Toezegging Verschuiving genietingstijdstip (31.459) (T00961)
De staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een opmerking van het lid Essers (CDA), toe, voor zover het thans bestaande situaties betreft, venture capital fondsen in zijn algemeenheid de mogelijkheid te bieden, dat het genietingstijdstip op verzoek kan worden verschoven naar de daadwerkelijke realisatie.
Nummer | T00961 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 9 december 2008 |
Deadline | 1 januari 2014 |
Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris van Financiën |
Kamerleden | Prof.dr. P.H.J. Essers (CDA) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | overig |
Onderwerpen | genietingstijdstip |
Kamerstukken | Belastingheffing excessieve beloningsbestanddelen (31.459) |
Handelingen I 2008-2009, nr. 13 - blz. 597
De heer Essers (CDA): Soortgelijke ficties als toegepast in de eerste twee onderdelen van dit wetsvoorstel ontbreken in het derde onderdeel, de belastingheffing over carried interest of carried interestachtige beloningen. Dit onderdeel ziet op slechts enkele honderden vooral private equity managers die naast hun reguliere salaris vaak de mogelijkheid krijgen om deel te nemen in de verworven investeringen van het fonds waarvoor zij actief zijn.
Handelingen I 2008-2009, nr. 13 - blz. 599
De heer Essers (CDA): Nuancering is echter wel op zijn plaats, omdat de voorgestelde regelgeving inzake carried interest niet slechter is dan het grote geheel waarvan zij deel uit gaat maken, namelijk de Wet IB 2001. De kritiek die dit onderdeel van het wetsvoorstel oproept, is in wezen kritiek op de feilen van de Wet IB 2001. De paradox doet zich voor dat deze wetgeving in het leven is geroepen vanwege die feilen, maar uiteindelijk zelf ook niet ontkomt aan die gebreken. Het gaat hier om voordelen die bij een goed werkend stelsel van inkomstenbelastingheffing zouden moeten worden belast als inkomsten uit arbeid. Door het gebrekkig werkende boxenstelsel van de Wet IB 2001, waarbij sprake is van boxen met volstrekt uiteenlopende tarieven en systematieken, blijkt het in de praktijk lastig te zijn om dit soort beloningen op de gewenste wijze te belasten. Ook de heer Biermans sprak van een rechtvaardigheidsvraagstuk. De kern van het probleem zit hem daarbij in het feit dat de waarde van een verkregen belang op het moment van verwerving kan worden belast als inkomsten uit arbeid, maar dat het na die verwerving optredende waardeverloop moeilijk in de box 1-heffing kan worden betrokken. Om te vermijden dat die waardestijging terecht komt in box 3, werden daarom in de praktijk tussen belastingplichtige en de Belastingdienst afspraken gemaakt omtrent inbreng van die belangen in een bv, zodat het waardeverloop ervan in ieder geval in box 2 aan de heffing kon worden onderworpen. In het huidige wetsvoorstel wordt een dappere poging ondernomen om de bestaande praktijk zo veel mogelijk te codificeren en te specificeren, maar aangezien ook de voorgestelde regeling onderdeel uitmaakt van de Wet IB 2001, blijft zij behept met alle oude gebreken. Zo is het verwijt dat zij te veel open normen hanteert en derhalve op gespannen voet staat met de rechtsbescherming in feite te herleiden tot het verwijt dat het in de Wet IB 2001 voorkomende loonbegrip en het begrip ″resultaat uit overige werkzaamheden″ onvoldoende duidelijk zijn en de afbakening tussen box 1 en box 3 vaak moeilijk is te realiseren. Een meer op een vermogensaanwasheffing gebaseerde inkomstenbelastingheffing zou dit soort problemen vermijden.
Handelingen I 2008-2009, nr. 13 - blz. 617
Staatssecretaris De Jager: Overigens heb ik ten aanzien van technostarters en seed capital in de nota naar aanleiding van het nader verslag voor de Tweede Kamer al toegezegd dat voor bestaande situaties het genietingstijdstip op verzoek kan worden verschoven naar de daadwerkelijke realisatie. Ik zeg hierbij toe dat ik bereid ben - met name de heer Essers heeft daarnaar gevraagd - om alle andere venture capitalfondsen in zijn algemeenheid diezelfde mogelijkheid te bieden, voor zover het thans bestaande situaties betreft. Die toezegging kan deze Kamer incasseren. Voor de toekomst ga ik ervan uit dat de praktijk deze situatie kan vermijden.
(...)
Handelingen I 2008-2009, nr. 13 - blz. 622
De heer Essers: Mevrouw de voorzitter. Ook ik dank de minister en de staatssecretaris voor de antwoorden. Ik dank hen ook voor de toezeggingen, waaronder die over het voorkomen van belastingheffing over phantominkomen. Ook dank ik hen voor de toezeggingen die gedaan zijn in de schriftelijke voorbereiding.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling en stemming (aangenomen, aantekening: VVD en OSF) Handelingen EK 2008/2009, nr. 13, blz: 610-626
-
behandeling Handelingen EK 2008/2009, nr. 13, blz: 595-609
-
27 mei 2014
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
14 mei 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
21 maart 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
brief inzake fiscale toezeggingen en moties Eerste Kamer
voor kennisgeving aangenomen door de Eerste Kamercommissie voor Financiën op 9 april 2013
EK, N
-
-
9 oktober 2012
nieuwe deadline: 1 januari 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
Verslag van een schriftelijk overleg inzake halfjaarlijks rappel toezeggingen
voor kennisgeving aangenomen op 23 oktober 2012 door de commissie voor Koninkrijksrelaties
EK, B
-
-
15 juli 2010
nieuwe deadline: 1 januari 2013
nieuwe status: openstaand
Voortgang:
Opmerking: Wordt meegenomen in de evaluatie van de wet die in 2013 wordt gehouden. Deze evaluatie is toegezegd in de brief van de staatssecretaris van Financiën van 8 december 2008. Kamerstukken II, 2008/09, 31 459, nr. 23.
-
17 februari 2010
nieuwe deadline: 1 juli 2010
nieuwe status: openstaand
Voortgang:
Opmerking: Wordt meegenomen in de evaluatie van de wet die in 2013 wordt gehouden. Deze evaluatie is toegezegd in de brief van de staatssecretaris van Financiën van 8 december 2008. Kamerstukken II, 2008/09, 31 459, nr. 23. -
18 september 2009
nieuwe status: openstaand
Voortgang:
Opmerking: Nog niet aan de orde. Komt tzt terug in de
evaluatie. -
9 december 2008
toezegging gedaan
Toezegging Uitstel integrale Vpb-heffing woningcorporaties (32.504/32.505/32.401) (T01329)
De staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Biermans, Essers en Leijnse, toe dat de regering de integrale Vpb-heffing op de woning-corporaties een jaar uit stelt. Verder heeft de staatssecretaris de Kamer een nota over belastingheffing van overheidsbedrijven en semioverheidsbedrijven toegezegd. De staatssecretaris zal in relatie tot deze nota artikel 2 en artikel 5 van de Wet op de vennootschapsbelasting tegen het licht houden.
Nummer | T01329 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 20 december 2010 |
Deadline | 1 juli 2012 |
Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris van Financiën |
Kamerleden | mr. G.J.J. Biermans (VVD) Prof.dr. P.H.J. Essers (CDA) prof. dr. F. Leijnse (PvdA) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | vennootschapsbelasting zorg-woningbouwcorporaties |
Kamerstukken | Overige fiscale maatregelen 2011 (32.505) Belastingplan 2011 (32.504) Fiscale verzamelwet 2010 (32.401) |
Handelingen I 2010-2011, nr. 12 - blz. 9
De heer Leijnse (PvdA):
Laat ik beginnen met een thema dat in deze Kamer eerder veel aandacht heeft gekregen:de integrale Vpb-heffing op de woningcorporaties. Deze heffing is in 2008 ingevoerd, maar niet dan nadat deze Kamer in een door mij medeondertekende motie van geachte afgevaardigde de heer Essers enige bedenkingen tot uitdrukking had gebracht over de mogelijk negatieve effecten ervan op de positie van de woningcorporaties. Wellicht indachtig die motie heeft de Inspecteur der Belastingen in een aantal gevallen vrijstelling van de heffing verleend waar het corporaties betrof die geheel of grotendeels woningen verschaffen aan ouderen en zorgbehoeftigen. Het lijkt in het kader van het ouderen- en zorgbeleid verstandig de investeringscapaciteit van deze corporaties niet door belastingheffing te beperken. In die zin kan men de door de inspecteur verleende vrijstellingen dus ook politiek billijken. De minister heeft echter eind 2009 anders beschikt. Hij meent dat het beroep op de vrijstellingsbepaling in artikel 5, eerste lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 niet kan worden gehonoreerd. De dertien zorgcorporaties die het betreft, zijn daardoor met terugwerkende kracht alsnog onder de Vpb-heffing gebracht. Daarbij gebruikt de minister als argument dat voor het verlenen van de vrijstelling de betreffende corporaties allereerst lichamen van algemeen nut moeten zijn. Waarom de minister de zorgcorporaties op voorhand niet als zodanig beschouwt, blijft vaag. Dit volgt niet uit de letter van de wet, noch uit de geest. De minister had hier dus ook voor een andere wetsinterpretatie kunnen kiezen en de inspecteur kunnen volgen. Die noodzaak klemt temeer omdat een voorgenomen wijziging van het financieringsregime van de zorgcorporaties het eveneens moeilijker zal maken voldoende investeringscapaciteit op te bouwen. Mijn fractie meent dan ook dat de regering er verstandig aan zou doen het beleidsbesluit van 8 december 2009 in te trekken en de vrijstellingsmogelijkheid voor zorgcorporaties in stand te laten.
Handelingen I 2010-2011, nr. 12 - blz. 15-16
De heer Essers (CDA):
Een ander punt betreft de behandeling van woningcorporaties, in het bijzonder de corporaties die zich toeleggen op ouderenhuisvesting. De heer Leijnse heeft daaraan een aantal woorden gewijd. In het kader van de behandeling van het Belastingplan 2008 heeft de Eerste Kamer unaniem de motie-Essers aangenomen die onder andere inhield dat de fiscale behandeling van woningbouwcorporaties ten principale dient te worden vastgelegd in een wet op de maatschappelijke onderneming. De verwachting was toen dat die wet er in 2008 zou komen. Inmiddels is het wetsvoorstel door de regering ingetrokken. De integrale vennootschapsbelastingplicht voor woningbouwcorporaties is sinds 2007 niet meer ten principale ter discussie gesteld. In het verlengde hiervan speelt op dit moment de problematiek van een kleine groep – ongeveer 20 – woningbouwcorporaties die zich toelegt op ouderenhuisvesting. Op grond van een beleidswijziging dreigt voor deze groep de vrijstelling van vennootschapsbelasting, vastgelegd in artikel 5, lid 1, onderdeel c, sub twee, Wet op de vennootschapsbelasting 1969, met ingang van 1 januari 2011 te vervallen. Naar verwachting zal het niet meer van toepassing zijn van deze vrijstelling de getroffen woningbouwcorporaties nopen tot een forse reductie van de herontwikkeling en nieuwbouw ten behoeve van de ouderenhuisvesting. Daarbij dient te worden bedacht dat de winst die deze corporaties maken tijdens een projectperiode dient te worden gereserveerd om toekomstige herinvesteringen mogelijk te maken. Het belasten van deze "winsten" met vennootschapsbelasting brengt deze herinvesteringen in gevaar. Er lijkt ook geen goede reden te bestaan voor het intrekken van deze vrijstelling in een periode waarin er veel behoefte is aan nieuwbouw voor ouderen en het nu net de trend is om wonen en zorg van elkaar te scheiden. Daar komt bij dat de argumentatie om de vrijstelling in te trekken in strijd lijkt te zijn met de wettekst. De door de staatssecretaris gestelde eis dat behalve huisvesting ook zorg moet worden verleend, komt immers niet voor in artikel 5, lid 1, onderdeel c, sub 2, Wet op de vennootschapsbelasting 1969. Het argument dat geen sprake zou zijn van een instelling van weldadigheid of van algemeen nut lijkt ook niet te worden gesteund door de jurisprudentie. Ik mag in dit verband ook nog expliciet verwijzen naar HR 6 november 1957, BNB 1958/50 en, van recenter datum, Hof Den Bosch 24 januari 2008, V-N 2008/35.18, tegen welke uitspraak de staatssecretaris niet in cassatie is gegaan.
Niet voor niets heeft de wetgever in het verleden een subjectieve vrijstelling in de wet opgenomen voor het verlenen van huisvesting aan "bejaarden, gebrekkigen of wezen". Dat is de terminologie die in de wet staat; ietwat gedateerd. Omvat dit niet per definitie specialistische huisvesting die extra voorzieningen meebrengt en daardoor veel duurder is dan gewone huisvesting? De ouderenhuisvesters verstrekken die huisvesting tegen zodanig lage prijzen, dat er geen enkele concurrentie van beleggers en commerciële partijen lijkt plaats te vinden. Is dit niet een principieel verschil met verhuur van reguliere woonruimte? Het verstrekken van gespecialiseerde huisvesting aan bejaarden en behoeftigen onder de gemelde voorwaarden dient naar onze mening dan ook wel degelijk de behartiging van een algemeen belang. Dat geldt temeer nu deze huisvesting in een behoorlijk aantal gevallen plaatsvindt op medische indicatie. De stelling in het besluit van 8 december 2009 dat instellingen die zich nagenoeg uitsluitend bezig houden met de verhuur van bejaardenwoningen nimmer onder de vrijstelling kunnen vallen, lijkt dan ook te absoluut en te ongenuanceerd; daardoor zou de vrijstelling feitelijk een dode letter worden. Wij roepen de staatssecretaris dan ook op om dit beleidsbesluit vooralsnog niet uit te voeren, maar op korte termijn hierover in overleg te treden met de sector. Dit past ook binnen doel en strekking van de reeds genoemde motie-Essers, waarin wordt uitgegaan van een standstill van de huidige situatie totdat er een algehele evaluatie van de belastingplicht van woningcorporaties plaatsvindt. Wij vernemen overigens graag van de staatssecretaris binnen welke termijn wij deze overall evaluatie tegemoet kunnen zien.
