25.153

Opneming in de Grondwet van bepalingen inzake het correctief referendum



Dit wetsvoorstel maakt het mogelijk een beslissend correctief referendum te houden over een wetsvoorstel dat door de Staten-Generaal is aangenomen. Tevens kan een besluit van gemeenten en provincies aan zo'n referendum worden onderworpen.

Hiermee wordt de invloed van de kiezers op het beleid vergroot.

Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.


Stand van zaken

Het voorstel is op 26 juni 1997 aangenomen door de Tweede Kamer. CDA, SGP, RPF, GPV, Unie55+ en Hendriks stemden tegen.

De Eerste Kamer heeft het voorstel op 3 maart 1998 na hoofdelijke stemming met 40 stemmen voor (PvdA, VVD (minus de leden Verbeek, Wiegel, Van Eekelen, Van Graafeiland en Heijne Makkreel), D66, GroenLinks, AOV, SP, Fractie-Bierman) en 27 stemmen tegen (CDA, RPF, GPV, SGP, Fractie-Hendriks en de VVD-fractieleden Verbeek, Wiegel, Van Eekelen, Van Graafeiland en Heijne Makkreel) aangenomen.

De wet is opgenomen in Staatsblad 137 van 12 maart 1998.


Kerngegevens

ingediend

4 december 1996

titel

Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot opneming van bepalingen inzake het correctief referendum

schriftelijke voorbereiding

inbreng geleverd door

ondertekening

  • minister van Binnenlandse Zaken

inwerkingtreding

procedure grondwetsherziening


Hoofdlijnen

  • Over een wetsvoorstel dat door de Staten-Generaal is aangenomen, wordt een referendum gehouden als, na een eerste verzoek van 40.000 kiesgerechtigden, tenminste 600.000 kiesgerechtigden daar om vragen.
  • Het door de Staten-Generaal aanvaarde wetsvoorstel vervalt als een meerderheid van de opgekomen kiesgerechtigden zich tegen het voorstel uit spreekt en die meerderheid minstens 30% omvat van het totaal aantal kiesgerechtigden.
  • Als zich bij het referendum geen meerderheid uitspreekt tegen het wetsvoorstel, wordt het voorstel meteen bekrachtigd.
  • Enkele onderwerpen zijn uitgesloten van deze regeling, namelijk het koningschap, het Koninklijk Huis, de begroting, uitvoering van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden en verdragen of besluiten van volkenrechtelijke organisaties.
  • Ook over besluiten van provinciale staten of de gemeenteraad kan op verzoek van kiesgerechtigden een referendum worden gehouden.
  • Over de aantallen kiesgerechtigden en de regels voor zo'n referendum moet nog een aparte wet gemaakt worden.
  • De provinciale staten of de gemeenteraden kunnen dus niet zelf beslissen of er een referendum wordt gehouden. Wel kunnen zij zelf belangrijke elementen van de procedure (zoals het tijdstip) vast stellen.

Documenten

14