WOZ-waarde
Kamerstukken Huurverhoging op grond van een tweede categorie huishoudinkomens (33.330)
Huurverhoging op grond van inkomen (33.129)


Uit de stukken

Handelingen I 2012-2013, nr. 20, item 7, blz. 52-53

Mevrouw De Boer (GroenLinks): Ik wil echter een andere vraag stellen. U zegt dat het centraal fonds in zijn aannames niet uitgaat van huurmaximalisatie, maar marges hanteert. Voor zover ik het heb begrepen, is de enige reële marge die erin zit dat men niet verder gaat dan tot 5,5% WOZ van de huur, en dat verder wel uit wordt gegaan van huurmaximalisatie.

Minister Blok: Ja, dit is een belangrijke grens en een belangrijke aanvulling op het betoog van mevrouw De Vries. Er zit nog een tweede aspect in: het centraal fonds rekent niet verder door dan tot 2017. Ook dat is een prudentiële aanname, maar wel door henzelf gemaakt.

Mevrouw De Boer (GroenLinks): Maar betekent dat niet, als je grosso modo kijkt, dat het centraal fonds in elk geval tot 2017 feitelijk uitgaat van huurmaximalisatie, met een kleine uitzondering voor woningen die eventueel boven de 5% WOZ uit zouden komen, waarvan er maar weinig zijn?

Minister Blok: U geeft een zeer relevante toevoeging, die het centraal fonds bewust heeft gemaakt.

Mevrouw De Boer (GroenLinks): Als u daar niet volmondig met "ja" op wilt antwoorden, wil ik wel weten voor hoeveel procent van de woningen die uitzondering van 5,5% WOZ geldt. Is dat een substantieel deel, of wordt voor het gros van de woningen wel gerekend met huurmaximalisatie?

Minister Blok: Ik hoop dat u mij vergeeft dat ik dat niet uit mijn hoofd weet. Wel is het een wezenlijk onderdeel van het debat dat we hierover gaan voeren. Dan krijgt u die informatie zeker.

(...)

Handelingen I 2012-2013, nr. 20, item 7, blz. 65

Mevrouw De Boer (GroenLinks): Ook wacht ik op een antwoord op mijn vraag voor welk deel van de huurwoningen in de gereguleerde sector geldt dat huurverhoging tot 5,5% van de WOZ-waarde een lagere maximale huur oplevert dan de maximaal redelijke huur volgens het VWS.

(...)

Handelingen I 2012-2013, nr. 20, item 7, blz. 70

Minister Blok: Mevrouw De Boer heeft inderdaad nog een aantal antwoorden van mij tegoed. De vraag over het aandeel woningen onder 5,5% zal ik schriftelijk beantwoorden bij de behandeling van de verhuurderheffing. Zo had ik dat ook geformuleerd.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Ingaan op consequenties enkel toepassen verhuurderheffing op partijen waarvan de kerntaken DAEB-activiteiten zijn (33.402 / 33.403 / 33.405 / 33.407) (T01735)

De minister voor Wonen en Rijksdienst zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag/opmerking van het lid Essers (CDA), toe in te gaan op de consequenties van het enkel van toepassing verklaren van de verhuurderheffing op partijen waarvan de kerntaken DAEB-activiteiten zijn in het overzicht betreffende de implementatie van de verhuurdersheffing en de woningwaardering dat hij in het vroege voorjaar van 2013 aan de Kamer zal sturen.


Kerngegevens

Nummer T01735
Status voldaan
Datum toezegging 18 december 2012
Deadline 1 juli 2013
Verantwoordelijke(n) Minister voor Wonen en Rijksdienst
Kamerleden Prof.dr. P.H.J. Essers (CDA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen verhuurderheffing
woningcorporaties
Kamerstukken Wet verhuurderheffing (33.407)
Wet herziening fiscale behandeling eigen woning (33.405)
Overige fiscale maatregelen 2013 (33.403)
Belastingplan 2013 (33.402)


Uit de stukken

Handelingen I 2012-2013, nr. 18 – blz. 126

Minister Blok:

In de tweede motie van de heer Essers (EK 33407, letter G) wordt verzocht om de verhuurdersheffing alleen van toepassing te verklaren op partijen waarvan de kerntaken DAEB-activiteiten zijn. De constatering in deze motie dat de organisaties die wel sociale huurwoningen hebben maar niet in meerderheid DAEB-activiteiten ontplooien, in het verleden geen overheidssubsidie zouden hebben ontvangen en die ook nu niet zouden ontvangen, is niet juist. Ik zou de heer Essers kunnen toezeggen om in het overzicht betreffende de implementatie van de verhuurdersheffing en de woningwaardering, die ik toch al voor het vroege voorjaar, zo zeg ik tegen de heer Van Boxtel, heb toegezegd, in te gaan op de consequentie van zo'n keuze. Ik hoop dat ik daarmee de heer Essers kan verleiden om deze motie in te trekken en dat hij daarna het debat met mij vervolgt.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Toezending nadere uitwerking huurbeleid en de verhuurderheffing (33.402 / 33.403 / 33.405 / 33.407) (T01744)

De minister voor Wonen en Rijksdienst zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag/opmerking van het lid Van Boxtel (D66), toe de Kamer in het vroege voorjaar van 2013 een notitie te sturen met de nadere invulling van de verhuurderheffing en het huurbeleid. 


