Rappelabele toezeggingen Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Rappel juli 2014)



Dit is het rappel tot 02-07-14.

 




Toezegging Transparantie jaarverslag pensioenfondsen (33.182) (T01779)

De staatssecretaris van SZW zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Ester, toe te bewerkstelligen dat pensioenfondsen in hun jaarverslag verduidelijken welk deel van hun vermogen in Nederland belegd is.


Kerngegevens

Nummer T01779
Status voldaan
Datum toezegging 9 juli 2013
Deadline 1 juli 2017
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Kamerleden Dr. P. Ester (ChristenUnie)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen beleggingen
jaarverslagen
pensioenfondsen
vermogen
Kamerstukken Wet versterking bestuur pensioenfondsen (33.182)


Opmerking

Aan deze toezegging zou zijn voldaan met Artikel I, onderdeel E en Artikel II, onderdeel F van wetsvoorstel 33863 (Verzamelwet Pensioenen 2014). Dit onderdeel is echter vervallen met amendement-Lodders (33863, nr. 21)

Uit de stukken

Handelingen I 2012-2013, nr. 35-16-blz. 69

Staatssecretaris Klijnsma:

De heer Ester had nog een vraag. Hij zei dat als pensioenfondsen beleggen – wij weten dat die discussie nu ook speelt – het plezierig zou zijn als dat in het jaarverslag terug te zien is. Ik zal kijken in hoeverre ik dit tot stand kan brengen met de Pensioenfederatie. Ik vind het een heel heldere vraag. Het leidt tot transparantie voor degenen die bij het fonds zijn aangesloten.

Handelingen I 2012-2013, nr. 35-16-blz. 72

De heer Ester (ChristenUnie):

Tot slot dank ik de staatssecretaris voor de toezegging om pensioenfondsen te verzoeken om in hun jaarverslag op te nemen welk deel van het vermogen in Nederland belegd is en welke trends daarbij te onderkennen zijn.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Toetsing tewerkstellingsvergunning (33.475) (T01813)

Naar aanleiding van opmerkingen van de leden Terpstra en Swagerman bevestigt de minister van SZW dat het UWV bij de beoordeling van een tewerkstellingsvergunning indien nodig ook culturele of etnische functie-eisen mee zal laten wegen. 


Kerngegevens

Nummer T01813
Status voldaan
Datum toezegging 5 november 2013
Deadline 1 juli 2014
Verantwoordelijke(n) Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Kamerleden Mr. B.J. Swagerman (VVD)
drs. G.H. Terpstra (CDA)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie legisprudentie
Onderwerpen arbeidsaanbod
tewerkstellingsvergunningen
vreemdelingen
Kamerstukken Herziening van de Wet arbeid vreemdelingen (33.475)


Uit de stukken

Handelingen I 2013-2014, nr. 6-10- blz. 59

Minister Asscher:

De gewijzigde Wet arbeid vreemdelingen is op zichzelf een wet die maatwerk beoogt te bieden. Voor iedere tewerkstellingsvergunning wordt individueel getoetst of er arbeidsaanbod aanwezig is voor de vacature, met de bijbehorende reële functie-eisen. Dat is cruciaal. Functie-eisen voor een chef in het Okura, die tientallen jaren getraind moet zijn in het op de juiste manier snijden van de rauwe vis, zijn niet hetzelfde als de functie-eisen voor het frietkot om de hoek bij de heer Terpstra. Er wordt gekeken naar de reële functie-eisen van de individuele werkgever. Die verschillen per vacature. Als blijkt dat voor een vacature geen arbeidsaanbod aanwezig is dan kan de werkgever ook na herziening van de wet een tewerkstellingsvergunning krijgen, mits aan de andere voorwaarden is voldaan. Dat geldt dus ook voor de Aziatische horeca. Van het voorbeeld van Hotel Okura dat door sprekers is genoemd, kun je aanvoelen dat het de toets gaat doorstaan en het die vergunning zal krijgen. Wel wordt er steeds gekeken of er aanbod aanwezig is dat aan de slag zou kunnen in de betreffende vacatures.