Handelingen I 2010-2011, nr. 12 - blz. 31
De heer Biermans (VVD):
Ouderenhuisvesting valt als het aan de staatssecretaris ligt niet langer onder een vrijstelling voor de Vpb. De motivatie van de staatssecretaris is dat een zorgcorporatie met louter verhuur van vastgoed geen lichaam van algemeen nut is. Ik ga niet helemaal in op dit thema, want enkele andere woordvoerders hebben dat al uitstekend gedaan. Ik beperk me tot de volgende vragen. Ziet de staatssecretaris het wel goed? Zou het niet zo zijn dat ouderenhuisvesting zonder de inzet van die lichamen überhaupt niet gerealiseerd wordt? En zou dat niet de reden moeten zijn waarom die lichamen wél onder een vrijstelling zouden moeten vallen?
Handelingen I 2010-2011, nr. 13 - blz. 17-18
Staatssecretaris Weekers:
Dan kom ik bij de zorg-woco’s. De vrijstelling van artikel 5, lid 1, onderdeel c van de Wet op de vennootschapsbelasting is een archaïsche bepaling, die dateert uit 1956. Dat kun je alleen al zien aan de woorden die daarin zijn gekozen en die niet meer de woorden van vandaag zijn. In dat opzicht begrijp ik de verwondering bij een aantal leden van deze Kamer. De wetgever had destijds hierbij bejaardenhuizen voor ogen, die op dat moment een nieuw fenomeen waren. In de tussentijd hebben zich op het gebied van wonen en zorg de nodige maatschappelijke ontwikkelingen voorgedaan, zonder dat die bepaling is aangepast. Ook heeft zich de ontwikkeling voorgedaan dat de woningcorporaties vanaf 2008 integraal belastingplichtig zijn geworden. De reden hiervoor was dat woningcorporaties professionele organisaties zijn geworden, die vaak ook door schaalvergroting en samenwerking krachtige spelers op de woningmarkt als geheel zijn geworden. Door die belastingplicht is ook een gelijk speelveld ontstaan met andere belastingplichtigen die woningen verhuren. In Europees perspectief is dat ook van belang, want met de integrale belastingplicht is eventueel verboden staatssteun weggenomen.
Dan kom ik nu te spreken op de vrijstelling van de zorg-woco’s. Mijn ambtsvoorganger heeft in 2009 een beleidsbesluit uitgebracht, waarin is opgenomen dat het louter verhuren van bejaardenwoningen niet onder de vrijstelling valt, omdat daarmee geen algemeen belang wordt gediend. Kennelijk kijkt uw Kamer anders aan tegen de invulling van het begrip "algemeen nut" en de jurisprudentie lijkt op dit punt ook niet eenduidig. We hebben een uitspraak van het hof in Den Bosch en we hebben een uitspraak van het hof in Leeuwarden van afgelopen zomer. Daarin staat eigenlijk, kort samengevat: als er sprake is van verhuur van woningen, dan kun je niet zeggen dat dit een algemeen belang is, ook niet als de verhuur plaatsvindt aan een sociale categorie en dus sociale verhuur is. Dit moet als particulier belang worden beschouwd. Tegen die uitspraak is cassatie aangetekend.
Het is hier door meerdere fracties nogal indringend aan de orde gesteld en ik ben persoonlijk ook maar in dat artikel 5 gedoken. Dat roept inderdaad de nodige vragen op, dus ik heb daar nog eens heel goed over nagedacht. Onder mijn ambtsvoorganger zijn de gevolgen van dat beleidsbesluit voor de vennootschapsbelastingplicht voor de zorg-woco’s, die voorheen waren vrijgesteld, voor de duur van een jaar uitgesteld, waardoor het beleidsbesluit feitelijk per 1 januari 2011 in werking gaat treden. Ik denk dat het goed is om de status quo vooralsnog te handhaven, zeker gelet op de argumenten die hier uitgewisseld zijn.
De vraag die gesteld moet worden, is of dat artikel 5, dat in de jaren vijftig is geformuleerd, nog voldoet aan de wensen van deze tijd. In het regeerakkoord staat ook – en volgens mij leeft dat breed – dat we wonen en zorg moeten scheiden. Als het gaat om zorg, dan weten we met zijn allen een bepaalde mate van solidariteit te organiseren, maar bij het wonen zeggen we toch: als mensen het zelf kunnen betalen, moeten ze dat uiteindelijk ook doen. Voor hen die dat niet kunnen, hebben we uiteindelijk de huursubsidie. Ik zie dus raakvlakken met het dossier van scheiden van wonen en zorg. Ik zie echter ook raakvlakken met een dossier waarvan ik weet dat het de heer Essers nogal aangelegen is, namelijk de belastingplicht van overheidsbedrijven. Dat is niet alleen door de heer Essers, maar ook door mij in mijn vorige hoedanigheid als Kamerlid aangegrepen. Bepaalde sectoren zijn niet te classificeren als overheidsbedrijf, maar kennen wel bepaalde vrijstellingen en begeven zich op een markt waar sprake is van concurrentie. Dan moeten we die vrijstelling nog eens heel goed tegen het licht houden. Ik kom heel snel met een nota daarover. Ik stel mij voor dat we rondom die thema’s ook dat artikel 5 nog eens heel goed tegen het licht houden en dat ik vooralsnog de gevolgen van dat beleidsbesluit bevries en de vrijstelling voor de zogenaamde zorg-woco’s nog voor de duur van een jaar handhaaf.
Ik wil er wel op wijzen dat het begrip "algemeen nut" in de vennootschapsbelasting een complex begrip is, dat in artikel 5 Vpb ook weer anders omschreven is dan in andere belastingwetten. Ik wijs er ook op dat dit uitstralingseffecten zou kunnen hebben naar andere wetgeving, zoals de erf- en schenkbelasting en dat hier elementen van staatssteun spelen, waardoor de beleidsvrijheid wordt ingeperkt. Ik denk echter dat er reden genoeg is om een en ander ten principale in een apart debat met de Kamer te bespreken.
De heer Essers heeft nog gevraagd wanneer er een overall evaluatie van de woningbouwcorporaties komt. Dat is nu nog te vroeg. Ik zou er toch wel een paar jaar extra voor willen uittrekken om die zaak te gaan evalueren.
Handelingen I 2010-2011, nr. 13 - blz. 38
De heer Leijnse (PvdA):
Ten aanzien van de zorgcorporaties heeft de staatssecretaris de ruiterlijke toezegging gedaan dat het anders moet. Hij heeft de vrijstelling integrale Vpb-heffing voorshands gehandhaafd in 2011 en hij wil ook in 2011 tot een andere overweging komen van de wijsheid van het beleidsbesluit van eind 2009.
Handelingen I 2010-2011, nr. 13 - blz. 40
De heer Essers (CDA):
De staatssecretaris gaat voor de zorgcorporaties een standstill gedurende een jaar in acht nemen. Het onderdeel van het beleidsbesluit om woonzorgcorporaties niet meer vrij te stellen van de vennootschapsbelasting is dus voor een jaar van de baan. Dat jaar zal worden benut om nog eens goed te kijken naar de belastingplicht van maatschappelijke ondernemingen en overheidsbedrijven. Ik ben blij met de toezegging dat er op korte termijn een nota komt. Wij hebben voortdurend gediscussieerd over artikel 5. De staatssecretaris zegt terecht dat dat een archaïsche bepaling is. Dat geldt ook voor de bepaling van artikel 2 die ziet op de belastingplicht van overheidsbedrijven. Dat is echt niet meer van deze tijd. Het feit dat een overheid ook diensten kan verlenen, komt helemaal niet voor in die tekst.Ik wijs in dit verband ook op art. 5 Vpb want wat in die wet staat, is ongelooflijk. Wij hebben het tot dusver voortdurend gehad over wat er staat onder onderdeel c., ten tweede: het verschaffen van een onderkomen aan bejaarden, gebrekkigen of wezen. Als dat wordt gekoppeld aan het debat dat wij hiervoor voerden, dan blijkt daaruit het tijdsgewricht waarin die bepaling tot stand is gekomen: eind 1945. Het wordt nog erger in onderdeel c., ten derde. Daarin staat: het verschaffen van passende bezigheid aan onmaatschappelijke of onvolwaardige personen. Het is toch een schande dat dat nog in de Wet vennootschapsbelasting staat? Het is echt de hoogste tijd, maar daarover zijn wij het eens, dat die bepaling en de belastingheffing van overheidsbedrijven en maatschappelijke organisaties opnieuw worden bekeken.
Handelingen I 2010-2011, nr. 13 - blz. 45
De heer Biermans (VVD):
Wij zijn tevreden over de reactie van de staatssecretaris inzake de zorgcorporaties. Hij garandeert dat de vrijstelling nog een jaar blijft. In die tijd zal hij die vrijstelling bezien in het grotere geheel van vrijstellingen van belaste lichamen.
Handelingen I 2010-2011, nr. 13 - blz. 47
Staatssecretaris Weekers:
Ik ga verder met de zorgcorporaties. Ikzelf durfde de archaïsche woorden uit artikel 5 niet meer in de mond te nemen, omdat ze totaal niet meer passen in deze tijd. Ik zal daarom niet alleen artikel 5 tegen het licht houden, maar ook artikel 2. Dat kan in relatie tot de langverwachte nota over belastingheffing van overheidsbedrijven en semioverheidsbedrijven.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Handelingen EK 2010/2011, nr. 13, blz: 37-50
-
voortzetting behandeling Handelingen EK 2010/2011, nr. 13, blz: 2-21
-
behandeling Handelingen EK 2010/2011, nr. 12, blz: 9-32
-
27 mei 2014
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
14 mei 2014
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
3 april 2013
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten:-
-
Verslag van een schriftelijk overleg inzake halfjaarlijkse stand van zaken toezeggingen
voor kennisgeving aangenomen door de Eerste Kamercommissie voor Financiën op 9 april 2013
voor kennisgeving aangenomen door de commissie voor Koninkrijksrelaties op 16 april 2013
EK, F
-
-
24 april 2012
nieuwe deadline: 1 juli 2012
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten:-
-
Verslag van een schriftelijk overleg inzake halfjaarlijks rappel toezeggingen
voor kennisgeving aangenomen op 24 april 2012
EK, E
-
-
16 september 2011
nieuwe deadline: 1 januari 2012
nieuwe status: deels voldaan -
20 december 2010
nieuwe status: openstaand -
20 december 2010
toezegging gedaan
Toezegging Uitwerking lastenneutraliteit (32.131) (T01404)
Staatssecretaris Weekers zegt toe dat hij ten tijde van de uitwerking zal aangeven hoe de lastenneutraliteit zal uitwerken voor de verschillende categorieën.
Nummer | T01404 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 24 mei 2011 |
Deadline | 1 januari 2014 |
Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris van Financiën |
Kamerleden | prof. dr. F. Leijnse (PvdA) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | overig |
Onderwerpen | bedrijfsleven uitwerking |
Kamerstukken | Wet uniformering loonbegrip (32.131) |
Handelingen I 2010-2011, nr. 28, item 13, blz. 57-58
De heer Leijnse (PvdA):
Wel heb ik nog één vraag, met name over het tweede punt dat de staatssecretaris noemde: de lastenneutraliteit. De staatssecretaris zegt dat een halfjaar vóór invoering nog heel precies zal worden bekeken hoe de lastenverschuivingen zullen uitwerken en waar de lastenverzwaringen zullen neerslaan en dat vervolgens zal worden gestreefd naar lastenneutraliteit. Het is essentieel dat hij daarbij goed aangeeft binnen welke ruimte die lastenneutraliteit zal worden bereikt: zijn het alle bedrijven samen, of het gehele mkb en de grootbedrijven apart? Zijn het alle bedrijven, of de overheidsbedrijven an sich en de private bedrijven an sich? Het lijkt me wezenlijk dat de staatssecretaris dit ook scherp maakt.
Staatssecretaris Weekers:
Uiteindelijk geldt die lastenneutraliteit voor het bedrijfsleven als geheel. In het wetsvoorstel hebben we daarvoor een aantal indicaties gegeven. Al eerder is gezegd dat dit met name een technisch wetsvoorstel is; het hangt dus af van hoe ermee wordt omgegaan bij de besluitvorming in augustus. Het is niet de bedoeling dat in deze operatie nog verschuivingen worden aangebracht. Dit wetsvoorstel is door de vorige regering voorbereid. Die heeft een bepaalde afweging gemaakt, met bepaalde uitkomsten. Wij hebben die uitkomsten gewoon willen overnemen, ook als leidraad voor de afwegingen bij de augustusbesluitvorming over dit wetsvoorstel. Ik hoop dat dit de te hanteren richting aangeeft, in ieder geval om een geruststellend gevoel te geven.
De heer Leijnse (PvdA):
Als ik uw toezegging van zonet zo mag verstaan dat u ten tijde van de uitwerking zult aangeven hoe de lastenneutraliteit zal uitwerken voor de verschillende categorieën, ben ik wat dat betreft tevreden.
