Rappelabele toezeggingen Financiën (Rappel juli 2013)



Dit is het rappel tot 03-07-13.

 




Toezegging Uitstel integrale Vpb-heffing woningcorporaties (32.504/32.505/32.401) (T01329)

De staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Biermans, Essers en Leijnse, toe dat de regering de integrale Vpb-heffing op de woning-corporaties een jaar uit stelt. Verder heeft de staatssecretaris de Kamer een nota over belastingheffing van overheidsbedrijven en semioverheidsbedrijven toegezegd. De staatssecretaris zal in relatie tot deze nota artikel 2 en artikel 5 van de Wet op de vennootschapsbelasting tegen het licht houden.


Kerngegevens

Nummer T01329
Status voldaan
Datum toezegging 20 december 2010
Deadline 1 juli 2012
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden mr. G.J.J. Biermans (VVD)
Prof.dr. P.H.J. Essers (CDA)
prof. dr. F. Leijnse (PvdA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen vennootschapsbelasting
zorg-woningbouwcorporaties
Kamerstukken Overige fiscale maatregelen 2011 (32.505)
Belastingplan 2011 (32.504)
Fiscale verzamelwet 2010 (32.401)


Uit de stukken

Handelingen I 2010-2011, nr. 12 - blz. 9

De heer Leijnse (PvdA):

Laat ik beginnen met een thema dat in deze Kamer eerder veel aandacht heeft gekregen:de integrale Vpb-heffing op de woningcorporaties. Deze heffing is in 2008 ingevoerd, maar niet dan nadat deze Kamer in een door mij medeondertekende motie van geachte afgevaardigde de heer Essers enige bedenkingen tot uitdrukking had gebracht over de mogelijk negatieve effecten ervan op de positie van de woningcorporaties. Wellicht indachtig die motie heeft de Inspecteur der Belastingen in een aantal gevallen vrijstelling van de heffing verleend waar het corporaties betrof die geheel of grotendeels woningen verschaffen aan ouderen en zorgbehoeftigen. Het lijkt in het kader van het ouderen- en zorgbeleid verstandig de investeringscapaciteit van deze corporaties niet door belastingheffing te beperken. In die zin kan men de door de inspecteur verleende vrijstellingen dus ook politiek billijken. De minister heeft echter eind 2009 anders beschikt. Hij meent dat het beroep op de vrijstellingsbepaling in artikel 5, eerste lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 niet kan worden gehonoreerd. De dertien zorgcorporaties die het betreft, zijn daardoor met terugwerkende kracht alsnog onder de Vpb-heffing gebracht. Daarbij gebruikt de minister als argument dat voor het verlenen van de vrijstelling de betreffende corporaties allereerst lichamen van algemeen nut moeten zijn. Waarom de minister de zorgcorporaties op voorhand niet als zodanig beschouwt, blijft vaag. Dit volgt niet uit de letter van de wet, noch uit de geest. De minister had hier dus ook voor een andere wetsinterpretatie kunnen kiezen en de inspecteur kunnen volgen. Die noodzaak klemt temeer omdat een voorgenomen wijziging van het financieringsregime van de zorgcorporaties het eveneens moeilijker zal maken voldoende investeringscapaciteit op te bouwen. Mijn fractie meent dan ook dat de regering er verstandig aan zou doen het beleidsbesluit van 8 december 2009 in te trekken en de vrijstellingsmogelijkheid voor zorgcorporaties in stand te laten.

Handelingen I 2010-2011, nr. 12 - blz. 15-16

De heer Essers (CDA):

Een ander punt betreft de behandeling van woningcorporaties, in het bijzonder de corporaties die zich toeleggen op ouderenhuisvesting. De heer Leijnse heeft daaraan een aantal woorden gewijd. In het kader van de behandeling van het Belastingplan 2008 heeft de Eerste Kamer unaniem de motie-Essers aangenomen die onder andere inhield dat de fiscale behandeling van woningbouwcorporaties ten principale dient te worden vastgelegd in een wet op de maatschappelijke onderneming. De verwachting was toen dat die wet er in 2008 zou komen. Inmiddels is het wetsvoorstel door de regering ingetrokken. De integrale vennootschapsbelastingplicht voor woningbouwcorporaties is sinds 2007 niet meer ten principale ter discussie gesteld. In het verlengde hiervan speelt op dit moment de problematiek van een kleine groep – ongeveer 20 – woningbouwcorporaties die zich toelegt op ouderenhuisvesting. Op grond van een beleidswijziging dreigt voor deze groep de vrijstelling van vennootschapsbelasting, vastgelegd in artikel 5, lid 1, onderdeel c, sub twee, Wet op de vennootschapsbelasting 1969, met ingang van 1 januari 2011 te vervallen. Naar verwachting zal het niet meer van toepassing zijn van deze vrijstelling de getroffen woningbouwcorporaties nopen tot een forse reductie van de herontwikkeling en nieuwbouw ten behoeve van de ouderenhuisvesting. Daarbij dient te worden bedacht dat de winst die deze corporaties maken tijdens een projectperiode dient te worden gereserveerd om toekomstige herinvesteringen mogelijk te maken. Het belasten van deze "winsten" met vennootschapsbelasting brengt deze herinvesteringen in gevaar. Er lijkt ook geen goede reden te bestaan voor het intrekken van deze vrijstelling in een periode waarin er veel behoefte is aan nieuwbouw voor ouderen en het nu net de trend is om wonen en zorg van elkaar te scheiden. Daar komt bij dat de argumentatie om de vrijstelling in te trekken in strijd lijkt te zijn met de wettekst. De door de staatssecretaris gestelde eis dat behalve huisvesting ook zorg moet worden verleend, komt immers niet voor in artikel 5, lid 1, onderdeel c, sub 2, Wet op de vennootschapsbelasting 1969. Het argument dat geen sprake zou zijn van een instelling van weldadigheid of van algemeen nut lijkt ook niet te worden gesteund door de jurisprudentie. Ik mag in dit verband ook nog expliciet verwijzen naar HR 6 november 1957, BNB 1958/50 en, van recenter datum, Hof Den Bosch 24 januari 2008, V-N 2008/35.18, tegen welke uitspraak de staatssecretaris niet in cassatie is gegaan.

Niet voor niets heeft de wetgever in het verleden een subjectieve vrijstelling in de wet opgenomen voor het verlenen van huisvesting aan "bejaarden, gebrekkigen of wezen". Dat is de terminologie die in de wet staat; ietwat gedateerd. Omvat dit niet per definitie specialistische huisvesting die extra voorzieningen meebrengt en daardoor veel duurder is dan gewone huisvesting? De ouderenhuisvesters verstrekken die huisvesting tegen zodanig lage prijzen, dat er geen enkele concurrentie van beleggers en commerciële partijen lijkt plaats te vinden. Is dit niet een principieel verschil met verhuur van reguliere woonruimte? Het verstrekken van gespecialiseerde huisvesting aan bejaarden en behoeftigen onder de gemelde voorwaarden dient naar onze mening dan ook wel degelijk de behartiging van een algemeen belang. Dat geldt temeer nu deze huisvesting in een behoorlijk aantal gevallen plaatsvindt op medische indicatie. De stelling in het besluit van 8 december 2009 dat instellingen die zich nagenoeg uitsluitend bezig houden met de verhuur van bejaardenwoningen nimmer onder de vrijstelling kunnen vallen, lijkt dan ook te absoluut en te ongenuanceerd; daardoor zou de vrijstelling feitelijk een dode letter worden. Wij roepen de staatssecretaris dan ook op om dit beleidsbesluit vooralsnog niet uit te voeren, maar op korte termijn hierover in overleg te treden met de sector. Dit past ook binnen doel en strekking van de reeds genoemde motie-Essers, waarin wordt uitgegaan van een standstill van de huidige situatie totdat er een algehele evaluatie van de belastingplicht van woningcorporaties plaatsvindt. Wij vernemen overigens graag van de staatssecretaris binnen welke termijn wij deze overall evaluatie tegemoet kunnen zien.

Handelingen I 2010-2011, nr. 12 - blz. 31

De heer Biermans (VVD):

Ouderenhuisvesting valt als het aan de staatssecretaris ligt niet langer onder een vrijstelling voor de Vpb. De motivatie van de staatssecretaris is dat een zorgcorporatie met louter verhuur van vastgoed geen lichaam van algemeen nut is. Ik ga niet helemaal in op dit thema, want enkele andere woordvoerders hebben dat al uitstekend gedaan. Ik beperk me tot de volgende vragen. Ziet de staatssecretaris het wel goed? Zou het niet zo zijn dat ouderenhuisvesting zonder de inzet van die lichamen überhaupt niet gerealiseerd wordt? En zou dat niet de reden moeten zijn waarom die lichamen wél onder een vrijstelling zouden moeten vallen?