De heer Swagerman (VVD):

Ik hoor de minister zeggen dat reële functie-eisen een rol kunnen spelen in de toets die UWV doet. Ik heb uitdrukkelijk gezegd dat onder reële functie-eisen bij de Chinese horeca, de Thaise keuken en Hotel Okura, eigenlijk zou moeten worden verstaan cultureel getinte functie-eisen die betrekking hebben op kernproducten van die organisaties. Laat de minister dat dan ook als maatstaf hanteren door UWV?

Minister Asscher:

Ik heb gezegd dat het maatwerk is en dat er moet worden gekeken naar de reële functie-eisen. Dat soort elementen kunnen daar dus wel degelijk een rol bij spelen. Dat ben ik met de heer Swagerman eens. In antwoord op vragen van de heer Terpstra ga ik zo in op de veronderstelde wens van de klant om in een Chinees restaurant Chinees personeel aan te treffen. Daar ga ik een kanttekening bij plaatsen. Er moet niet al te licht worden verondersteld dat bij de smaakoriëntatie van een restaurant meteen alle culturele of etnische functie-eisen als reëel moeten verondersteld in het licht van de toetsing door UWV.

De heer Swagerman (VVD):

Ik ben er heel blij mee dat de minister nu voor het eerst – dat heeft hij in de stukken niet gedaan en tot op heden in het debat ook niet – het woord "maatwerk" heeft laten vallen waar het gaat om de concrete functie-eisen. Ik hoorde hem ook zeggen dat specifieke aspecten als culturele etniciteit en authenticiteit een rol spelen. Daar ben ik heel blij mee.

Minister Asscher:

Ja, maar niet te licht. Dat kan het geval zijn in het aangehaalde voorbeeld van het Okura. Dan kan worden geoordeeld dat bij die keuken een functie-eis reëel is van een opleiding die iemand anders uit het arbeidsaanbod niet heeft genoten. Dan mag die eis dus worden gesteld. Als er geen prioriteitgenietend aanbod is, kan de tewerkstellingsvergunning worden verleend. [...] Ik zie, net als het kabinet, geen bezwaar tegen een Chinees restaurant met uitsluitend Nederlandse koks in de keuken.

Handelingen I 2013-2014, nr. 6-10- blz. 63

De heer Swagerman (VVD):

De minister heeft zeer goed geluisterd en voldoende meebewogen. Daar verdient hij lof voor. Ik had eerlijk gezegd een motie achter de hand om hem ertoe te bewegen om ons op dat punt tegemoet te komen, maar de toezeggingen om ruimte te bieden in de concrete functie-eisen, waaronder ook de cultureel getinte eisen, zijn voldoende tot hun recht gekomen.

Handelingen I 2013-2014, nr. 6-10- blz. 66

Het is fijn dat de heer Swagerman van de VVD en ik elkaar goed hebben verstaan in dat interruptiedebat. Maatwerk kan ervoor zorgen dat functie-eisen een rol kunnen spelen bij de beoordeling. Vanzelfsprekend moet dat wel proportioneel zijn, want anders zegt ieder restaurant dat er per se een Chinese kok moet komen. Wij hebben elkaar heel goed begrepen en ik stel het op prijs dat hij daarom afziet van nadere uitspraken. Op die manier kunnen we de wet verder brengen.

Handelingen I 2013-2014, nr. 7-6-blz. 21

De heer Terpstra (CDA):

Tevens heeft de minister toegezegd dat het UWV maatwerk zal blijven leveren indien ondernemingen voor een deel afhankelijk zijn van werknemers buiten de EU. Op grond van deze argumentatie zullen wij voor het wetsvoorstel stemmen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging SER-advies arbeidsmigratie (33.475) (T01814)

De minister van SZW zal, naar aanleiding van een vraag van het lid Strik, de kabinetsreactie op het SER-advies over arbeidsmigratie ook aan de Eerste Kamer aanbieden.


