Toezegging Niet inzetten van het sanctie-instrument uit de Wet Hof en indiening apart wetsvoorstel uitwerking amendement-Koolmees (33.416) (T01864)
De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen en opmerkingen van de leden De Grave (VVD), Postema (PvdA), Essers (CDA), Backer (D66) en Ester (ChristenUnie), toe gedurende deze kabinetsperiode (tot 2017) geen gebruik te maken van het sanctie-instrument zoals vastgelegd in artikel 6 van de Wet Hof.
De regering zal in de eerste helft van 2014 met een beperkt wetsvoorstel komen om de sancties in artikel 6 van de Wet Hof aan te passen en te veranderen in een correctiemechanisme, gebaseerd op het in de Tweede Kamer verworpen amendement (33416, nr. 23) Koolmees (D66).
Nummer | T01864 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 26 november 2013 |
Deadline | 1 januari 2015 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Financiën |
Kamerleden | Jhr.mr. J.P. Backer (D66) Prof.dr. P.H.J. Essers (CDA) Dr. P. Ester (ChristenUnie) Mr. F.H.G. de Grave (VVD) Drs. A. Postema (PvdA) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | overig |
Onderwerpen | decentrale overheden houdbare overheidsfinanciën sanctiemechanisme |
Kamerstukken | Wet houdbare overheidsfinanciën (33.416) |
Handelingen I 2013-2014, nr. 10, item 10 - blz. 29
De heer Essers (CDA): Na de indiening van de Wet Hof zijn er door het kabinet de nodige toezeggingen gedaan. (...) Verder is beloofd dat de komende jaren, tot 2017, geen sancties zullen worden opgelegd en dat er de komende jaren geen sprake zal zijn van een aanscherping van de huidige macronorm van 0,5% bbp. Bovendien is het kabinet naar aanleiding van een vraag van onze kant in het verslag bereid om alsnog het amendement-Koolmees, gesteund door het CDA in de Tweede Kamer, in wetgeving om te zetten. In dit amendement wordt het sanctie-instrument vervangen door een op bestuurlijk overleg gebaseerd correctiemechanisme zoals dat bekend is in de Wet financiering decentrale overheden (Wet fido). Onze dank daarvoor. De vraag is hoe en wanneer het kabinet deze laatste toezegging gaat effectueren.
(...)
Handelingen I 2013-2014, nr. 10, item 10 - blz. 32
De heer De Grave (VVD): Slechts op één punt wil mijn fractie nader ingaan vanwege de bredere betekenis ervan, namelijk het door de Tweede Kamer verworpen amendement-Koolmees op stuk nr. 23 (33416). In de memorie van antwoord waarin vragen van de Eerste Kamer worden beantwoord, schrijft de regering dit verworpen amendement alsnog in wetgeving te willen omzetten en dat zij daartoe een voorstel tot wetswijziging zal indienen. Ik zeg voor de duidelijkheid dat het mijn fractie niet om de inhoud van het voorstel gaat, want daar kan zij goed mee leven. Mijn fractie heeft inhoudelijk geen bezwaren tegen een wetswijziging zoals door de regering aangekondigd, maar heeft vragen van procedureel-staatsrechtelijke aard.
Acht de minister het procedureel juist om het door de Tweede Kamer verworpen amendement toch in een wetsvoorstel om te zetten zonder dat hier door de Eerste Kamer om is gevraagd? Het betrof immers slechts een vraag, hoe belangrijk ook, uit één fractie uit de Eerste Kamer in het voorlopig verslag. Het was dus geen wens uitgesproken door deze Kamer. Acht de minister het bij nader inzien niet zuiverder als een andere procedure was gevolgd, namelijk dat was afgewacht of de vraag uit de Eerste Kamer had geleid tot een wens van de Eerste Kamer waarna hij daar gehoor aan had kunnen geven?
(...)
Handelingen I 2013-2014, nr. 10, item 10 - blz. 33
De heer Backer (D66):
De uitvoering van deze voornemens vereist wat techniek in de wetgeving en daarover is uitvoerig gediscussieerd in de Tweede Kamer. Wij hebben zelf schriftelijk opheldering gevraagd. Ik ben het geheel eens met collega De Grave: er is zeer uitgebreid en gedetailleerd over gedebatteerd. Dat heeft niet kunnen verhinderen dat er nog een amendement-Koolmees op stuk nr. 23 is verworpen dat, naar ik begrijp, eigenlijk had moeten zijn aangenomen. Dat is een wat wonderlijke staatsrechtelijke figuur, die net al ter sprake is geweest. Als mijn fractie eraan bij kan dragen om nogmaals te verzoeken om een novelle die gelijkluidend is aan genoemd amendement, dan doet ze dat graag bij dezen. Als daarvoor nog andere uitspraken nodig zijn, doe ik dat graag. Als de minister dat toezegt en de Kamer hem daarin volgt, lijkt me dat geregeld. Ik laat het aan de staatsrechtelijke fijnproevers over hoe dat het beste kan.
(...)
