Rappelabele toezeggingen Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Vooruitblik januari 2014 (juli 2013))



Dit is het rappel vanaf 03-07-13 tot 03-01-14.

 




Toezegging Schoolbesturen uitgesloten van het RPO (31.310) (T00871)

De staatssecretaris zal bij de evaluatie van de Wet voorzieningenplanning scholen (31310) het punt van schoolbesturen die tegen hun wil zijn uitgesloten van het RPO bekijken en (indien voorkomend) situaties in beeld brengen waarin het mis is gegaan.


Kerngegevens

Nummer T00871
Status voldaan
Datum toezegging 1 juli 2008
Deadline 1 januari 2014
Voormalige Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris I van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Huidige Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Kamerleden drs. M.Y. Linthorst (PvdA)
Commissie commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen schoolbesturen
voorzieningenplanning
Kamerstukken Modernisering, vereenvoudiging en beperking van de wettelijke regels over de voorzieningenplanning bij scholen (31.310)


Uit de stukken

Handelingen Eerste Kamer 2007-2008, nr. 36, blz. 1494-1501

Blz. 1498/99

(...)

Mevrouw Linthorst (PvdA): Begrijp ik de staatssecretaris goed dat als een schoolbestuur tegen zijn zin wordt uitgesloten van een RPO, er dan geen beroepsmogelijkheden zijn en dat er alleen een mogelijkheid is voor het stichten van een nevenvestiging via een U-bochtconstructie, waarbij eerst een nieuwe school gesticht wordt, die vervolgens omgezet wordt in een nevenvestiging?

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Dat is inderdaad het geval. Dat zit in het feit dat wij ernaar streven dat scholen met elkaar een regionaal arrangement aangaan en dat er inderdaad een bepaalde bodem ligt voor het aantal scholen dat mee moet doen, namelijk 60% van het aantal scholen en 65% van het aantal leerlingen. Dat bij elkaar vormt een stevig draagvlak in de desbetreffende gemeente. Aan de andere kant geldt - en dat vind ik heel belangrijk - dat één school niet het regionaal arrangement kan torpederen. Dat is uiteindelijk het evenwicht dat wij zoeken in deze wetgeving en dat, kijkend naar de experimenteerperiode van de afgelopen

tijd, ook niet tot problemen heeft geleid.

Mevrouw Linthorst (PvdA): Ik zal er nog één opmerking aan wijden, dan geef ik het op. Regelingen tref je niet omdat je verwacht dat de zaak misgaat. Een regeling tref je om te voorkomen dat het misgaat. Mijn fractie en die van D66 zijn er absoluut niet van overtuigd dat schoolbesturen elkaar een hak willen zetten. Maar er kan zich een situatie voordoen waarin één schoolbestuur tegen zijn zin wordt uitgesloten van een RPO. Wij vinden het onverteerbaar dat er dan geen enkele beroepsmogelijkheid is. Dat zou er juist voor pleiten om de provincie of de gemeente - dat heeft bij de regionale arrangementen heel goed gewerkt - een positie te geven, zodat zij als een soort wijze buitenstaander de rol van procesbegeleider op zich kunnen nemen. Er is een verschil tussen wantrouwen - want dat heb ik niet - en een gezond risicobeheer.

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Natuurlijk heb ik daarover nagedacht. Maar op basis waarvan zou ik een verstandige toets van het regionaal overleg moeten doen? Verder ligt binnen de regio een sterke prikkel om met elkaar samen te werken. In de oude situatie kon men buiten een regionaal arrangement een vbo-afdeling stichten als het leerlingpotentieel was aangetoond, en dat blijft zo. Buiten een RPO kan een vbo-afdeling worden gesticht. De normen van het leerlingpotentieel zijn in dat opzicht niet gewijzigd. Voor een nevenvestiging kan dat wel, maar dan moet een iets hoger percentage worden behaald, maar dat is het mij waard. Op regionaal niveau ontstaat dan immers een prikkel om samen te werken en te voorkomen dat één iemand als spelbreker voor het geheel fungeert.

Mevrouw Linthorst (PvdA): Daar ben ik het helemaal mee eens. Als u vraagt op grond waarvan u die toets zou moeten doen, zou ik zeggen: op grond van het regionaal arrangement. Dat zou een heel goede prikkel voor dwarsliggende scholen kunnen zijn om over te gaan tot samenwerking.

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Dat instemmingsrecht is er niet om die reden ingekomen, maar vanwege de zorg om nevenvestigingen. Degene die heeft geëvalueerd heeft ons aangeraden de huidige situatie te handhaven. Volgens hem zijn er voldoende checks and balances. De gemeente kan altijd nog een rol spelen, want zij gaan aan tafel vanwege het op overeenstemming gericht overleg. Tot slot kan de minister worden ingeschakeld.