Kerngegevens

Nummer T01814
Status voldaan
Datum toezegging 5 november 2013
Deadline 1 april 2015
Verantwoordelijke(n) Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Kamerleden mr. dr. M.H.A. Strik (GroenLinks)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen arbeidsaanbod
arbeidsmigratie
arbeidsparticipatie
Kamerstukken Herziening van de Wet arbeid vreemdelingen (33.475)


Uit de stukken

Handelingen I 2013-2014, nr. 6-10- blz. 63

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Er zijn demografische ontwikkelingen waarvoor wij onze ogen niet kunnen sluiten. De tekorten op de arbeidsmarkt zullen steeds zichtbaarder worden, ook al hebben wij nu nog met een recessie te maken. Ik wil de minister niet uitlokken om daarover nu een uitgebreid exposé te geven. Hij heeft de WRR om een visie gevraagd. Ik verzoek hem om de betreffende kabinetsreactie ook naar onze Kamer te sturen. Dan kunnen wij daarover spreken.

Handelingen I 2013-2014, nr. 6-10- blz. 66

Minister Asscher:

Mevrouw Strik zei dat wij bij dat bredere debat, nu wij dat per ongeluk toch voeren, ook moeten kijken naar demografische ontwikkelingen. Zij vroeg om de kabinetsreactie op het SER-advies over arbeidsmigratie te delen. Vanzelfsprekend doe ik dat graag. Prima.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Verlenging tewerkstellingsvergunning (33.475) (T01815)

Naar aanleiding van opmerkingen van de heer Swagerman bevestigt de minister van SZW  dat het UWV de tewerkstellingsvergunning kan verlengen bij opleidingen die in alle redelijkheid de duur van één jaar overschrijden. 


Kerngegevens

Nummer T01815
Status voldaan
Datum toezegging 5 november 2013
Deadline 1 juli 2014
Verantwoordelijke(n) Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Kamerleden Mr. B.J. Swagerman (VVD)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie legisprudentie
Onderwerpen arbeidsparticipatie
bijscholing
tewerkstellingsvergunningen
Kamerstukken Herziening van de Wet arbeid vreemdelingen (33.475)


Uit de stukken

Handelingen I 2013-2014, nr. 6-3-blz. 7

De heer Swagerman (VVD):

Ten slotte nog een opmerking over het punt van opleiding. Er doen zich situaties voor – ik wijs u op de gesprekken die hierover door de Chinese horeca zijn gevoerd met het UWV en waarover wij brieven hebben gezien – waarin een sector of een groep werkgevers zeer wel bereid is te rekruteren uit het Nederlands aanbod van werkzoekenden en dat zich daar ook objectief gezien goede kandidaten aandienen, die echter nog wel nadere opleiding behoeven. De vraag die zich hier aandient, betreft de mate waarin van de werkgever verlangd kan worden daarin te investeren enerzijds en de mate waarin het UWV flexibel zal zijn anderzijds, door gedurende de opleidingstijd nog wel tewerkstellingsvergunningen af te geven. Zeker nu die een geldigheid krijgt van een jaar, zou dat niet al te weerbarstig hoeven te zijn. Dat is niet het vragen om een overgangsfase, zoals de minister naar het oordeel van mijn fractie ten onrechte casu quo abusievelijk stelt in de nadere memorie van antwoord. Dan gaat het erom dat je accepteert dat aanbod dat nog verder geschikt moet worden gemaakt, vanuit het potentieel, nog niet als prioriteitgenietend aanbod zou moeten worden aangemerkt. Geen overgangsfase, met andere woorden, maar fasering op basis van het door mij gebruikte bewijslastmodel van de juiste toepassing van de wettelijke criteria.

