Rappelabele toezeggingen Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Totaaloverzicht 2013)



 




Toezegging overleg met de staatssecretaris van SZW (31.736) (T01057)

De minister gaat, nar aanleiding van opmerkingen van het lid Slagter-Roukema, in overleg met de staatssecretaris SZW na, hoe in het kader van schuld hulpverlening de ‘tweedemaands brief’ kan dienen als een ‘early warning’ signaal aan bijvoorbeeld gemeenten.


Kerngegevens

Nummer T01057
Status voldaan
Datum toezegging 23 juni 2009
Deadline 1 januari 2013
Verantwoordelijke(n) Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Kamerleden drs. T.M. Slagter-Roukema (SP)
Commissie commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen early warning
schulden
schuldregelingen
wanbetalers
zorgverzekeringen
Kamerstukken Structurele maatregelen wanbetalers zorgverzekering (31.736)


Uit de stukken

Handelingen 2008-2009, nr. 36, blz. 1647-1671

(...)

Blz. 1652

Mevrouw Slagter-Roukema (SP): “Kan de minister in dit verband toezeggen dat hij er bij zijn collega van SZW op zal aandringen dat in de wettelijke regeling van gemeentelijke schuldhulpverlening geregeld wordt dat alle publieke voorzieningen en nutsvoorzieningen meewerken aan een minnelijke schuldenregeling?”

(…)

Blz. 1659

Minister Klink: “In de tweedemaandsbrief wordt dus direct een aanbod voor schuldhulpverlening gedaan. Daar vindt dus in feite een scheiding plaats tussen de nietkunners en de nietwillers, want na twee en opnieuw na vier maanden wordt eenieder gewezen op de mogelijkheid van schuldhulpverlening. Ik zei al dat het kabinet daarin investeert via de staatssecretaris van Sociale Zaken. Toen ik mij verdiepte in deze materie, heb ik mij voorgenomen om nog eens na te gaan in hoeverre in het protocol dat wordt gesloten tussen NVVK, Zorgverzekeraars Nederland, de gemeenten en dergelijke instanties, de twee- en viermaandenbrief via het inlichtingenbureau een soort signaal kan doen ontstaan waardoor gemeenten vrij actief de mensen benaderen die betalingsachterstand beginnen op te lopen. Dat is wat staatssecretaris Klijnsma wil. Wellicht dat dit, gevoegd bij andere signalen, een krachtig signaal kan geven voor gemeenten om op te treden. Ik zal dit protocol nog eens tegen dat licht houden.”

(…)

Blz. 1666

Minister Klink: “Mevrouw Slagter vroeg in hoeverre ik bij de staatssecretaris van SZW erop kan aandringen dat alle schuldeisers meewerken aan een minnelijke schuldregeling. De

schuldhulpverlening is er natuurlijk op gericht om het totaal van de schulden die iemand heeft mee te nemen in het oplossen van de schuldenproblematiek. Wat mevrouw Slagter vraagt is het uitgangspunt van het geheel. Ik zal aan de staatssecretaris van SZW vragen in hoeverre wij gemeenten kunnen vragen in hoeverre die ″tweedemaandsbrief″ direct een aanknopingspunt kan zijn voor proactief optreden.”

(…)

Blz. 1670

Minister Klink: “Ik zal met de staatssecretaris van SZW bespreken in hoeverre de

schuldhulpverleningstrajecten vanaf de tweede maand met spoed kunnen worden aangevat op basis van de signaalwaarde die daarvan uitgaat.”

(…)

Minister Klink: “In relatie tot een early warning het volgende. Ik gaf zo-even al aan dat ik met de staatssecretaris van SZW zal overleggen over de vraag in hoeverre de tweedemaandsmelding, en het feit dat de gemeenten via het IB in kennis worden gesteld, een signaalwaarde kan zijn na alles uit de kast gehaald te hebben, om mensen te vrijwaren van eventuele bestuursrechtelijke premie.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging ratificatie andere landen (31.267/31.283) (T01083)

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zegt naar aanleiding van een vraag van het Lid Westerveld (PvdA) dat hij zich zal inzetten om ook andere landen zo ver te brengen om de herziene Europese Sociale Code te ratificeren.