Handelingen I 2013-2014, nr. 10, item 10 - blz. 34-35
De heer Postema (PvdA): (...)Het wetsvoorstel maakt het mogelijk dat de rijksoverheid medeoverheden en overige rechtspersonen met een wettelijke taak een sanctie oplegt indien zij zich niet houden aan de vooraf vastgestelde EMU-norm. Dit is echter uitdrukkelijk een ultimum remedium.
(...)
In de derde plaats is het, in het bijzonder in deze tijd, zorgwekkend dat decentrale overheden beperkt worden in hun voornemens tot het doen van investeringen, zeker als hiervoor in het verleden reserves zijn gecreëerd. Het wetsvoorstel sluit het doen van dergelijke investeringen echter geenszins uit, maar vereist wel afstemming met het Rijk om te voorkomen dat de collectieve sector in toto onbedoeld tot overschrijding van de SGP-normen komt.
Dit brengt mij bij het laatste punt met betrekking tot wetsvoorstel Hof. Hoe zit het nu precies met de sanctie die decentrale overheden eventueel kan worden opgelegd? Kan daarvan ook sprake zijn als de rijksoverheid zelf de EMU-normen niet haalt? En zou juist niet op dit punt de gelijkwaardigheid van de verschillende overheidslagen naar voren moeten komen? We horen hierop graag een reactie van de minister.
(...)
Handelingen I 2013-2014, nr. 10, item 10 - blz. 37.
De heer Ester (ChristenUnie): Lagere overheden zullen worden geconfronteerd met een dwingende macronorm van 0,5% bbp en de preventieve sancties die daarbij horen. Die norm wordt door vertaald naar referentiewaarden voor de afzonderlijke decentrale overheden. Deze macronorm is echter geen Brussels directief maar komt eigenlijk uit de koker van het kabinet zelf. Over de uitwerking ervan is het wetsvoorstel weinig transparant. Kan de minister de concrete gang van zaken rond de referentiewaarden uit de doeken doen en ingaan op de regiemacht van de lagere overheden in deze context? Daarbij stel ik de vraag of andere EU-landen ook met dwingende macro-normen en referentiewaarden werken.
De lagere overheden hebben zich behoorlijk geweerd tegen dit wetsvoorstel. Uiteindelijk hebben ze ingestemd met een financieel akkoord, maar principiële bezwaren van hun kant blijven volop bestaan. De ChristenUnie-fractie herkent zich in deze bezwaren. Ook deze overheden wijzen op de negatieve invloed van de Wet Hof op hun autonomie en op het feit dat volstaan kan worden met bestaande wet- en regelgeving. Ook voor het sanctiemiddel geldt dat het niet past bij het primaat van de gelijkwaardigheid. Indien Nederland de Europese begrotingsdoelstellingen niet haalt, zullen de Brusselse bezuinigingen ongetwijfeld voor een groot deel op het bordje van de decentrale overheden komen. Wat is dan nog, zo vraagt mijn fractie, de zin van een extra nationale sanctie? De meerwaarde daarvan is wat onduidelijk. Ook de VNG wees hier al op; graag een bespiegeling van de minister op dit punt.
Handelingen I 2013-2014, nr. 10, item 13 - blz. 67
Minister Dijsselbloem: De sanctiebepalingen staan in de wet. Ze waren ook onderdeel van het bestuurlijk overleg. Daarbij is nadrukkelijk de afspraak gemaakt om nou eerst eens van start te gaan en te gaan oefenen. Het kabinet heeft het commitment gegeven, de sanctiebepalingen niet te zullen inzetten gedurende deze kabinetsperiode, nog preciezer: tot 2017. In het debat in de Tweede Kamer is op dit punt een amendement ingediend door de heer Koolmees. Dat amendement is verworpen, door, naar mij is verteld, abusievelijk stemgedrag van een der fracties. In dit amendement werd het sanctie-instrumentarium vervangen door een correctiemechanisme zoals we dat al kennen in de huidige wet. Het is mijn intentie om dit amendement alsnog aan de Eerste Kamer voor te leggen in een wetsvoorstel. Ik kom hier later nog preciezer op terug, inclusief data en planning.
Vooruitlopend daarop kan ik wel al de vraag beantwoorden waarom ik deze vervanging wil regelen in een wetsvoorstel. We hebben een bepaalde implementatietermijn voor onze Europese verplichtingen. Die termijn zou ik graag halen. Dat kan ook, als het voorliggende wetsvoorstel nu in stemming komt en wordt aangenomen. De aanpassing die nodig is om het sanctie-instrumentarium te vervangen door een correctiemechanisme volgt dan in een klein, afzonderlijk wetsvoorstel. Hierbij zeg ik direct toe, zoals ik dat ook al aan de decentrale overheden heb gedaan, dat ik sowieso het sanctie-instrument niet zal toepassen gedurende deze kabinetsperiode, lees: tot 2017. Dat geeft ons volop de tijd om voor die datum de wet te hebben aangepast, het sanctiemechanisme te hebben vervangen door een correctiemechanisme.