Staatssecretaris Weekers:
Dat zeg ik de heer Leijnse graag toe.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling nr. 28/13, blz: 56-63
-
27 mei 2014
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
14 mei 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
9 oktober 2012
nieuwe deadline: 1 januari 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
Verslag van een schriftelijk overleg inzake halfjaarlijks rappel toezeggingen
voor kennisgeving aangenomen op 23 oktober 2012 door de commissie voor Koninkrijksrelaties
EK, B
-
-
24 april 2012
nieuwe deadline: 1 januari 2013
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
Verslag van een schriftelijk overleg inzake halfjaarlijks rappel toezeggingen
voor kennisgeving aangenomen op 24 april 2012
EK, E
-
-
24 mei 2011
toezegging gedaan
Toezegging Evaluatie verdringingseffecten nieuw talent als gevolg van verhoging btw podiumkunsten (33.003 / 33.004 / 33.005 / 33.006 / 33.007) (T01522)
De staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag/opmerking van het lid Van Boxtel (D66), toe te zullen bezien in hoeverre de verhoging van het btw-tarief op podiumkunsten heeft geleid tot verdringing van mogelijk nieuw talent.
Nummer | T01522 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 13 december 2011 |
Deadline | 1 januari 2013 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Financiën |
Kamerleden | Mr. R.H.L.M. van Boxtel (D66) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | evaluatie |
Onderwerpen | podiumkunst BTW |
Kamerstukken | Wet uitwerking autobrief (33.007) Geefwet (33.006) Wet toepassing dwangsomregeling toeslagen (33.005) Overige fiscale maatregelen 2012 (33.004) Belastingplan 2012 (33.003) |
Handelingen I 2011-2012, nr. 8 – blz. 51
Staatssecretaris Weekers:
[...] Wat ik wel wil toezeggen, is dat ik in overleg met de collega van OCW wil gaan bekijken in hoeverre het nieuwe beleid, of dat nu op het terrein van de collega ligt of op mijn terrein, nu heeft geleid tot verdringing van mogelijk nieuw talent. Ik weet niet of het allemaal zo eenvoudig is om dat helemaal uit te zoeken, dus het is geen resultaatsverplichting maar een inspanningsverplichting die ik hier wil afgeven om te zorgen dat wij aan de evaluatie die er komt ook iets hebben om daaruit vervolgens conclusies te kunnen trekken.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Handelingen EK 2011/2012, nr. 12, item 8, blz. 41-68
-
27 mei 2014
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
14 mei 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
3 april 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
brief van de staatssecretaris van Financiën ter aanbieding van de evaluatie van de verhoging van het btw-tarief op podiumkunsten
voor kennisgeving aangenomen door de commissie Financiën op 8 april 2014
EK, M
-
-
13 december 2011
toezegging gedaan
Toezegging Mogelijkheden btw-vrijstelling theaterbezoek door scholieren en studenten (33.003 / 33.004 / 33.005 / 33.006 / 33.007) (T01523)
De staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag/opmerking van het lid Van Boxtel (D66), toe te zullen bezien wat Europeesrechtelijk de mogelijkheden zijn om theaterbezoek door scholieren en studenten onder een btw-vrijstelling te laten vallen.
Nummer | T01523 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 13 december 2011 |
Deadline | 1 juli 2012 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Financiën |
Kamerleden | Mr. R.H.L.M. van Boxtel (D66) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | podiumkunst scholieren studenten BTW |
Kamerstukken | Wet uitwerking autobrief (33.007) Geefwet (33.006) Wet toepassing dwangsomregeling toeslagen (33.005) Overige fiscale maatregelen 2012 (33.004) Belastingplan 2012 (33.003) |
Handelingen I 2011-2012, nr. 8– blz. 68.
Staatssecretaris Weekers:
[...] Ook heeft [de heer van Boxtel] in het kader van de Geefwet en de kansen voor doorgroei van jong talent gevraagd waarmee ik bezig ben en of wij, als alternatief voor het Cultureel Jongeren Paspoort, niet alleen groepen van scholieren, maar ook groepen van studenten daaronder zou kunnen laten vallen. Dat neem ik graag mee. Als een theater een gemengd gehoor heeft, bestaande uit verschillende groepen, dan is het Europeesrechtelijk niet mogelijk dat de ene groep vrijgesteld is van btw en de andere niet. Ik zal bekijken wat Europeesrechtelijk maximaal mogelijk is voor zaken die op de een of andere manier georganiseerd plaatsvinden, ongeacht of die bedoeld zijn voor scholieren of studenten. Dit kan niet over heel veel geld gaan, maar het kan net wel het steuntje in de rug zijn voor de
mensen die de heer Van Boxtel op het oog heeft.
De heer Van Boxtel (D66):
Ik dank de staatssecretaris voor deze toezegging. Op welke termijn mogen wij daar iets over horen? Ik geloof onmiddellijk dat hij er hard mee aan de slag gaat, maar het mag geen sisyfusarbeid worden, waarbij lang met iets wordt doorgegaan, terwijl er toch niets gebeurt. Ik hoor graag op korte termijn of dat in overleg met de collega van OCW lukt.
Ik geef nog mee dat scholieren en studenten – de staatssecretaris herinnert zich dat wellicht uit de eigen studietijd – ook vaak 's middags naar het theater of andere voorstellingen gaan. Dat zou misschien soelaas kunnen bieden, want dan kan de staatssecretaris gewoon de btwvrijstelling daarop van toepassing verklaren.
Staatssecretaris Weekers:
Ik kan niet zeggen dat een btw-vrijstelling 's middags wel en 's avonds niet mogelijk is. Zo simpel zit de btw, die op Europees niveau is geregeld, niet in elkaar. Ik zal moeten zoeken naar mogelijkheden die heel speciaal op scholen zijn gericht. Ook scoutingwerk kan daaronder vallen. Ik zal kijken wat er op dat vlak mogelijk is en op dat terrein de rek maximaal opzoeken.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Handelingen EK 2011/2012, nr. 12, item 8, blz. 41-68
-
27 mei 2014
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
14 mei 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
13 december 2011
toezegging gedaan
Toezegging Betrekken van het onderwerp vrijwilligerswerk bij het werk van de Commissie Van Dijkhuizen (33.003 / 33.004 / 33.005 / 33.006 / 33.007) (T01524)
De staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag/opmerking van het lid Ester (ChristenUnie), toe het onderwerp vrijwilligerswerk binnen de fiscaliteit mee te geven aan die commissie die hij zal instellen naar aanleiding van de motie-Dijkgraaf in de Tweede Kamer.
Nummer | T01524 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 13 december 2011 |
Deadline | 1 juli 2012 |
Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris van Financiën |
Kamerleden | Dr. P. Ester (ChristenUnie) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | overig |
Onderwerpen | Commissie Van Dijkhuizen motie-Dijkgraaf vrijwilligerswerk |
Kamerstukken | Wet uitwerking autobrief (33.007) Geefwet (33.006) Wet toepassing dwangsomregeling toeslagen (33.005) Overige fiscale maatregelen 2012 (33.004) Belastingplan 2012 (33.003) |
Handelingen I 2011-2012, nr. 8 – blz. 52-53
Staatssecretaris Weekers:
Ten aanzien van bijvoorbeeld de mantelzorg, zorg in de buurt en dat soort zaken zullen wij inderdaad moeten nadenken over de vraag of de fiscaliteit in haar algemeenheid niet hier of daar net wat te knellend is en of wij daaraan iets moeten doen. We hebben er in de Tweede Kamer een korte discussie over gevoerd om dit in elk geval te laten meenemen in de commissie die ik ga instellen naar aanleiding van de motie-Dijkgraaf. In die commissie zal dit aspect een rol spelen. We gaan kijken naar de inkomstenbelasting en naar alle toeslagen, en daarbij zullen dit soort noties moeten worden meegenomen. Vrijwilligerswerk is een belangrijk aspect van het leven en moet fiscaal niet worden gefrustreerd.
De heer Ester (ChristenUnie):
Als dit een aspect is van de commissie-Dijkgraaf ben ik tevreden. Dank u.
Staatssecretaris Weekers:
Bij dezen.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Handelingen EK 2011/2012, nr. 12, item 8, blz. 41-68
-
27 mei 2014
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
14 mei 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
13 december 2011
toezegging gedaan
Toezegging Publicatie ervaringen met de term 'operationele activiteiten' inzake deelnemingsrente en overweging omstandighedencatalogus (33.287) (T01635)
De staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag/opmerking van het lid Essers (CDA), toe om ervaringen uit de praktijk met de in het wetsvoorstel vervatte term 'operationele activiteiten' in het kader van de wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 te publiceren. De staatssecretaris zal in overweging nemen of een omstandighedencatalogus een goede methode is om helderheid te verschaffen.
Nummer | T01635 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 9 juli 2012 |
Deadline | 1 juli 2014 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Financiën |
Kamerleden | Prof.dr. P.H.J. Essers (CDA) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | lagere regelgeving |
Onderwerpen | deelnemingsrente operationele activiteiten |
Kamerstukken | Wet uitwerking fiscale maatregelen Begrotingsakkoord 2013 (33.287) |
Handelingen I 2011-2012, nr. 37 – blz. 7-8
De heer Essers (CDA):
[...]
Ook ik vind het een gemis dat de tekst van de AMvB nog niet bekend is. Daarin zal onder meer een regeling voor reorganisaties en joint ventures worden opgenomen. Het feit dat die AMvB er nog niet is, maakt het beoordelen van de reikwijdte van de voorgestelde bepaling in concrete gevallen zeer moeilijk. Wanneer kunnen wij die AMvB tegemoet zien? Wij vragen de staatssecretaris ook om in deze AMvB zo veel mogelijk de tot dusverre onbekende term "operationele activiteiten" te concretiseren. Niemand zit te wachten op ellenlange procedures en onderhandelingen met de fiscus. Op deze manier voorkomen we onnodige onduidelijkheden en procedures na implementatie van de wetswijziging. Gaarne helderheid op deze open normen in de AMvB.
Handelingen I 2011-2012, nr. 37 – blz. 65
Staatssecretaris Weekers:
[...]
Aan het in de AMvB opnemen van een definitie van operationele activiteiten, zitten vele haken en hogen. Ik heb begrip voor de vraag van de heer Essers, maar ik kan nu niet beloven dat ik aan zijn verzoek kan voldoen. Door geen definitie op te nemen, wordt ruimte geboden om in de praktijk in uiteenlopende situaties tot een redelijke afbakening te komen. Het geven van een definitie zal ook niet goed mogelijk zijn omdat de vraag niet zozeer is of de dochter waarin de deelneming plaatsvindt operationele activiteiten verricht. De vraag is of door de verwerving of de uitbreiding van de deelneming de operationele activiteiten van de groep worden uitgebreid. Het antwoord op die vraag is afhankelijk van feiten en omstandigheden van het concrete geval. Zo is de functie die de betreffende deelneming heeft voor de groep van belang. Bij twijfel of iets kan worden gekwalificeerd als een uitbreiding van de operationele activiteiten, kan dat het beste in het verkeer tussen de belastingplichtige en de inspecteur worden vastgesteld. Ik ben bereid om, als dat zinvol is, als zo meteen in de praktijk een aantal ervaringen is opgedaan die te publiceren, zodat kenbaar wordt hoe hiermee wordt omgegaan. Ik stel voor om de verdere discussie hierover te voeren als de AMvB hier voorhangt.
Handelingen I 2011-2012, nr. 37 – blz. 69
De heer Essers (CDA):
[...]
Ik ben blij met de toezegging van de staatssecretaris dat zal worden gekeken naar ervaringen in de praktijk en dat die ook op schrift zullen worden gesteld. Ik beveel in dit kader de techniek van een omstandighedencatalogus aan. Daarmee streef je niet naar één allesomvattende definitie van operationele activiteiten maar duid je een aantal omstandigheden aan waarbinnen je het begrip kunt plaatsen. Dat geeft in de praktijk veel meer helderheid dan één definitie, die ook weer allerlei vragen zal oproepen.
Handelingen I 2011-2012, nr. 37 – blz. 73-74
Staatssecretaris Weekers:
[...]
Ik zal in overweging nemen of een omstandighedencatalogus een goede methode is om helderheid te verschaffen. De heer Essers heeft ook een omstandighedencatalogus ontwikkeld voor de anbi's, zo kan ik mij herinneren. Daar werkt die prima. Ik neem dat idee dus mee.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Handelingen EK 2011/2012, nr. 37, item 7, blz. 52-76
-
behandeling Handelingen EK 2011/2012, nr. 37, item 2, blz. 2-26
-
23 september 2014
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
16 september 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
brief van de staatssecretaris van Financiën over fiscale moties en toezeggingen
voor kennisgeving aangenomen door de Commissie Financiën op 23 september 2014
EK, Q
-
-
27 mei 2014
nieuwe deadline: 1 juli 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
14 mei 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
13 mei 2014
nieuwe deadline: 1 juli 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten: -
25 april 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
3 april 2013
nieuwe deadline: 1 januari 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
Verslag van een schriftelijk overleg inzake halfjaarlijkse stand van zaken toezeggingen
voor kennisgeving aangenomen door de Eerste Kamercommissie voor Financiën op 9 april 2013
voor kennisgeving aangenomen door de commissie voor Koninkrijksrelaties op 16 april 2013
EK, F
-
-
9 juli 2012
toezegging gedaan
Toezegging In beeld brengen splitsing ontwikkeling van de zorguitgaven (33.400) (T01645)
De staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag/opmerking van het lid De Grave (VVD), toe dat het ministerie van Financiën zich zal verstaan met het ministerie van VWS om te bezien of de ontwikkeling van de zorguitgaven, gesplitst in de genoemde categorieën, nog duidelijker in beeld kan worden gebracht. Over de groeiontwikkeling inclusief het regeerakkoord na 2013 zal de minister van Financiën de Kamers middels de Startnota informeren. De staatssecretaris zal kijken wat mogelijk is als het gaat om aansluittabellen.