Kerngegevens

Nummer T01083
Status voldaan
Datum toezegging 8 september 2009
Deadline 1 januari 2011
Verantwoordelijke(n) Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Hoofdverantwoordelijke)
Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Kamerleden dr. M. Westerveld (PvdA)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie legisprudentie
Onderwerpen Europese code sociale zekerheid
ratificatie
Kamerstukken Goedkeuring herziene Europese Code inzake sociale zekerheid (31.283)
Goedkeuring opzegging deel VI Europese Code inzake sociale zekerheid (31.267)


Uit de stukken

Handelingen EK 2008-2009, 41 - 1925

Mevrouw Westerveld (PvdA): “Ik heb een andere vraag, die aansluit bij mijn inbreng en bij het antwoord van de minister over de andere landen. De minister zegt dat er eigenlijk geen enkel ander land is dat dit overweegt. Ik vind dat een beetje een teleurstellend antwoord. De minister zal het ongetwijfeld ook een teleurstellend feit vinden, maar heeft hij er een verklaring voor? Is Nederland actief bezig om andere landen over de streep te trekken om het voor elkaar te krijgen? Waarom verkeren wij in deze eenzame positie? Kan de minister daar iets meer over zeggen?”

Minister Donner: “De situatie waarin we verkeren, hangt ook samen met de reden waarom wij nu opzegging van deel VI van de code overwegen. De situatie bij beide verdragen is gevolg van het naast elkaar bestaan van de twee codes. Nederland, zowel het departement van Sociale Zaken en Werkgelegenheid als dat van Buitenlandse Zaken, heeft alleszins de bedoeling om zich ervoor in te zetten om ook andere landen te bereid te vinden tot ratificatie van de herziene code, maar zolang we de code niet zelf hebben geratificeerd, kunnen we moeilijk ″all out″ gaan om ook andere landen te overtuigen. Als deze Kamer instemt, wordt het mogelijk om daar nog veel actiever op in te zetten, maar als ik nu bij een ander land zou komen met de vraag of men zou willen overwegen om de code te ratificeren, met alle voordelen die dat heeft, zal het andere land vragen: maar hebt u het dan zelf geratificeerd? En dan kan ik alleen zeggen dat er een wetsvoorstel bij de Eerste Kamer ligt, dat nog moet worden aanvaard.”

Mevrouw Westerveld (PvdA): “Kan de minister voor dat andere land wel alle voordelen invullen die ratificatie voor dat land heeft, of verwacht hij eigenlijk dat dit meer symbolisch is, zodat de situatie kan ontstaan waarin wij twintig jaar lang de enige zijn die de nieuwe code hebben aanvaard?”

Minister Donner: “Dat laatste acht ik niet waarschijnlijk. Tegelijkertijd kan ik nu ook niet zeggen dat wij bewegingen bij andere landen zien om wel te ratificeren. De heer Elzinga vroeg waarom wij het nu doen en niet tien jaar geleden. De situatie is op dat punt niet veranderd. Wat wel is veranderd, is dat we ons nu genoodzaakt voelen om deel VI op te zeggen en we ons daarom in ieder geval voor onszelf wel willen binden aan de norm van de herziene code, ook met betrekking tot het binnenlandse effect daarvan. Om ook het buitenlandse effect te krijgen, kan ik in ieder geval toezeggen dat we ons ook zullen inzetten om andere landen zo ver te brengen, maar om dat te doen, hebben we eerst de ratificatie nodig.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Jaarlijkse toezending door regering van informatie over staat van het onderwijs en de zorg op de BES-eilanden (31.957) (T01156)

De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag/opmerking van de leden van de SP-fractie (i.c. Ten Horn), toe dat zij de staat van het onderwijs en van de zorg op de BES-eilanden, waarover jaarlijks tot aan de eerste evaluatie aan de Tweede Kamer wordt gerapporteerd, in antwoord op de motie-Leerdam c.s., ook aan de Eerste Kamer zal toezenden


Kerngegevens

Nummer T01156
Status voldaan
Datum toezegging 27 april 2010
Deadline 1 januari 2015
Voormalige Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Kamerleden dr. G.H.M.M. ten Horn (SP)
Commissie commissie voor Koninkrijksrelaties (KOREL)
Soort activiteit Nota naar aanleiding van het verslag
Categorie brief/nota
Onderwerpen Caribisch Nederland
onderwijs
zorg
Kamerstukken Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (31.957)


Uit de stukken

Kamerstukken I 2009/10, 31954 B, blz. 12

Leden SP-fractie (i.c. Ten Horn):

De leden van de SP-fractie verzoeken overigens de staatssecretaris de staat van het onderwijs en van de Zorg op de BES-eilanden, waarover jaarlijks tot aan de eerste evaluatie aan de Tweede Kamer wordt gerapporteerd, in antwoord op de motie-Leerdam c.s. (Kamerstukken II 2009/10, 31 954, nr. 23), eveneens aan de Eerste kamer toe te zenden.

