Met dit wetsvoorstel wordt de Wet inkomstenbelasting 2001 gewijzigd om deze in overeenstemming te brengen met verschillende uitspraken van de Hoge Raad over het forfaitaire box 3-stelsel door een tegenbewijsregeling te introduceren. Dit wetsvoorstel is een tijdelijke oplossing tot de verwachte Wet werkelijk rendement box 3 (36.748) in werking zal treden.
Over het vermogen dat in box 3 valt, geldt sinds 2017 een forfaitaire heffing in Nederland. Dit wil zeggen dat de Belastingdienst niet uitgaat van het werkelijke rendement voor de belastingheffing over het inkomen uit sparen en beleggen, maar gebruikmaakt van een vast (fictief) rendement. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat er een bepaald percentage winst gemaakt wordt met het vermogen, maar dit kan in werkelijkheid meer of minder zijn. Deze rendementspercentages worden jaarlijks bijgewerkt.
In het zogenoemde Kerstarrest van 24 december 2021 heeft de Hoge Raad (HR) beslist dat dit forfaitaire box 3-stelsel een inbreuk vormt op het discriminatieverbod en de bescherming van het eigendomsrecht (artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM)). In diverse daaropvolgende arresten heeft de HR in 2024 geoordeeld dat de verdragsschendingen met de ingevoerde maatregelen uit de Wet rechtsherstel box 3 (36.203) (voor de jaren 2017–2022) en de Overbruggingswet box 3 (voor de jaren 2023 en verder) (36.204) nog niet voldoende toereikend zijn.
Op basis van deze arresten moeten belastingplichtigen met een lager werkelijk rendement dan het forfaitaire rendement de gelegenheid krijgen om dit aan te tonen. Als dit aannemelijk gemaakt kan worden, dan wordt op basis van dit wetsvoorstel alleen belasting geheven over het werkelijke rendement. De door de HR opgestelde regels op hoofdlijnen dienden als uitgangspunt en worden in dit wetsvoorstel verder uitgewerkt. Voor de uitvoering zal de Belastingdienst het formulier Opgaaf Werkelijk Rendement (OWR) beschikbaar stellen, waarmee op belastingplichtigen op gestructureerde wijze hun werkelijke rendement kunnen opgeven.
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
Het voorstel is in behandeling bij de Tweede Kamer.
De Eerste Kamercommissie voor Financiën (FIN) heeft op 15 april 2025 het voornemen uitgesproken om een technische briefing te organiseren over het toekomstige stelsel box 3 (36.748) en de Wet tegenbewijsregeling box 3, zodra de Tweede Kamer de behandeling van deze wet heeft afgerond.
ingediend
13 maart 2025titel
Wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 om een tegenbewijsregeling te introduceren bij het bepalen van het belastbare inkomen uit sparen en beleggen (Wet tegenbewijsregeling box 3)schriftelijke voorbereiding
ondertekening
inwerkingtreding
Op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, met dien verstande dat:
-
a.de artikelen I en III terugwerken tot en met 1 januari 2023;
-
b.artikel IV terugwerkt tot en met 1 januari 2017.
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
24 april 2025
brief regering; Certificering en ramingstoelichting Wet tegenbewijsregeling box 3 TK, 5 Bevat bijlagen -
-
-
-
-