Nummer | T01645 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 19 november 2012 |
Deadline | 1 juli 2014 |
Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris van Financiën |
Kamerleden | Mr. F.H.G. de Grave (VVD) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | startnotitie zorguitgaven |
Kamerstukken | Miljoenennota 2013 (33.400) |
Handelingen I 2012-2013, 33 400, nr. 8 – blz. 70-71
De heer De Grave heeft opnieuw een vraag gesteld over de ontwikkeling in de zorguitgaven. Zou die ontwikkeling niet nader gesplitst kunnen worden in een AWBZ-, een Zorgverzekeringswet- en een Wmo-deel? In de VWS-begroting voor 2013 en in het FOZ is het beeld al aanmerkelijk verbeterd ten opzichte van het verleden. Wat dat betreft heeft het project Verantwoord begroten zijn eerst vruchten afgeworpen. Ik zie wel degelijk het punt dat de heer De Grave heeft opgeworpen. In dat perspectief zal Financiën zich verstaan met VWS om te kijken of de ontwikkeling van de zorguitgaven, gesplitst in de genoemde categorieën, nog duidelijker in beeld kan worden gebracht.
De heer De Grave (VVD):
Doordat er exogene veranderingen in de systematiek optreden, gaan die cijfers elke keer weer fluctueren. Ik heb het voorbeeld gegeven: 7,5% groei AWBZ, 1,25% groei Zorgverzekeringswet, volgend jaar nul groei AWBZ, waarna terecht de vraag kan worden gesteld welke grote beleidsmaatregelen daaraan ten grondslag liggen. Die zijn er helemaal niet voor 2013, die zijn er pas in 2014. Heeft het te maken met overheveling, en zo ja, in welke mate? Zo is het niet te volgen. Een zo grote uitgavenpost moet ook voor financiële woordvoerders te volgen zijn. Wat is de ontwikkeling bij de Zorgverzekeringswet, wat bij de AWBZ en wat bij de Wmo? Geef aan welke stelselveranderingen er zijn, zodat we kunnen zien welke beleidsmatige en feitelijke effecten optreden.
Staatssecretaris Weekers:
De nominale groeiontwikkeling voor 2013 van de diverse sectoren wordt niet beïnvloed door de overhevelingen. De heer De Grave heeft zojuist al aangegeven dat die pas na 2013 plaatsvinden. Over de groeiontwikkeling inclusief het regeerakkoord na 2013 zal de minister van Financiën de Kamers middels de Startnota informeren. Ik zal kijken wat mogelijk is als het gaat om aansluittabellen, want daar is de heer De Grave naar op zoek.
Brondocumenten
-
Voortzetting Algemene financiële beschouwingen Handelingen EK 2012/2013, nr. 8, item 5, blz. 68-76 (vergadering van 19 en 20 november 2012)
-
30 juni 2015
nieuwe status: voldaan
Voortgang:documenten: -
27 mei 2014
nieuwe deadline: 1 juli 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang:
Opmerking: Bij nader inzien is afgezien van verdere correspondentie over de nakoming van de toezegging. -
14 mei 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
19 november 2012
toezegging gedaan
Toezegging Actualisatie inzichten kredietverstrekking naar ondernemingsomvang op basis van cijfers over 2012 (33.400) (T01647)
De staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag/opmerking van het lid De Grave (VVD), toe om, wanneer de cijfers van 2012 over de kredietverlening aan het bedrijfsleven beschikbaar zijn, de inzichten over de kredietverstrekking naar ondernemingsomvang te actualiseren.
Nummer | T01647 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 20 november 2012 |
Deadline | 1 juli 2013 |
Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris van Financiën |
Kamerleden | Mr. F.H.G. de Grave (VVD) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | kredietverlening MKB |
Kamerstukken | Miljoenennota 2013 (33.400) |
Handelingen I 2012-2013, 33 400, nr. 8 – blz. 72-73
Staatssecretaris Weekers:
[...]
De heer De Grave vroeg om een opsplitsing van de kredietverstrekking naar ondernemingsomvang. De minister heeft aangegeven dat ik daarop terug zou komen. Dat doe ik bij dezen. De kredietgroei in Nederland is na de crisis afgezwakt, maar positief gebleven. De groei ligt gemiddeld op zo'n 3% jaar op jaar. In internationaal opzicht springt Nederland er daarmee positief uit. Ook de rentes blijven in internationaal opzicht laag, ook voor kleinere leningen. Achter de macrogroei gaan natuurlijk wel verschillen schuil. Uit onderzoek van de Nederlandse Vereniging van Banken in samenwerking met de Nederlandsche Bank en het ministerie van Financiën blijkt dat het volume leningen tot € 250.000 in 2010 en 2011 is gekrompen. Het totale volume uitstaande leningen aan het mkb, dat betreft leningen tot 10 miljoen, is in 2010 en 2011 gelijk gebleven.
Daarnaast is er een aantal zaken waar we de afgelopen jaren aan hebben gewerkt, en waarover ook in het regeerakkoord wordt gesproken, om juist voor het mkb de toegang tot het krediet te verbeteren. Dat betreft allereerst de Garantie Ondernemingsfinanciering. Die wordt structureel gemaakt, met een garantieplafond van 400 miljoen per jaar. Zo blijven ondernemers in staat om bankleningen aan te trekken en bankgaranties te verkrijgen. Om kleine startende ondernemers beter te kunnen helpen, zal het kredietplafond van de microfinancieringsorganisatie Qredits worden verhoogd van € 50.000 tot € 150.000. We maken binnen het bestaande Innovatiefonds MKB+ ruimte om meer risicodragend vermogen aan jonge, innovatieve bedrijven te kunnen verstrekken. De minister heeft eerder al gezegd dat nieuwe alternatieve financieringsvormen, zoals kredietunies, crowdfunding en MKB-obligaties, zullen worden ondersteund via promoties, het wegnemen van belemmeringen et cetera.
Ik heb zojuist de cijfers over 2010 en 2011 genoemd voor de diverse segmenten en aangegeven waar je groei ziet en waar stabiliteit en krimp. We leven nu half november 2012. Ik stel mij voor dat wij, du moment wij de cijfers van 2012 hebben, de inzichten actualiseren. We moeten de vinger aan de pols houden. Ik heb eerder in deze Kamer in het kader van de bankenbelasting toegezegd dat ik, zeker ook vanwege de stapeling van maatregelen waarmee de banken zich geconfronteerd zien, de vinger aan de pols houd van de kredietverlening. Daarbij is een gesegmenteerde benadering van belang, want de cijfers kunnen macro nog zo positief zijn, maar u en ik, zeg ik tegen de heer De Grave, krijgen allerlei andere signalen van ondernemers.
Brondocumenten
-
Voortzetting Algemene financiële beschouwingen Handelingen EK 2012/2013, nr. 8, item 5, blz. 68-76 (vergadering van 19 en 20 november 2012)
-
27 mei 2014
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
14 mei 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
20 november 2012
toezegging gedaan
Toezegging Gedrags- of integriteitscode als onderdeel van Europees bankentoezicht (33.400) (T01651)
De minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag/opmerking van het lid Ester (ChristenUnie), toe om te bezien hoe kansrijk het is om een gedrags- en integriteitscode onderdeel te laten zijn van de financiële code van het Europees bankentoezicht, zonder dat het proces wordt vertraagd of gecompliceerd door er nu nieuwe elementen in te brengen.
Nummer | T01651 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 19 november 2012 |
Deadline | 1 juli 2015 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Financiën |
Kamerleden | Dr. P. Ester (ChristenUnie) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | overig |
Onderwerpen | bankenunie |
Kamerstukken | Miljoenennota 2013 (33.400) |
Handelingen I 2012-2013, 33 400, nr. 8 – blz. 54
De heer Ester (ChristenUnie):
Dat klinkt heel goed, maar het gaat wel om 6000 banken. Het is bijna een militair-financiële operatie van ongekende omvang. Mijn vraag is dus of het ECB dat überhaupt kan, gegeven het feit dat de bank daar geen aantoonbare expertise op heeft. Daaraan gekoppeld heb ik nog een heel kleine maar belangrijke vraag. Het gaat om financieel toezicht op de banken. We doen in Nederland al veel meer dan toezicht. Alleen, we hebben ook een integriteitscode. Daarbij gaat het om niet-financiële parameters. Wil de minister zich ook sterk maken om zo'n gedrags- en integriteitscode onderdeel te laten zijn van de financiële code?
Minister Dijsselbloem:
Ja, ik ben bereid om te bekijken hoe kansrijk dat is. Ik wil alleen niet dat het proces van het Europese bankentoezicht wordt vertraagd of gecompliceerd door er nu nieuwe elementen in te brengen. Als het dadelijk staat, is er echter alles voor te zeggen om de wijze waarop wij in Nederland proberen om te gaan met de Code Banken – zeg maar de bijna culturele kant van versterking van de bankenwereld – ook in Europees verband te agenderen.
Het eerste deel van uw vraag heb ik, denk ik, al beantwoord door te zeggen dat het gefaseerd moet gebeuren. De ECB zal die kennis en expertise moeten opbouwen, maar op 1 januari is het nog niet zover. Dat is ondenkbaar. Het is zelfs ondenkbaar dat op 1 januari 2014 alle banken in Europa onder de ECB vallen. Dat is gewoon niet realistisch. Dat besef begint ook wel door te dringen, maar nogmaals, er is ook een belang om er druk op te houden. Voordat je het weet, loopt dit soort processen weer tussen de vingers door. Daarom begrijp ik dat men in Brussel zeer hecht aan data, tijdfasering, volgende fases et cetera. Voor ons geldt dat we het zullen doen, maar we doen het wel goed.
Brondocumenten
-
Algemene financiële beschouwingen Handelingen EK 2012/2013, nr. 8, item 2, blz. 2-65 (vergadering van 19 en 20 november 2012)
-
7 juli 2015
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
29 juni 2015
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
brief van de minister van Financiën over een gedrags- of integriteitscode als onderdeel van het Europees bankentoezicht
voor kennisgeving aangenomen op 7 juli 2015
EK, AF
-
-
7 april 2015
nieuwe deadline: 1 juli 2015
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
20 maart 2015
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
27 mei 2014
nieuwe deadline: 1 januari 2015
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
14 mei 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
19 november 2012
toezegging gedaan
Toezegging Informeren betrokkenen over fiscale implicaties inperking Witteveenkader (33.400) (T01652)
De staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag/opmerking van het lid De Grave (VVD), toe om, waar het zijn verantwoordelijkheid betreft, er voor zorgen dat de fiscale implicaties van de inperking van het Witteveenkader voor alle betrokken volstrekt helder zijn.
Nummer | T01652 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 19 november 2012 |
Deadline | 1 juli 2013 |
Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris van Financiën |
Kamerleden | Mr. F.H.G. de Grave (VVD) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | overig |
Onderwerpen | Witteveenkader |
Kamerstukken | Miljoenennota 2013 (33.400) |
Handelingen I 2012-2013, 33 400, nr. 8 – blz. 72
Staatssecretaris Weekers:
[...]
De heer De Grave vroeg ook nog om een onderverdeling in de opbrengst van de inperking van het Witteveenkader in enerzijds de aftopping van de aftrekbaarheid van de pensioenpremie op pensioengevend loon van een ton, en anderzijds de verlaging van het opbouwpercentage met 0,4%. De aftopping brengt een structurele opbrengst met zich mee van 300 miljoen, met overigens een piek in 2017 van 600 miljoen. De eerste jaren heb je een hogere opbrengst, omdat je als het ware de omkeerregel aftopt. De structurele opbrengst loopt dan weer terug. De verlaging van de opbouw levert in 2017 2,2 miljard op en de structurele opbrengst is 1,1 miljard. Totaal structureel dus 1,4 miljard.
De heer De Grave (VVD):
Dat is duidelijk, dank. Misschien mag ik van de gelegenheid gebruik maken om toch nog even de actualiteit een plek te geven. Ik heb gevraagd of dat gaat betekenen dat dat deel wat niet meer fiscaal wordt gefacilieerd, niet meer onder collectieve regelingen valt, en u hebt daar een duidelijk antwoord op gegeven. Nu lees ik net op de onvolprezen iPad dat de pensioenfondsen hebben aangekondigd dat ze zullen weigeren de pensioenpremies te verlagen. Er is dus geen fiscale faciliëring meer en er is in principe ruimte voor verlaging van de pensioenpremies, conform wat u hebt gezegd. Maar hoe moet verklaard worden dat de pensioenfondsen de pensioenpremies niet gaan verlagen? Dan komt er niets terecht van het beleidvoornemen van eigen mogelijkheden voor opbouw van pensioenen. Wat betekent dat fiscaal voor betrokkenen?
Staatssecretaris Weekers:
De budgettaire taakstelling van het Witteveenkader moet gewoon worden gehaald, linksom of rechtsom. Wanneer pensioenfondsen voor de vraag staan wat ze komend jaar met de premies doen, moeten ze die afweging maken in het licht van het totale fiscale Witteveenkader. Ik kan mij voorstellen dat, daar waar een pensioenfonds nog behoorlijke tekorten heeft en het de keuze heeft tussen premieverhoging of afstempelen, gelet op het fiscale kader nog wel wat ruimere vrijheidsgraden bestaan voor pensioenfondsen.
De heer De Grave (VVD):
Wat zijn de fiscale consequenties? Komt dat niet boven het opbouwpercentage?