Handelingen I 2010-2011, nr. 13 - blz. 17-18

Staatssecretaris Weekers:

Dan kom ik bij de zorg-woco’s. De vrijstelling van artikel 5, lid 1, onderdeel c van de Wet op de vennootschapsbelasting is een archaïsche bepaling, die dateert uit 1956. Dat kun je alleen al zien aan de woorden die daarin zijn gekozen en die niet meer de woorden van vandaag zijn. In dat opzicht begrijp ik de verwondering bij een aantal leden van deze Kamer. De wetgever had destijds hierbij bejaardenhuizen voor ogen, die op dat moment een nieuw fenomeen waren. In de tussentijd hebben zich op het gebied van wonen en zorg de nodige maatschappelijke ontwikkelingen voorgedaan, zonder dat die bepaling is aangepast. Ook heeft zich de ontwikkeling voorgedaan dat de woningcorporaties vanaf 2008 integraal belastingplichtig zijn geworden. De reden hiervoor was dat woningcorporaties professionele organisaties zijn geworden, die vaak ook door schaalvergroting en samenwerking krachtige spelers op de woningmarkt als geheel zijn geworden. Door die belastingplicht is ook een gelijk speelveld ontstaan met andere belastingplichtigen die woningen verhuren. In Europees perspectief is dat ook van belang, want met de integrale belastingplicht is eventueel verboden staatssteun weggenomen.

Dan kom ik nu te spreken op de vrijstelling van de zorg-woco’s. Mijn ambtsvoorganger heeft in 2009 een beleidsbesluit uitgebracht, waarin is opgenomen dat het louter verhuren van bejaardenwoningen niet onder de vrijstelling valt, omdat daarmee geen algemeen belang wordt gediend. Kennelijk kijkt uw Kamer anders aan tegen de invulling van het begrip  "algemeen nut" en de jurisprudentie lijkt op dit punt ook niet eenduidig. We hebben een uitspraak van het hof in Den Bosch en we hebben een uitspraak van het hof in Leeuwarden van afgelopen zomer. Daarin staat eigenlijk, kort samengevat: als er sprake is van verhuur van woningen, dan kun je niet zeggen dat dit een algemeen belang is, ook niet als de verhuur plaatsvindt aan een sociale categorie en dus sociale verhuur is. Dit moet als particulier belang worden beschouwd. Tegen die uitspraak is cassatie aangetekend.

Het is hier door meerdere fracties nogal indringend aan de orde gesteld en ik ben persoonlijk ook maar in dat artikel 5 gedoken. Dat roept inderdaad de nodige vragen op, dus ik heb daar nog eens heel goed over nagedacht. Onder mijn ambtsvoorganger zijn de gevolgen van dat beleidsbesluit voor de vennootschapsbelastingplicht voor de zorg-woco’s, die voorheen waren vrijgesteld, voor de duur van een jaar uitgesteld, waardoor het beleidsbesluit feitelijk per 1 januari 2011 in werking gaat treden. Ik denk dat het goed is om de status quo vooralsnog te handhaven, zeker gelet op de argumenten die hier uitgewisseld zijn.

De vraag die gesteld moet worden, is of dat artikel 5, dat in de jaren vijftig is geformuleerd, nog voldoet aan de wensen van deze tijd. In het regeerakkoord staat ook – en volgens mij leeft dat breed – dat we wonen en zorg moeten scheiden. Als het gaat om zorg, dan weten we met zijn allen een bepaalde mate van solidariteit te organiseren, maar bij het wonen zeggen we toch: als mensen het zelf kunnen betalen, moeten ze dat uiteindelijk ook doen. Voor hen die dat niet kunnen, hebben we uiteindelijk de huursubsidie. Ik zie dus raakvlakken met het dossier van scheiden van wonen en zorg. Ik zie echter ook raakvlakken met een dossier waarvan ik weet dat het de heer Essers nogal aangelegen is, namelijk de belastingplicht van overheidsbedrijven. Dat is niet alleen door de heer Essers, maar ook door mij in mijn vorige hoedanigheid als Kamerlid aangegrepen. Bepaalde sectoren zijn niet te classificeren als overheidsbedrijf, maar kennen wel bepaalde vrijstellingen en begeven zich op een markt waar sprake is van concurrentie. Dan moeten we die vrijstelling nog eens heel goed tegen het licht houden. Ik kom heel snel met een nota daarover. Ik stel mij voor dat we rondom die thema’s ook dat artikel 5 nog eens heel goed tegen het licht houden en dat ik vooralsnog de gevolgen van dat beleidsbesluit bevries en de vrijstelling voor de zogenaamde zorg-woco’s nog voor de duur van een jaar handhaaf.

Ik wil er wel op wijzen dat het begrip "algemeen nut" in de vennootschapsbelasting een complex begrip is, dat in artikel 5 Vpb ook weer anders omschreven is dan in andere belastingwetten. Ik wijs er ook op dat dit uitstralingseffecten zou kunnen hebben naar andere wetgeving, zoals de erf- en schenkbelasting en dat hier elementen van staatssteun spelen, waardoor de beleidsvrijheid wordt ingeperkt. Ik denk echter dat er reden genoeg is om een en ander ten principale in een apart debat met de Kamer te bespreken.

De heer Essers heeft nog gevraagd wanneer er een overall evaluatie van de woningbouwcorporaties komt. Dat is nu nog te vroeg. Ik zou er toch wel een paar jaar extra voor willen uittrekken om die zaak te gaan evalueren.

Handelingen I 2010-2011, nr. 13 - blz. 38

De heer Leijnse (PvdA):

Ten aanzien van de zorgcorporaties heeft de staatssecretaris de ruiterlijke toezegging gedaan dat het anders moet. Hij heeft de vrijstelling integrale Vpb-heffing voorshands gehandhaafd in 2011 en hij wil ook in 2011 tot een andere overweging komen van de wijsheid van het beleidsbesluit van eind 2009.

Handelingen I 2010-2011, nr. 13 - blz. 40

De heer Essers (CDA):

De staatssecretaris gaat voor de zorgcorporaties een standstill gedurende een jaar in acht nemen. Het onderdeel van het beleidsbesluit om woonzorgcorporaties niet meer vrij te stellen van de vennootschapsbelasting is dus voor een jaar van de baan. Dat jaar zal worden benut om nog eens goed te kijken naar de belastingplicht van maatschappelijke ondernemingen en overheidsbedrijven. Ik ben blij met de toezegging dat er op korte termijn een nota komt. Wij hebben voortdurend gediscussieerd over artikel 5. De staatssecretaris zegt terecht dat dat een archaïsche bepaling is. Dat geldt ook voor de bepaling van artikel 2 die ziet op de belastingplicht van overheidsbedrijven. Dat is echt niet meer van deze tijd. Het feit dat een overheid ook diensten kan verlenen, komt helemaal niet voor in die tekst.Ik wijs in dit verband ook op art. 5 Vpb want wat in die wet staat, is ongelooflijk. Wij hebben het tot dusver voortdurend gehad over wat er staat onder onderdeel c., ten tweede: het verschaffen van een onderkomen aan bejaarden, gebrekkigen of wezen. Als dat wordt gekoppeld aan het debat dat wij hiervoor voerden, dan blijkt daaruit het tijdsgewricht waarin die bepaling tot stand is gekomen: eind 1945. Het wordt nog erger in onderdeel c., ten derde. Daarin staat: het verschaffen van passende bezigheid aan onmaatschappelijke of onvolwaardige personen. Het is toch een schande dat dat nog in de Wet vennootschapsbelasting staat? Het is echt de hoogste tijd, maar daarover zijn wij het eens, dat die bepaling en de belastingheffing van overheidsbedrijven en maatschappelijke organisaties opnieuw worden bekeken.

Handelingen I 2010-2011, nr. 13 - blz. 45

De heer Biermans (VVD):

Wij zijn tevreden over de reactie van de staatssecretaris inzake de zorgcorporaties. Hij garandeert dat de vrijstelling nog een jaar blijft. In die tijd zal hij die vrijstelling bezien in het grotere geheel van vrijstellingen van belaste lichamen.