Gelet op de zorg die er leeft op dit punt moeten wij dit bij de evaluatie goed bekijken. Vanaf 2002 heeft het geen problemen opgeleverd, want ook toen was er geen verplichting dat iedereen mee moest doen, en het heeft ook geen procedures opgeleverd. Wij zouden dit punt heel expliciet in de evaluatie kunnen laten toetsen, daarbij de situaties in beeld brengend, om te zien waar

het mis is gegaan.

Blz. 1501

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

[...]

Verder blijft mevrouw Linthorst zorgen houden rond de ene school die geen weg heeft voor beroep. Tot op heden is het probleem er niet. Een gemeente heeft sowieso vijf jaar de tijd voor vestiging. Om mevrouw Linthorst tegemoet te komen, zouden wij de evaluatie iets naar voren kunnen halen door deze in plaats van na vijf jaar, na drie jaar te houden. Gelet op de ervaringen tot nu toe is er geen aanleiding om te veronderstellen dat dit probleem zich voordoet, maar als wij over drie jaar met elkaar vaststellen dat mevrouw Linthorst gelijk heeft gekregen en ik niet, dan moeten wij met elkaar kijken of wij er iets aan moeten veranderen. Overigens blijft het dan moeilijk om dat te doen, omdat het lokale niveau mijns inziens de beste plek is om afwegingen te maken en alle ins en outs rondom prognoses etc. te beoordelen. Natuurlijk is het niet mijn bedoeling om zaken via een U-bocht te behandelen. Ik geef alleen aan dat de facto de rechten uiteindelijk niet zo heel erg minder worden, maar dat wij wel de prikkel invoeren om mee te doen aan het regionaal arrangement dat ik zo relevant vind.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Evaluatie risicogericht toezicht (32.193) (T01501)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de Leden Linthorst en Kuiper, toe in 2014 het risicogericht toezicht te evalueren (uitgebreide steekproef) en aan de Kamer te zenden.


Kerngegevens

Nummer T01501
Status voldaan
Datum toezegging 24 januari 2012
Deadline 1 januari 2014
Verantwoordelijke(n) Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Kamerleden prof. dr. R. Kuiper (ChristenUnie)
drs. M.Y. Linthorst (PvdA)
Commissie commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen evaluaties
toezicht
Kamerstukken Wijziging Wet op het onderwijstoezicht inzake gewijzigde rol Inspectie van het onderwijs bij het toezichtproces (32.193)


Uit de stukken

Handelingen I 2011-2012, nr. 16 - blz. 31

Mevrouw Linthorst (PvdA): De basis voor maatschappelijke participatie en ontwikkeling wordt gelegd in het onderwijs. Alle instrumenten die de kwaliteit van het onderwijs verbeteren, moeten wat mijn fractie betreft serieus worden bekeken. Het jaarlijkse bezoek van de inspectie heeft zich als instrument bewezen. Mijn fractie begrijpt dat de regering de prioriteit legt bij zwakke en zeer zwakke scholen, maar betreurt dat dit ten koste gaat van het stimuleren van scholen die voldoende en goed presteren. Is de minister bereid om het wetsvoorstel over drie jaar te evalueren om te bezien of deze zorgen al dan niet terecht zijn geweest?

Handelingen I 2011-2012, nr. 16 - blz. 35

De heer Kuiper (ChristenUnie): Ik steun het voorstel van collega Linthorst over een evaluatie van de wet, want deze ongewenste effecten mogen niet optreden.

Handelingen I 2011-2012, nr. 16 - blz. 52

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Krijgen wij het met deze detectie voldoende in beeld? Ben je op tijd, maar ben je ook adequaat met je detectie? Er is een evaluatie van het risicogericht toezicht gehouden, die naar de Tweede Kamer is gestuurd. Wij zijn op dit moment in feite aan het codificeren wat wij reeds doen. De wet loopt achter de praktijk aan. Ten behoeve van de evaluatie is er een brede steekproef geweest bij 400 scholen. Eigenlijk doen wij dat jaarlijks. Het is de jaarlijkse "terugkom" waarbij je alles goed in beeld brengt. Daarnaast doen wij themaonderzoeken, waarvoor wij ook op scholen komen. Alles bij elkaar bezoeken wij een school minimaal eens in de vier jaar. Uit de evaluatie blijkt dat het heel effectief is. Ik noem enkele aspecten die in het risicogericht toezicht onder de loep zijn gelegd.