(...)
Ik maak een sprongetje naar de concrete vragen. Verschillende Kamerleden hebben vragen gesteld over het amendement-Koolmees. Ik ben daar al kort op ingegaan. In verband met het belang van de implementatietermijn van onze Europese verplichtingen zou het mijn sterke voorkeur hebben om het voorliggende wetsvoorstel nu aan te nemen. Vervolgens kom ik zo spoedig mogelijk, nog in de eerste helft van 2014, naar de Tweede en de Eerste Kamer met het beperkte wetsvoorstel om de sancties uit hoofde van artikel 6 aan te passen. Dat wetsvoorstel gaat uiteraard eerst ter consultatie naar de bestuurlijke partners.
(...)
Handelingen I 2013-2014, nr. 10, item 13 - blz. 70.
Minister Dijsselbloem: De heer Postema en de heer Ester hebben gevraagd naar de sancties, waarbij de heer Postema nog nadrukkelijk vroeg hoe het zit met de sancties voor de rijksoverheid in het kader van de gelijkwaardigheid. De Wet Hof maakt het inderdaad mogelijk om maatregelen op te leggen aan decentrale overheden als zij structureel hun norm overschrijden, zelfs als er geen sprake is van een Europese sanctie. Het kan immers zijn dat het overschrijden op decentraal niveau wordt gecompenseerd door een onderschrijding van de tekortruimte op centraal niveau, door de rijksoverheid. Wij moeten dan echter toch, in het kader van de gezamenlijke verantwoordelijkheid, kunnen optreden tegen decentrale overheden als er sprake is structurele overschrijdingen en wij in bestuurlijk overleg geen afspraken kunnen maken over het oplossen daarvan. Over het instrumentarium heb ik net al gesproken. Wij komen met een nadere wet ter vervanging van het onderdeel over sancties.
(...)
Handelingen I 2013-2014, nr. 10, item 13 - blz. 71
De heer Backer (D66): Opdat ik de draad niet verlies, heb ik een vraag aan de minister. Hij heeft al even gesproken over het amendement-Koolmees, dat door een misverstand niet is aangenomen. Ik haal dat amendement er even bij, omdat er in de conversatie met de heer Postema steeds over sancties werd gesproken. Dat amendement zag er juist op, als ik het goed heb, dat krachtens een Algemene Maatregel van Bestuur bestuurlijk overleg plaatsvindt. Dat gebeurt op basis van de huidige regelingen van artikel 7 van de Wet fido. Dat is het mechanisme dat in werking treedt als gebeurt waar de heer Postema over sprak. Heb ik dat juist?
Minister Dijsselbloem: Om het strikt te formuleren: in het wetsvoorstel zoals dat nu voorligt, is dat niet het geval. Daar staat het sanctiemechanisme nog in. Wij hebben wel al afgesproken dat dit de komende jaren sowieso niet wordt toegepast. Als dat in de toekomst ooit aan de orde zou zijn, vindt eerst bestuurlijk overleg plaats om te bezien wat er aan de hand is, of het een structureel probleem is en wat wij eraan kunnen doen. Daarnaast komt het amendement-Koolmees, dat wij zullen vervatten in een aanvullend wetsvoorstel ter wijziging van dit wetsvoorstel. Daarmee wordt het sanctiemechanisme wettelijk vervangen door een correctiemechanisme, waarmee het bestuurlijk overleg in de wetstekst wordt verankerd.
(...)
Handelingen I 2013-2014, nr. 10, item 13 - blz. 77
De heer Backer (D66): Dan kom ik te spreken over het amendement-Koolmees/Van Hijum/Schouten op stuk nr. 23 inzake de Wet Hof. Het is natuurlijk een beetje gek om te zeggen dat er bij de stemming iets is misgegaan, want dan zouden we wel vaker dat argument willen gebruiken. Ik heb het nog even nagekeken. Genoemd amendement had een positief stemadvies van het kabinet en desondanks is het verworpen, maar ik begrijp uit de behandeling van vandaag en uit het interruptiedebatje van zo-even dat het wel degelijk onderdeel van de wet zou moeten uitmaken en dit dan in de vorm van een reparatie gaat plaatsvinden. Dat zou dan technisch betekenen dat het wetsvoorstel in stemming kan komen, maar dat dan artikel 6 niet in werking zal treden. De minister zei dat al is toegezegd dat tot 2017 de sanctie- of correctiebepaling niet van toepassing zal zijn, maar technisch gezien is het dan gek dat artikel 6 in werking treedt terwijl het toch al vervangen zou worden. Dus misschien is er een mouw aan te passen door de wet in werking te laten treden met uitzondering van artikel 6 en die later te vervangen door de reparatiewet.
(...)