Handelingen I 2013-2014, nr. 6-10- blz. 60

De heer Swagerman (VVD):

De situatie zou zich kunnen voordoen dat een werkgever iemand opleidt gedurende een redelijkerwijs in acht te nemen termijn van meer dan een jaar. In dat jaar zou dan, gezien de systematiek van de wet, een nieuwe tewerkstellingsvergunning moeten worden afgegeven. Is er dan ook enige flexibiliteit ten aanzien van die tweede vergunning zolang die opleiding nog loopt?

Minister Asscher:

Het is alsof de heer Swagerman en ik dit hadden ingestudeerd, want dat is precies waar ik nu aan toe was. Binnenkort kan voor die tewerkstellingsvergunningen van anderhalf jaar een verlengingsaanvraag worden gedaan. Op dat moment zal UWV toetsen of de werkgever zich voldoende heeft ingespannen om koks op te leiden. Het blijft maatwerk. Als UWV ervan overtuigd is dat daar reële inspanningen worden gedaan, al zijn die nog niet afdoende beëindigd of is het nuttig en nodig om daar nog even mee door te gaan, kan die tewerkstellingsvergunning verlengd worden. Als UWV daarentegen vaststelt dat het een smoesje was, zal dat niet gebeuren. Op die manier willen wij daarmee omgaan. Je zou dus zelfs kunnen zeggen dat UWV eigenlijk in 2012 al is begonnen met de beoogde fasering zoals de heer Swagerman die hier net te berde bracht.

De heer Swagerman (VVD):

Verder heeft de minister toegezegd dat het UWV zich soepel zal opstellen bij opleidingen die in alle redelijkheid de duur van één jaar overschrijden. 


Brondocumenten


Historie







Toezegging Toepassing stukloon (33.623) (T01933)

De minister van SZW zal de Kamer, op verzoek van het lid Sent, de resultaten van het onderzoek naar stukloon, dat ten behoeve van de aanpak van schijnconstructies wordt uitgevoerd, toesturen. 


Kerngegevens

Nummer T01933
Status voldaan
Datum toezegging 18 februari 2014
Deadline 1 juli 2014
Verantwoordelijke(n) Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Kamerleden Prof.dr. E.M. Sent (PvdA)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen arbeidsproductiviteit
minimumloon
schijnconstructies
stukloon
Kamerstukken Van toepassing verklaring van de Wet minimumloon op nader bepaalde overeenkomsten van opdracht (33.623)


Uit de stukken

Handelingen I 2013-2014, nr. 20 -6-blz. 11

Mevrouw Sent (PvdA):

Ook onderschrijven wij de constatering dat ervaringen van de afgelopen decennia laten zien dat relatief hoge economische groei gelijk op kan gaan met een rechtvaardige inkomensverdeling. Gegeven de onduidelijkheden en onzekerheden waarmee het voorliggende wetsvoorstel evenwel gepaard lijkt te gaan, vragen wij de minister waarom hij er niet voor heeft gekozen om het aangekondigde onderzoek naar de toepassing van stukloon in de praktijk af te wachten. Immers, dit onderzoek wordt blijkens de memorie van antwoord nog dit jaar afgerond.

Handelingen I 2013-2014, nr. 20 -6-blz. 23

Minister Asscher:

In de praktijk blijkt het nog lastig genoeg om met stukloon om te gaan, en daarom laat ik in het kader van de aanpak van schijnconstructies nog onderzoeken, hoe in de praktijk met stukloon wordt omgegaan. De resultaten krijgt de Kamer vanzelfsprekend, maar dit is een inschatting zoals ik haar nu maak.

Handelingen I 2013-2014, nr. 20 -6-blz. 27

Mevrouw Sent (PvdA):

Met betrekking tot het laatste punt, de additionele mogelijkheden, kijken we uit naar het aangekondigde onderzoek naar de toepassing van stukloon in de praktijk, de lessen die er uit worden getrokken en de additionele voorstellen om schijnconstructies aan te pakken.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Cao-loon (33.623) (T01935)

De minister van SZW zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Terpstra, toe ten behoeve van het voor de zomer in te dienen wetsvoorstel Wet aanpak schijnconstructies te onderzoeken of de Oostenrijkse aanpak, waarbij iedereen die legaal in dat land werkt zich aan de cao van de betreffende bedrijfstak moet houden, ook voor Nederland soelaas biedt.


