Rappelabele toezeggingen Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Rappel maart 2014)



Dit is het rappel tot 02-01-14.

 




Toezegging Jaarlijkse toezending door regering van informatie over staat van het onderwijs en de zorg op de BES-eilanden (31.957) (T01156)

De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag/opmerking van de leden van de SP-fractie (i.c. Ten Horn), toe dat zij de staat van het onderwijs en van de zorg op de BES-eilanden, waarover jaarlijks tot aan de eerste evaluatie aan de Tweede Kamer wordt gerapporteerd, in antwoord op de motie-Leerdam c.s., ook aan de Eerste Kamer zal toezenden


Kerngegevens

Nummer T01156
Status voldaan
Datum toezegging 27 april 2010
Deadline 1 januari 2015
Voormalige Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Kamerleden dr. G.H.M.M. ten Horn (SP)
Commissie commissie voor Koninkrijksrelaties (KOREL)
Soort activiteit Nota naar aanleiding van het verslag
Categorie brief/nota
Onderwerpen Caribisch Nederland
onderwijs
zorg
Kamerstukken Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (31.957)


Uit de stukken

Kamerstukken I 2009/10, 31954 B, blz. 12

Leden SP-fractie (i.c. Ten Horn):

De leden van de SP-fractie verzoeken overigens de staatssecretaris de staat van het onderwijs en van de Zorg op de BES-eilanden, waarover jaarlijks tot aan de eerste evaluatie aan de Tweede Kamer wordt gerapporteerd, in antwoord op de motie-Leerdam c.s. (Kamerstukken II 2009/10, 31 954, nr. 23), eveneens aan de Eerste kamer toe te zenden.

Kamerstukken I 2009/10, 31954 C, blz. 13

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties:

De leden van de SP-fractie verzoeken de Staatssecretaris de staat van het onderwijs en van de Zorg op de BES-eilanden, waarover jaarlijks tot aan de eerste evaluatie aan de Tweede Kamer wordt gerapporteerd, in antwoord op de motie-Leerdam c.s., eveneens aan de Eerste Kamer toe te zenden. Uiteraard ben ik bereid de stukken over deze onderwerpen die naar de Tweede kamer worden gezonden eveneens naar de Eerste Kamer te zenden.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Deelname aan verwijsindex door scholen (31.855) (T01163)

De minister voor Jeugd en Gezin zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Kuiper, toe na te gaan of scholen daadwerkelijk deelnemen aan de verwijsindex; dit punt wordt ook meegenomen in de evaluatie.


Kerngegevens

Nummer T01163
Status voldaan
Datum toezegging 26 januari 2010
Deadline 1 juli 2015
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister voor Jeugd en Gezin
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Kamerleden prof. dr. R. Kuiper (ChristenUnie)
Commissie commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen scholen
verwijsindex risicojongeren
Kamerstukken Verwijsindex risicojongeren (31.855)


Uit de stukken

Handelingen I 2009-20010, nr. 16 – blz. 623

De heer Kuiper (ChristenUnie): Mijn volgende punt gaat over het meldrecht en de grenzen daarvan. […] Vandaar dat het wetsvoorstel uitgaat van een meldrecht en niet van een meldplicht. De minister stelt echter ook dat het niet gebruikmaken van dit meldrecht niet vrijblijvend kan zijn. Als het belang van het kind melding vereist, zou dit wel moeten gebeuren. In dit licht zou ik de minister willen vragen of de situatie van bijvoorbeeld scholen niet anders is dan die van hulpverleners. Op scholen is er geen sprake van een hulpverlenersrelatie, maar de kinderen bevinden zich wel een groot deel van hun tijd op school. Ik stel deze vraag omdat mij ter ore is gekomen dat scholen soms afzien van deelname met een beroep op dat meldrecht. Ze vatten het op alsof ze geen verplichting hebben om mee te doen. Ik zou denken dat de omgeving waar jongeren een belangrijk deel van hun dag doorbrengen, zich niet zou dienen te onttrekken aan de verwijsindex. Sterker nog, juist omdat scholen de plek zijn waar jongeren dagelijks kunnen worden gevolgd en veel signalen omtrent hun situatie kunnen worden opgevangen, zouden zij moeten meedoen aan de verwijsindex.