Staatssecretaris Weekers:
Dat hangt ervan af wat voor soort pensioen het is. Als het defined contribution is, dan staan de opbouwpercentages vast in de fiscale wetgeving. Die percentages kunnen niet worden overschreden. Als die opbouwpercentages omlaag gaan bij de aanpassing van het Witteveenkader, dan moet de fiscaal aftrekbare premie dus ook omlaag. Wordt er meer premie betaald, dan is dat stukje in principe extra belast. Ten aanzien van aanspraken in het kader van de defined-benefitpensioenen geldt een soort paraplubenadering. Dan kan een pensioenfonds door middel van premiestelling het niet daarheen leiden dat de pensioenpotten dermate goed gevuld zijn dat ze veel te vol worden. Maar als het binnen de kaders blijft, dan heeft men daar enige speelruimte.
De heer De Grave (VVD):
Dit wordt te ingewikkeld. De staatssecretaris begrijpt de grote implicaties van deze maatregelen. Daarover zullen nog heel wat discussies plaatsvinden. Maar hij begrijpt dat het veel vragen oproept. Kan hij er alles aan doen om dit zo helder mogelijk aan betrokkenen uit te leggen? Mensen moeten goed weten waar ze aan toe zijn.
Staatssecretaris Weekers:
Dat zal ik zeker doen. Het Witteveenkader sec is natuurlijk een fiscale regeling. Maar de minister van SZW, collega Asscher, is primair verantwoordelijk voor de pensioenen. Hij zal uiteraard ook met de sociale partners spreken. Ik zal, waar het mijn verantwoordelijkheid betreft, ervoor zorgen dat de fiscale implicaties volstrekt helder zijn voor iedereen, want dat is de vraag.
Brondocumenten
-
Voortzetting Algemene financiële beschouwingen Handelingen EK 2012/2013, nr. 8, item 5, blz. 68-76 (vergadering van 19 en 20 november 2012)
-
27 mei 2014
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
14 mei 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
19 november 2012
toezegging gedaan
Toezegging Overleg met medeoverheden over de groei van lokale lasten, in het bijzonder de ozb (33.400) (T01654)
De staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag/opmerking van het lid Nagel (50PLUS), toe zich samen met de minister van Binnenlandse Zaken te zullen verstaan met de medeoverheden, zodanig dat zij zich houden aan de gemaakte afspraak om de ozb niet verder te laten groeien dan de macronorm.
Nummer | T01654 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 19 november 2012 |
Deadline | 1 januari 2015 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Financiën |
Kamerleden | J.G. Nagel (50PLUS) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | overig |
Onderwerpen | lokale lasten onroerende zaakbelasting |
Kamerstukken | Miljoenennota 2013 (33.400) |
Handelingen I 2012-2013, 33 400, nr. 8 – blz. 36
De heer Nagel (50PLUS):
[...]
Niet meegerekend in de koopkrachtplaatjes zijn de vaak sterke stijgingen in de lokale lasten. Volgens de cijfers van het CBS werd in 2012 in meer dan de helft van de Nederlandse gemeenten de ozb met 5% of meer verhoogd. De totale opbrengst was ongeveer 20% meer dan afgesproken was. Wat gaat het kabinet hier tegen doen? In 2013 werkt de btw-verhoging van 19% naar 21% door in de riool- en afvalstoffenheffingen. Talrijke gemeenten verhogen de ozb, terwijl AOW'ers en veel werknemers op de nullijn worden gehouden en de huizenprijzen dalen. Vereniging Eigen Huis publiceerde vanochtend het bericht dat de stijging van de ozb dit jaar weer minimaal 2,7% wordt. Laat het kabinet dit gebeuren in een tijd dat de burgers al zo zwaar getroffen worden?
Handelingen I 2012-2013, 33 400, nr. 8 – blz. 60
Staatssecretaris Weekers:
[...]
Er is ook nog een vraag gesteld over de lokale belastingen, vooral door de heer Nagel. Het is helder dat, als het gaat om de tarieven voor lokale belastingen, dit aan de lokale overheden is voorbehouden. Daar moet ook de lokale democratie haar werking doen. De kaders zijn vastgelegd in de Gemeentewet. De tarieven voor bijvoorbeeld de riool- en afvalstoffenheffing mogen niet hoger zijn dan maximaal kostendekkend. Voor de ozb geldt de zogenaamde macronorm, waarbij tussen het Rijk en de medeoverheden is afgesproken dat alle gemeenten de ozb niet verder laten groeien dan een x percentage. Voor 2012 was de macronorm vastgesteld op 3,75%. In 2012 is de ozb-opbrengst met 4% gestegen. Het vorige kabinet heeft hierover in het voorjaar al een indringend gesprek gevoerd met de medeoverheden en erop aangedrongen dat wat in 2012 te veel is opgehaald, in 2013 te compenseren. Ik zal mij samen met de nieuwe minister van Binnenlandse Zaken verstaan met de medeoverheden, zodanig dat zij zich houden aan de gemaakte afspraak, want de ultieme sanctie van een te forse groei van de lokale lasten, meer in het bijzonder de ozb, is een uitname uit het gemeentefonds, hetgeen de staatssecretaris van Financiën dan in staat stelt om hogere gemeentelijke belastingen op rijksniveau te compenseren met lagere rijksbelastingen. Het is natuurlijk het beste als de gemeenten zich houden aan de afspraak hierover.
Brondocumenten
-
Algemene financiële beschouwingen Handelingen EK 2012/2013, nr. 8, item 2, blz. 2-65 (vergadering van 19 en 20 november 2012)
-
7 april 2015
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
20 maart 2015
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
23 september 2014
nieuwe deadline: 1 januari 2015
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
11 september 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
27 mei 2014
nieuwe deadline: 1 juli 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
14 mei 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
19 november 2012
toezegging gedaan
Toezegging Toezending brief uitwerking winstbox (33.400) (T01656)
De staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag/opmerking van de Leden Vos (GroenLinks) en Ester (ChristenUnie), toe In het tweede kwartaal van 2013, dus nog voor het zomerreces, de Kamer een uitgebreide brief te sturen waarin hij de uitwerking van de winstbox schetst. Voordat de winstbox in wetgeving wordt uitgewerkt zal gelegenheid zijn voor gedachtewisseling tussen Kamer en regering.
Nummer | T01656 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 19 november 2012 |
Deadline | 1 juli 2014 |
Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris van Financiën |
Kamerleden | Dr. P. Ester (ChristenUnie) Ir. M.B. Vos (GroenLinks) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | winstbox |
Kamerstukken | Miljoenennota 2013 (33.400) |
Handelingen I 2012-2013, 33 400, nr. 8 – blz. 60
Staatssecretaris Weekers:
[...]
Mevrouw Vos en de heer Ester hebben gevraagd naar de winstbox en de koopkrachteffecten. In het regeerakkoord is inderdaad een winstbox aangekondigd. Daarmee kan ook het urencriterium komen te vervallen. Dat is een al jarenlang gekoesterde wens, ook van de fractie van GroenLinks, zowel in de Tweede Kamer als in de Eerste Kamer. In het tweede kwartaal van 2013, dus nog voor het zomerreces, zal ik de Kamer een uitgebreide brief sturen waarin ik de uitwerking van de winstbox schets. Voordat die winstbox in wetgeving wordt uitgewerkt, hebben wij dan een goede gedachtewisseling met elkaar kunnen hebben. Met de winstbox is inderdaad 0,5 miljard versobering gemoeid voor ib-ondernemers. Dit hangt samen met het feit dat de verschillen tussen werknemers en ondernemers laag in het inkomensgebouw de afgelopen jaren fors zijn toegenomen. Een zeker verschil tussen ondernemers en werknemers is overigens alleszins te rechtvaardigen. Ondernemers zullen vanwege het risico dat zij lopen buffers moeten opbouwen. Dat wordt verdisconteerd in aantrekkelijker tarieven in de fiscale sfeer voor ondernemers. Maar niet ontkend kan worden dat dit enigszins uit het lood is geslagen. Ook het CPB heeft daar afgelopen zomer in een studie op gewezen, dus wij zullen een nieuw evenwicht moeten vinden. Hoe de exacte vormgeving van de winstbox eruit zal zien, of en in hoeverre er wordt gewerkt met een belastingvrije som, hoe je die ook noemt, en wat de exacte tarifering zal zijn, met alle koopkrachteffecten, dat zal ik nog inzichtelijk maken. Ik ben ervan overtuigd dat wij spoedig hierover een ordentelijke discussie kunnen voeren.
Brondocumenten
-
Algemene financiële beschouwingen Handelingen EK 2012/2013, nr. 8, item 2, blz. 2-65 (vergadering van 19 en 20 november 2012)
-
8 juli 2014
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
3 juli 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
brief van de staatssecretaris van Financiën ter aanbieding van een integrale analyse van de winstbox
voor kennisgeving aangenomen door de Eerste Kamercommissie voor Financiën (FIN) op 8 juli 2014
EK 33.402, Q
-
-
27 mei 2014
nieuwe deadline: 1 juli 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
14 mei 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
13 mei 2014
nieuwe deadline: 1 juli 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten: -
25 april 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
19 november 2012
toezegging gedaan
Toezegging Financiering van infrastructuur door pensioenfondsen met een aan de inflatie gebonden financieringsinstrument (33.440) (T01657)
De minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag/opmerking van het lid De Grave (VVD), toe om, zodra de evaluatie van het pilotproject rond de N33 in het kader van de financiering van infrastructuur door pensioenfondsen met een aan de inflatie gebonden financieringsinstrument gereed is, de Eerste Kamer daarover te informeren.
Nummer | T01657 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 19 november 2012 |
Deadline | 1 januari 2014 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Financiën |
Kamerleden | Mr. F.H.G. de Grave (VVD) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | evaluatie |
Onderwerpen | indexleningen infrastructuur pensioenfondsen |
Kamerstukken | Miljoenennota 2013 (33.400) |
Handelingen I 2012-2013, 33 400, nr. 8 – blz. 17
De heer De Grave (VVD):
Ik ga snel door. Ik geloof dat ik de belangrijkste punten wel heb gehad en zal proberen de rest kort samen te vatten. Ik heb vorig jaar gesproken over inflation linked bonds. De minister heeft een toezegging gedaan; hij zou overleg starten. Dat is gebeurd en het heeft resultaat opgeleverd. Ik wijs op het feit dat een aantal infrastructuurprojecten inmiddels op deze wijze zijn gefinancierd. Dit levert ook een bijdrage aan de vermindering van de kredietverlening door banken. Ook wat dat betreft is het nuttig. Is de minister bereid om toe zeggen dat deze gesprekken zullen doorgaan? Zou hij de mogelijke win-winsituaties op dat punt verder willen verkennen en een verbreding van wat bereikt is nastreven? Ik hoor graag zijn reactie daarop.
Handelingen I 2012-2013, 33 400, nr. 8 – blz. 55
Minister Dijsselbloem:
De heer De Grave heeft zijn vreugde uitgesproken over de concrete resultaten bij de financiering van infrastructuur door pensioenfondsen met een aan de inflatie gebonden financieringsinstrument. Hij vraagt of de minister bereid is deze gesprekken voort te zetten en te verkennen welke andere mogelijkheden hiervoor aanwezig zijn. Bij dit instrument gaat de overheid, en daarmee ook de belastingbetaler, meer inflatierisico lopen. We hadden het eerder over de vragen hoeveel risico's de overheid eigenlijk moet dragen en hoeveel risico's zij moet overnemen van de particuliere sector. Ik wijs daar maar even op. Om dit instrument in de praktijk te testen is er een pilot uitgevoerd met de N33. Ik wist daar nog niet van, maar ik ga me er spoedig in verdiepen. Dat begrijpt u. Aan de hand van dit pilotproject moet de meerwaarde van een inflatiegerelateerde vergoeding voor de overheid worden gemeten, zoals ook is beschreven in de brief aan de Tweede Kamer van 24 januari 2011. Dat is al geruime tijd geleden, dus het zou op zich tijd zijn om die evaluatie te verrichten. Zo ver is het nog niet, lees ik hier. Ik kom daar nog even op terug zodra de evaluatie van het pilotproject is afgerond. Ik zorg ervoor dat de Kamer dan wordt geïnformeerd daarover.
Brondocumenten
-
Algemene financiële beschouwingen Handelingen EK 2012/2013, nr. 8, item 2, blz. 2-65 (vergadering van 19 en 20 november 2012)
-
23 september 2014
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
11 september 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
27 mei 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
14 mei 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
19 november 2012
toezegging gedaan
Toezegging Aangaan gesprek met DNB over aanpassing van het garantieplafond bij positieve of negatieve ontwikkeling van crisisgerelateerde risico's (33.548) (T01667)
De minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag/opmerking van de Leden Reuten (SP), Backer (D66) en Ester (CU), toe bereid te zijn met DNB het gesprek te voeren over aanpassing van het garantieplafond als het risico zich in positieve of negatieve zin zou ontwikkelen.
Nummer | T01667 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 12 maart 2013 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Financiën |
Kamerleden | Jhr.mr. J.P. Backer (D66) Dr. P. Ester (ChristenUnie) dr. G.A.T.M. Reuten (SP) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | legisprudentie |
Onderwerpen | De Nederlandsche Bank jaarverslagen overheidsfinanciën risico's |
Kamerstukken | Incidentele suppletoire begroting winstafdracht De Nederlandsche Bank (DNB) 2013 (33.548) |
Handelingen I 2012-2013, nr. 8 – blz. 75
Minister Dijsselbloem:
[...]