Handelingen I 2010-2011, nr. 13 - blz. 47

Staatssecretaris Weekers:

Ik ga verder met de zorgcorporaties. Ikzelf durfde de archaïsche woorden uit artikel 5 niet meer in de mond te nemen, omdat ze totaal niet meer passen in deze tijd. Ik zal daarom niet alleen artikel 5 tegen het licht houden, maar ook artikel 2. Dat kan in relatie tot de langverwachte nota over belastingheffing van overheidsbedrijven en semioverheidsbedrijven.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Effect bankenbelasting op kredietverlening aan het mkb (33.121) (T01579)

De staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen/opmerkingen van de leden De Grave en Ester, toe om - in het kader van de monitoring van de effecten van de bankenbelasting op de kredietverlening - waar mogelijk een uitsplitsing te maken tussen het geaggregeerde niveau van kredietverlening en de kredietverlening aan het mkb. De staatssecretaris zal daarbij, samen met zijn collega van EL&I, ingaan op de preciezere cijfers voor het mkb en aangeven wat daaraan wordt gedaan door het kabinet en wat er mogelijk verder nog aan zou kunnen worden gedaan.


Kerngegevens

Nummer T01579
Status voldaan
Datum toezegging 3 juli 2012
Deadline 1 juni 2013
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden Dr. P. Ester (ChristenUnie)
Mr. F.H.G. de Grave (VVD)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen bankenbelastingen
kredietverlening
MKB
Kamerstukken Wet bankenbelasting (33.121)


Uit de stukken

Handelingen I 2011-2012, nr. 36 – blz. 78-79

De heer Ester (ChristenUnie):

De impact op de kredietverlening is absoluut een van de majeure kwesties. Die kwam gisteren breeduit aan de orde. Maakt het de staatssecretaris nog wat uit of er sprake is van een differentiële impact? Stel dat uit het monitoren van de effecten blijkt dat de afname met name terecht zou komen bij het mkb, maakt hem dat nog wat uit? Verwacht hij überhaupt een differentieel effect?

Staatssecretaris Weekers:

Wij zullen heel goed moeten kijken waar de schoen wringt. Het opvallende is dat de kredietverlening nog steeds groeit. De laatste acht jaar, sedert 2003, houdt DNB de groei van de kredietverlening bij. Ik heb een grafiekje laten maken dat begint in 2004. Daarin zie je dat de kredietverlening de afgelopen acht jaar alleen maar is gegroeid jaar op jaar. Een paar keer is er een maandje geweest van krimp, maar die werd de maand of de paar maanden daarna onmiddellijk weer goed gemaakt. De omvang van de bancaire kredietverlening aan het bedrijfsleven is gegroeid van 205 mld. in 2003 naar 343 mld. in 2011. Dat is een behoorlijke toename van het krediet. Mocht blijken dat de kredietverlening gewoon blijft groeien maar dat het mkb droog komt te staan, dan speelt die bankenbelasting kennelijk geen rol maar is er wat anders aan de hand. Dan moet je kijken in het instrumentarium van bijvoorbeeld EL&I. Functioneert het BBMKB bijvoorbeeld goed? Ook de Europese investeringsbank stelt middelen ter beschikking waar ook het mkb van kan profiteren. Dan worden bankkredieten als het ware gegarandeerd, risico's gematcht. Je zou kunnen bekijken of je wat meer van dat soort instrumenten kunt inzetten. Ik zei zojuist dat ik adequaat en accuraat zal reageren. Dat wil dan niet zeggen dat ik alleen maar naar de bankenbelasting als zodanig kijk, maar ook naar andere elementen, zoals de ex ante financiering van het dgs en instrumenten die daarbuiten liggen.

[...]

De heer Van Rey (VVD):

Ik ben ook benieuwd naar dat staatje, want ik ben benieuwd of er ook krimp in zit, of er een terugval in zit de afgelopen jaren. De staatssecretaris zei dat er een geweldige stijging was, maar hoe kan het dan dat de beeldvorming de laatste tijd is, met name in het mkb, dat er wel een kredietbeperking is bij de banken naar het mkb?

Staatssecretaris Weekers:

Ik begrijp de vraag. Ik spreek ook heel veel ondernemers die klagen over opdrogende kredieten. Veel ondernemers klagen erover dat kredietlijnen verder worden afgeknepen. Tegelijkertijd blijkt dat de kredietverlening toch elke keer groeit als ik aan DNB en topbankiers vraag hoe het daarmee zit. Uit het staatje dat ik zo meteen op verzoek van de heer Reuten zal laten rondgaan onder de fiscaal woordvoerders, blijkt dat de kredietverlening de afgelopen jaren af en toe een maand krimpt. Dat is vorig jaar een of twee maanden zo geweest. Dat is in 2007 en 2004 een keer geweest, als ik het staatje goed voor ogen heb. Maar dat duurt dan een maand bijvoorbeeld. Bij mij gaan de alarmbellen niet rinkelen als er één maand even een terugval is, maar wel als dat een aantal maanden op rij zo is. Als er twee kwartalen sprake is van een krimp in de economie, dan spreken wij van een recessie. Als er twee kwartalen sprake is van krimpende kredietverlening, dan zijn de effecten zodanig substantieel dat ik word genoopt tot ingrijpen.

Handelingen I 2011-2012, nr. 36 – blz. 87

De heer Ester (ChristenUnie):

[...] Mijn fractie vraagt nogmaals aandacht voor het mkb, met veel dank voor de grafiek van de staatssecretaris. Juist daarin zien we dat er wordt gerapporteerd over geaggregeerde kredietverlening, waarbij geen uitsplitsing is gemaakt naar het mkb. Wij zien dat graag op zeker moment uitgesplitst, niet vanuit een soort datafetisjisme, maar omdat het van belang is om te zien of de bankenbelasting effect zal hebben op de kredietverlening aan het mkb, want het mkb moet vooral innoveren om Nederland sterker te maken.

Handelingen I 2011-2012, nr. 36 – blz. 89

De heer Van Rey (VVD):

Ik zou graag nu even de iPad van de heer Bröcker willen lenen, want de staatssecretaris heeft een staatje uitgedeeld. De ICT is zo snel en zo handig dat ik weet waar dat staatje van afkomstig is; dat is afkomstig van de stuurgroep Kredietverlening en het is van 2 mei van dit jaar. Dat is dus acht weken geleden. Je ziet dat daarin een uitsplitsing zit – dat zeg ik ook tegen de heer Ester – van de kredietverlening aan het midden- en kleinbedrijf. Dan hebben we het over 2010 en 2011. Ik heb niet voor niets in mijn eerste termijn geweldig veel aandacht gevraagd voor het midden- en kleinbedrijf. Als je kijkt naar de kredieten aan het midden- en kleinbedrijf van het eerste kwartaal 2010 tot het vierde kwartaal 2011, is er een daling te zien van kredieten tot € 250.000 van 3,1%. De heer Reuten heeft gezegd dat kredieten dalen vanwege de conjunctuur en dat er ook andere aspecten zijn die een rol spelen. Als je kijkt naar de rekening-courantkredieten van het tweede kwartaal 2010 tot het vierde kwartaal 2011 uitgesplitst naar kredieten aan het midden- en kleinbedrijf tot € 250.000 is er sprake van een daling van 13%. Dat staat in datzelfde rapport. Ik ben erg dankbaar dat mij dat zojuist is aangereikt. Ik zou de staatssecretaris dan ook willen vragen of wij niet van hem en zijn collega van Economische Zaken een brief kunnen krijgen waarin met name op die daling ten aanzien van het midden- en kleinbedrijf wordt ingegaan. Dan kunnen we ons ook voorbereiden op wat er als gevolg van deze wet misschien allemaal staat te gebeuren.

Op pagina 9 van dat rapport staat de conclusie dat de portefeuille van de leningen aan het midden- en kleinbedrijf bij de drie grote banken in Nederland stabiel is gebleven. Bij de uitsplitsing zie je echter geweldige verschillen. Bij de kredieten tot € 250.000 aan het mkb staan de signalen weliswaar niet op rood maar is er wel iets aan de hand. De staatssecretaris heeft gezegd dat deze bankenbelasting niet ten koste van alles gaat. Als we dan kijken naar die uitsplitsing, met name waar het gaat om die kredietbeperking, hoop ik dat de staatssecretaris tijdig, accuraat en passend zal optreden.

Handelingen I 2011-2012, nr. 36 – blz. 90

Staatssecretaris Weekers:

De heer Ester heeft gevraagd of je niet een onderscheid kunt maken tussen het geaggregeerde niveau van kredietverlening dat ik daarnet heb rondgedeeld en de kredietverlening aan het mkb. Senator Van Rey heeft daar net al het nodige over gezegd. Daar waar mogelijk zal ik een uitsplitsing maken. Ik zal – dit is tevens een toezegging in de richting van senator Van Rey – samen met de collega van EL&I ingaan op de preciezere cijfers voor het mkb en aangeven wat daaraan wordt gedaan door het kabinet en wat er mogelijk verder nog aan zou kunnen worden gedaan. Want ik begrijp heel goed het gevoel dat geaggregeerde cijfers mooi zijn maar dat je, wanneer je tegelijkertijd ziet dat het mkb zich daar niet in herkent, dat probleem zult moeten adresseren en van een oplossing zult moeten proberen te voorzien.