Handelingen I 2009-20010, nr. 16 – blz. 653

Minister Rouvoet: De heer Kuiper vroeg of de situatie op de scholen niet van een andere aard is dan bij hulpverleners. Daar heeft hij gelijk in. Dat geldt overigens ook voor de politie, of de schuldhulpverlening: het is kwalitatief anders. Voor scholen is dit inderdaad nog eens zo belangrijk, omdat dit dé vindplaats is waar jongeren het grootste deel van de week zijn, als het goed is. Dus is het van belang dat scholen zijn aangehaakt bij de VIR. Daarom horen ze ook bij de kring van instanties met meldende bevoegdheden. De heer Kuiper verwees naar algemene signalen dat het onderwijs niet mee zou willen doen. Voor een individuele school kan wellicht gelden dat men daar aarzeling heeft. Ik hoop dat dit soort debatten eventuele onzekerheid daar wegneemt. Ik deel met de heer Kuiper het belang van het aanhaken van scholen. Kijk naar de rol van zorgen adviesteams, de verbinding met de jeugdzorg en dergelijke. Er is geen aansluitverplichting voor instanties, en er is geen reden om dat voor scholen wel te doen. Wij delen onze mening dat zeker scholen zich niet mogen onttrekken aan de verwijsindex.

Handelingen I 2009-20010, nr. 16 – blz. 653

De heer Kuiper (ChristenUnie): Ziet de minister daar een rol in voor zichzelf om nog krachtiger bij scholen onder de aandacht te brengen dat ze dit dus wel moeten doen? Misschien bereiken ook de minister daar signalen over; mij hebben immers signalen bereikt    dat op individuele scholen gezegd wordt: dat hoeft niet, bij ons is er eigenlijk niet zo veel aan de hand. Die houding moet worden doorbroken.

Handelingen I 2009-20010, nr. 16 – blz. 653

Minister Rouvoet: Ik ben altijd geïnteresseerd in algemene signalen. Als dit echt een rol speelt bij een individuele school in een bepaalde gemeente, is de betreffende wethouder de eerste die er ″last″ van heeft. Hij merkt als eerste dat een school, of misschien een aantal scholen, zich onttrekt aan samenwerkingsafspraken, waaraan ze zich in gevolge de wetgeving waar nog aan gewerkt wordt, wel moet houden. De wethouder ter plaatse kent de scholen en wellicht ook de beweegredenen. Als het een lokaal probleem is, gerelateerd aan een school of aan een schoolorganisatie, is mijns inziens de wethouder de aangewezen persoon om dat misverstand uit de wereld te helpen. Mocht het zo zijn dat landelijk hele sectoren of het onderwijs zich daarin terughoudend opstellen, dan is een route vergelijkbaar met die bij de KNMG ook voor mij de aangewezen weg. In eerste instantie zou ik dit echter wel bij de gemeente en de wethouder laten liggen. Mocht de heer Kuiper meer algemene signalen hebben ontvangen, dan houd ik mij zeer aanbevolen. Daar ben ik graag toe bereid.

Handelingen I 2009-20010, nr. 16 – blz. 653

Minister Rouvoet: Exact. Dat bedoelde ik met de afspraken waar de wethouder verantwoordelijk voor is. Dat ziet op die verbinding tussen jeugdgezondheidszorg, het lokale jeugddomein en welzijn met de onderwijsstructuur en het onderwijsdomein.

Handelingen I 2009-20010, nr. 16 – blz. 653

De heer Kuiper (ChristenUnie): Zal dit nog in de gaten gehouden worden over een tijdje? Komt er over een jaar bijvoorbeeld een beeld van de wijze waarop dit gaat? Kunnen wij dan ook aanhaken? Kan de minister toezeggen dat hij een bepaalde actie zal ondernemen,

mocht dit het geval zijn?

Handelingen I 2009-20010, nr. 16 – blz. 653

Minister Rouvoet: Volgaarne. Er zal sowieso een evaluatie plaatsvinden. Mochten zich problemen voordoen in bepaalde domeinen – dat kunnen de scholen zijn, maar dat kan ook een andere sector zijn, dat kan ook een blijvend verschil van mening zijn met een medische beroepsgroep – dan zullen wij die uiteraard signaleren en proberen te verhelpen. Wij zullen zeker bij de scholen een vinger aan de pols houden op dit specifieke punt bij het volgen van de implementatie en het feitelijk functioneren van de verwijsindex. Dat zeg ik graag toe.

Handelingen I 2009-20010, nr. 16 – blz. 664

Minister Rouvoet: Op het punt van de scholen dacht ik hem voldoende tegemoet te zijn gekomen. Wij houden dat goed in de gaten. Sowieso is er een evaluatie. Over vier jaar kunnen wij in die evaluatie samen naar de verschillende punten kijken.