Een van de vragen was: wat is het effect van het risicogericht toezicht? De effectiviteit is minstens gelijk gebleven. De inspectie volgt de scholen zeer nauwgezet door het jaarlijks toezichtarrangement en is er goed in geslaagd om de onderpresterende scholen te detecteren. Hoe is de kwaliteit van de risicoanalyse waarmee de inspectie de scholen detecteert? Uit de controleonderzoeken is gebleken dat het met de risicoanalyses goed lukt om risicovolle scholen te detecteren. De kans is dus zeer zeer klein dat leerlingen op een zeer zwakke school zitten die niet wordt ontdekt. Als wij minder dan 5% over het hoofd zouden zien, zouden de voordelen belangrijker wegen dan de nadelen. Maar het bleek dat maar 1% over het hoofd werd gezien. De aselecte steekproef gaf aan dat maar 1% van de scholen ook had moeten opvallen. Dat is bijzonder. Er waren wel wat te veel scholen in beeld gekomen. In het begin waren het er veel te veel, maar met aanscherpingen hopen wij het percentage terug te dringen. Wij komen steeds dichter bij de groep van scholen waar echt iets mee aan de hand is. De inspectie is in de vorige kabinetsperiode ingekrompen, maar deze aanpak blijkt vrij effectief. Ik spreek met de Kamer af dat ik over drie jaar weer zo'n uitgebreide steekproef zal doen. Wij hebben het nu in algemene zin gedaan, maar de steekproef is breder. Wij hebben bijvoorbeeld ook gekeken naar de vermindering van de toezichtslasten en de ervaring daarvan. Dat heeft mevrouw Van Bijsterveld ook al gevraagd. Er is een theoretische afname van de administratieve lasten, maar wat is de werkelijke afname, die men ervaart? Ook dat is positief: een reductie van de toezichtslasten met ruim 46% over een gehele linie. Bij zwakke of zeer zwakke scholen zijn de toezichtslasten overigens toegenomen met 60%, maar dat betekent dat we er bovenop zitten. Onze doelstelling was 25%, en het is uiteindelijk 46% geworden, wat een goede zaak is. De inspectie heeft dit met 7,5% minder personeel gedaan. Ook dat is een heel goede zaak. Het is weliswaar een keuze, maar ze is wel effectief in haar uitwerking. Nogmaals, graag doe ik het over drie jaar nog eens zo uitgebreid en rapporteer ik daarover aan deze Kamer en aan de Tweede Kamer. De algemene steekproef, die we ieder jaar doen, vertalen we in het Onderwijsverslag.

De heer Kuiper (ChristenUnie): De evaluatie waaruit u nu citeert, is meen ik uit voorjaar 2010. We zitten nu bijna in het voorjaar van 2012. Is er al een stramien bedacht van eens in de drie jaar?

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Ik vind het geen probleem om ervoor te zorgen dat we in 2014 over 2013 evalueren. Dan wachten we dus niet tot 2016.

Handelingen I 2011-2012, nr. 16 - blz. 56

Mevrouw Linthorst (PvdA): Voorzitter. Ik ben blij met de toezegging van de minister dat in 2014 de resultaten van 2012 zullen worden geëvalueerd.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Bezien of onderwijsconsulenten sterker ingezet kunnen worden (33.106 / 32.812) (T01574)

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Smaling (SP), toe om onderwijsconsulenten een punt van aandacht te maken en te bezien of ze sterker ingezet kunnen worden. 


Kerngegevens

Nummer T01574
Status voldaan
Datum toezegging 2 oktober 2012
Deadline 1 september 2013
Verantwoordelijke(n) Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Kamerleden prof. dr. ir. E.M.A. Smaling (SP)
Commissie commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen onderwijsconsulenten
passend onderwijs
Kamerstukken Passend onderwijs (33.106)
Kwaliteitsverbetering van het speciaal en voortgezet speciaal onderwijs (32.812)


Uit de stukken

Handelingen I 2012-2013, 2, blz. 31.

De heer Smaling (SP): Het rapport van de Stichting De Ombudsman komt met een serie aanbevelingen aan het ministerie van OCW, waaronder een landelijk beoordelingssysteem voor ondersteuning, op drie niveaus instemmingsrecht voor ouders en de aanstelling van onderwijsconsulenten of andere mediators, die zaken minnelijk kunnen schikken voordat juridisering optreedt. Een aantal amendementen die in de Tweede Kamer zijn aangenomen, gaan weliswaar in die richting, maar blijven toch vrij "zacht" geformuleerd. Heeft de minister al een idee wat zij met de aanbevelingen uit het rapport van Stichting De Ombudsman gaat doen?

Handelingen I 2012-2013, 2, blz. 63.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Wat doe ik met het rapport van de Stichting De Ombudsman? Er zit een aantal aanbevelingen in dat rapport. Voor een belangrijk deel sluiten die aan bij het wetsvoorstel Passend onderwijs. Daar ben ik blij mee. De aanbevelingen sluiten ook aan bij het Programma School en Ouders. De fractie van de SP stelde deze vraag. Wat de aanbeveling om onderwijsconsulenten in te zetten betreft: hiervoor ga ik extra middelen ter beschikking stellen, want die onderwijsconsulenten worden als heel cruciaal beschouwd. Zij zijn echter te weinig bekend. Ik vind dit een punt van aandacht en ga ermee aan de slag, om te bezien of ik ze sterker kan inzetten.

Handelingen I 2012-2013, 2, blz. 70.

De heer Smaling (SP) : Dank voor de toezegging over de onderwijsconsulent. Wij juichen die toe.


Brondocumenten


Historie