Tegelijkertijd wil ik, daar waar banken de keuze maken om een kredietlijn niet verder voort te zetten vanwege de toegenomen risico's, natuurlijk niet op de stoel van zo'n bank gaan zitten. Maar dat zal de Kamer begrijpen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Monitoring invloed bankenbelasting op de kredietverlening (33.121) (T01580)

De staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen/opmerkingen van de leden Essers, De Grave, Sent, Reuten, Backer en Ester, toe tijdig, accuraat en passend te zullen reageren wanneer de groei van de kredietverlening twee kwartalen negatief is. Ook een forse krimp van de bancaire kredietverlening vormt een reden voor de staatssecretaris tot heroverweging. Per kwartaal zal worden gekeken wat de invloed is op de kredietverlening. DNB zal de resultaten monitoren. De resultaten zullen worden gedeeld met de Staten-Generaal. Na drie jaar vindt een complete evaluatie van de bankenbelasting plaats. Afhankelijk van de situatie kan de staatssecretaris, naast het mitigeren c.q. op nul stellen van het tarief van de bankenbelasting, eveneens besluiten tot het verder uitstellen van de invoering van de ex ante financiering van het depositogarantiestelsel.


Kerngegevens

Nummer T01580
Status voldaan
Datum toezegging 3 juli 2012
Deadline 1 januari 2016
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden Jhr.mr. J.P. Backer (D66)
Prof.dr. P.H.J. Essers (CDA)
Dr. P. Ester (ChristenUnie)
Mr. F.H.G. de Grave (VVD)
dr. G.A.T.M. Reuten (SP)
Prof.dr. E.M. Sent (PvdA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen bankenbelastingen
kredietverlening
Kamerstukken Wet bankenbelasting (33.121)


Uit de stukken

Handelingen I 2011-2012, nr. 36 – blz. 77

Staatssecretaris Weekers:

Vrijwel alle sprekers – ik noem ze niet allemaal bij naam – stellen mij vragen over de effecten van de bankenbelasting op de kredietverlening. Zo vragen ze mij, een indicatie te geven wanneer het concrete punt wordt bereikt waarop sprake is van een substantieel negatief effect op de kredietverlening. Op voorhand valt geen exact omslagpunt te noemen. 

[...]

Ik kan echter wel zeggen wat voor signalen voor mij aanleiding zouden zijn om de bankenbelasting te heroverwegen. Dat is gisteren in de Kamer ook aan de orde gekomen. Een eerste signaal dat ik grondig zal monitoren, is de groei van de kredietverlening. Als deze enkele opeenvolgende kwartalen negatief zal zijn, kunt u allen ervan uitgaan dat bij mij alle alarmbellen afgaan. Ook als er sprake is van een forse krimp van de bancaire kredietverlening, groter dan we de afgelopen tien jaar hebben meegemaakt, is dat voor mij een reden om te heroverwegen. Ook dan zal ik beoordelen of ik instrumenten nodig vind om de kredietverlening minder te belasten. Dat onderstreept dan ook het belang dat de Nederlandsche Bank conform mijn toezegging aan de Tweede Kamer de effecten op de kredietverlening van de verschillende maatregelen waarmee de banken worden geconfronteerd, goed zal monitoren. Op die manier kan, mocht dat nodig zijn, tijdig en accuraat worden gereageerd. Daar sta ik voor.

Handelingen I 2011-2012, nr. 36 – blz. 78

De heer Essers (CDA):

[...] Als het KB eenmaal geslagen is en daarna blijkt dat de kredietverlening echt dramatisch afneemt, hoe gaat de staatssecretaris daar dan mee om?

Staatssecretaris Weekers:

Ik vind dat de zaak gemonitord moet worden. Ik zal niet accepteren dat de kredietverlening dramatisch verslechtert. Daarmee zou je namelijk veel schade toebrengen aan de reële economie. Als dat gebeurt, zal ik de zaak heroverwegen en teruggaan naar het kabinet. Ik zal daar niet lichtvaardig toe overgaan, want het is natuurlijk ook een maatregel in het kader van het begrotingsakkoord 2013. Het is ook niet voor niets dat aan de banken een bijdrage wordt gevraagd voor de impliciete overheidsgarantie. Maar als de reële economie echt fors wordt beschadigd wanneer wij als een blind paard doorgaan, dan zal ik op dat moment moeten kijken welke instrumenten ik beschikbaar heb. Een daarvan is het mitigeren van het tarief of de zaak zelfs verder uitstellen. Dat zou met een spoedwet of zelfs met een begunstigend beleidsbesluit kunnen. Of ik kan bezien of het verder uitstellen van de invoering van de ex ante financiering van het depositogarantiestelsel wellicht soelaas biedt. Wees ervan overtuigd dat ik dit buitengewoon serieus zal bekijken, maar wel met inachtneming van de context dat van de banken wel een bijdrage wordt gevraagd in de crisis, ook voor de impliciete overheidsgarantie die wordt verstrekt.

[...]

Staatssecretaris Weekers:

[...]

De heren Essers, Van Rey en Ester hebben gevraagd naar het moment waarop kan worden ingegrepen indien uit de resultaten van de monitoring van DNB blijkt dat de kredietverlening substantieel negatief vermindert. De heer Backer vroeg gisteren wanneer ik het experiment bankenbelasting als geslaagd beschouw. Zojuist heb ik al tegen de heer Essers gezegd dat ik zal ingrijpen wanneer bij mij alle alarmbellen gaan rinkelen. Dan zal ik niet dralen en accuraat handelen. DNB zal de eerste resultaten monitoren in de loop van 2013. De resultaten zullen vanzelfsprekend worden gedeeld met de Staten-Generaal. Na drie jaar vindt een complete evaluatie van de bankenbelasting plaats. Als de tarieven op dat moment in het meest extreme geval op nul zouden zijn gesteld vanwege de monitoring, dan is het geen geslaagd experiment, zo zeg ik tegen de heer Backer.

Handelingen I 2011-2012, nr. 36 – blz. 79

Staatssecretaris Weekers:

[...]

Bij mij gaan de alarmbellen niet rinkelen als er één maand even een terugval is, maar wel als dat een aantal maanden op rij zo is. Als er twee kwartalen sprake is van een krimp in de economie, dan spreken wij van een recessie. Als er twee kwartalen sprake is van krimpende kredietverlening, dan zijn de effecten zodanig substantieel dat ik word genoopt tot ingrijpen.

[...]

De heer Van Rey (VVD):

Ik kom even terug op de rinkelende alarmbellen bij krimp of bij tegenvallende kwartalen. De staatssecretaris zei dat er dan tijdig en accuraat kan worden ingegrepen. Het belangrijkste woord heb ik daarbij gemist, namelijk "passend".

Staatssecretaris Weekers:

Dat spreekt toch voor zich.

De heer Van Rey (VVD):

Ik wil het toch even vastgelegd hebben. Bedoelt de staatssecretaris naast tijdig en accuraat ook passend?

Staatssecretaris Weekers:

Tijdig, accuraat en passend. Afhankelijk van de analyse betekent dat bijvoorbeeld dat je de ex ante financiering van het depositogarantiestelsel nader moet faseren. De procedure omtrent de richtlijn in Europa is ook nog niet afgerond. We hebben dus nog wel wat tijd. Als het probleem partieel is en niet generiek omdat je nog steeds een toename ziet van de kredietverlening, dan zul je andere maatregelen moeten treffen dan wanneer het zwarte scenario dat de Nederlandsche Bank in zijn laatste brief schetst, zich zal voltrekken. Als dat laatste het geval is, moet je stoppen met het innen van de bankenbelasting.

Handelingen I 2011-2012, nr. 36 – blz. 88

De heer Essers (CDA):

[...]  Ik ben blij met de veel duidelijkere toezeggingen van de staatssecretaris over het monitoren van de effecten op de kredietverlening. Dat is toch echt wat anders dan de vinger aan de pols houden. We hebben duidelijk gehoord dat per kwartaal wordt gekeken wat de invloed is op de kredietverlening en dat indien noodzakelijk onmiddellijk kan worden ingegrepen. Dat kan op verschillende manieren, maar belangrijk is dat we niet moeten wachten tot het Belastingplan 2014, maar dat er direct wordt ingegrepen, als de noodzaak daar is.