Kerngegevens

Nummer T01935
Status voldaan
Datum toezegging 1 april 2014
Deadline 1 januari 2015
Verantwoordelijke(n) Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Kamerleden drs. G.H. Terpstra (CDA)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen collectieve arbeidsovereenkomsten
minimumloon
Wet aanpak schijnconstructies
Kamerstukken Van toepassing verklaring van de Wet minimumloon op nader bepaalde overeenkomsten van opdracht (33.623)


Uit de stukken

Handelingen I 2013-2014, nr. 25 -8-blz. 2

De heer Terpstra (CDA):

In Oostenrijk is bij wet bepaald dat iedereen die legaal in Oostenrijk werkt, zich aan de cao moet houden van de bedrijfstak zelf. Nu heeft Oostenrijk ten opzichte van Nederland relatief makkelijk praten omdat de dekkingsgraad van werknemers met betrekking tot de vraag of zij onder de cao vallen, in Oostenrijk veel hoger is dan in Nederland. Daar houd ik dus wel rekening mee, maar ik vind het toch goed hoe de Oostenrijkers het hebben aangepakt. Zij hebben hun wet gelijktijdig ingevoerd met het vrij verkeer van werknemers. Ik zal proberen de wet zonder fouten voor te lezen. Ik lees hem niet helemaal voor, maar alleen de titel. De titel is Lohn- und Sozialdumping-Bekämpfungsgesetz. Die wet is op 1 mei 2011 in werking getreden. Op diezelfdedatum werd het vrij verkeer van werknemers uit de nieuwe lidstaten geregeld. Uit het betoog van de minister heb ik begrepen dat hij bereid is alle goede dingen te onderzoeken. Is hij bereid om deze Oostenrijkse wet ook toe te passen in Nederland? Dan zou je het wetsvoorstel dat nu voorligt, niet nodig hebben.

Handelingen I 2013-2014, nr. 25 -8-blz. 6

Minister Asscher:

Als eerste kom ik op de bijdrage van het CDA. Dank voorde steun voor de aanpak van schijnconstructies. Het is jammer dat het CDA zoals het ernaar uitziet dit voorstel niet zal steunen. De concrete suggestie over de Oostenrijkse wet wil ik graag nader onderzoeken en meenemen in de Wet aanpak schijnconstructies. Mocht het Oostenrijkse geval ook voor Nederland soelaas bieden, kan dat dus opdat moment en op die plek.

Handelingen I 2013-2014, nr. 25 -8-blz. 8

Minister Asscher:

Ik werk altijd via de inhoud. Er zal geen partij zijn die er enige twijfel over heeft dat het kabinet aan dit wetsvoorstel hecht. Anders had ik het hier niet tot drie keer toe verdedigd. Ik denk niet dat daar nog heel veel mist over zal zijn. Het kabinet hecht daaraan, maar het heeft ook oren gekregen. Ik hoor dat hier principiële bezwaren worden geuit. Ik heb weliswaar geprobeerd om ze weg te nemen, maar ik zie geen signaal dat dat effectief is gebleken. Dan ga ik gewoon via de inhoud proberen — daarvoor heb ik geen kabinets-beraad nodig — om dit in het bredere kader van de Wetaanpak schijnconstructies bij deze Kamer terug te brengen. Dat moet niet te lang duren; dat ben ik zeer met de heer Kox eens. Wij hopen voor de zomer dat wetsvoorstel in de Tweede Kamer te hebben. Dat bevat bijvoorbeeld ook de ketenaansprakelijkheid; ik denk nog even aan de heer Terpstra. Dat betekent dat het cao-loon inderdaad vanzelfsprekend wordt en dat opdrachtgevers kunnen worden aangesproken, als zij hadden kunnen weten dat verderop in de keten geen cao-loon wordt betaald. Ik hoop dat de wet dan via de inhoud alsnog kan worden aangenomen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Betrekken gereputeerde generatieonderzoekers door DNB bij generatie-evenwichtstoets op premiebesluiten van pensioenfondsen (33.610 / 33.847) (T01963)

De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Ester (CU), toe DNB voor te houden om bij het generatie-evenwichtstoets op het premiebesluit van pensioenfondsen gereputeerde generatieonderzoekers te betrekken. 