Kamerstukken I 2009/10, 31954 C, blz. 13

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties:

De leden van de SP-fractie verzoeken de Staatssecretaris de staat van het onderwijs en van de Zorg op de BES-eilanden, waarover jaarlijks tot aan de eerste evaluatie aan de Tweede Kamer wordt gerapporteerd, in antwoord op de motie-Leerdam c.s., eveneens aan de Eerste Kamer toe te zenden. Uiteraard ben ik bereid de stukken over deze onderwerpen die naar de Tweede kamer worden gezonden eveneens naar de Eerste Kamer te zenden.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Deelname aan verwijsindex door scholen (31.855) (T01163)

De minister voor Jeugd en Gezin zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Kuiper, toe na te gaan of scholen daadwerkelijk deelnemen aan de verwijsindex; dit punt wordt ook meegenomen in de evaluatie.


Kerngegevens

Nummer T01163
Status voldaan
Datum toezegging 26 januari 2010
Deadline 1 juli 2015
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister voor Jeugd en Gezin
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Kamerleden prof. dr. R. Kuiper (ChristenUnie)
Commissie commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen scholen
verwijsindex risicojongeren
Kamerstukken Verwijsindex risicojongeren (31.855)


Uit de stukken

Handelingen I 2009-20010, nr. 16 – blz. 623

De heer Kuiper (ChristenUnie): Mijn volgende punt gaat over het meldrecht en de grenzen daarvan. […] Vandaar dat het wetsvoorstel uitgaat van een meldrecht en niet van een meldplicht. De minister stelt echter ook dat het niet gebruikmaken van dit meldrecht niet vrijblijvend kan zijn. Als het belang van het kind melding vereist, zou dit wel moeten gebeuren. In dit licht zou ik de minister willen vragen of de situatie van bijvoorbeeld scholen niet anders is dan die van hulpverleners. Op scholen is er geen sprake van een hulpverlenersrelatie, maar de kinderen bevinden zich wel een groot deel van hun tijd op school. Ik stel deze vraag omdat mij ter ore is gekomen dat scholen soms afzien van deelname met een beroep op dat meldrecht. Ze vatten het op alsof ze geen verplichting hebben om mee te doen. Ik zou denken dat de omgeving waar jongeren een belangrijk deel van hun dag doorbrengen, zich niet zou dienen te onttrekken aan de verwijsindex. Sterker nog, juist omdat scholen de plek zijn waar jongeren dagelijks kunnen worden gevolgd en veel signalen omtrent hun situatie kunnen worden opgevangen, zouden zij moeten meedoen aan de verwijsindex.

Handelingen I 2009-20010, nr. 16 – blz. 653

Minister Rouvoet: De heer Kuiper vroeg of de situatie op de scholen niet van een andere aard is dan bij hulpverleners. Daar heeft hij gelijk in. Dat geldt overigens ook voor de politie, of de schuldhulpverlening: het is kwalitatief anders. Voor scholen is dit inderdaad nog eens zo belangrijk, omdat dit dé vindplaats is waar jongeren het grootste deel van de week zijn, als het goed is. Dus is het van belang dat scholen zijn aangehaakt bij de VIR. Daarom horen ze ook bij de kring van instanties met meldende bevoegdheden. De heer Kuiper verwees naar algemene signalen dat het onderwijs niet mee zou willen doen. Voor een individuele school kan wellicht gelden dat men daar aarzeling heeft. Ik hoop dat dit soort debatten eventuele onzekerheid daar wegneemt. Ik deel met de heer Kuiper het belang van het aanhaken van scholen. Kijk naar de rol van zorgen adviesteams, de verbinding met de jeugdzorg en dergelijke. Er is geen aansluitverplichting voor instanties, en er is geen reden om dat voor scholen wel te doen. Wij delen onze mening dat zeker scholen zich niet mogen onttrekken aan de verwijsindex.

Handelingen I 2009-20010, nr. 16 – blz. 653

De heer Kuiper (ChristenUnie): Ziet de minister daar een rol in voor zichzelf om nog krachtiger bij scholen onder de aandacht te brengen dat ze dit dus wel moeten doen? Misschien bereiken ook de minister daar signalen over; mij hebben immers signalen bereikt    dat op individuele scholen gezegd wordt: dat hoeft niet, bij ons is er eigenlijk niet zo veel aan de hand. Die houding moet worden doorbroken.

Handelingen I 2009-20010, nr. 16 – blz. 653

Minister Rouvoet: Ik ben altijd geïnteresseerd in algemene signalen. Als dit echt een rol speelt bij een individuele school in een bepaalde gemeente, is de betreffende wethouder de eerste die er ″last″ van heeft. Hij merkt als eerste dat een school, of misschien een aantal scholen, zich onttrekt aan samenwerkingsafspraken, waaraan ze zich in gevolge de wetgeving waar nog aan gewerkt wordt, wel moet houden. De wethouder ter plaatse kent de scholen en wellicht ook de beweegredenen. Als het een lokaal probleem is, gerelateerd aan een school of aan een schoolorganisatie, is mijns inziens de wethouder de aangewezen persoon om dat misverstand uit de wereld te helpen. Mocht het zo zijn dat landelijk hele sectoren of het onderwijs zich daarin terughoudend opstellen, dan is een route vergelijkbaar met die bij de KNMG ook voor mij de aangewezen weg. In eerste instantie zou ik dit echter wel bij de gemeente en de wethouder laten liggen. Mocht de heer Kuiper meer algemene signalen hebben ontvangen, dan houd ik mij zeer aanbevolen. Daar ben ik graag toe bereid.