Handelingen I 2011-2012, nr. 36 – blz. 90-91

Staatssecretaris Weekers:

Dan heeft de heer Reuten nog gezegd: als je twee kwartalen achter elkaar de kredietverlening ziet dalen en je gaat over tot heroverweging, pas dan op dat je toch ook kijkt naar de effecten die "Basel" ook daadwerkelijk beoogt, dat er minder leverage plaatsvindt. Natuurlijk zal ik die ook wel in ogenschouw nemen, maar ik zal, zoals ik de Kamer daarstraks heb toegezegd, kijken naar dat complex van maatregelen waarvan de bankenbelasting er een is. Dat mag in elk geval niet de reële economie schaden. Dat is volgens mij de portee van de zorg in deze Kamer.

De heer Van Rey heb ik al bediend met de toezegging rondom de brief en met de toezegging rondom daadkracht. Ik zal ingrijpen als het nodig is, maar ik hoop van ganser harte dat het niet nodig is. Dan gaat het namelijk beter met de Nederlandse economie. Ik denk dat iedereen dat zal onderschrijven. Ik zal tijdig, accuraat en passend ingrijpen als dat nodig is, maar ik hoop dat het niet hoeft.


Brondocumenten


Historie







Toezegging In beeld brengen splitsing ontwikkeling van de zorguitgaven (33.400) (T01645)

De staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag/opmerking van het lid De Grave (VVD), toe dat het ministerie van Financiën zich zal verstaan met het ministerie van VWS om te bezien of de ontwikkeling van de zorguitgaven, gesplitst in de genoemde categorieën, nog duidelijker in beeld kan worden gebracht. Over de groeiontwikkeling inclusief het regeerakkoord na 2013 zal de minister van Financiën de Kamers middels de Startnota informeren. De staatssecretaris zal kijken wat mogelijk is als het gaat om aansluittabellen.


Kerngegevens

Nummer T01645
Status voldaan
Datum toezegging 19 november 2012
Deadline 1 juli 2014
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden Mr. F.H.G. de Grave (VVD)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen startnotitie
zorguitgaven
Kamerstukken Miljoenennota 2013 (33.400)


Uit de stukken

Handelingen I 2012-2013, 33 400, nr. 8 – blz. 70-71

De heer De Grave heeft opnieuw een vraag gesteld over de ontwikkeling in de zorguitgaven. Zou die ontwikkeling niet nader gesplitst kunnen worden in een AWBZ-, een Zorgverzekeringswet- en een Wmo-deel? In de VWS-begroting voor 2013 en in het FOZ is het beeld al aanmerkelijk verbeterd ten opzichte van het verleden. Wat dat betreft heeft het project Verantwoord begroten zijn eerst vruchten afgeworpen. Ik zie wel degelijk het punt dat de heer De Grave heeft opgeworpen. In dat perspectief zal Financiën zich verstaan met VWS om te kijken of de ontwikkeling van de zorguitgaven, gesplitst in de genoemde categorieën, nog duidelijker in beeld kan worden gebracht.

De heer De Grave (VVD):

Doordat er exogene veranderingen in de systematiek optreden, gaan die cijfers elke keer weer fluctueren. Ik heb het voorbeeld gegeven: 7,5% groei AWBZ, 1,25% groei Zorgverzekeringswet, volgend jaar nul groei AWBZ, waarna terecht de vraag kan worden gesteld welke grote beleidsmaatregelen daaraan ten grondslag liggen. Die zijn er helemaal niet voor 2013, die zijn er pas in 2014. Heeft het te maken met overheveling, en zo ja, in welke mate? Zo is het niet te volgen. Een zo grote uitgavenpost moet ook voor financiële woordvoerders te volgen zijn. Wat is de ontwikkeling bij de Zorgverzekeringswet, wat bij de AWBZ en wat bij de Wmo? Geef aan welke stelselveranderingen er zijn, zodat we kunnen zien welke beleidsmatige en feitelijke effecten optreden.

Staatssecretaris Weekers:

De nominale groeiontwikkeling voor 2013 van de diverse sectoren wordt niet beïnvloed door de overhevelingen. De heer De Grave heeft zojuist al aangegeven dat die pas na 2013 plaatsvinden. Over de groeiontwikkeling inclusief het regeerakkoord na 2013 zal de minister van Financiën de Kamers middels de Startnota informeren. Ik zal kijken wat mogelijk is als het gaat om aansluittabellen, want daar is de heer De Grave naar op zoek.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Actualisatie inzichten kredietverstrekking naar ondernemingsomvang op basis van cijfers over 2012 (33.400) (T01647)

De staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag/opmerking van het lid De Grave (VVD), toe om, wanneer de cijfers van 2012 over de kredietverlening aan het bedrijfsleven beschikbaar zijn, de inzichten over de kredietverstrekking naar ondernemingsomvang te actualiseren. 


Kerngegevens

Nummer T01647
Status voldaan
Datum toezegging 20 november 2012
Deadline 1 juli 2013
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden Mr. F.H.G. de Grave (VVD)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen kredietverlening
MKB
Kamerstukken Miljoenennota 2013 (33.400)


Uit de stukken

Handelingen I 2012-2013, 33 400, nr. 8 – blz. 72-73

Staatssecretaris Weekers:

[...]

De heer De Grave vroeg om een opsplitsing van de kredietverstrekking naar ondernemingsomvang. De minister heeft aangegeven dat ik daarop terug zou komen. Dat doe ik bij dezen. De kredietgroei in Nederland is na de crisis afgezwakt, maar positief gebleven. De groei ligt gemiddeld op zo'n 3% jaar op jaar. In internationaal opzicht springt Nederland er daarmee positief uit. Ook de rentes blijven in internationaal opzicht laag, ook voor kleinere leningen. Achter de macrogroei gaan natuurlijk wel verschillen schuil. Uit onderzoek van de Nederlandse Vereniging van Banken in samenwerking met de Nederlandsche Bank en het ministerie van Financiën blijkt dat het volume leningen tot € 250.000 in 2010 en 2011 is gekrompen. Het totale volume uitstaande leningen aan het mkb, dat betreft leningen tot 10 miljoen, is in 2010 en 2011 gelijk gebleven.

Daarnaast is er een aantal zaken waar we de afgelopen jaren aan hebben gewerkt, en waarover ook in het regeerakkoord wordt gesproken, om juist voor het mkb de toegang tot het krediet te verbeteren. Dat betreft allereerst de Garantie Ondernemingsfinanciering. Die wordt structureel gemaakt, met een garantieplafond van 400 miljoen per jaar. Zo blijven ondernemers in staat om bankleningen aan te trekken en bankgaranties te verkrijgen. Om kleine startende ondernemers beter te kunnen helpen, zal het kredietplafond van de microfinancieringsorganisatie Qredits worden verhoogd van € 50.000 tot € 150.000. We maken binnen het bestaande Innovatiefonds MKB+ ruimte om meer risicodragend vermogen aan jonge, innovatieve bedrijven te kunnen verstrekken. De minister heeft eerder al gezegd dat nieuwe alternatieve financieringsvormen, zoals kredietunies, crowdfunding en MKB-obligaties, zullen worden ondersteund via promoties, het wegnemen van belemmeringen et cetera.

Ik heb zojuist de cijfers over 2010 en 2011 genoemd voor de diverse segmenten en aangegeven waar je groei ziet en waar stabiliteit en krimp. We leven nu half november 2012. Ik stel mij voor dat wij, du moment wij de cijfers van 2012 hebben, de inzichten actualiseren. We moeten de vinger aan de pols houden. Ik heb eerder in deze Kamer in het kader van de bankenbelasting toegezegd dat ik, zeker ook vanwege de stapeling van maatregelen waarmee de banken zich geconfronteerd zien, de vinger aan de pols houd van de kredietverlening. Daarbij is een gesegmenteerde benadering van belang, want de cijfers kunnen macro nog zo positief zijn, maar u en ik, zeg ik tegen de heer De Grave, krijgen allerlei andere signalen van ondernemers.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Verzoek Centraal Planbureau inzake gedragseffecten van de verhoging van het hoogste inkomstenbelastingtarief (33.400) (T01649)

De staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag/opmerking van het lid Reuten (SP), toe om het Centraal Planbureau te verzoeken om de resultaten van informatievergadering over de gedragseffecten van de verhoging van het hoogste inkomstenbelastingtarief aan de Kamer te verstrekken. 


Kerngegevens

Nummer T01649
Status voldaan
Datum toezegging 19 november 2012
Deadline 1 juli 2013
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden dr. G.A.T.M. Reuten (SP)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen Centraal Planbureau
inkomstenbelasting
Kamerstukken Miljoenennota 2013 (33.400)


Uit de stukken

Handelingen I 2012-2013, 33 400, nr. 8 – blz. 26-27

De heer Reuten (SP):

[...]