Kerngegevens

Nummer T01963
Status voldaan
Datum toezegging 20 mei 2014
Deadline 1 juli 2014
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Kamerleden Dr. P. Ester (ChristenUnie)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Kamerstukken Novelle Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen en het Belastingplan 2014 (33.847)
Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen (33.610)


Uit de stukken

Handelingen I 2013-2014, nr. 30 - blz. 29

De heer Ester (CU):

[...]

Het moet gezegd dat het kabinet werk heeft gemaakt van het inbouwen van toetsen die deze intergenerationele rechtvaardigheid moeten borgen. Ik noem hier met name de generatie-evenwichtstoets die DNB zal toepassen op het premiebesluit van pensioenfondsen. Het kwam al even aan de orde. Het is mijn fractie evenwel niet helemaal duidelijk welk generatiebegrip DNB nu precies gaat hanteren. En dat komt er zeer op aan. Gaat het om een louter statistische definitie van generaties in termen van geboortejaarcohorten of wordt een bredere definitie gebruikt? Blijkens hun memorie van antwoord zijn de beide bewindslieden niet echt geporteerd van mijn voorstel rond een externe consultatie door DNB van generatiewetenschappers, maar ik waag toch een nieuwe poging. Generatieonderzoek is complex. Je moet bijvoorbeeld leeftijd, periode- en cohorteffecten van elkaar scheiden. DNB heeft — met alle respect en begrip — geen trackrecord op dit gebied. Dat geeft ook niet, daar is de bank niet voor. Ik wil DNB via de beide staatssecretarissen verzoeken om hun generatietoets aan gereputeerde generatieonderzoekers voor te leggen om zo de sterkst mogelijke propositie te ontwikkelen. Inzet daarbij is het ontwerpen van een robuuste generatietoets die kan bogen op externe validatie. Dat onderwerp is daar ook belangrijk genoeg voor. Dat zal ook zeker terugkeren bij de herziening van het FTK waarover wij nog komen te spreken.

Dat deze kwestie nauw luistert, blijkt wel uit het volgende. Op een vraag van een fractie daarover schotelt het kabinet een wel erg grove generatie-indeling voor. Ik citeer: actieve deelnemers kunnen daarbij gezien worden als de jongere, premiebetalende generatie en gepensioneerden als de oudere generatie. Aldus de memorie van antwoord, bladzijde 31. Dat betekent dat alle 65-minners tot de categorie "jongeren" worden gerekend. Voor de ouderen onder ons is dit wellicht een vleiende aanduiding, maar het debat over de intergenerationele verdeling van pensioenlusten en pensioenlasten schiet hier niets mee op; het is veel te grofmazig. Ik herhaal daarom mijn verzoek en wacht het antwoord graag af.

Handelingen I 2013-2014, nr. 30 - blz. 9-10

Staatssecretaris Klijnsma:

[...]