Handelingen I 2009-20010, nr. 16 – blz. 653

Minister Rouvoet: Exact. Dat bedoelde ik met de afspraken waar de wethouder verantwoordelijk voor is. Dat ziet op die verbinding tussen jeugdgezondheidszorg, het lokale jeugddomein en welzijn met de onderwijsstructuur en het onderwijsdomein.

Handelingen I 2009-20010, nr. 16 – blz. 653

De heer Kuiper (ChristenUnie): Zal dit nog in de gaten gehouden worden over een tijdje? Komt er over een jaar bijvoorbeeld een beeld van de wijze waarop dit gaat? Kunnen wij dan ook aanhaken? Kan de minister toezeggen dat hij een bepaalde actie zal ondernemen,

mocht dit het geval zijn?

Handelingen I 2009-20010, nr. 16 – blz. 653

Minister Rouvoet: Volgaarne. Er zal sowieso een evaluatie plaatsvinden. Mochten zich problemen voordoen in bepaalde domeinen – dat kunnen de scholen zijn, maar dat kan ook een andere sector zijn, dat kan ook een blijvend verschil van mening zijn met een medische beroepsgroep – dan zullen wij die uiteraard signaleren en proberen te verhelpen. Wij zullen zeker bij de scholen een vinger aan de pols houden op dit specifieke punt bij het volgen van de implementatie en het feitelijk functioneren van de verwijsindex. Dat zeg ik graag toe.

Handelingen I 2009-20010, nr. 16 – blz. 664

Minister Rouvoet: Op het punt van de scholen dacht ik hem voldoende tegemoet te zijn gekomen. Wij houden dat goed in de gaten. Sowieso is er een evaluatie. Over vier jaar kunnen wij in die evaluatie samen naar de verschillende punten kijken.


Brondocumenten


Historie

  • 6 oktober 2015
    nieuwe status: voldaan
  • 18 september 2015
    nieuwe status: openstaand
    Voortgang:
  • 4 april 2014
    nieuwe deadline: 1 juli 2015
    nieuwe status: openstaand
    Voortgang:
    documenten:
  • 7 juni 2011
    nieuwe commissie: commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
  • 7 juni 2011
    commissie vervallen: commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport / Jeugd en Gezin (VWS/JG)
  • 14 oktober 2010
    nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
  • 14 oktober 2010
    verantwoordelijkheid verlopen: Minister voor Jeugd en Gezin
  • 26 januari 2010
    nieuwe status: openstaand
  • 26 januari 2010
    toezegging gedaan






Toezegging Evaluatie wetsvoorstel (32.150) (T01266)

De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, zegt de Kamer, naar aanleiding van opmerkingen van de leden Van de Beeten, Swenker en Slagter-Roukema, toe de Kamer op korte termijn een brief met daarin het plan van aanpak voor de evaluatie te sturen.


Kerngegevens

Nummer T01266
Status voldaan
Datum toezegging 15 februari 2011
Deadline 1 juli 2014
Verantwoordelijke(n) Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Kamerleden mr. R.H. van de Beeten (CDA)
G. van den Berg (SGP)
drs. J. Hamel (PvdA)
drs. T.M. Slagter-Roukema (SP)
mr. P. Swenker (VVD)
Commissie commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen evaluaties
onverzekerden
zorgverzekeringen
Kamerstukken Opsporing en verzekering onverzekerden zorgverzekering (32.150)


Uit de stukken

Handelingen I 2009/10, nr. 18 - blz. 25-31, 45-53

Blz. 31

De heer Van de Beeten (CDA):

Mijn eerste vraag aan de minister - ik begrijp best dat ze daarop niet onmiddellijk volmondig ja zal zeggen - is of ze de evaluatie van onverzekerden zo veel mogelijk met een open geest wil benaderen. Wil zij zich, als het aan de orde komt, afvragen of het wel de juiste weg is geweest, en of we niet moeten kijken naar andere wegen?

"Ik hoop dat de minister wil toezeggen dat ze met die invalshoek wil kijken naar de evaluaties en wil reageren op de bijdragen van de collega's.