De heer Ester heeft gevraagd of ik op macroniveau meer duiding kan geven aan de risico's. De garantiestelling kan immers ook onvoldoende blijven. Dat is op zichzelf genomen natuurlijk waar. Het roept ook de vraag op wie nu eigenlijk de risico's beheerst. Moet je niet de risico's daar neerleggen waar ze kunnen worden beïnvloed? In dit geval is die vraag niet eenduidig te beantwoorden. Het is eigenlijk nog het minste te beïnvloeden door de Nederlandsche Bank zelf. Het is te beïnvloeden door de ECB, die beslissingen kan nemen over het openstellen en afsluiten van programma's. Het risico is natuurlijk te beïnvloeden door effectief optreden van Europese politici in het kader van de eurocrisis. Een deel van de risico's wordt door hen bestreden. Daarmee kun je niet zeggen dat de Nederlandsche Bank de risico's die aan dit soort programma's zitten, zelf het meest effectief kan bestrijden. Het stelsel van centrale banken, met name de ECB, kan dit wel en de Europese politiek kan dit ook, met name de ministers van Financiën in de eurogroep; daar kunnen de risico's worden bestreden. Daarom is er ook veel voor te zeggen om de risico's niet bij DNB te laten liggen.
De heer Ester heeft ook gevraagd naar de afbouwstappen van de garantie. Daarover heb ik zojuist gesproken. Het is een maximumplafond voor vijf jaar. Wij kunnen het tussentijds overwegen. Dat kan ook als het omhoog zou moeten. Dan zou de Nederlandsche Bank daarom kunnen vragen. Als het mogelijk is om het te verlagen, kunnen wij het gesprek met de Nederlandsche Bank voeren, maar in principe is het een afspraak voor vijf jaar en is het een plafond.
Handelingen I 2012-2013, nr. 8 – blz. 80-81
Minister Dijsselbloem:
Het jaarlijks terugbrengen van de garantie zou betekenen dat wij weer jaarlijks met de bank moeten gaan praten hoe wij ermee omgaan. Ik wil daar juist aan ontsnappen. Ik wil graag voor de komende vijf jaar – deze programma's hebben gemiddeld genomen een looptijd van vijf jaar – dit garantieplafond als maximum handhaven. Over vijf jaar kunnen wij dan zien hoe het ermee staat, of de eurocrisis achter de rug is, of alle schulden zijn afbetaald, en dan kunnen wij er een punt achter zetten. Het zou kunnen zijn dat de situatie zich heel gunstig ontwikkelt en dat dit maximum eigenlijk veel te ruim is. De heer Reuten zegt dat hij het dan graag wil verlagen. Tegelijkertijd kan ik niet met zekerheid zeggen dat als ik in de aanloop naar de Miljoenennota met de Nederlandsche Bank ga praten om een lager bedrag op te nemen, er niet ook tegenslagen zullen zijn en dat programma's toch weer worden verruimd om landen te helpen. Als zich dit voordoet, knelt onmiddellijk mijn plafond omdat ik het dan inmiddels heb verlaagd, zoals de heer Reuten heeft bepleit. Het voordeel van een iets ruimer plafond is dat het flexibiliteit biedt. Het is alleen maar een maximum dat wij kunnen gebruiken als het nodig is. Ik pleit daarin eigenlijk voor flexibiliteit. Anders moet ik vaker – net als nu – met incidentele suppletoire begrotingen naar deze Kamer terugkomen.
De heer Backer (D66):
Het vaker komen met suppletoire begrotingen moedig ik niet aan. Ik wil een suggestie doen die misschien kan helpen en die tegemoetkomt aan de gedachte die collega Reuten heeft geuit. Het is niet ongebruikelijk om in het garantie-instrument – de minister heeft mij schriftelijk bevestigd dat er garantie-instrumenten zullen zijn – te vermelden dat door de garantiegever al naar gelang de ontwikkeling van het risico, het plafond naar beneden gebracht kan worden. Ik zeg met nadruk kán worden en niet hoeft te worden. In de jaarrekening en in de begroting kan dit vermeld worden en dan is het met de mogelijkheid van de garantie keurig rond.
Minister Dijsselbloem:
Wij hebben nu, ik zal het maar huiselijk zeggen, in de overeenkomst die wij met de bank hebben opgesteld, niet de mogelijkheid opgenomen de garantie tussentijds te verhogen of te verlagen. Ik kan mij niet voorstellen dat de Nederlandsche Bank er bezwaren tegen heeft dat wij het plafond zouden kunnen aanpassen als het risico zich in positieve of negatieve zin zou ontwikkelen. Ik ben daar op zichzelf niet tegen en ik ben bereid daarover het gesprek met de Nederlandsche Bank te voeren. Wij kunnen daar dan ook praktische afspraken over maken. Wat ik niet zou willen toezeggen, is dat wij, op basis van wat de Nederlandsche Bank in de aanloop naar de Miljoenennota aan mij meldt over de ontwikkeling van het risico, iedere keer het plafond omlaag moeten brengen. Want dan ben ik de flexibiliteit kwijt en vrees ik dat ik in de loop van het jaar weer moet terugkomen met suppletoire begrotingen omdat het plafond te knellend is. Daarom pleit ik ervoor in principe 5,7% ruimte te houden. Als het zich versnelt en heel behoorlijk verlaagt, zal ik de opening naar de Nederlandsche Bank maken en het gesprek gaan voeren over verlaging van het plafond. Mijn hoofdpunt is en blijft het behoud van de flexibiliteit. Als wij elkaar zo kunnen begrijpen, kan ik het gesprek met DNB langs die lijn voeren.
De heer Reuten (SP):
De minister stelt mij gerust, maar maakt mij ook ongerust. Hij stelt mij gerust als hij zegt dat het maximum van de garantie vijf jaar is en dat hij over vijf jaar eventueel bij de Kamer terugkomt. Heb ik dat goed begrepen?
Minister Dijsselbloem:
Ik kom natuurlijk jaarlijks bij u terug, want het staat in de Miljoenennota. U kunt het dan uit die nota fietsen.
De heer Reuten (SP):
Dat kunnen ze aan de overkant.
Minister Dijsselbloem:
U kunt in ieder geval zeggen dat u het anders wilt. U hebt niet het recht van amendement, maar in een debat kan dit allemaal worden besproken.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling en stemming Handelingen EK 2012/2013, nr. 20, item 8, blz. 72-82
-
6 maart 2018
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
22 februari 2018
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
12 september 2017
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
27 mei 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
14 mei 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
12 maart 2013
toezegging gedaan
Toezegging Inzichtelijk maken ontwikkeling crisisgerelateerde risico's op de balans van DNB in de toelichting op het DNB jaarverslag (33.548) (T01668)
De minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag/opmerking van het lid Reuen (SP), toe DNB te vragen voortaan in de toelichting bij het jaarverslag zo uitgebreid mogelijk in the gaan op de ontwikkeling van de crisisgerelateerde risico's. DNB is bereid om in de toelichting bij de balans hier aan aandacht te besteden. De minister van Financiën zal dit punt ook expliciet aan de orde stellen tijdens de aandeelhoudersvergadering van DNB op 13 maart 2013.
Nummer | T01668 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 12 maart 2013 |
Deadline | 1 juli 2013 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Financiën |
Kamerleden | Drs. A. Postema (PvdA) dr. G.A.T.M. Reuten (SP) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | overig |
Onderwerpen | De Nederlandsche Bank jaarverslagen overheidsfinanciën risico's |
Kamerstukken | Incidentele suppletoire begroting winstafdracht De Nederlandsche Bank (DNB) 2013 (33.548) |
Handelingen I 2012-2013, nr. 8 – blz. 72-73
Minister Dijsselbloem:
[...]
Dan kom ik meteen op een van de wezenlijke punten van de heer Reuten. Hij bood mij de op een na beste uitweg aan. Die uitweg is interessant. Niet dat ik op zoek ben naar een uitweg, maar ik vond zijn suggestie niettemin interessant. Hij vroeg of ik er bij de Nederlandsche Bank op kan aandringen dat een kwantificering van de risico's in het jaarverslag zal worden weergegeven, bij voorkeur op de balans. Zijn suggestie komt mij sympathiek over. In de Tweede Kamer is al gesproken over de vraag of voortaan ieder jaar de inschatting van de ontwikkeling van die risico's expliciet kan worden gemaakt. Afhankelijk van de ontwikkeling van de eurocrisis en van deze programma's – worden ze keurig afgebouwd of komen er straks weer nieuwe tranches achteraan of komen er zelfs nieuw programma's bij – zal ook het risico veranderen. Ik ben hier zeer voor. Ik zeg hem graag toe dat ik de Nederlandsche Bank zal vragen voortaan in de toelichting bij het jaarverslag in te gaan op de ontwikkeling van de risico's. Ik ben minder enthousiast over de suggestie om dit ook als een p.m.-post op de balans op te nemen. Ik heb mij laten vertellen dat het niet in lijn ligt met jaarverslaggevingsregels om een post op de balans op te nemen zonder dat daar een bedrag tegenover staat. Ik heb aan de Nederlandsche Bank gevraagd hoe zij hier tegenover staat. Zij is daar niet voor en wil dat ook vanwege de regels van accountancy niet doen. Zij is wel bereid om in de toelichting bij de balans hieraan aandacht te besteden.
DNB zal in het binnenkort te publiceren verslag in een apart hoofdstuk ingaan op de risico's die worden gelopen. Zo wordt stilgestaan bij de door DNB becijferde risico's van de 13,5 miljard en de onderliggende exposures. Hierbij worden onder andere de relevante ontwikkelingen bij de monetaire operaties toegelicht. Ik zal dit punt ook expliciet aan de orde stellen tijdens de aandeelhoudersvergadering van de Nederlandsche Bank die morgen plaatsvindt.
Handelingen I 2012-2013, nr. 8 – blz. 80-81
Minister Dijsselbloem:
[...]
Dan blijft het punt over van het op de balans staan. De heer Reuten wil dat het inzichtelijk is en dat iedereen erop wordt gewezen. Mensen moeten weten waar de risico's zitten. Ik vind dat zeer sympathiek. Wij hebben contact gehad met de Nederlandsche Bank met de vraag of dit kan. Het antwoord luidde dat dit op basis van jaarverslagen en beleggingsregels niet kan. Ik vind dat deze Kamer niet van de minister van Financiën kan verwachten de Nederlandsche Bank, die toch als geen ander netjes en prudent verslag zal willen doen, onder druk te zetten om de balans anders te gaan opbouwen dan dat zij zorgvuldig acht. Ik wil de heer Reuten maximaal tegemoet komen. Het zal jaarlijks zo uitgebreid mogelijk in het jaarverslag worden benoemd en er zal op in worden gegaan hoe het zich ontwikkelt. Dat is het maximale wat ik kan doen.
Handelingen I 2012-2013, nr. 8 – blz. 81-82
De heer Reuten (SP):
[...]
De minister zei daarnet dat hij niet te veel tegen DNB kan zeggen hoe de bank haar balans moet inrichten, want de bank zou het netjes doen. Ik vind dat het in 2011 niet netjes is gegaan. Het is toen absoluut niet duidelijk geworden wat de risico's waren. De verslaggeving was in 2011 onvoldoende.
Minister Dijsselbloem:
Dat laatste punt gaat vooral over het benoemen en inzichtelijk maken van risico's. Ik heb al gezegd dat wij het van nu af aan expliciet inzichtelijk maken. Daarin kom ik de heer Reuten tegemoet. Ik wil DNB ook niet voorschrijven dat zij de jaarverslagleggingsregels anders moet toepassen. Dan zou de bank ongetwijfeld gedoe krijgen met haar accountant, maar zij wil het zelf ook niet, en ik respecteer dat.
Het gaat om crisisgerelateerde risico's. Op dit moment zijn dat de genoemde programma's, maar het is niet per se beperkt tot deze twee instrumenten in deze omvang. Het gaat om crisisgerelateerde risico's.
De heer Reuten (SP):
Dan heb ik het echt verkeerd begrepen. In de stukken van de Tweede Kamer en in de nota van afgelopen vrijdag staat dat de garantie wordt afgegeven voor die twee programma's.
Minister Dijsselbloem:
Het gaat om crisisgerelateerde risico's die samenhangen met SMP en kredieten bancaire instellingen. Daaronder valt LTRO. Bancaire instellingen in Griekenland en Cyprus maken alleen gebruik van ELA, emergency liquid assistance. Ook de risico's daarin kunnen zich doorvertalen naar de nationale centrale banken. Ook aan OMO's, open market operations, zitten risico's die zich kunnen doorvertalen naar DNB. Ik wil daar echt geen misverstand over laten bestaan. Mochten deze risico's zich voordoen, dan wil ik dadelijk niet van de Kamer te horen krijgen: wacht even, daar hebben wij niet voor getekend. Nogmaals, het gaat om crisisgerelateerde risico's. Dat is SMP, kredieten bancaire instellingen, en een aantal programma's die bij de ECB zijn belegd. Als er verlies wordt geleden, vertaalt zich dat ook naar DNB.
De heer Postema (PvdA):
Ik wilde ook dat punt van die OMO's toevoegen. Uit de beraadslagingen in de Tweede Kamer heb ik begrepen dat het een integrale risicoanalyse van DNB is geweest die uiteindelijk tot de volledige 13,5 miljard heeft geleid. De 5,7 miljard heeft betrekking op de bijzondere transacties 2011 in den brede. Dat heb ik ook echt breder gelezen dan die twee programma's die de heer Reuten noemt.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling en stemming Handelingen EK 2012/2013, nr. 20, item 8, blz. 72-82
-
27 mei 2014
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
14 mei 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
12 maart 2013
toezegging gedaan
Toezegging Ontwikkeling zorgkosten in Miljoenennota en begroting VWS (21.501-20, B en C) (T01727)
De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid De Grave (VVD), toe dat de regering in 2013 in de Miljoenennota en in de begroting van VWS heel specifiek zal laten zien hoe de zorgkosten zich ontwikkelen per deelterrein.