Er zijn vragen gesteld over de premiewaarborgen. Wij hebben met elkaar negen premiewaarborgen afgesproken. Ik zal deze niet allemaal de revue laten passeren, maar ik zal alleen ingaan op onderwerpen waarover vragen zijn gesteld. Deze novelle introduceert een aantal maatregelen die bevorderen dat de pensioenpremies omlaaggaan als de pensioenopbouw wordt versoberd. In de wetsvoorstellen die binnenkort worden ingediend, zullen de aanvullende premiewaarborgen worden opgenomen. Aan het eind van mijn betoog zal ik minutieus aangeven wanneer die voorstellen precies in de Kamers zullen worden behandeld. Overigens hecht ik eraan om nogmaals te zeggen dat noch sociale partners, noch pensioenfondsen er belang bij hebben om de pensioenpremies onnodig hoog te houden. Waar nodig kunnen het medezeggenschapsorgaan van het fonds en de Nederlandsche Bank het premiebesluit toetsen. De Nederlandsche Bank zal altijd de generatie-evenwichtstoets case by case toepassen, om het in goed Nederlands te zeggen. Ook hierover heeft de ChristenUnie opgemerkt dat het belangrijk is om de expertise van buiten daarbij te betrekken. Dat zal ik heel graag aan de Nederlandsche Bank meegeven.

De heer Hoekstra van het CDA heeft gevraagd of de Nederlandsche Bank voldoende capaciteit heeft om te toetsen. Dat heeft zij. Zij toetst de uitvoering van de plicht van pensioenfondsen op grond van artikel 105 van de Pensioenwet om bij een premiebesluit een evenwichtige belangenafweging toe te passen. De Nederlandsche Bank heeft mij dit bevestigd in een brief. Die brief was gevoegd bij de brief van 18 december jongstleden.

[...]

Staatssecretaris Klijnsma:

Het is een beetje vanuit welke invalshoek je dit bejegent. Als je alleen kijkt naar de belangen van de pensioengerechtigden, dan is dat natuurlijk fundamenteel anders dan wanneer je alle generaties daarbij betrekt. Het gaat juist om de generatie-evenwichtstoets. In antwoord op een vraag van de ChristenUnie heb ik net gezegd dat alle expertise die daarop van toepassing is, door de Nederlandsche Bank moet worden benut.

[...]

Staatssecretaris Klijnsma:

Het is natuurlijk aan de Nederlandsche Bank om op basis van wat zij bij elkaar gaart de toets te maken. Dat is de Nederlandsche Bank nu aan het doen. Ik kom nu bij de vraag van de ChristenUnie naar de waarborgen die het kabinet gaat inbouwen zodat de premiedaling van het ABP van 2013 op 2014 met 3,8% ook in volgende jaren geheel zal doorwerken in de premie. Het gaat hier om de negende waarborg van de novelle. Het kabinet neemt de eigen verantwoordelijkheid als het om onderhandelen gaat, want het kabinet is ook overheidswerkgever. De invulling van deze waarborg komt aan de orde bij de onderhandelingen van het kabinet met het ABP. Ik kan daar nu niet verder op ingaan, omdat ik de onderhandelingspositie niet onnodig wil verzwakken. Ik ga ervan uit dat de Kamer dit begrijpt.

Ik ben net al ingegaan op het verzoek om de generatietoets ook aan gereputeerde generatieonderzoekers voor te leggen. Ik vind dat een mooie term, "gereputeerde generatieonderzoekers". Ik heb al ja gezegd om het de Nederlandsche Bank in ieder geval voor te houden.

Handelingen I 2013-2014, nr. 30 - blz. 15

De heer Ester (ChristenUnie):

[...]

Ik dank staatssecretaris Klijnsma voor haar toezegging om DNB te verzoeken om haar generatietoets ook aan externe generatiedeskundigen ter validering voor te leggen. Dat is een belangrijke toezegging, ook in het licht van de komende discussie over het ftk en de generatie-effecten daarvan.

Handelingen I 2013-2014, nr. 30 - blz. 17

Staatssecretaris Klijnsma:

[...]

Dan is er nog een vraag van de heer Ester. Hij vindt het plezierig als ik aan de Nederlandsche Bank zou voorleggen dat men aan die gereputeerde generatieonderzoekers natuurlijk altijd advies kan vragen over de generatie-evenwichtstoets. Dat zal ik zeker overbrengen aan de Nederlandsche Bank, maar ten behoeve van de finetuning merk ik op dat ik dat de Nederlandsche Bank natuurlijk niet kan opleggen. Ik adviseer dat dus.


Brondocumenten


Historie