Blz. 50

Minister Schippers:

De heer Van de Beeten vroeg, de evaluatie met een open geest te benaderen. Dat was ik zeker van plan. Mijn toezegging om een pilot te houden, is daarvan een voorbeeld. Wij moeten dit goed monitoren en grondig evalueren. Ik zie deze wet niet als een afronding. Ik zeg niet: hiermee zijn wij klaar; verder hoeven wij er niets meer aan te doen. Het gaat om een serieuze zoektocht naar de beste weg. Dit is immers een heel diverse en heel moeilijke groep. Daarom is het een doorlopende zoektocht, ten eerste om de groep beter in beeld te krijgen – daarop wees mevrouw Swenker terecht al – en ten tweede om met het oog daarop maatwerk te kunnen leveren. Mijn insteek is zeker niet dat wij één mal op iedereen willen leggen.

blz. 51

Mevrouw Swenker (VVD):

Wij hebben in de stukken gelezen dat er te zijner tijd een evaluatie komt. Nu is even de vraag: wanneer wat waar? Wanneer is de bestandsvergelijking voldoende zodat de minister

weer precies het verhaal kan vertellen? Wanneer weten wij genoeg na een eerste pilot? Hoe lang moet die lopen? Enzovoorts.

Mevrouw Slagter-Roukema (SP):

Net als de VVD-fractie willen de SP-fractie en de GroenLinks-fractie, die ik natuurlijk ook weer even moet noemen, duidelijker hebben hoe en op welke punten er geëvalueerd

gaat worden. Wij hebben een aantal punten genoemd. Misschien is het handiger om een en

ander na afloop van het debat in een brief op te schrijven.

blz. 53

Minister Schippers:

Omdat ik toch een brief schrijf over de pilot, stel ik voor om het plan van aanpak voor de evaluatie in diezelfde brief te zetten. Dan kan de Kamer nagaan of er naar haar mening dingen ontbreken en hoe wij een en ander kunnen vervolmaken.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Analyse huidige wetten in relatie tot de elektronische uitwisseling (31.466) (T01277)

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Thissen, toe dat er een scan wordt gemaakt van de bestaande wetten zoals de WGBO om te kijken of deze verbeterd kunnen worden in relatie tot de elektronische uitwisseling van gegevens. Het resultaat van deze scan zal voor de zomer worden gepresenteerd aan de Kamer.


Kerngegevens

Nummer T01277
Status voldaan
Datum toezegging 10 mei 2011
Deadline 1 juli 2013
Verantwoordelijke(n) Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Kamerleden C. P. Thissen (GroenLinks)
Commissie commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
Soort activiteit Mondeling overleg
Categorie legisprudentie
Onderwerpen analyse
elektronische patiëntendossiers
scan
Kamerstukken Elektronisch patiëntendossier (31.466)


Uit de stukken

EK 31.466 AB, verslag mondeling overleg, blz. 2-3

De heer Thissen (GroenLinks):

"Deze Kamer heeft in grote meerderheid, met uitzondering van de fracties van D66 en het CDA, de motie gesteund waarin de minister gevraagd is om te stoppen met het landelijk schakelpunt. Wij willen het debat daarover niet overdoen, maar zijn wel benieuwd naar de manier waarop de minister de verantwoordelijkheid in dat moratorium, die afbouwperiode, gaat waarmaken. Hoe gaat de minister dat, op basis van die regionale epd-veiligheid en het gebruik van het burgerservicenummer ten behoeve van uitwisseling in de zorg -- zo heet het wetsvoorstel feitelijk; dat is ten onrechte "elektronisch patiëntendossier" gaan heten waardoor er allerlei doembeelden zijn opgekomen -- in de tussentijd doen? Welke rol speelt Nictiz daarin? Dat is in de kern de toelichting die nu nog nodig is."

Minister Schippers:

" Wij vinden het belangrijk om zorgvuldigheid te betrachten tegenover de organisaties die jarenlang werk hebben gedaan voor ons: Nictiz, het landelijk schakelpunt. Wij hebben niet de dag na het Kamerdebat overal de stekker uitgetrokken. Wij hebben gezegd: wij hanteren een overgangstermijn van drie maanden waarin organisaties zelf kunnen kijken hoe zij hun toekomst zien. Dat daar geen overheidsbemoeienis bij komt, is evident. Ik heb dat ook hier al aangegeven. Nictiz kijkt nu naar de mogelijkheden tot elektronische uitwisseling hierna. Ik bekijk dat met alle koepels. Daarbij wordt ook gekeken naar de financiering. Een deel van Nictiz zal altijd door ons gefinancierd worden. Dat is het deel dat zich bezighoudt met de standaarden, de ontwikkeling daarvan, en de protocollen. Die hebben wij gewoon nodig, ook voor de regionale systemen. Wij moeten er gewoon voor zorgen dat wij in één taal met elkaar spreken. Daarvoor zijn echter niet de 100 mensen nodig die er nu zitten.