Brondocumenten


Historie

  • 6 oktober 2015
    nieuwe status: voldaan
  • 18 september 2015
    nieuwe status: openstaand
    Voortgang:
  • 4 april 2014
    nieuwe deadline: 1 juli 2015
    nieuwe status: openstaand
    Voortgang:
    documenten:
  • 7 juni 2011
    nieuwe commissie: commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
  • 7 juni 2011
    commissie vervallen: commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport / Jeugd en Gezin (VWS/JG)
  • 14 oktober 2010
    nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
  • 14 oktober 2010
    verantwoordelijkheid verlopen: Minister voor Jeugd en Gezin
  • 26 januari 2010
    nieuwe status: openstaand
  • 26 januari 2010
    toezegging gedaan






Toezegging Evaluatie wetsvoorstel (32.150) (T01266)

De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, zegt de Kamer, naar aanleiding van opmerkingen van de leden Van de Beeten, Swenker en Slagter-Roukema, toe de Kamer op korte termijn een brief met daarin het plan van aanpak voor de evaluatie te sturen.


Kerngegevens

Nummer T01266
Status voldaan
Datum toezegging 15 februari 2011
Deadline 1 juli 2014
Verantwoordelijke(n) Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Kamerleden mr. R.H. van de Beeten (CDA)
G. van den Berg (SGP)
drs. J. Hamel (PvdA)
drs. T.M. Slagter-Roukema (SP)
mr. P. Swenker (VVD)
Commissie commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen evaluaties
onverzekerden
zorgverzekeringen
Kamerstukken Opsporing en verzekering onverzekerden zorgverzekering (32.150)


Uit de stukken

Handelingen I 2009/10, nr. 18 - blz. 25-31, 45-53

Blz. 31

De heer Van de Beeten (CDA):

Mijn eerste vraag aan de minister - ik begrijp best dat ze daarop niet onmiddellijk volmondig ja zal zeggen - is of ze de evaluatie van onverzekerden zo veel mogelijk met een open geest wil benaderen. Wil zij zich, als het aan de orde komt, afvragen of het wel de juiste weg is geweest, en of we niet moeten kijken naar andere wegen?

"Ik hoop dat de minister wil toezeggen dat ze met die invalshoek wil kijken naar de evaluaties en wil reageren op de bijdragen van de collega's.

Blz. 50

Minister Schippers:

De heer Van de Beeten vroeg, de evaluatie met een open geest te benaderen. Dat was ik zeker van plan. Mijn toezegging om een pilot te houden, is daarvan een voorbeeld. Wij moeten dit goed monitoren en grondig evalueren. Ik zie deze wet niet als een afronding. Ik zeg niet: hiermee zijn wij klaar; verder hoeven wij er niets meer aan te doen. Het gaat om een serieuze zoektocht naar de beste weg. Dit is immers een heel diverse en heel moeilijke groep. Daarom is het een doorlopende zoektocht, ten eerste om de groep beter in beeld te krijgen – daarop wees mevrouw Swenker terecht al – en ten tweede om met het oog daarop maatwerk te kunnen leveren. Mijn insteek is zeker niet dat wij één mal op iedereen willen leggen.

blz. 51

Mevrouw Swenker (VVD):

Wij hebben in de stukken gelezen dat er te zijner tijd een evaluatie komt. Nu is even de vraag: wanneer wat waar? Wanneer is de bestandsvergelijking voldoende zodat de minister

weer precies het verhaal kan vertellen? Wanneer weten wij genoeg na een eerste pilot? Hoe lang moet die lopen? Enzovoorts.

Mevrouw Slagter-Roukema (SP):

Net als de VVD-fractie willen de SP-fractie en de GroenLinks-fractie, die ik natuurlijk ook weer even moet noemen, duidelijker hebben hoe en op welke punten er geëvalueerd

gaat worden. Wij hebben een aantal punten genoemd. Misschien is het handiger om een en

ander na afloop van het debat in een brief op te schrijven.

blz. 53

Minister Schippers:

Omdat ik toch een brief schrijf over de pilot, stel ik voor om het plan van aanpak voor de evaluatie in diezelfde brief te zetten. Dan kan de Kamer nagaan of er naar haar mening dingen ontbreken en hoe wij een en ander kunnen vervolmaken.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Verbetering controle internetverkoop leeftijdsgebonden producten (33.341) (T01772)

De staatssecretaris van VWS zegt, naar aanleiding van opmerkingen van de leden Frijters-Klijnen, Quik-Schuijt en Scholten, toe de resultaten van de inventarisatie van de internetverkoop van leeftijdsgebonden producten aan de Kamer te sturen.