De heer Postema (PvdA): Ik dank de minister voor de heldere beantwoording van de vragen die ook vanuit de PvdA rondom beide wetsvoorstellen zijn gesteld. Ik tel de zegeningen van dit debat. Ik ben in het bijzonder dankbaar voor de toezegging of misschien wel de bevestiging dat het sanctie-instrumentarium te zijner tijd wordt vervangen door een correctiemechanisme en dat het tot die tijd niet zal worden toegepast, dat er bij de Wet Hof geen sprake kan zijn van een inbreuk op de decentrale beleidsautonomie, met name vanwege de macronormering, en dat niet op basis van individuele gevallen tot correcties zal worden overgegaan en ook niet op basis van individuele jaren.
(...)
Handelingen I 2013-2014, nr. 10, item 13 - blz. 79
Minister Dijsselbloem: (...) Er is dus daadwerkelijk een harde Europese verplichting om het te regelen, om het te beïnstrumenteren om het ook geloofwaardig en zo nodig afdwingbaar te maken. Ja, het is waar: ik verwacht niet dat het sanctie-instrumentarium in de Nederlandse bestuurlijke verhoudingen wordt toegepast. Het bestuurlijk overleg dat ik heb gevoerd geeft mij aanleiding om dit te bevestigen. Het sanctie-instrumentarium in deze wet zullen we zelfs helemaal niet toepassen. Het zal nog voor het einde van de kabinetsperiode worden vervangen door het oude mechanisme van de Wet fido, zoals het amendement van de heer Koolmees had beoogd te regelen.
Daarmee kom ik bij de vraag van de heer Backer. Het is waar dat ik positief was over het amendement. We hadden een uitstekend debat in de Tweede Kamer, waarin ik verschillende punten van de Tweede Kamer kon toezeggen, vanuit de overtuiging dat we deze wet nu moeten neerzetten. We maken hier goede procedureafspraken. Op basis van goed bestuurlijk overleg gaan we het de komende jaren inregelen en gaan we het begrotingstekort gezamenlijk terugdringen. Ik vond het daarom prima om over te gaan van sancties naar een mechanisme dat meer is gebaseerd op bestuurlijk overleg met een "ultimum terugvaloptie". Het amendement is verworpen. Daarna is mij in de Tweede Kamer gebleken dat er wel steun voor was geweest. Die dingen gebeuren. Er is toen informeel overleg geweest over de vraag of de initiatiefnemer van het amendement een initiatiefwet zou moeten maken of dat ik het als minister alsnog zou kunnen regelen. In overleg met de ondertekenaar van het amendement is afgesproken om het in een apart wetsvoorstel erachteraan te sturen. Het wetsvoorstel moet op tijd van kracht worden en het is belangrijk dat wij ons aan de afspraken houden. Het artikel zal niet worden toegepast. Ik kan het er nu niet uithalen – dat kan wetstechnisch niet – maar de afspraak is dat wij het artikel deze periode niet zullen toepassen. Dat is bevestigd in het debat en in de Handelingen vastgelegd, hier en in de Tweede Kamer. Maar ook in het bestuurlijk overleg is het afgesproken. De wet is daarmee wel compleet, want een en ander laat wel zien dat het een complete wet is, inclusief: wat doe je nu als niemand zich eraan houdt en het tekort zal ontsporen? Maar wij gaan het zo snel mogelijk op een betere manier regelen.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Handelingen EK 2013/2014, nr. 10, item 13 blz. 66-80
-
behandeling Handelingen EK 2013/2014, nr. 10, item 10, blz. 29-39
-
memorie van antwoord EK, C
-
7 april 2015
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
20 maart 2015
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
23 september 2014
nieuwe deadline: 1 januari 2015
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
11 september 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
26 november 2013
toezegging gedaan
Toezegging Informeren Kamer over gebruik van dwingende macro-normen en referentiewaarden decentrale overheden in de EU (33.416) (T01866)
De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Ester (ChristenUnie), toe de Kamer te informeren over het gebruik van dwingende macro-normen voor decentrale overheden in andere EU landen nadat de Europese Commissie (EC) hiervan een overzicht heeft gepubliceerd. De Minister geeft aan dat de EC in 2014 met een overzicht komt.
Nummer | T01866 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 26 november 2013 |
Deadline | 1 januari 2018 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Financiën |
Kamerleden | Dr. P. Ester (ChristenUnie) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | decentrale overheden Europese Commissie macronormen referentiewaarden |
Kamerstukken | Wet houdbare overheidsfinanciën (33.416) |
Handelingen I 2013-2014, nr. 10, item 10 - blz. 37
De heer Ester (ChristenUnie): Lagere overheden zullen worden geconfronteerd met een dwingende macronorm van 0,5% bbp en de preventieve sancties die daarbij horen. Die norm wordt door vertaald naar referentiewaarden voor de afzonderlijke decentrale overheden. Deze macronorm is echter geen Brussels directief maar komt eigenlijk uit de koker van het kabinet zelf. Over de uitwerking ervan is het wetsvoorstel weinig transparant. Kan de minister de concrete gang van zaken rond de referentiewaarden uit de doeken doen en ingaan op de regiemacht van de lagere overheden in deze context? Daarbij stel ik de vraag of andere EU-landen ook met dwingende macro-normen en referentiewaarden werken.