Wij hanteren een overgangstermijn van drie maanden, dus op 11 juli is bekend hoe het verdergaat. Daartoe hebben wij wel besloten. Ik vind zelf dat als de overheid geen verantwoordelijkheid heeft, deze ook geen financiële bemoeienis heeft met het LSP. Dat geldt ook voor het klantenloket. Het klantenloket is wel heel belangrijk, want dat geeft de gebruikers van welk epd dan ook toegang tot informatie daarover en de mogelijkheid om een klacht in te dienen. Dat hangt evenwel meer samen met de wetten die wij moeten aanpakken. Welke eisen stellen wij nu eigenlijk aan elektronische uitwisseling? Dat gaan wij bekijken in de bestaande wetten. Ik ga dus geen nieuw wetsvoorstel over de elektronische uitwisseling van gegevens maken. Ik kom voor de zomer echter wel naar de Eerste en Tweede Kamer met een resultaat van de scan van wat er nu eigenlijk met al die wetten moet gebeuren. Wat moet er gebeuren met de Wet bescherming persoonsgegevens en de WGBO? Zit daar voldoende in? Zijn deze onvoldoende? In het wetsvoorstel dat is verworpen, zaten verbeteringen. Ik wil natuurlijk zien hoe die verbeteringen in de bestaande wetten kunnen worden opgenomen. Daarvoor neem ik even de tijd. Voor de zomer kom ik daarmee bij uw Kamer terug. Is dit voldoende?

De heer Thissen (GroenLinks):

" Ja. Zegt u hiermee feitelijk dat u werkt aan een veilige digitale uitwisselingsstructuur zonder verantwoordelijkheid voor het landelijk schakelpunt te nemen?"

Minister Schippers: "Ik wil in elk geval mijn verantwoordelijkheid nemen ten aanzien van de wettelijke omgeving. Daarom scan ik de huidige wetten en heb ik het voornemen om de huidige wet op te plussen in plaats van met een nieuw wetsvoorstel te komen. Verder wil ik zorgvuldig zijn ten aanzien van organisaties als Nictiz."

EK 31.466 AB, verslag mondeling overleg, blz. 6

Minister Schippers: "De eerste exercitie is er echt een van juristen. Wij gaan echt juridisch kijken. Ik weet niet of het College daar nog bij betrokken is. Volgens mijn ambtenaren is dat het geval. Er wordt in elk geval juridisch naar gekeken: voldoen deze wetten, zijn ze houdbaar, zijn ze voldoende up-to-date in relatie tot de elektronische uitwisseling? Daarna komt het wetgevingstraject. Ik kom eerst met de analyse naar u toe. Op basis van die analyse bekijk ik welke wetswijzigingen wij moeten hebben. Die gaan naar de Raad van State. Dat traject neemt altijd enige tijd in beslag."


Brondocumenten


Historie







Toezegging Overschrijdingen gezondheidszorg (29.689 / 30.597, G) (T01372)

De minister van VWS onderstreept het belang om de informatie over overschrijdingen in de gezondheidszorg eerder beschikbaar te krijgen en zegt de Kamer, naar aanleiding van een opmerking van het lid De Grave, toe prioriteit te geven aan het op orde brengen van de informatievoorziening over de zorgproductie en de Kamer op de hoogte te houden van de gemaakte vorderingen.


Kerngegevens

Nummer T01372
Status voldaan
Datum toezegging 5 juli 2011
Deadline 1 januari 2013
Verantwoordelijke(n) Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Kamerleden Mr. F.H.G. de Grave (VVD)
Commissie commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
Soort activiteit Mondeling overleg
Categorie legisprudentie
Onderwerpen gezondheidszorg
informatie
overschrijdingen
Kamerstukken Toekomst AWBZ (30.597)
Herziening Zorgstelsel (29.689)
Geestelijke gezondheidszorg (25.424)


Uit de stukken

Mondeling Overleg, 2010-2011, nr. 29.689/30.597 - blz. 4-6

Minister Schippers: Het probleem van de gezondheidszorg is dat aanpassingen niet, zoals op andere beleidsterreinen, op Prinsjesdag gebeuren en worden meegenomen in begrotingbehandeling, maar in de voorjaarsnota worden geregeld; en niet in die van het lopende jaar maar van een jaar terug. Het probleem van de gezondheidszorg is dat we alles pas zo laat zien, omdat de informatievoorziening ook pas zo laat echt goed op orde is. Bij de ziekenhuizen hebben de dbc's sowieso een sluitingstijd van een jaar. Wij zijn overigens hard bezig om hiervoor oplossingen te vinden. Het eerste wat ik deed toen ik begon, was hierover spreken met de minister van Financiën. We hebben daarvoor meteen een werkgroep ingesteld. Ook Zorgverzekeraars Nederland heeft met een aantal partijen een werkgroep in het leven geroepen. Hoe kunnen we de informatie sneller krijgen zodat wij sneller in de gaten hebben wat er gebeurt? Dan kun je sneller ingrijpen en zijn kleinere ingrepen noodzakelijk om bij te sturen en binnen het kader te blijven. Als je de cijfers pas achteraf ziet, is het al gebeurd en kun je er niets meer aan doen.