Kerngegevens

Nummer T01772
Status voldaan
Datum toezegging 11 juni 2013
Deadline 1 januari 2014
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Hoofdverantwoordelijke)
Minister van Veiligheid en Justitie
Kamerleden M.A.J.L. Frijters-Klijnen LL.B., BHS (PVV)
mr. A.C. Quik-Schuijt (SP)
Mr. M.C. Scholten (D66)
Commissie commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen internet
jongeren
leeftijdsgrens
verkoop
Kamerstukken Initiatiefvoorstel-Voordewind, Van der Staaij, Hilkens en Bruins Slot Verhoging alcoholleeftijd (33.341)


Opmerking

Zie ook T01509

Uit de stukken

Handelingen I 2012-2013, nr. 30-8- blz.57 / 58

Staatssecretaris Van Rijn:

Ik ben samen met de minister van Veiligheid en Justitie bezig met een inventarisatie van alle mogelijkheden om de verkoop via internet van leeftijdsgebonden producten – dat is dus breder dan alcohol, want daarbij gaat het ook om wapens, sommige films en sommige gewelddadige internetspelen – zodanig in te richten dat de naleving kan worden verbeterd. Wij denken dus na over een bredere oplossing, niet alleen op het punt van het bestellen van alcohol. Dat is niet gemakkelijk, maar wij zien wel dat dit een groeiend probleem is. Wij moeten voorkomen dat wij onze wetgeving alleen richten op de traditionele middelen en dat een ander probleem achter ons langzaam doorgroeit. Ik zeg daarbij dat dit niet zo gemakkelijk is. We zullen dit inventariseren en de resultaten naar de Kamer sturen. Dat is overigens de reden waarom dit nu nog niet klaar was, maar we zullen dat antwoord zo snel mogelijk geven.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Voorlichting verhoging leeftijdsgrens (33.341) (T01773)

De staatssecretaris van VWS zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Flierman, toe om de voorlichting over de verhoging van de leeftijdsgrens op een eigentijdse manier vorm te geven en het effect van de voorlichtingscampagne mee te nemen bij de evaluatie van de wet in 2016.


Kerngegevens

Nummer T01773
Status voldaan
Datum toezegging 11 juni 2013
Deadline 1 juli 2017
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Kamerleden Dr. A.H. Flierman (CDA)
Commissie commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen alcoholgebruik
jongeren
leeftijdsgrens
voorlichting
Kamerstukken Initiatiefvoorstel-Voordewind, Van der Staaij, Hilkens en Bruins Slot Verhoging alcoholleeftijd (33.341)


Opmerking

zie ook toezegging T01508 (Evaluatie van de wet)

Uit de stukken

Handelingen I 2012-2013, nr. 30-2- blz. 2

De heer Flierman (CDA):

De regering is van plan om met een gerichte campagne breed bekendheid te geven aan de verhoging van de leeftijdsgrens met het oogmerk dat daarmee ook de maatschappelijke acceptatie van de nieuwe norm wordt vergroot. Als het de regering dat echt wil, en daar gaan we natuurlijk van uit, dan hoop ik wel dat er voor een professionele en onorthodoxe campagne methodiek wordt gekozen. Met Postbus 51-spotjes of andere traditionele campagnes gaan we het zeker niet redden.

Ik ga ervan uit dat de effecten van de nieuwe wetgeving en van voorlichtingscampagnes over de acceptatie van de norm, in het publieke en private domein, en op de naleving van de wet worden gemeten. Zou de staatssecretaris kunnen toezeggen dat wij daarover over enkele jaren worden geïnformeerd?

Handelingen I 2012-2013, nr. 30-8- blz. 55

Staatssecretaris Van Rijn:

De CDA-fractie heeft gevraagd naar de evaluatie van de wet en de verandering van de norm, ook in het privédomein. Meten we ook of die norm aan het veranderen is? Uiteraard zal de voorlichtingscampagne worden geëvalueerd. Daarbij zal worden bekeken in hoeverre de boodschap overkomt bij ouders en jongeren. Maar ook wordt dan bekeken of de normen, ook als het gaat om de opvattingen van de ouders, aan het veranderen zijn. Daarnaast doet het Trimbos-instituut periodiek onderzoek naar de opvattingen van ouders over het gebruiken van alcohol, drugs en sigaretten. Op basis daarvan zal ik monitoren of de norm bij ouders verandert. Overigens blijkt uit de metingen in het verleden dat de ouders de afgelopen tien jaar al strenger zijn geworden waar het gaat om het gebruik van alcohol in de opvoeding. De gehele Drank- en Horecawet zal in 2016 worden geëvalueerd. Daarbij zal ik de verhoging van de leeftijdsgrenzen uiteraard meenemen.