Kerngegevens

Nummer T01744
Status voldaan
Datum toezegging 18 december 2012
Deadline 1 juli 2013
Verantwoordelijke(n) Minister voor Wonen en Rijksdienst
Kamerleden Mr. R.H.L.M. van Boxtel (D66)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen huurbeleid
verhuurderheffing
Kamerstukken Wet verhuurderheffing (33.407)
Wet herziening fiscale behandeling eigen woning (33.405)
Overige fiscale maatregelen 2013 (33.403)
Belastingplan 2013 (33.402)


Uit de stukken

Handelingen I 2012-2013, nr. 12, item 18 – blz. 115

De heer Van Boxtel (D66):

Ik denk dat u in ieder geval mijn fractie niet behoeft te overtuigen van de al jarenlang bij ons bestaande notie dat er op de hele woningmarkt ingrijpende hervormingen nodig zijn. Ik sta dat hier niet te zeggen voor eigen gelijk, maar het is gewoon goed dat we nu ook die stappen zetten. Dit Belastingplan en de 800 miljoen die geraamd zijn, daar gaan we mee akkoord. Dat is evident. U hebt er zelf als kabinet nog eens 1,2 miljard boven op gedaan. Ik lees dan interviews waarin u zegt dat de corporaties dan maar eventueel woningen, onroerend goed moeten verkopen om te kijken of ze aan die bedragen kunnen komen. U hebt net verteld hoeveel er onder water staan en dat er dus ook geen kopersmarkt is. Ik ben zo bang dat u als kabinet met deze planvorming die voorbijgaat aan dit Belastingplan dat we gaan accorderen, eigenlijk zelf al onder water staat met die ramingen. Wat vindt u daarvan?

Minister Blok:

Wat u noemt, ligt nu niet voor; wat nu voorligt is het komend jaar 50 miljoen en het jaar daarna 800 miljoen. Voor die 800 miljoen is een uitgebreide analyse gemaakt door het Centraal Fonds Volkshuisvesting. Daarin heeft het fonds aangegeven dat dit goed te dragen is. Er zijn geen dramatische consequenties op het gebied van investeringscapaciteit. Ik ben ervan overtuigd dat wat nu voorligt, getoetst en dragelijk is. Ik kom natuurlijk bij u terug met het vervolg, de 1,2 miljard. Ook kom ik natuurlijk bij u terug met de uitwerking van zowel de huurverhoging – die ligt al voor, maar op grond van het regeerakkoord ben ik voornemens die deels aan te passen – als ook – en daar zit eigenlijk de crux in de discussie – het woningwaarderingssysteem. Eigenlijk is er ook geen discussie dat de 2 miljard op te brengen is uit de huurverhoging. Waar het spaak zou kunnen lopen, is dat je tegelijkertijd een woningwaarderingssysteem introduceert gebaseerd op 4,5% van de WOZ-waarde. Die 4,5% heeft een intrigerende geschiedenis. Die werd eigenlijk heel breed gedragen. Die stond in Wonen 4.0 en ook in veel verkiezingsprogramma's, in ieder geval in die van CDA, PvdA en GroenLinks. Die werd dus eigenlijk heel breed gedragen als alternatief voor het vrij ingewikkelde puntenstelsel. Het is op die manier ook in het regeerakkoord terechtgekomen. Bij de doorrekening door het CPB gingen geen alarmbellen af. Vervolgens ontstond een maatschappelijk debat. Het is goed dat er kritisch naar gekeken wordt want dit zijn ingrijpende maatregelen. Het Centraal Fonds Volkshuisvesting maar ook andere instellingen zeiden dat de samenloop tot problemen aanleiding kan geven. Dat is nu ook precies de reden dat ik heb aangegeven, niet alleen in het interview in de Volkskrant maar ook in de Kamer, dat ik niet voornemens ben de 4,5% onverkort in te voeren. Het is namelijk niet mijn doel om onuitvoerbare regelingen op te leggen of woningcorporaties financieel over de kling te jagen.

Pas sinds vorige week beschik ik over de echt uitgewerkte vergelijking tussen de berekeningen van het Centraal Planbureau en die van het Centraal Fonds Volkshuisvesting. Ik heb die ook openbaar gemaakt omdat ik het ook van belang vind dat er op een bijna wetenschappelijke manier een openbaar debat over kan plaatsvinden. Met die cijfers zijn we nu hard aan het rekenen. Ik kan u in plaats van het voorjaar, het vroege voorjaar toezeggen. Ja, ik onderken de urgentie. Ik hoop ook dat u het met mij eens bent dat we dit zorgvuldig moeten doen. Ik kan waarschijnlijk niet alle partijen gelukkig maken. Het is een heffing en ik realiseer me dat mensen daar in feite niet gelukkig van worden. Ik wil in ieder geval de gelegenheid hebben om wat betreft de uitwerking af stemmen met corporaties, gemeenten en huurdersorgansiaties over welke kant ik opdenk. Nogmaals, u krijgt de gelegenheid om op beide onderdelen te discussiëren. Daarmee hoop ik aan uw zorg tegemoet te komen.

De heer Van Boxtel (D66):

Dank. Dat scheelt voor de tweede termijn. Ik ben de minister erkentelijk voor deze toezegging. Bij het vroege voorjaar ga ik echt uit van februari, omdat het richting de markt en de gehele bevolking nodig is om met signalen van weer opbouwend vertrouwen te komen. We moeten door die stagnatie. Dus dank voor deze toezegging. Ik vertrouw er ook op dat wij net als de Tweede Kamer meteen actueel geïnformeerd zullen worden.

Minister Blok:

Ik zeg graag toe dat de brief die ik aan de Tweede Kamer heb beloofd ook direct naar de Eerste Kamer gaat. Voor de goede orde: het gaat uiteindelijk om wetgeving. Dus echte zekerheid is er op het moment dat de Eerste en de Tweede Kamer ja hebben gezegd. Wat ik in het vroege voorjaar lever, is een notitie met de invulling. Echter, zekerheid is er natuurlijk pas als het in het Staatsblad staat.


Brondocumenten


Historie