De heer De Grave (VVD): [...] In de volksgezondheid werkt het anders, omdat de premies op tijd moeten worden vastgesteld en de hele uitvoeringswereld vraagt om tijdige informatie. Alles moet worden uitgewerkt en daarom is met het veld afgesproken dat het tijdig gebeurt. Als we meer tijd willen, is het enige wat we kunnen doen, maximaal inzetten op het eerder beschikbaar krijgen van de informatie over overschrijdingen in het jaar t-1 dan nu. Nu komt die echt te laat en lopen we steeds tegen hetzelfde probleem aan. De Kamer dan wel de uitvoerende partijen zijn boos. Er is altijd een probleem. Volgens mij is het mogelijk om die informatie eerder te krijgen dan pas in mei. Kan de minister toezeggen ons als Kamer zo snel mogelijk te informeren over wat er concreet kan worden afgesproken? Het moet mogelijk zijn om die informatie, misschien op een aggregatieniveau van 95%, eerder te hebben. Dat is de enige manier om dit probleem op te lossen.

De voorzitter: Kan de minister dit toezeggen? Dan noteren we dat.

Minister Schippers: Dit traject hebben we voluit ingezet. Het heeft te maken met de contractering door verzekeraars. We hebben ook met de verzekeraars afgesproken -- toevallig is dit gisteren ondertekend -- * dat ze niet meer aan het eind van het jaar gaan contacteren. Als ze pas in november contracteren, wordt het allemaal heel onbeheersbaar.

Als je al in april voor het komende jaar contracteert, kun je in juli of augustus zeggen: we lopen uit de pas. Dan is het ook afgelopen met de overschrijdingen die er elke keer zijn, want je kunt afspraken maken. Het is dan allemaal veel makkelijker bij te sturen, zonder grote ingrepen. Ik zeg van harte toe dat het op orde brengen van die informatievoorziening een prioriteit is en dat wij de Kamer op de hoogte houden van de vorderingen die we daarin maken. We hebben nu principeafspraken gemaakt met verschillende partijen om het te versnellen. Die moeten natuurlijk nog wel harder worden. Uiteindelijk moeten we zeggen: dit zijn de termijnen, hieraan kunnen we elkaar houden. Dan kunnen we wellicht in juli, augustus in de boeken van de verzekeraars bekijken hoe het erbij staat. Op basis daarvan kunnen we dan eventueel aanpassingsmaatregelen treffen. De angel zit in de uitvoering van de verzekeraars, die dat halfjaar nodig hebben voor premieberekening en risicoverevening.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Motie Tweede Kamer eigen bijdrage GGZ (29.689 / 30.597, G) (T01375)

De minister van VWS zal de Kamer, naar aanleiding van een opmerking van de voorzitter, op de hoogte houden van de manier waarop de meest kwetsbare doelgroepen bij het heffen van een eigen bijdrage GGZ kunnen worden ontzien en de Kamer informeren over de gevolgen van de uitvoering van de motie Van der Staaij / Bruins Slot inzake het inperken van het risico op zorgmijding (TK 25424, nr. 123).


Kerngegevens

Nummer T01375
Status voldaan
Datum toezegging 5 juli 2011
Deadline 1 juli 2013
Verantwoordelijke(n) Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Kamerleden drs. T.M. Slagter-Roukema (SP)
Commissie commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
Soort activiteit Mondeling overleg
Categorie brief/nota
Onderwerpen eigen bijdrage
geestelijke gezondheidszorg
verlagingen
Kamerstukken Toekomst AWBZ (30.597)
Herziening Zorgstelsel (29.689)
Geestelijke gezondheidszorg (25.424)


Uit de stukken

Mondeling Overleg, 2010-2011, nr. 29689 / 30597, G - blz. 3, 4 en 16

Mevrouw De Boer (GroenLinks): [...] De minister zei zonet dat er vanuit politieke overwegingen afspraken moeten worden gemaakt over het pakket. Naar mijn idee moeten in een AMvB bij uitstek zaken worden geregeld die betrekking hebben op de uitvoering. Daar wringt de schoen. De Kamers zouden meer gewicht in de schaal moeten leggen bij zaken waarbij het gaat om een politieke afweging. Daar zit een groot deel van de irritatie en pijn: heel veel heel belangrijke politieke keuzes worden via een AMvB geregeld.