Handelingen I 2012-2013, nr. 30-8- blz. 58

De heer Flierman (CDA):

Op het punt van de voorlichting heb ik de staatssecretaris gevraagd of hij ook wil kijken naar modernere, nieuwe en eigentijdse manieren om de voorlichting aan de jeugd vorm te geven. [...] Het lijkt mij wel dat in ieder geval ook moet worden gewerkt met allerlei eigentijdse en sociale media. Ook daarbij geldt dat wat vandaag in is, morgen uit is, maar de deskundigen zullen wel kunnen aangeven of het Facebook of Hyves moet zijn. Het lijkt mij echt van belang om met eigentijdse media te werken. Ik hoor van de staatssecretaris nog graag de bevestiging daarvan.

Handelingen I 2012-2013, nr. 30-8- blz. 62

Staatssecretaris Van Rijn:

De heer Flierman vroeg of de voorlichting op een moderne en eigentijdse manier kan plaatsvinden, met gebruikmaking van sociale media. Wij zullen in de voorlichting goed aansluiten op de leef- en denkwereld van de doelgroep. Overigens zullen wij er goed rekening mee moeten houden dat sommige sociale media al weer uit zijn voordat zij goed en wel in zijn. Wij zijn gaarne bereid om dit aspect in de evaluatie van de wet mee te nemen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Definitie professionele standaard (33.243) (T01852)

De minister van VWS zegt de Kamer, naar aanleiding van opmerkingen van de leden Dupuis en Slagter-Roukema, toe de term professionele standaard te reserveren voor de WGBO en in het kader van dit wetsvoorstel de ruimere definitie kwaliteitsstandaard te gebruiken. 


Kerngegevens

Nummer T01852
Status voldaan
Datum toezegging 3 december 2013
Deadline 1 januari 2016
Verantwoordelijke(n) Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Kamerleden prof.dr. H.M. Dupuis (VVD)
drs. T.M. Slagter-Roukema (SP)
Commissie commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen kwaliteit
kwaliteitsbevordering
patiëntenrechten
professionele standaards
Kamerstukken Wijziging Wet cliëntenrechten zorg (33.243)


Uit de stukken

Handelingen I 2013-2014, nr. 11-8-52

Minister Schippers:

Ik heb in eerste termijn gezegd dat de professionele standaard in de ogen van het Kwaliteitsinstituut de kwaliteitsstandaard is. Ik heb gezegd: als dat synoniemen zijn, zoals het in deze wordt omschreven, dan is het voor mij ook hetzelfde. Ik heb er geen problemen mee als de indieners van de motie zeggen dat de professionele standaard gereserveerd moet worden voor wat in de WGBO is vastgesteld, maar dat het "kwaliteitsstandaard" wordt genoemd als ik iets meer wil. Ik vind het prima om dat af te spreken. Ik hoop dat de motie dan als zodanig wordt aangepast.

Mevrouw Slagter-Roukema (SP):

Je ziet dat onder druk van de tijd alles vloeibaar wordt, maar dat er soms ook slordigheden ontstaan. Met het ondertekenen van de motie had mijn fractie de bedoeling die de minister net uitlegt. Ik heb het zelf ook een aantal keren zo betoogd. Mevrouw Ter Horst legde het zo uit en ik denk dat mevrouw Dupuis het ook zo bedoelde. Misschien moet de motie anders worden geformuleerd, maar wij zijn in ieder geval blij met deze toezegging van de minister. Ik wil nog wel graag horen hoe zij het gaat vastleggen. De minister zei al dat er later waarschijnlijk een aanpassingsvoorstel volgt.

Mevrouw Scholten (D66):

Ik ben altijd erg voor praktische oplossingen. Als iedereen weet hoe de motie moet worden uitgelegd, als iedereen het daarover eens is, geef ik mevrouw Dupuis in overweging om de motie in te trekken.

Mevrouw Dupuis (VVD):

Er moet wel iets gebeuren. Dat zei mevrouw Ter Horst net ook. Er moet dan een toezegging komen waarmee de professionele standaard wordt gereserveerd voor het domein waarover het in de WGBO gaat. De term "kwaliteitsstandaard" zal dan worden gebruikt voor alle extra dingen. Volgens mij zit het patiëntenperspectief er al in, maar goed, de minister wil het graag apart benoemd hebben. Dan moet daar een andere term voor worden gehanteerd, zodat wij in de literatuur ook op een heldere manier met deze dingen blijven omgaan. Ik pleit ervoor dat wij daar een oplossing voor vinden. Als de minister dit toezegt, ben ik bereid om de motie in te trekken.

Minister Schippers:

Dat zeg ik toe.

Mevrouw Dupuis (VVD):

Dan trek ik de motie in.


Brondocumenten


Historie