(...)
Handelingen I 2013-2014, nr. 10, item 13 - blz. 72
Minister Dijsselbloem: De heer Ester heeft gevraagd of andere landen ook met dwingende macronormen werken voor decentrale overheden. De Europese Commissie zal in 2014 een definitief overzicht geven van de wijze waarop de lidstaten de Europese afspraken in nationale wetgeving hebben verwerkt. Zoals bekend is de implementatiedatum 1 januari 2014. Op basis van een begin dit jaar verschenen tussenevaluatie van de richtlijn inzake minimumnormen voor begrotingsraamwerken zijn er meerdere lidstaten die een macronorm hebben afgesproken met decentrale overheden of die bezig zijn om deze nu vast te leggen. Dat gebeurt in Duitsland, Italië en Oostenrijk. Portugal doet het identiek aan hoe Nederland het doet. Als daar behoefte aan is, kan ik de Kamer daarover informeren zodra de Commissie volgend jaar het overzicht heeft gepubliceerd. Ik zeg dat hierbij toe.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Handelingen EK 2013/2014, nr. 10, item 13 blz. 66-80
-
behandeling Handelingen EK 2013/2014, nr. 10, item 10, blz. 29-39
-
31 oktober 2017
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
25 oktober 2017
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
brief van de minister van Financiën over macronormen voor het overheidstekort van decentrale overheden in de EU
voor kennisgeving aangenomen door de Commissie Financiën op 31 oktober 2017
EK, J
-
-
26 september 2017
nieuwe deadline: 1 januari 2018
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
6 september 2017
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
13 september 2016
nieuwe deadline: 1 juli 2017
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
2 september 2016
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
8 september 2015
nieuwe deadline: 1 juni 2016
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
4 september 2015
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
Verslag van een schriftelijk overleg met de minister van Financiën over (deels) openstaande toezeggingen
voor kennisgeving aangenomen op 8 september 2015
EK, E
-
-
7 april 2015
nieuwe deadline: 1 juli 2015
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
20 maart 2015
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
23 september 2014
nieuwe deadline: 1 januari 2015
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
11 september 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
26 november 2013
toezegging gedaan
Toezegging Hypothecaire leningen verstrekt door de Nederlandsche Bank aan eigen personeel (33.540) (T01869)
De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Reuten (SP), toe schriftelijk terug te komen op de vraag betreffende het al dan niet verstrekken van hypothecaire leningen door de Nederlandsche Bank aan het personeel, inclusief (en in het bijzonder) de directie.
Nummer | T01869 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 26 november 2013 |
Deadline | 1 juli 2014 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Financiën |
Kamerleden | dr. G.A.T.M. Reuten (SP) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | De Nederlandsche Bank hypothecaire lening |
Kamerstukken | Verplicht schatkistbankieren voor decentrale overheden (33.540) |
Handelingen I 2013-2014, nr. 10, item 10 - blz. 30
De heer Reuten (SP): (...) staat in artikel 2, lid 3, dat openbare lichamen geen hypothecaire leningen aan hun personeel mogen verstrekken. Kan de minister aangeven waarom de Nederlandsche Bank wel hypothecaire leningen aan het personeel verstrekt, inclusief aan de directie?
(...)
Handelingen I 2013-2014, nr. 10, item 13 - blz. 76
De heer Reuten (SP): Er is nog één vraag blijven liggen. Ik had het wetsartikel over het verbod op leningen aan personeel aangegrepen om de minister te vragen waarom de Nederlandsche Bank hypothecaire leningen aan zijn personeel verstrekt en wat hierbij het verschil is met de marktrente.
Minister Dijsselbloem: Mag ik toezeggen dat ik hier schriftelijk op terugkom? Het fenomeen was mij namelijk onbekend. Ik ga mij hier met gezwinde spoed in verdiepen, zodat ik deze vraag kan beantwoorden.
De heer Reuten (SP): In het laatste jaarverslag staat op bladzijde 170 overigens ook hoeveel de directie aan hypotheekleningen toegeschoven is. Ik vind dat trouwens niet echt chic. Als je al zo'n dik salaris krijgt, hoef je als directeur niet ook nog van de bank een hypothecaire lening te krijgen.
Minister Dijsselbloem: Ik waardeer in de heer Reuten dat hij er altijd de voetnoten en de bronnen exact bij kan geven. Dat helpt mij in het uitoefenen van mijn functie. Ik kom er graag schriftelijk op terug.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Handelingen EK 2013/2014, nr. 10, item 13 blz. 66-80
-
behandeling Handelingen EK 2013/2014, nr. 10, item 10, blz. 29-39
-
20 juni 2014
nieuwe status: voldaan
Voortgang:documenten:-
-
Verslag van een schriftelijk overleg met de minister van Financiën naar aanleiding van zijn brief van 10 april 2014 (EK 33.416 / 33.540, H) over de verstrekking van hypothecaire leningen door DNB aan het eigen personeel
voor kennisgeving aangenomen door de Commissie Financiën op 1 juli 2014
EK, I
-
-
13 mei 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten: -
6 mei 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
15 april 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
10 april 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten: -
26 november 2013
toezegging gedaan
Toezegging Evaluatie ontvangsten brandstofaccijnzen in 2014 (33.750) (T01872)
De staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van de leden Terpstra (CDA), Van Strien (PVV) en Postema (PvdA), toe de ontvangsten uit de brandstofaccijnzen in 2014 te gaan monitoren en de Kamer daarover vóór het zomerreces van 2014 te informeren.