Ik kom bij mijn vierde punt. Waar gaat het nu allemaal om in de vormgeving van de voorgestelde kabinetspolitiek aangaande de inkomensherverdeling? De inkomensafhankelijke ziektekostenpremie en vervolgens de toch wat gecompliceerde verhoging en afbouw van heffingskortingen in combinatie met verschuiving van tariefgroepgrenzen lijken allemaal gericht op één ding, namelijk het angstvallig vermijden van verhoging van het hoogste inkomstenbelastingtarief. Met een hoger tarief doch zonder die constructies was de belasting niet hoger geweest. De ideologische zijde daarvan begrijpen wij, doch wij zijn meer van het schenken van klare wijn. Van de staatssecretaris weet ik dat hij ook voor klaarheid is en dat maakt het debat met hem altijd krachtig. Graag hoor ik van de minister of hij eveneens klaarheid zou prefereren, ook op het genoemde punt.

Handelingen I 2012-2013, 33 400, nr. 8 – blz. 64

De heer Reuten (SP):

[...]

Ik heb een vraag gesteld over het hoogste inkomstenbelastingtarief en de gedragsveronderstelling dienaangaande op het aanbod van arbeid. Daarop hebben we geen antwoord gekregen. Het komt toch een beetje aan op de precieze formulering van dit punt. Ik wil graag informatievoorziening op dit punt. Daartoe dien ik de volgende motie in.

Motie

De voorzitter: Door de leden Reuten, Koffeman, Postema, Vos, Nagel en Ester wordt de volgende motie voorgesteld:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat terughoudendheid bij het verhogen van het hoogste inkomstenbelastingtarief veelal ingegeven lijkt te zijn door de gedragsveronderstelling dat een substantieel gedeelte van degenen die deze verhoging treft, op langere termijn minder zal gaan werken;

overwegende dat deze kwestie van belang is voor de structuur van de inkomstenbelastingen in samenhang met andere belastingen en in dit kader ook voor de begrotingspolitiek;

roept de regering op om zich te laten informeren over de vraag welk onderzoek er bestaat dat, uitgaande van in beginsel falsificeerbare hypotheses, de genoemde gedragsrelatie bevestigt, en in welke mate van statistische betrouwbaarheid, en om zich voorts te laten informeren over het eventueel bestaan van empirisch onderzoek dat de genoemde gedragsrelatie empirisch weerlegt; bij een en ander zou het niet moeten gaan om economisch laboratoriumonderzoek doch om de empirische "open" werkelijkheid;

roept de regering tevens op om de Kamer van het resultaat van genoemde informatievergaring in kennis te stellen, zo mogelijk voorzien van een appreciatie van de regering,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt letter G (33400).

Handelingen I 2012-2013, 33 400, nr. 8 – blz. 70-71

Staatssecretaris Weekers:

In de motie-Reuten c.s. (G) wordt de regering opgeroepen om de Kamer van het resultaat van een stuk informatievergaring in kennis te stellen. Dat betreft onder meer de gedragseffecten van de verhoging van het toptarief. Ik zal in elk geval het Centraal Planbureau verzoeken de gevraagde informatie te geven, zodat het debat hierover ook op een later moment kan worden voortgezet. Overigens hebben niet alleen de gedragseffecten ertoe geleid dat in het regeerakkoord niet is gekozen voor verhoging van het toptarief of verhogingen van de tarieven als zodanig. Er is voor andere instrumenten gekozen, namelijk de afbouw van de arbeidskorting en het inkomensafhankelijk maken van de algemene heffingskorting. De facto komt dat neer op een lastenverzwaring, met name voor de hogere middeninkomens en de hogere inkomens. We hebben de statutaire tarieven echter in stand gelaten, want als we die verhogen, geven we ook een bepaald signaal af in het kader van het internationaal vestigingsklimaat, dat niet op een positieve manier zal bijdragen aan de vestiging van bedrijven en aan de creatie van werkgelegenheid in Nederland.

De heer Reuten (SP):

Ik wil eraan toevoegen dat wat de staatssecretaris zegt, niet de implicatie van die motie betreft. In de motie wordt uitsluitend gevraagd om het onderzoek naar dat gedragseffect.

Staatssecretaris Weekers:

Uiteraard. Ik heb al gezegd dat ik de motie zo heb begrepen. Ik vraag het aan het CPB.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Informeren betrokkenen over fiscale implicaties inperking Witteveenkader (33.400) (T01652)

De staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag/opmerking van het lid De Grave (VVD), toe om, waar het zijn verantwoordelijkheid betreft, er voor zorgen dat de fiscale implicaties van de inperking van het Witteveenkader voor alle betrokken volstrekt helder zijn. 


Kerngegevens

Nummer T01652
Status voldaan
Datum toezegging 19 november 2012
Deadline 1 juli 2013
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden Mr. F.H.G. de Grave (VVD)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen Witteveenkader
Kamerstukken Miljoenennota 2013 (33.400)


Uit de stukken

Handelingen I 2012-2013, 33 400, nr. 8 – blz. 72

Staatssecretaris Weekers:

[...]

De heer De Grave vroeg ook nog om een onderverdeling in de opbrengst van de inperking van het Witteveenkader in enerzijds de aftopping van de aftrekbaarheid van de pensioenpremie op pensioengevend loon van een ton, en anderzijds de verlaging van het opbouwpercentage met 0,4%. De aftopping brengt een structurele opbrengst met zich mee van 300 miljoen, met overigens een piek in 2017 van 600 miljoen. De eerste jaren heb je een hogere opbrengst, omdat je als het ware de omkeerregel aftopt. De structurele opbrengst loopt dan weer terug. De verlaging van de opbouw levert in 2017 2,2 miljard op en de structurele opbrengst is 1,1 miljard. Totaal structureel dus 1,4 miljard.

De heer De Grave (VVD):

Dat is duidelijk, dank. Misschien mag ik van de gelegenheid gebruik maken om toch nog even de actualiteit een plek te geven. Ik heb gevraagd of dat gaat betekenen dat dat deel wat niet meer fiscaal wordt gefacilieerd, niet meer onder collectieve regelingen valt, en u hebt daar een duidelijk antwoord op gegeven. Nu lees ik net op de onvolprezen iPad dat de pensioenfondsen hebben aangekondigd dat ze zullen weigeren de pensioenpremies te verlagen. Er is dus geen fiscale faciliëring meer en er is in principe ruimte voor verlaging van de pensioenpremies, conform wat u hebt gezegd. Maar hoe moet verklaard worden dat de pensioenfondsen de pensioenpremies niet gaan verlagen? Dan komt er niets terecht van het beleidvoornemen van eigen mogelijkheden voor opbouw van pensioenen. Wat betekent dat fiscaal voor betrokkenen?

Staatssecretaris Weekers:

De budgettaire taakstelling van het Witteveenkader moet gewoon worden gehaald, linksom of rechtsom. Wanneer pensioenfondsen voor de vraag staan wat ze komend jaar met de premies doen, moeten ze die afweging maken in het licht van het totale fiscale Witteveenkader. Ik kan mij voorstellen dat, daar waar een pensioenfonds nog behoorlijke tekorten heeft en het de keuze heeft tussen premieverhoging of afstempelen, gelet op het fiscale kader nog wel wat ruimere vrijheidsgraden bestaan voor pensioenfondsen.

De heer De Grave (VVD):

Wat zijn de fiscale consequenties? Komt dat niet boven het opbouwpercentage?

Staatssecretaris Weekers:

Dat hangt ervan af wat voor soort pensioen het is. Als het defined contribution is, dan staan de opbouwpercentages vast in de fiscale wetgeving. Die percentages kunnen niet worden overschreden. Als die opbouwpercentages omlaag gaan bij de aanpassing van het Witteveenkader, dan moet de fiscaal aftrekbare premie dus ook omlaag. Wordt er meer premie betaald, dan is dat stukje in principe extra belast. Ten aanzien van aanspraken in het kader van de defined-benefitpensioenen geldt een soort paraplubenadering. Dan kan een pensioenfonds door middel van premiestelling het niet daarheen leiden dat de pensioenpotten dermate goed gevuld zijn dat ze veel te vol worden. Maar als het binnen de kaders blijft, dan heeft men daar enige speelruimte.

De heer De Grave (VVD):

Dit wordt te ingewikkeld. De staatssecretaris begrijpt de grote implicaties van deze maatregelen. Daarover zullen nog heel wat discussies plaatsvinden. Maar hij begrijpt dat het veel vragen oproept. Kan hij er alles aan doen om dit zo helder mogelijk aan betrokkenen uit te leggen? Mensen moeten goed weten waar ze aan toe zijn.