Nummer | T01727 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 11 juni 2013 |
Deadline | 1 januari 2014 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Financiën |
Kamerleden | Mr. F.H.G. de Grave (VVD) |
Commissie | commissie voor Economische Zaken (EZ) commissie voor Financiën (FIN) commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | overig |
Onderwerpen | zorgkosten |
Kamerstukken | Europese Raad (21.501-20) |
Handelingen I 2012-2013, nr. 30, item 7 - blz. 33-34 |
De heer De Grave (VVD):
Een ander onderwerp dat vanwege de omvang van de ermee gemoeid zijnde collectieve uitgaven van grote betekenis is voor zowel het tekort 2014 als voor het houdbaarheidstekort, is de volksgezondheid. Met name op het terrein van de langdurige zorg, waarover ook gisteren uitvoerig is gesproken, is een uitgebreid wetgevingsprogramma in voorbereiding. Bij de behandeling van de Miljoenennota 2013 heeft mijn fractie de minister van Financiën al de toezegging gevraagd om in de Miljoenennota 2014 zo uitvoerig en actueel mogelijk in te gaan op de feitelijke uitgavenontwikkeling in de zorg en om, vanwege de grote verschillen tussen de diverse sectoren van de zorg, met vaak ook een andere problematiek, deze verschillende sectoren apart te analyseren. Voor een goede beoordeling van de ingrijpende maatregelen in de zorg is het echt te beperkt om, zoals sommigen doen, het debat te verengen tot het beeld van volstrekt uit de hand gelopen kosten van de zorg enerzijds, en het kapot bezuinigen ervan anderzijds. En wie weet wat er voor 2014 nog meer aan maatregelen zal worden aangekondigd? Mijn fractie wil oordelen op basis van een goed en volledig overzicht van de feiten. Ik vraag de minister van Financiën, als eindverantwoordelijke voor de Miljoenennota 2014, op dit punt nadrukkelijk om een toezegging, zodat we de discussie aan de hand van de feitelijke financiële situatie kunnen voeren.
Handelingen I 2012-2013, nr. 30, item 9 - blz. 71
Minister Dijsselbloem:
[...]
De heer De Grave vroeg nadere informatie over de zorgkosten, uitgesplitst naar deelsectoren binnen de zorg. Dat zullen we doen. In de Miljoenennota van vorig jaar hebben we daar overigens al extra aandacht aan besteed, maar de heer De Grave is daar nog niet tevreden over. Ik zeg hem toe dat we dit jaar in de Miljoenennota en in de begroting van VWS heel specifiek zullen laten zien hoe de zorgkosten zich ontwikkelen per deelterrein.
Brondocumenten
-
voorzetting debat over het Nederlandse Nationale Hervormingsprogramma en het Stabiliteits- en Convergentieprogramma in het kader van het Europees Semester Handelingen EK 2012/2013, nr. 30, item 9, blz. 64-87
-
debat over het Nederlandse Nationale Hervormingsprogramma en het Stabiliteits- en Convergentieprogramma in het kader van het Europees Semester Handelingen EK 2012/2013, nr. 30, item 7, blz. 25-46
-
27 mei 2014
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
14 mei 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
11 juni 2013
toezegging gedaan
Toezegging Relatie begrotingsbeleid 2014 en houdbaarheidstekort in de Miljoenennota (21.501-20, B en C) (T01728)
De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid De Grave (VVD), toe te zullen bezien wat de mogelijkheden zijn om de Kamer in de Miljoenennota een zo goed mogelijk overzicht te geven van de relatie tussen het begrotingsbeleid voor 2014 en het houdbaarheidstekort.
Nummer | T01728 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 11 juni 2013 |
Deadline | 1 januari 2014 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Financiën |
Kamerleden | Mr. F.H.G. de Grave (VVD) |
Commissie | commissie voor Economische Zaken (EZ) commissie voor Financiën (FIN) commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | overig |
Onderwerpen | begrotingsbeleid miljoenennota |
Kamerstukken | Europese Raad (21.501-20) |
Handelingen I 2012-2013, nr. 30, item 9 - blz. 71 |
De heer De Grave heeft gevraagd of wij in de Miljoenennota kunnen ingaan op de relatie tussen het begrotingsbeleid voor 2014 en het houdbaarheidstekort. Wij besteden in de Miljoenennota natuurlijk aandacht aan alle budgettaire effecten, zowel incidenteel als structureel. De effecten van het houdbaarheidstekort zijn moeilijk aan te geven. Het CPB berekent dat, zij het niet elk jaar. Ik zal kijken wat we kunnen doen om de Kamer een zo goed mogelijk inzicht te geven. Ik neem dat punt dus mee.
Brondocumenten
-
voorzetting debat over het Nederlandse Nationale Hervormingsprogramma en het Stabiliteits- en Convergentieprogramma in het kader van het Europees Semester Handelingen EK 2012/2013, nr. 30, item 9, blz. 64-87
-
27 mei 2014
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
14 mei 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
11 juni 2013
toezegging gedaan
Toezegging Toezending schets uitwerking winstbox (33.402 / 33.403 / 33.405 / 33.407) (T01731)
De staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag/opmerking van het lid Bröcker (VVD), toe een brief die hij in het tweede kwartaal van 2013 met daarin een schets van de uitwerking van de winstbox aan de Tweede Kamer zal sturen, ook aan de Eerste Kamer te zenden.
Nummer | T01731 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 17 december 2012 |
Deadline | 1 juli 2014 |
Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris van Financiën |
Kamerleden | Mr. W.L.J. Bröcker (VVD) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | winstbox |
Kamerstukken | Wet verhuurderheffing (33.407) Wet herziening fiscale behandeling eigen woning (33.405) Overige fiscale maatregelen 2013 (33.403) Belastingplan 2013 (33.402) |
Handelingen I 2012-2013, nr. 12, item 3 – blz. 31
De heer Bröcker (VVD):
[...]
Bij de behandeling van het Belastingplan 2012 hebben wij gesproken over de invoering van een winstbox voor ondernemers in de inkomstenbelasting. In het regeerakkoord is aangekondigd dat de winstbox zal worden ingevoerd in 2015. Kan de staatssecretaris toelichten waarom is gekozen voor 2015, gelet op het feit dat wij dit al eind 2011 met de staatssecretaris hebben besproken?
Handelingen I 2012-2013, nr. 12, item 18 – blz. 96
Staatssecretaris Weekers:
[...]
In het tweede kwartaal van 2013, dus ook nog voor het zomerreces, wil ik de Tweede Kamer een brief sturen met daarin een schets van de uitwerking van de winstbox. Natuurlijk ben ik graag bereid die brief ook aan de Eerste Kamer te sturen. Indien u dat wenst, kan daarover een debat met mij plaatsvinden.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Handelingen EK 2012/2013, nr. 12, item 18, blz. 96-126
-
behandeling Handelingen EK 2012/2013, nr. 12, item 3, blz. 12-41
-
8 juli 2014
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
3 juli 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
brief van de staatssecretaris van Financiën ter aanbieding van een integrale analyse van de winstbox
voor kennisgeving aangenomen door de Eerste Kamercommissie voor Financiën (FIN) op 8 juli 2014
EK 33.402, Q
-
-
27 mei 2014
nieuwe deadline: 1 juli 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
14 mei 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
21 maart 2013
nieuwe status: openstaand
Voortgang:
Opmerking: "Tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan 2013 in de Eerste Kamer heb ik toegezegd dat ik de brief met daarin een schets van de uitwerking van de winstbox zowel aan de Tweede Kamer als ook aan uw Kamer zal toesturen. Mijn streven is om dit uiterlijk op Prinsjesdag 2013 te doen."documenten:-
-
brief inzake fiscale toezeggingen en moties Eerste Kamer
voor kennisgeving aangenomen door de Eerste Kamercommissie voor Financiën op 9 april 2013
EK, N
-
-
17 december 2012
toezegging gedaan
Toezegging Vpb-vrijstelling woningbouwcorporaties voor zover ze zich met sociale huisvesting bezighouden (33.402 / 33.403 / 33.405 / 33.407) (T01738)
De staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag/opmerking van het lid Essers (CDA), toe om, de discussie aan te gaan met de Kamer over een vrijstelling voor de vennootschapsbelasting voor woningbouwcorporaties voor zover ze zich met sociale huisvesting bezighouden, als de minister van Wonen en Rijksdienst met planen en ideeën komt rondom de woningbouwcorporaties waarbij in taakstelling misschien zaken veranderen of waarbij enkele andere aspecten die het karakter van staatssteun hebben fors worden afgebouwd, zoals de garantiestellingen.
Nummer | T01738 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 18 december 2012 |
Deadline | 1 juli 2015 |
Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris van Financiën |
Kamerleden | Prof.dr. P.H.J. Essers (CDA) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | overig |
Onderwerpen | vennootschapsbelasting woningcorporaties |
Kamerstukken | Wet verhuurderheffing (33.407) Wet herziening fiscale behandeling eigen woning (33.405) Overige fiscale maatregelen 2013 (33.403) Belastingplan 2013 (33.402) |
Handelingen I 2012-2013, nr. 12, item 18 – blz.107
Staatssecretaris Weekers:
De heer Essers vroeg in het kader van het wetsvoorstel verhuurderheffing naar een vrijstelling voor de vennootschapsbelasting voor woningbouwcorporaties voor zover ze zich met sociale huisvesting bezighouden. Ik heb zelf geen sterke gevoelens over het al dan niet belasten van de sociale volkshuisvesting in de winstsfeer, maar ik wijs erop dat in 2008 de integrale belastingplicht is ingevoerd door het toenmalige kabinet-Balkenende/Bos. Ik kan niet ontkennen dat een en ander voor een belangrijk deel was ingegeven door budgettaire overwegingen; daar is gewoon geld voor ingeboekt. Daarnaast speelde nog een aspect van staatssteun, zijnde een Europees dossier dat we overigens ook zien bij het dossier Belastingplicht overheidsbedrijven. Dat is een discussie die ik ook graag met de heer Essers wil voeren. Als je die zaak nu wilt veranderen en als je af wilt van die integrale belastingplicht, en deze moet alleen nog maar partieel en voor de commerciële aspecten zijn, dan kom ik in een heel lastige discussie met Brussel terecht over staatssteun. Bovendien kom ik in een lastige discussie terecht met mijn buurman op de gang, namelijk de minister van Financiën die zal vragen om dat wel even te dekken, want het zal uit de lengte of uit de breedte moeten komen.
Waar ik geen enkele moeite mee heb, is om als collega Blok met een aantal plannen en ideeën komt rondom de woningbouwcorporaties, waarbij in taakstelling misschien zaken veranderen of waarbij enkele andere aspecten die het karakter van staatssteun hebben fors worden afgebouwd, zoals de garantiestellingen, de discussie aan te gaan. Maar dan heb je het ook echt over zo'n dienst van algemeen economisch belang, zoals dat geloof ik heet, dit is dan ook buitengewoon goed afgebakend, en je hebt ook echt aanleiding, want de ene staatssteun wordt weggehaald en daarom is er ruimte voor wat anders. Die toezegging wil ik dus wel doen, waarmee ik overigens niet de verwachting wil wekken dat ik het wel zal veranderen. Op zichzelf sta ik open voor die discussie, maar ik wijs daarbij op die twee dingen: de staatssteun in relatie tot de inhoud van het dossier en de budgettaire gevolgen, want die zullen toch door iemand moeten worden opgevangen.
Handelingen I 2012-2013, nr. 12, item 18 – blz. 124
Staatssecretaris Weekers:
[...]
Ik dank de Kamer voor de reacties in tweede termijn. Ik zal mij beperken tot de moties en een enkele vraag die is gesteld. De eerste motie (EK 33402, letter H) is van de heer Essers en gaat over de Vpb-plicht van corporaties. De heer Essers wil van de integrale Vpb-plicht af en een partiële Vpb-plicht invoeren, dus alleen ten aanzien van de commerciële activiteiten. Zoals de huidige motie luidt, moet ik haar ontraden, simpelweg vanwege het feit dat de kosten niet gedekt zijn. Uitvoering van de motie kost honderden miljoenen euro's. Er bestaan bezwaren in het kader van staatssteun. Ik heb al gezegd dat ik bereid ben om de discussie te voeren op het moment dat minister Blok de corporatiewereld op een andere manier inregelt, dus als de corporaties worden ingesnoerd, en er andere zaken die als staatssteun worden gekwalificeerd, zouden wegvallen. Op dat moment ontstaat er weer ruimte. Als er een budgettaire oplossing gevonden zou kunnen worden, ben ik bereid om de discussie te voeren. Ik zou daartoe graag wat suggesties hebben. Ik sta er in die zin open in, want ik keur het niet af. Alleen de tekst die de huidige motie bevat, moet ik ontraden. Misschien is het een idee dat de heer Essers de motie met deze toezegging, of in elk geval met deze attitude, intrekt of aanhoudt.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Handelingen EK 2012/2013, nr. 12, item 18, blz. 96-126
-
-
23 september 2014
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
16 september 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
brief van de staatssecretaris van Financiën over fiscale moties en toezeggingen
voor kennisgeving aangenomen door de Commissie Financiën op 23 september 2014
EK, Q
-
-
27 mei 2014
nieuwe deadline: 1 juli 2015
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
14 mei 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
18 december 2012
toezegging gedaan
Toezegging Doorgeleiding verzoek aan Centraal Planbureau (33.402 / 33.403 / 33.405 / 33.407) (T01740)
De staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag/opmerking van het lid Reuten (SP), toe het CPB te verzoeken opheldering te geven over de vraag waarom het CPB in de notitie over de gedragseffecten van de marginale belastingdruk bij hogere inkomens het arbeidsaanbod vertaalt in werkgelegenheid.