Nummer | T01872 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 19 november 2013 |
Deadline | 1 juli 2015 |
Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris van Financiën |
Kamerleden | Drs. A. Postema (PvdA) ir. drs. G.A. van Strien (PVV) drs. G.H. Terpstra (CDA) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | evaluatie |
Onderwerpen | accijnzen brandstoffen grenseffecten |
Kamerstukken | Miljoenennota 2014 (33.750) |
Handelingen I 2013-2014, 33750, nr. 9 - blz. 94-96
Staatssecretaris Weekers:
Voorzitter. Aan mij zijn nog enkele fiscaal gerelateerde vragen gesteld, waar ik natuurlijk gaarne antwoord op geef. De heer Terpstra en de heer Van Strien hebben vragen gesteld over grenseffecten van lastenverzwaringen door de accijnzen en de btw en de omvang van weglekeffecten. De heer Terpstra heeft gevraagd of de regering bereid is in de toekomst beter te letten op de effecten in de grensstreken.
De effecten van lastenverzwaringen op onder andere de binnenlandse bestedingen zijn meegenomen door het Centraal Planbureau in de ramingen van de macro-economische ontwikkelingen, waar het kabinet de raming van de belastinginkomsten op baseert. Er is sprake van een algemene afslag, waaronder weglek- of grenseffecten. Uitverdieneffecten of gedragseffecten van lastenverzwaringen worden via deze route macro meegenomen en dat gebeurt niet per afzonderlijke maatregel.
Het kabinet verwacht geen substantiële extra weglek naar het buitenland door de accijnsverhoging op diesel en lpg. Bij de totstandkoming van het regeerakkoord is ten aanzien van deze twee brandstoffen gekeken wat het verschil in accijns is met het omringende buitenland. Op grond daarvan is destijds geprikt dat er bij diesel € 0,03 bij kon en bij lpg € 0,07.
Intussen hebben we ook te maken met een btw-verhoging die is doorgevoerd en het feit dat de accijnzen zijn geïndexeerd, waardoor diesel fractioneel duurder wordt dan in Duitsland. Dat wil nog niet zeggen dat de prijzen aan de pomp ook per definitie hoger worden. Dat hangt er ook vanaf hoe ondernemers in grensstreken straks omspringen met de nieuwe realiteit.
Ik heb in de Tweede Kamer toegezegd dat ik de ontvangsten uit de brandstofaccijnzen in 2014 scherp ga monitoren en haar daarover voor het zomerreces zal informeren. Het kan natuurlijk niet zo zijn dat een verhoging van de accijnzen uiteindelijk minder in de schatkist inbrengt. Dat zou geen verstandige politiek zijn, maar wij verwachten geenszins dat dit het geval is.
De heer Van Strien (PVV):
Fijn dat de staatssecretaris die grenseffecten gaat monitoren. Heeft hij een idee van de grenzen waarbinnen die weglekeffecten voor hem aanvaardbaar zijn? Met andere woorden, hoeveel mag het kosten, voordat de staatssecretaris zegt dat die accijnzen omlaag moeten? Ik hoor hem zeggen dat hij die brandstofaccijnzen gaat monitoren. Geldt dat ook voor de grenseffecten van de accijnzen op alcohol en frisdrank? Die combinatie veroorzaakt een wezenlijk extra effect.
Staatssecretaris Weekers:
Dat er effecten aan de grens zijn als gevolg van belastingen of andere prijsverschillen, is al zo oud als wij grenzen hebben en er grensverkeer bestaat. De heer Van Strien komt uit Venlo. Ik kan mij nog goed herinneren dat die stad helemaal verstopt was met auto's met Duitse kentekens die in Venlo massaal inkopen kwamen doen. Nog steeds zie ik in de grensstreek aan Nederlandse zijde veel Duitse, maar ook veel Belgische bezoekers. Aan de andere kant van de grens zullen er ook Nederlandse bezoekers zijn, dus dat is over en weer.
Het ministerie van Financiën verwacht niet dat het grensverkeer als gevolg van de op zichzelf bescheiden accijnsverhogingen een enorme impuls zal krijgen. Als de heer Van Strien heel concreet vraagt waar het omslagpunt zit, dan hanteer ik als ondergrens de Laffercurve, dat je als gevolg van een verhoging uiteindelijk niet meer maar minder binnenhaalt. Dan heb je te veel gevraagd. Dan zou het een heroverweging waard zijn.