Staatssecretaris Weekers:

Dat zal ik zeker doen. Het Witteveenkader sec is natuurlijk een fiscale regeling. Maar de minister van SZW, collega Asscher, is primair verantwoordelijk voor de pensioenen. Hij zal uiteraard ook met de sociale partners spreken. Ik zal, waar het mijn verantwoordelijkheid betreft, ervoor zorgen dat de fiscale implicaties volstrekt helder zijn voor iedereen, want dat is de vraag.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Overleg met medeoverheden over de groei van lokale lasten, in het bijzonder de ozb (33.400) (T01654)

De staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag/opmerking van het lid Nagel (50PLUS), toe zich samen met de minister van Binnenlandse Zaken te zullen verstaan met de medeoverheden, zodanig dat zij zich houden aan de gemaakte afspraak om de ozb niet verder te laten groeien dan de macronorm.


Kerngegevens

Nummer T01654
Status voldaan
Datum toezegging 19 november 2012
Deadline 1 januari 2015
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden J.G. Nagel (50PLUS)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen lokale lasten
onroerende zaakbelasting
Kamerstukken Miljoenennota 2013 (33.400)


Uit de stukken

Handelingen I 2012-2013, 33 400, nr. 8 – blz. 36

De heer Nagel (50PLUS):

[...]

Niet meegerekend in de koopkrachtplaatjes zijn de vaak sterke stijgingen in de lokale lasten. Volgens de cijfers van het CBS werd in 2012 in meer dan de helft van de Nederlandse gemeenten de ozb met 5% of meer verhoogd. De totale opbrengst was ongeveer 20% meer dan afgesproken was. Wat gaat het kabinet hier tegen doen? In 2013 werkt de btw-verhoging van 19% naar 21% door in de riool- en afvalstoffenheffingen. Talrijke gemeenten verhogen de ozb, terwijl AOW'ers en veel werknemers op de nullijn worden gehouden en de huizenprijzen dalen. Vereniging Eigen Huis publiceerde vanochtend het bericht dat de stijging van de ozb dit jaar weer minimaal 2,7% wordt. Laat het kabinet dit gebeuren in een tijd dat de burgers al zo zwaar getroffen worden?

Handelingen I 2012-2013, 33 400, nr. 8 – blz. 60

Staatssecretaris Weekers:

[...]

Er is ook nog een vraag gesteld over de lokale belastingen, vooral door de heer Nagel. Het is helder dat, als het gaat om de tarieven voor lokale belastingen, dit aan de lokale overheden is voorbehouden. Daar moet ook de lokale democratie haar werking doen. De kaders zijn vastgelegd in de Gemeentewet. De tarieven voor bijvoorbeeld de riool- en afvalstoffenheffing mogen niet hoger zijn dan maximaal kostendekkend. Voor de ozb geldt de zogenaamde macronorm, waarbij tussen het Rijk en de medeoverheden is afgesproken dat alle gemeenten de ozb niet verder laten groeien dan een x percentage. Voor 2012 was de macronorm vastgesteld op 3,75%. In 2012 is de ozb-opbrengst met 4% gestegen. Het vorige kabinet heeft hierover in het voorjaar al een indringend gesprek gevoerd met de medeoverheden en erop aangedrongen dat wat in 2012 te veel is opgehaald, in 2013 te compenseren. Ik zal mij samen met de nieuwe minister van Binnenlandse Zaken verstaan met de medeoverheden, zodanig dat zij zich houden aan de gemaakte afspraak, want de ultieme sanctie van een te forse groei van de lokale lasten, meer in het bijzonder de ozb, is een uitname uit het gemeentefonds, hetgeen de staatssecretaris van Financiën dan in staat stelt om hogere gemeentelijke belastingen op rijksniveau te compenseren met lagere rijksbelastingen. Het is natuurlijk het beste als de gemeenten zich houden aan de afspraak hierover.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Inzichtelijk maken ontwikkeling crisisgerelateerde risico's op de balans van DNB in de toelichting op het DNB jaarverslag (33.548) (T01668)

De minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag/opmerking van het lid Reuen (SP), toe DNB te vragen voortaan in de toelichting bij het jaarverslag zo uitgebreid mogelijk in the gaan op de ontwikkeling van de crisisgerelateerde risico's. DNB is bereid om in de toelichting bij de balans hier aan aandacht te besteden. De minister van Financiën zal dit punt ook expliciet aan de orde stellen tijdens de aandeelhoudersvergadering van DNB op 13 maart 2013. 


Kerngegevens

Nummer T01668
Status voldaan
Datum toezegging 12 maart 2013
Deadline 1 juli 2013
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Drs. A. Postema (PvdA)
dr. G.A.T.M. Reuten (SP)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen De Nederlandsche Bank
jaarverslagen
overheidsfinanciën
risico's
Kamerstukken Incidentele suppletoire begroting winstafdracht De Nederlandsche Bank (DNB) 2013 (33.548)


Uit de stukken

Handelingen I 2012-2013, nr. 8 – blz. 72-73

Minister Dijsselbloem:

[...]

Dan kom ik meteen op een van de wezenlijke punten van de heer Reuten. Hij bood mij de op een na beste uitweg aan. Die uitweg is interessant. Niet dat ik op zoek ben naar een uitweg, maar ik vond zijn suggestie niettemin interessant. Hij vroeg of ik er bij de Nederlandsche Bank op kan aandringen dat een kwantificering van de risico's in het jaarverslag zal worden weergegeven, bij voorkeur op de balans. Zijn suggestie komt mij sympathiek over. In de Tweede Kamer is al gesproken over de vraag of voortaan ieder jaar de inschatting van de ontwikkeling van die risico's expliciet kan worden gemaakt. Afhankelijk van de ontwikkeling van de eurocrisis en van deze programma's – worden ze keurig afgebouwd of komen er straks weer nieuwe tranches achteraan of komen er zelfs nieuw programma's bij – zal ook het risico veranderen. Ik ben hier zeer voor. Ik zeg hem graag toe dat ik de Nederlandsche Bank zal vragen voortaan in de toelichting bij het jaarverslag in te gaan op de ontwikkeling van de risico's. Ik ben minder enthousiast over de suggestie om dit ook als een p.m.-post op de balans op te nemen. Ik heb mij laten vertellen dat het niet in lijn ligt met jaarverslaggevingsregels om een post op de balans op te nemen zonder dat daar een bedrag tegenover staat. Ik heb aan de Nederlandsche Bank gevraagd hoe zij hier tegenover staat. Zij is daar niet voor en wil dat ook vanwege de regels van accountancy niet doen. Zij is wel bereid om in de toelichting bij de balans hieraan aandacht te besteden.

DNB zal in het binnenkort te publiceren verslag in een apart hoofdstuk ingaan op de risico's die worden gelopen. Zo wordt stilgestaan bij de door DNB becijferde risico's van de 13,5 miljard en de onderliggende exposures. Hierbij worden onder andere de relevante ontwikkelingen bij de monetaire operaties toegelicht. Ik zal dit punt ook expliciet aan de orde stellen tijdens de aandeelhoudersvergadering van de Nederlandsche Bank die morgen plaatsvindt.

Handelingen I 2012-2013, nr. 8 – blz. 80-81

Minister Dijsselbloem:

[...]

Dan blijft het punt over van het op de balans staan. De heer Reuten wil dat het inzichtelijk is en dat iedereen erop wordt gewezen. Mensen moeten weten waar de risico's zitten. Ik vind dat zeer sympathiek. Wij hebben contact gehad met de Nederlandsche Bank met de vraag of dit kan. Het antwoord luidde dat dit op basis van jaarverslagen en beleggingsregels niet kan. Ik vind dat deze Kamer niet van de minister van Financiën kan verwachten de Nederlandsche Bank, die toch als geen ander netjes en prudent verslag zal willen doen, onder druk te zetten om de balans anders te gaan opbouwen dan dat zij zorgvuldig acht. Ik wil de heer Reuten maximaal tegemoet komen. Het zal jaarlijks zo uitgebreid mogelijk in het jaarverslag worden benoemd en er zal op in worden gegaan hoe het zich ontwikkelt. Dat is het maximale wat ik kan doen.

Handelingen I 2012-2013, nr. 8 – blz. 81-82

De heer Reuten (SP):

[...]

De minister zei daarnet dat hij niet te veel tegen DNB kan zeggen hoe de bank haar balans moet inrichten, want de bank zou het netjes doen. Ik vind dat het in 2011 niet netjes is gegaan. Het is toen absoluut niet duidelijk geworden wat de risico's waren. De verslaggeving was in 2011 onvoldoende.