Nummer | T01740 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 18 december 2012 |
Deadline | 1 juli 2013 |
Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris van Financiën |
Kamerleden | dr. G.A.T.M. Reuten (SP) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | overig |
Onderwerpen | Centraal Planbureau cijfers koopkracht |
Kamerstukken | Wet verhuurderheffing (33.407) Wet herziening fiscale behandeling eigen woning (33.405) Overige fiscale maatregelen 2013 (33.403) Belastingplan 2013 (33.402) |
Handelingen I 2012-2013, nr. 12, item 3 – blz. 18
De heer Reuten (SP):
Ik maak nu enkele opmerkingen over de belastingdruk. De relatie tussen belasting- en premiedruk en het aan bod van arbeid speelt een belangrijke rol in de fiscale politiek van het kabinet. Ik dank de staatssecretaris voor het feit dat hij naar aanleiding van onze vraag daaromtrent bij de algemene financiële beschouwingen het CPB inmiddels heeft gevraagd een notitie uit te brengen over de gedragseffecten van de marginale belastingdruk bij hogere inkomens. In de eerdergenoemde notitie van 10 december jongstleden van het CPB over marginale druk wordt gesteld dat verhoging van de marginale druk betekent dat werk minder lonend wordt, waardoor meer personen in deeltijd gaan werken en de werkgelegenheid in arbeidsjaren daalt. Het eerste gedeelte van deze zin, over geringer aanbod van arbeid, kan ik volgen. De te beantwoorden vraag is of en in welke mate zich dit empirisch voordoet. Wij zullen dit in de toegezegde notitie
zien. Het laatste gedeelte van de zin, namelijk de gevolgtrekking dat door de eventuele daling van het arbeidsaanbod "de werkgelegenheid daalt", kan ik niet volgen. Of er zou een markante evenwichtstoestand achter moeten steken, maar empirisch doet die zich naar mijn weten niet voor. Deze connectie komt steeds weer terug in de langetermijnscenario's van het CPB. Ik vraag de staatssecretaris het CPB te verzoeken in de betreffende notitie ook opheldering te geven waarom het CPB het arbeidsaanbod vertaalt in werkgelegenheid.
Handelingen I 2012-2013, nr. 12, item 18 – blz. 119
De heer Reuten (SP):
Voorzitter. Ik dank de bewindsleden voor de schriftelijke en mondelinge beantwoording. Ik had de staatssecretaris gevraagd om bij zijn verzoek aan het CPB de gelijkstelling van de daling van het arbeidsaanbod aan de werkgelegenheid te betrekken. Ik zeg het nu even wat kort, maar ik heb het gisteren iets uitgebreider geformuleerd. Ik verwijs kortheidshalve naar mijn inbreng in eerste termijn.
Handelingen I 2012-2013, nr. 12, item 18 – blz. 125
Staatssecretaris Weekers:
[...] De heer Reuten heeft een vraag gesteld om een bepaald verzoek aan het Centraal Planbureau door te geleiden. Hij had dit verzoek in eerste termijn gedaan. Ik zal het zeker doen.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Handelingen EK 2012/2013, nr. 12, item 18, blz. 96-126
-
behandeling Handelingen EK 2012/2013, nr. 12, item 3, blz. 12-41
-
27 mei 2014
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
14 mei 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
18 december 2012
toezegging gedaan
Toezegging Marginale belastingdruk jongeren (33.402 / 33.403 / 33.405 / 33.407) (T01743)
De staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag/opmerking van het lid Van Boxtel (D66), toe de vraag om attentie voor de marginale belastingdruk voor alleenstaande jongeren in het kabinet neer te leggen.
Nummer | T01743 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 18 december 2012 |
Deadline | 1 juli 2013 |
Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris van Financiën |
Kamerleden | Mr. R.H.L.M. van Boxtel (D66) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | overig |
Onderwerpen | marginale belastingdruk werkgelegenheid |
Kamerstukken | Wet verhuurderheffing (33.407) Wet herziening fiscale behandeling eigen woning (33.405) Overige fiscale maatregelen 2013 (33.403) Belastingplan 2013 (33.402) |
Handelingen I 2012-2013, nr. 12, item 18 – blz. 102
Staatssecretaris Weekers:
[...]
De heer Van Boxtel vraagt welke acties het kabinet gaat ondernemen om werken echt te laten lonen en welke prioriteit dat heeft in het beleid. In het regeerakkoord is een aantal maatregelen opgenomen waarmee werken aantrekkelijker wordt gemaakt, met name voor de mensen met de laagste inkomens en mensen met een uitkering. Het gaat dan onder meer om een verhoging van de arbeidskorting met € 900 en ook wordt het stelsel van de kindregelingen zodanig hervormd dat werken aantrekkelijker wordt, met name voor de alleenstaande ouder. Is het nú zo dat de alleenstaande ouder die vier dagen in de week gaat werken er niet op vooruitgaat en zelfs op achteruitgaat, met de hervormingen die worden voorgesteld gaat die alleenstaande ouder er wel op vooruit. Dus werken loont dan wel zeker. Het regeerakkoord zorgt volgens het CPB ook voor een stijging van de structurele werkgelegenheid met 0,6%
De heer Van Boxtel (D66):
Ik heb gisteren in mijn betoog ook aandacht gevraagd voor de alleenstaanden maar nu zoomt u alleen in op de alleenstaanden ouderen en dat het daarvoor gaat lonen. Voor de alleenstaande jongeren levert het wat betreft die marginale belastingdruk helemaal niets extra's op. Dat is toch wel raar. In het licht van de jeugdwerkloosheid is het belangrijk om jongeren naar werk te geleiden en dat ook te laten lonen. Dus ik vraag van het kabinet daarvoor grote attentie.
Staatssecretaris Weekers:
Ik zal deze vraag om attentie wat breder in het kabinet neerleggen. Ik ben overigens niet de enige die zich daarmee bezighoudt. Als het gaat om werkgelegenheid en het aanpakken van de armoedeval en de werkloosheidsval is dat primair de verantwoordelijkheid van minister van Asscher van Sociale Zaken. Dus ik zal hem de zorg, de wens van de heer Van Boxtel kenbaar maken.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Handelingen EK 2012/2013, nr. 12, item 18, blz. 96-126
-
27 mei 2014
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
14 mei 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
18 december 2012
toezegging gedaan
Toezegging Belastinginkomsten, premies en bbp Caribisch Nederland (33.400 IV) (T01748)
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Kappen, toe dat hij, om onduidelijkheid in de toekomst te voorkomen, ervoor zal zorgen dat de belastinginkomsten en de premies worden meegenomen in de begroting voor het BES-fonds 2014. Daarnaast geeft de minister aan dat hij aan zijn ambtsgenoot van Financiën zal vragen om, wanneer de contacten van de minister van Financiën met het CBS over het vaststellen van het bbp voor de BES-eilanden tot resultaat leiden, hij het resultaat hiervan aan de Kamer zal doen toekomen.
Nummer | T01748 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 4 juni 2013 |
Deadline | 1 januari 2014 |
Voormalige Verantwoordelijke(n) | Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
Huidige Verantwoordelijke(n) | Minister van Financiën |
Kamerleden | generaal-majoor der Mariniers (b.d.) F.E. van Kappen (VVD) |
Commissie | commissie voor Koninkrijksrelaties (KOREL) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | overig |
Onderwerpen | belastinginkomsten Bruto Binnenlands Product Caribisch Nederland BES-fonds, begroting |
Kamerstukken | Begrotingsstaat Koninkrijksrelaties 2013 (33.400 IV) |
Handelingen I 2012-2013, nr. 29, item 4, blz. 26
De heer Van Kappen (VVD):
Ook over de toename van de lastendruk na 10-10-10 wordt in toenemende mate geklaagd. Volgens onze informatie hebben de Nederlandse ministeries in totaal 230 miljoen euro voor de BES-eilanden op de begroting staan. Volgens de minister kwam er echter per saldo 60 miljoen euro aan belastingen en premies van de eilanden binnen. De BES-eilanden zouden de Nederlandse belastingbetaler dus per saldo 170 miljoen euro kosten. Maar kloppen deze cijfers wel? Volgens de Belastingdienst/Caribisch Nederland bedroeg de opbrengst van belastingen en premies in 2011 112 miljoen dollar en in 2012 117 miljoen dollar. Dat is dus omgerekend respectievelijk ongeveer 86 en 90 miljoen euro. Wat zijn nu de juiste cijfers? Het antwoord op deze vraag is van belang, omdat het mede bepalend is voor het berekenen van de collectievelastendruk. Graag dus een antwoord van de minister op deze vraag.
Handelingen I 2012-2013, nr. 29, item 6, nr. 6, blz. 52-53
Minister Plasterk:
De heer Van Kappen vroeg opheldering over de rijksinkomsten en -uitgaven voor de BES-eilanden. De uitgaven van het Rijk aan Caribisch Nederland zijn 190 miljoen voor 2012 en 217 miljoen voor 2013. De cijfers komen uit de begroting voor het BES-fonds 2013 waarover de leden der Kamer overigens beschikken. Er zit dus nog steeds een stijging in de uitgaven. Daarenboven ontvangen de eilanden voor de uitvoering van hun taken ongeveer 30 miljoen uit het BES-fonds. De inkomsten van het Rijk zijn inderdaad 117 miljoen. Bij de eerder genoemde 60 miljoen ging het alleen om de belasting en niet om de premies. Dat verklaart het verschil tussen beide getallen. Om onduidelijkheid in de toekomst te voorkomen, zal ik ervoor zorgen dat de belastinginkomsten en de premies worden meegenomen in de begroting voor het BES-fonds 2014. Dan heeft men dat integraal.
Ik heb bij het ministerie van Financiën nagevraagd of wij het percentage van de collectievelastendruk zouden kunnen verschaffen, maar dat kunnen wij niet, want wij weten niet precies wat het bbp is. Er is contact met het CBS om dit vast te stellen. De schattingen zijn dat het bbp gegroeid is, waarmee het percentage lastendruk wellicht zou zijn gedaald. Daar staan ook flinke verbeteringen in de voorzieningen tegenover. Dat is de informatie van het ministerie van Financiën.
De heer Van Kappen (VVD):
Uit de cijfers die wij boven water hebben gekregen, blijkt dat de collectievelastendruk in 2010 ongeveer 25,8% was. Met de belastinginkomsten uit de BES – dat is inderdaad zo'n 117 miljoen dollar – kom je in 2012 op een lastendruk van tegen de 34%. Die stijging is wel erg steil. Dan snap ik ook dat de bevolking steen en been klaagt. Ik begrijp nu echter dat de minister die cijfers niet beschikbaar heeft.
Minister Plasterk:
Nee. Ik weet het bbp niet, dus ik ken de noemer niet.
De heer Van Kappen (VVD):
Kunnen wij die cijfers nog krijgen?
Minister Plasterk:
Zoals ik al opmerkte, heeft Financiën contact met het CBS over het vaststellen van het bbp. Ik zal mijn collega vragen om, mocht dit tot resultaat leiden, het resultaat aan de Kamer te doen toekomen.
De heer Van Kappen (VVD):
Dank u zeer.
Brondocumenten
-
voortzetting debat over de toekomst van het Koninkrijk in brede zin Handelingen EK 2012/2013, nr. 29, item 6, blz. 38-61
-
debat over de toekomst van het Koninkrijk in brede zin Handelingen EK 2012/2013, nr. 29, item 4, blz. 8-30
-
8 september 2015
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
4 september 2015
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten:-
-
Verslag van een schriftelijk overleg met de minister van Financiën over (deels) openstaande toezeggingen
voor kennisgeving aangenomen op 8 september 2015
EK, E
-
-
31 maart 2015
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Financiën -
31 maart 2015
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
31 maart 2015
verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
13 maart 2015
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten:-
-
Verslag van een schriftelijk overleg inzake de halfjaarlijkse stand van zaken van toezeggingen die aan de Kamer zijn gedaan
voor kennisgeving aangenomen door de Commissie BZK/AZ op 17 maart 2015
voor kennisgeving aangenomen door de Commissie KOREL op 31 maart 2015
EK, E
-
-
30 september 2014
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
11 september 2014
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten:-
-
Verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over de stand van zaken met betrekking tot (deels) openstaande toezeggingen
- voor kennisgeving aangenomen door de Eerste Kamercommissie BZK/AZ op 23 september 2014
- voor kennisgeving aangenomen door de commissie voor KOREL op 30 september 2014
EK 33.750 VII / 33.750 IV, F
-
-
6 mei 2014
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
25 april 2014
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) inzake de halfjaarlijkse stand van zaken van toezeggingen
voor kennisgeving aangenomen door de commissies voor Koninkrijksrelaties en voor BZK/AZ op 6 mei 2014
EK 33.750 VII / 33.750 IV, D
-
-
29 oktober 2013
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten: -
7 oktober 2013
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten:-
-
brief inzake Verslag van het bezoek aan Curaçao en Bonaire van 28 september tot en met 1 oktober 2013
voor kennisgeving aangenomen op 29 oktober 2013
EK, A
-
-
Protocol : aanvullende afspraken over herprioritering samenwerkingsmiddelen Curaçao en financiering ngo's vanaf 2014
-
-
4 juni 2013
toezegging gedaan