Ik denk dat het van groot belang is om te bekijken wat die effecten straks zijn. In de grensstreek zal een enkeling omrijden om zijn auto vol te tanken en misschien ook de kofferbak vol te laden. Als je het op de hele Nederlandse schaal bekijkt, dan is het effect op de macro-opbrengsten beperkt. Waar je mogelijkerwijs wel wat directe effecten zult zien, is bij het vrachtverkeer dat van west naar oost gaat of omgekeerd. Dat doorstroomverkeer heeft de keuze om hetzij aan de ene kant van de grens, hetzij aan de andere kant van de grens te tanken. Daarvoor geldt: hoe spelen ondernemers in de grensstreek en de tankstations langs de snelweg daarop in? De prijs van benzine of diesel is niet altijd doorslaggevend, maar ook de service op het tankstation.
De heer Van Strien (PVV):
Ik begrijp dat we de staatssecretaris op die Laffercurve mogen afrekenen bij de volgende begroting.
Staatssecretaris Weekers:
In elk geval heb ik toegezegd dat ik de zaak goed ga monitoren en de Kamer hierover informeer.
De heer Postema (PvdA):
Ik ben daar niet tevreden over. Die Laffercurve kan een aardig fiscaal criterium zijn, maar het gaat erom dat ondernemers in de grensregio al ontzettend veel omzet zijn misgelopen op het moment dat die omkering van de Laffercurve plaatsvindt. Zij dragen accijnzen af aan u of aan ons, dat is niet zo interessant voor die ondernemer, maar zij lopen daardoor substantiële omzet mis. De heer Van Strien komt uit Venlo, de staatssecretaris uit Weert en ik zelf uit Maastricht en zo kunnen we nog wel even doorgaan. We zien het dagelijks gebeuren. Dan is het voor de provinciale overheid een hard gelag dat er regionaal economisch beleid wordt geformuleerd dat wordt doorkruist, of doorkruist kan worden, door nationaal fiscaal beleid. Ik zeg niet dat dit altijd het geval is, maar ik doe een oproep, waarbij ik het krediet geef aan de heer Terpstra, om dat soort effecten inzichtelijk te maken.
Staatssecretaris Weekers:
Natuurlijk is het zo dat met welke belastingverhoging dan ook altijd ondernemers geraakt zullen worden. Mooier kan ik het niet maken. Ook als we ervoor zouden kiezen om niet deze accijnzen te verhogen maar de vennootschapsbelasting of andere belastingen, dan worden ondernemers daardoor geraakt. Dat is de consequentie van de politieke keuze die is gemaakt bij het totaalpakket aan lastenmaatregelen. Natuurlijk heeft het kabinet getracht om de pijn zo evenwichtig mogelijk te spreiden. De pompstationhouder in de grensstreek zal er meer last van hebben dan de pompstationhouder in Den Haag, dat moge duidelijk zijn.
De heer Postema (PvdA):
Ook dat waag ik te bestrijden. Ik denk dat er helemaal geen evenwichtige belangenafweging wordt gemaakt. Op grond van welke informatie zou dat dan gebeurd zijn? Wij pleiten ervoor om dat inzichtelijk te maken. Ik denk dat het fair zou zijn wanneer je bij fiscale maatregelen een soort evenredigheid voor ogen houdt. Dat is bij dit soort grenseffecten soms niet het geval. Dat zouden we graag inzichtelijk hebben.
Staatssecretaris Weekers:
Ik heb geprobeerd om een aantal grenseffecten in beeld te brengen. Om een voorbeeld te noemen, voor de tabaksaccijns heb ik een grenseffectrapportage bij de stukken voor Prinsjesdag aan het parlement gezonden. Daaruit blijkt dat de achterblijvende ontvangsten in 2013 voor een groot deel zijn te wijten aan voorraadvorming in reactie op de verhoging van het tarief per 1 januari. We hebben de accijns op tabak in 2013 namelijk al een keer verhoogd. De achterblijvende ontvangsten zijn alsmede te wijten aan het nog langer kunnen aankopen van tabaksproducten tegen het oude tarief. Daar was geen rekening mee gehouden. Het gaat om tijdelijke effecten. Wat we bij tabak ook zagen, is substitutie naar goedkopere tabaksproducten, zoals shag. Daarmee kunnen mensen zelf hun sigaretten samenstellen. Daarnaast konden we een stukje van het verlies alloceren aan mogelijke grenseffecten. Dat was voor mij aanleiding om de in het regeerakkoord afgesproken verhoging van de tabaksaccijns niet per 1 januari aanstaande door te voeren. Ik vreesde dat we dan weliswaar een hogere accijns per pakje sigaretten of shag zouden vragen, maar dat er dan zodanig sprake zou zijn van weglekken dat de schatkist er niets mee opschiet. Dan is het alleen maar mensen pesten, en dat moeten we niet doen. Tegelijkertijd heeft de PvdA-fractie in de Tweede Kamer gezegd: zorg ervoor dat van uitstel geen afstel komt. We hebben dit een jaar verplaatst. Dat betekent dat de verhoging van de tabaksaccijns per 1 januari 2015 zal plaatsvinden.