Minister Dijsselbloem:

Dat laatste punt gaat vooral over het benoemen en inzichtelijk maken van risico's. Ik heb al gezegd dat wij het van nu af aan expliciet inzichtelijk maken. Daarin kom ik de heer Reuten tegemoet. Ik wil DNB ook niet voorschrijven dat zij de jaarverslagleggingsregels anders moet toepassen. Dan zou de bank ongetwijfeld gedoe krijgen met haar accountant, maar zij wil het zelf ook niet, en ik respecteer dat.

Het gaat om crisisgerelateerde risico's. Op dit moment zijn dat de genoemde programma's, maar het is niet per se beperkt tot deze twee instrumenten in deze omvang. Het gaat om crisisgerelateerde risico's.

De heer Reuten (SP):

Dan heb ik het echt verkeerd begrepen. In de stukken van de Tweede Kamer en in de nota van afgelopen vrijdag staat dat de garantie wordt afgegeven voor die twee programma's.

Minister Dijsselbloem:

Het gaat om crisisgerelateerde risico's die samenhangen met SMP en kredieten bancaire instellingen. Daaronder valt LTRO. Bancaire instellingen in Griekenland en Cyprus maken alleen gebruik van ELA, emergency liquid assistance. Ook de risico's daarin kunnen zich doorvertalen naar de nationale centrale banken. Ook aan OMO's, open market operations, zitten risico's die zich kunnen doorvertalen naar DNB. Ik wil daar echt geen misverstand over laten bestaan. Mochten deze risico's zich voordoen, dan wil ik dadelijk niet van de Kamer te horen krijgen: wacht even, daar hebben wij niet voor getekend. Nogmaals, het gaat om crisisgerelateerde risico's. Dat is SMP, kredieten bancaire instellingen, en een aantal programma's die bij de ECB zijn belegd. Als er verlies wordt geleden, vertaalt zich dat ook naar DNB.

De heer Postema (PvdA):

Ik wilde ook dat punt van die OMO's toevoegen. Uit de beraadslagingen in de Tweede Kamer heb ik begrepen dat het een integrale risicoanalyse van DNB is geweest die uiteindelijk tot de volledige 13,5 miljard heeft geleid. De 5,7 miljard heeft betrekking op de bijzondere transacties 2011 in den brede. Dat heb ik ook echt breder gelezen dan die twee programma's die de heer Reuten noemt.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Doorgeleiding verzoek aan Centraal Planbureau (33.402 / 33.403 / 33.405 / 33.407) (T01740)

De staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag/opmerking van het lid Reuten (SP), toe het CPB te verzoeken opheldering te geven over de vraag waarom het CPB in de notitie over de gedragseffecten van de marginale belastingdruk bij hogere inkomens het arbeidsaanbod vertaalt in werkgelegenheid.


Kerngegevens

Nummer T01740
Status voldaan
Datum toezegging 18 december 2012
Deadline 1 juli 2013
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden dr. G.A.T.M. Reuten (SP)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen Centraal Planbureau
cijfers
koopkracht
Kamerstukken Wet verhuurderheffing (33.407)
Wet herziening fiscale behandeling eigen woning (33.405)
Overige fiscale maatregelen 2013 (33.403)
Belastingplan 2013 (33.402)


Uit de stukken

Handelingen I 2012-2013, nr. 12, item 3 – blz. 18

De heer Reuten (SP):

Ik maak nu enkele opmerkingen over de belastingdruk. De relatie tussen belasting- en premiedruk en het aan bod van arbeid speelt een belangrijke rol in de fiscale politiek van het kabinet. Ik dank de staatssecretaris voor het feit dat hij naar aanleiding van onze vraag daaromtrent bij de algemene financiële beschouwingen het CPB inmiddels heeft gevraagd een notitie uit te brengen over de gedragseffecten van de marginale belastingdruk bij hogere inkomens. In de eerdergenoemde notitie van 10 december jongstleden van het CPB over marginale druk wordt gesteld dat verhoging van de marginale druk betekent dat werk minder lonend wordt, waardoor meer personen in deeltijd gaan werken en de werkgelegenheid in arbeidsjaren daalt. Het eerste gedeelte van deze zin, over geringer aanbod van arbeid, kan ik volgen. De te beantwoorden vraag is of en in welke mate zich dit empirisch voordoet. Wij zullen dit in de toegezegde notitie

zien. Het laatste gedeelte van de zin, namelijk de gevolgtrekking dat door de eventuele daling van het arbeidsaanbod "de werkgelegenheid daalt", kan ik niet volgen. Of er zou een markante evenwichtstoestand achter moeten steken, maar empirisch doet die zich naar mijn weten niet voor. Deze connectie komt steeds weer terug in de langetermijnscenario's van het CPB. Ik vraag de staatssecretaris het CPB te verzoeken in de betreffende notitie ook opheldering te geven waarom het CPB het arbeidsaanbod vertaalt in werkgelegenheid.

Handelingen I 2012-2013, nr. 12, item 18 – blz. 119

De heer Reuten (SP):

Voorzitter. Ik dank de bewindsleden voor de schriftelijke en mondelinge beantwoording. Ik had de staatssecretaris gevraagd om bij zijn verzoek aan het CPB de gelijkstelling van de daling van het arbeidsaanbod aan de werkgelegenheid te betrekken. Ik zeg het nu even wat kort, maar ik heb het gisteren iets uitgebreider geformuleerd. Ik verwijs kortheidshalve naar mijn inbreng in eerste termijn.

Handelingen I 2012-2013, nr. 12, item 18 – blz. 125

Staatssecretaris Weekers:

[...] De heer Reuten heeft een vraag gesteld om een bepaald verzoek aan het Centraal Planbureau door te geleiden. Hij had dit verzoek in eerste termijn gedaan. Ik zal het zeker doen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Marginale belastingdruk jongeren (33.402 / 33.403 / 33.405 / 33.407) (T01743)

De staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag/opmerking van het lid Van Boxtel (D66), toe de vraag om attentie voor de marginale belastingdruk voor alleenstaande jongeren in het kabinet neer te leggen.


Kerngegevens

Nummer T01743
Status voldaan
Datum toezegging 18 december 2012
Deadline 1 juli 2013
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden Mr. R.H.L.M. van Boxtel (D66)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen marginale belastingdruk
werkgelegenheid
Kamerstukken Wet verhuurderheffing (33.407)
Wet herziening fiscale behandeling eigen woning (33.405)
Overige fiscale maatregelen 2013 (33.403)
Belastingplan 2013 (33.402)


Uit de stukken

Handelingen I 2012-2013, nr. 12, item 18 – blz. 102

Staatssecretaris Weekers:

[...]

De heer Van Boxtel vraagt welke acties het kabinet gaat ondernemen om werken echt te laten lonen en welke prioriteit dat heeft in het beleid. In het regeerakkoord is een aantal maatregelen opgenomen waarmee werken aantrekkelijker wordt gemaakt, met name voor de mensen met de laagste inkomens en mensen met een uitkering. Het gaat dan onder meer om een verhoging van de arbeidskorting met € 900 en ook wordt het stelsel van de kindregelingen zodanig hervormd dat werken aantrekkelijker wordt, met name voor de alleenstaande ouder. Is het nú zo dat de alleenstaande ouder die vier dagen in de week gaat werken er niet op vooruitgaat en zelfs op achteruitgaat, met de hervormingen die worden voorgesteld gaat die alleenstaande ouder er wel op vooruit. Dus werken loont dan wel zeker. Het regeerakkoord zorgt volgens het CPB ook voor een stijging van de structurele werkgelegenheid met 0,6%

De heer Van Boxtel (D66):

Ik heb gisteren in mijn betoog ook aandacht gevraagd voor de alleenstaanden maar nu zoomt u alleen in op de alleenstaanden ouderen en dat het daarvoor gaat lonen. Voor de alleenstaande jongeren levert het wat betreft die marginale belastingdruk helemaal niets extra's op. Dat is toch wel raar. In het licht van de jeugdwerkloosheid is het belangrijk om jongeren naar werk te geleiden en dat ook te laten lonen. Dus ik vraag van het kabinet daarvoor grote attentie.

Staatssecretaris Weekers:

Ik zal deze vraag om attentie wat breder in het kabinet neerleggen. Ik ben overigens niet de enige die zich daarmee bezighoudt. Als het gaat om werkgelegenheid en het aanpakken van de armoedeval en de werkloosheidsval is dat primair de verantwoordelijkheid van minister van Asscher van Sociale Zaken. Dus ik zal hem de zorg, de wens van de heer Van Boxtel kenbaar maken.


Brondocumenten


Historie