Rappelabele toezeggingen Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Vooruitblik januari 2014 (juli 2013))



Dit is het rappel vanaf 03-07-13 tot 03-01-14.

 




Toezegging Deelname aan verwijsindex door scholen (31.855) (T01163)

De minister voor Jeugd en Gezin zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Kuiper, toe na te gaan of scholen daadwerkelijk deelnemen aan de verwijsindex; dit punt wordt ook meegenomen in de evaluatie.


Kerngegevens

Nummer T01163
Status voldaan
Datum toezegging 26 januari 2010
Deadline 1 juli 2015
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister voor Jeugd en Gezin
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Kamerleden prof. dr. R. Kuiper (ChristenUnie)
Commissie commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen scholen
verwijsindex risicojongeren
Kamerstukken Verwijsindex risicojongeren (31.855)


Uit de stukken

Handelingen I 2009-20010, nr. 16 – blz. 623

De heer Kuiper (ChristenUnie): Mijn volgende punt gaat over het meldrecht en de grenzen daarvan. […] Vandaar dat het wetsvoorstel uitgaat van een meldrecht en niet van een meldplicht. De minister stelt echter ook dat het niet gebruikmaken van dit meldrecht niet vrijblijvend kan zijn. Als het belang van het kind melding vereist, zou dit wel moeten gebeuren. In dit licht zou ik de minister willen vragen of de situatie van bijvoorbeeld scholen niet anders is dan die van hulpverleners. Op scholen is er geen sprake van een hulpverlenersrelatie, maar de kinderen bevinden zich wel een groot deel van hun tijd op school. Ik stel deze vraag omdat mij ter ore is gekomen dat scholen soms afzien van deelname met een beroep op dat meldrecht. Ze vatten het op alsof ze geen verplichting hebben om mee te doen. Ik zou denken dat de omgeving waar jongeren een belangrijk deel van hun dag doorbrengen, zich niet zou dienen te onttrekken aan de verwijsindex. Sterker nog, juist omdat scholen de plek zijn waar jongeren dagelijks kunnen worden gevolgd en veel signalen omtrent hun situatie kunnen worden opgevangen, zouden zij moeten meedoen aan de verwijsindex.

Handelingen I 2009-20010, nr. 16 – blz. 653

Minister Rouvoet: De heer Kuiper vroeg of de situatie op de scholen niet van een andere aard is dan bij hulpverleners. Daar heeft hij gelijk in. Dat geldt overigens ook voor de politie, of de schuldhulpverlening: het is kwalitatief anders. Voor scholen is dit inderdaad nog eens zo belangrijk, omdat dit dé vindplaats is waar jongeren het grootste deel van de week zijn, als het goed is. Dus is het van belang dat scholen zijn aangehaakt bij de VIR. Daarom horen ze ook bij de kring van instanties met meldende bevoegdheden. De heer Kuiper verwees naar algemene signalen dat het onderwijs niet mee zou willen doen. Voor een individuele school kan wellicht gelden dat men daar aarzeling heeft. Ik hoop dat dit soort debatten eventuele onzekerheid daar wegneemt. Ik deel met de heer Kuiper het belang van het aanhaken van scholen. Kijk naar de rol van zorgen adviesteams, de verbinding met de jeugdzorg en dergelijke. Er is geen aansluitverplichting voor instanties, en er is geen reden om dat voor scholen wel te doen. Wij delen onze mening dat zeker scholen zich niet mogen onttrekken aan de verwijsindex.

Handelingen I 2009-20010, nr. 16 – blz. 653

De heer Kuiper (ChristenUnie): Ziet de minister daar een rol in voor zichzelf om nog krachtiger bij scholen onder de aandacht te brengen dat ze dit dus wel moeten doen? Misschien bereiken ook de minister daar signalen over; mij hebben immers signalen bereikt    dat op individuele scholen gezegd wordt: dat hoeft niet, bij ons is er eigenlijk niet zo veel aan de hand. Die houding moet worden doorbroken.

Handelingen I 2009-20010, nr. 16 – blz. 653

Minister Rouvoet: Ik ben altijd geïnteresseerd in algemene signalen. Als dit echt een rol speelt bij een individuele school in een bepaalde gemeente, is de betreffende wethouder de eerste die er ″last″ van heeft. Hij merkt als eerste dat een school, of misschien een aantal scholen, zich onttrekt aan samenwerkingsafspraken, waaraan ze zich in gevolge de wetgeving waar nog aan gewerkt wordt, wel moet houden. De wethouder ter plaatse kent de scholen en wellicht ook de beweegredenen. Als het een lokaal probleem is, gerelateerd aan een school of aan een schoolorganisatie, is mijns inziens de wethouder de aangewezen persoon om dat misverstand uit de wereld te helpen. Mocht het zo zijn dat landelijk hele sectoren of het onderwijs zich daarin terughoudend opstellen, dan is een route vergelijkbaar met die bij de KNMG ook voor mij de aangewezen weg. In eerste instantie zou ik dit echter wel bij de gemeente en de wethouder laten liggen. Mocht de heer Kuiper meer algemene signalen hebben ontvangen, dan houd ik mij zeer aanbevolen. Daar ben ik graag toe bereid.

Handelingen I 2009-20010, nr. 16 – blz. 653

Minister Rouvoet: Exact. Dat bedoelde ik met de afspraken waar de wethouder verantwoordelijk voor is. Dat ziet op die verbinding tussen jeugdgezondheidszorg, het lokale jeugddomein en welzijn met de onderwijsstructuur en het onderwijsdomein.