In het regeerakkoord was afgesproken dat de accijns op bier en wijn met 14% zou worden verhoogd en dat de accijns op gedestilleerd met 5% zou worden verhoogd. Ook daarbij heb ik gekeken naar de verschillen met België en Duitsland. Die verschillen zouden met name ten aanzien van bier en wijn substantieel worden. Daarom heb ik gezocht naar alternatieven. Uiteindelijk is het kabinet gekomen met voorstellen om deze accijnsverhogingen te matigen. De accijns op bier, wijn en gedestilleerd gaat 5% omhoog en een stukje van de gemiste opbrengst hebben we gedekt met de frisdrankenbelasting. Het betreft een bescheiden verhoging van 2 cent op een fles frisdrank van een liter en 1,5 cent op een pak vruchtensap van een liter. Als je dit in perspectief plaatst, kun je er geen grote grenseffecten van verwachten. Het kabinet houdt het dus wel degelijk in de gaten.
Accijnsverhogingen en btw-verhogingen kennen hun grenzen in de tariefstelling van de buurlanden. Hetzelfde geldt voor de vergroening van het fiscale stelsel. Daar kunnen zeer nobele en goede redenen voor zijn, maar het kent zijn grenzen in de concurrentiekracht van je eigen bedrijfsleven. Als je je eigen bedrijfsleven op bepaalde onderdelen te zwaar belast, kunnen bedrijven niet meer concurreren op de Europese markt. Dat betekent dat je ze wegjaagt. Zo proberen we toch met een mix van maatregelen te komen waarbij we de pijn wat verdelen, maar dat neemt niet weg dat het bij de ene ondernemer, met name in de grensstreek, pijn kan doen. Dat kan ik ook niet verhelen.
Brondocumenten
-
voortzetting Algemene financiële beschouwingen Handelingen EK 2013/2014, nr. 9, item 11, blz. 76-106
-
23 juni 2015
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
1 juni 2015
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten: -
7 april 2015
nieuwe deadline: 1 juli 2015
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
20 maart 2015
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
13 mei 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten: -
25 april 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
19 november 2013
toezegging gedaan
Toezegging Vrijstelling contant geld box 3-heffing (33.750) (T01874)
De staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Nagel (50PLUS), toe in de kabinetsreactie op het rapport van de commissie-Van Dijkhuizen - verwacht vóór 1 april 2014 - terug te komen op de vrijstellingsgrens voor contant geld in box 3.
Nummer | T01874 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 19 november 2013 |
Deadline | 1 juli 2014 |
Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris van Financiën |
Kamerleden | J.G. Nagel (50PLUS) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | box 3-heffing Commissie Van Dijkhuizen |
Kamerstukken | Miljoenennota 2014 (33.750) |
Handelingen I 2013-2014, 33750, nr. 9 - blz. 98
Staatssecretaris Weekers:
[...]
Ik sluit af met de vraag van de heer Nagel van 50PLUS. Hij zei dat mensen, gelet op de inkomsten uit box 3, elk bedrag moeten opgeven van meer dan € 512 aan contanten, aan boekenbonnen of dat zij op een chipkaart hebben staan. Ik voel mee met de overwegingen, de gevoelens, die de heer Nagel in zijn inbreng naar voren bracht. Wij moeten natuurlijk voorkomen dat mensen tegen het einde van het jaar massaal contant geld gaan opnemen, om daarmee minder box 3-heffing te hoeven betalen. Wij moeten altijd een bepaalde grens aanhouden. Waar wij die grens ook trekken, het is altijd arbitrair. Het lijkt mij echter zinvol om nog eens te bekijken of de grens die ooit in de wet is opgenomen, aan heroverweging toe is. Ik kan de consequenties daarvan niet allemaal overzien. Bovendien kan ik het toch niet voor 2014 aanpassen, omdat de Tweede Kamer vandaag al over het Belastingplan heeft gestemd. In de kabinetsreactie op het rapport van de commissie-Van Dijkhuizen wil ik op dit thema terugkomen. De commissie-Van Dijkhuizen heeft een en ander gezegd over box 3. De kabinetsreactie volgt voor 1 april, aan het einde van het eerste kwartaal van volgend jaar. Ik ben gaarne bereid om het punt van de heer Nagel daarin mee te nemen.
Brondocumenten
-
voortzetting Algemene financiële beschouwingen Handelingen EK 2013/2014, nr. 9, item 11, blz. 76-106
-
23 september 2014
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
16 september 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
brief van de staatssecretaris van Financiën over fiscale moties en toezeggingen
voor kennisgeving aangenomen door de Commissie Financiën op 23 september 2014
EK, Q
-
-
Bouwstenennotitie schenk- en erfbelasting
-
-
Fiscale vergroening
-
-
Maatregelen op het gebied van het pensioen in eigen beheer
-
-
11 september 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
19 november 2013
toezegging gedaan