Handelingen I 2009-20010, nr. 16 – blz. 653

De heer Kuiper (ChristenUnie): Zal dit nog in de gaten gehouden worden over een tijdje? Komt er over een jaar bijvoorbeeld een beeld van de wijze waarop dit gaat? Kunnen wij dan ook aanhaken? Kan de minister toezeggen dat hij een bepaalde actie zal ondernemen,

mocht dit het geval zijn?

Handelingen I 2009-20010, nr. 16 – blz. 653

Minister Rouvoet: Volgaarne. Er zal sowieso een evaluatie plaatsvinden. Mochten zich problemen voordoen in bepaalde domeinen – dat kunnen de scholen zijn, maar dat kan ook een andere sector zijn, dat kan ook een blijvend verschil van mening zijn met een medische beroepsgroep – dan zullen wij die uiteraard signaleren en proberen te verhelpen. Wij zullen zeker bij de scholen een vinger aan de pols houden op dit specifieke punt bij het volgen van de implementatie en het feitelijk functioneren van de verwijsindex. Dat zeg ik graag toe.

Handelingen I 2009-20010, nr. 16 – blz. 664

Minister Rouvoet: Op het punt van de scholen dacht ik hem voldoende tegemoet te zijn gekomen. Wij houden dat goed in de gaten. Sowieso is er een evaluatie. Over vier jaar kunnen wij in die evaluatie samen naar de verschillende punten kijken.


Brondocumenten


Historie

  • 6 oktober 2015
    nieuwe status: voldaan
  • 18 september 2015
    nieuwe status: openstaand
    Voortgang:
  • 4 april 2014
    nieuwe deadline: 1 juli 2015
    nieuwe status: openstaand
    Voortgang:
    documenten:
  • 7 juni 2011
    nieuwe commissie: commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
  • 7 juni 2011
    commissie vervallen: commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport / Jeugd en Gezin (VWS/JG)
  • 14 oktober 2010
    nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
  • 14 oktober 2010
    verantwoordelijkheid verlopen: Minister voor Jeugd en Gezin
  • 26 januari 2010
    nieuwe status: openstaand
  • 26 januari 2010
    toezegging gedaan






Toezegging Evaluatie wetsvoorstel (32.150) (T01266)

De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, zegt de Kamer, naar aanleiding van opmerkingen van de leden Van de Beeten, Swenker en Slagter-Roukema, toe de Kamer op korte termijn een brief met daarin het plan van aanpak voor de evaluatie te sturen.


Kerngegevens

Nummer T01266
Status voldaan
Datum toezegging 15 februari 2011
Deadline 1 juli 2014
Verantwoordelijke(n) Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Kamerleden mr. R.H. van de Beeten (CDA)
G. van den Berg (SGP)
drs. J. Hamel (PvdA)
drs. T.M. Slagter-Roukema (SP)
mr. P. Swenker (VVD)
Commissie commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen evaluaties
onverzekerden
zorgverzekeringen
Kamerstukken Opsporing en verzekering onverzekerden zorgverzekering (32.150)


Uit de stukken

Handelingen I 2009/10, nr. 18 - blz. 25-31, 45-53

Blz. 31

De heer Van de Beeten (CDA):

Mijn eerste vraag aan de minister - ik begrijp best dat ze daarop niet onmiddellijk volmondig ja zal zeggen - is of ze de evaluatie van onverzekerden zo veel mogelijk met een open geest wil benaderen. Wil zij zich, als het aan de orde komt, afvragen of het wel de juiste weg is geweest, en of we niet moeten kijken naar andere wegen?

"Ik hoop dat de minister wil toezeggen dat ze met die invalshoek wil kijken naar de evaluaties en wil reageren op de bijdragen van de collega's.

Blz. 50

Minister Schippers:

De heer Van de Beeten vroeg, de evaluatie met een open geest te benaderen. Dat was ik zeker van plan. Mijn toezegging om een pilot te houden, is daarvan een voorbeeld. Wij moeten dit goed monitoren en grondig evalueren. Ik zie deze wet niet als een afronding. Ik zeg niet: hiermee zijn wij klaar; verder hoeven wij er niets meer aan te doen. Het gaat om een serieuze zoektocht naar de beste weg. Dit is immers een heel diverse en heel moeilijke groep. Daarom is het een doorlopende zoektocht, ten eerste om de groep beter in beeld te krijgen – daarop wees mevrouw Swenker terecht al – en ten tweede om met het oog daarop maatwerk te kunnen leveren. Mijn insteek is zeker niet dat wij één mal op iedereen willen leggen.

blz. 51

Mevrouw Swenker (VVD):

Wij hebben in de stukken gelezen dat er te zijner tijd een evaluatie komt. Nu is even de vraag: wanneer wat waar? Wanneer is de bestandsvergelijking voldoende zodat de minister

weer precies het verhaal kan vertellen? Wanneer weten wij genoeg na een eerste pilot? Hoe lang moet die lopen? Enzovoorts.

Mevrouw Slagter-Roukema (SP):

Net als de VVD-fractie willen de SP-fractie en de GroenLinks-fractie, die ik natuurlijk ook weer even moet noemen, duidelijker hebben hoe en op welke punten er geëvalueerd

gaat worden. Wij hebben een aantal punten genoemd. Misschien is het handiger om een en

ander na afloop van het debat in een brief op te schrijven.

blz. 53

Minister Schippers:

Omdat ik toch een brief schrijf over de pilot, stel ik voor om het plan van aanpak voor de evaluatie in diezelfde brief te zetten. Dan kan de Kamer nagaan of er naar haar mening dingen ontbreken en hoe wij een en ander kunnen vervolmaken.


Brondocumenten


Historie