De voorzitter: [...] Ondanks dat de minister doorgaat met het voorhangen van de AMvB's, zullen we toch nog aanvullende vragen stellen. Ook omdat we de mogelijkheid open willen houden om in het najaar een debat te voeren, en dan meer over de politieke statements die onder de beslissingen liggen. Dit was een punt van mevrouw De Boer. We worden heel graag op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen. Het kan zijn dat er de komende maanden zo veel dingen veranderen dat we in september helemaal blij zijn. Voorlopig houden nog even de mogelijkheid open dat we aanvullende vragen stellen.

Minister Schippers: Als de commissie vragen stelt, zal ik die uiteraard beantwoorden. Er is in de Tweede Kamer een motie aangenomen waar we deze week iets mee moeten doen. De gevolgen daarvan zal ik ook in de richting van deze Kamer sturen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Nieuw macrobeheersmodel (32.393) (T01408)

De minister van VWS zal de Kamer, naar aanleiding van een opmerking van het lid Putters, in 2012 informeren over het nieuwe model voor het macroheersingsinstrumentarium; de minister zal daarin de genoemde uitgangspunten meenemen.


Kerngegevens

Nummer T01408
Status voldaan
Datum toezegging 28 november 2011
Deadline 1 juli 2013
Verantwoordelijke(n) Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Kamerleden prof.dr. K. Putters (PvdA)
Commissie commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie lagere regelgeving
Onderwerpen instrumenten
macrobeheersinstrumentarium
WMG
Kamerstukken Wet aanvulling instrumenten bekostiging WMG (32.393)


Uit de stukken

Handelingen I 2011-2012, nr. 9- blz. 9-7- 22/36

blz. 9-7-25/26

Minister Schippers: Als u vraagt of ik niet veel meer behoefte heb aan een mbi, een macrobeheersingsinstrumentarium, is mijn antwoord "ja". Dat was echter voor 2012 juridisch niet haalbaar en het was ook niet houdbaar vanwege alle procedures die wij eventueel konden verwachten. Wij hebben gezegd dat het inderdaad niet de mooiste manier is, maar wij moeten de patiënt beschermen tegen eventuele premiestijgingen. De inkt van het hoofdlijnenakkoord is nog niet droog. Ik verwacht van verzekeraars en zorgaanbieders dat zij hun uiterste best doen dat wij hiermee het eerste jaar in ieder geval niet te maken hebben. Wij gebruiken dat jaar om een veel slimmer instrumentarium in elkaar te zetten. Ik heb dat ook toegezegd aan de Tweede Kamer. Zodra ik iets heb, ben ik zo blij dat ik dat u meteen zal schrijven. Het is complexer dan wij in eerste instantie dachten.

De heer Putters (PvdA): Dat betekent dus dat het instrument dat komend jaar ontwikkeld wordt, ook dichter aansluit bij wat verzekeraars en ziekenhuizen in eerste instantie hebben voorgesteld, namelijk dat het veel gedifferentieerder zou moeten zijn. Daarop koerst de minister toch meer aan?

Minister Schippers: Wij kijken naar een slim instrumentarium. Het onder andere door ZN ontwikkelde instrumentarium was juridisch onvoldoende houdbaar. Wij moeten kijken hoe wij het zodanig in elkaar kunnen steken dat het werkt, houdbaar is en dat wij een juist gedrag belonen en ongewenst gedrag niet. Je kunt dan ook kijken of er gecontracteerde zorg geleverd is en er allerlei dingen bij betrekken.

Minister Schippers: Een alternatief macrobeheersmodel moet juridisch solide, cijfermatig goed onderbouwd, uitvoerbaar, controleerbaar, handhaafbaar zijn en een betere verdeling dan de generieke toepassing geven.

blz. 9-7-31

De heer Putters (PvdA): Wij gaan ervan uit dat wij nog in 2012 daadwerkelijk met elkaar in gesprek raken over het nieuwe model dat ontwikkeld wordt en dat wij daarover worden geïnformeerd. Voor dat model moeten in ieder geval nog een paar uitgangspunten worden gemarkeerd. In de allereerste plaats moet het gedifferentieerder en dus rechtvaardiger zijn. Oorzaken van de overschrijding kunnen dan echt worden getackeld en daar worden geadresseerd waar ze worden gemaakt. Dat is dan niet zo'n generieke korting, maar er wordt bekeken waar de overschrijding plaatsvindt. In de tweede plaats moet er binnen dit model veel meer aandacht zijn voor gepast gebruik, want ook dat is noodzakelijk om de oorzaken van overschrijdingen te tackelen. In de derde plaats moet er binnen dat model echt naar uitkomstmaten toe worden gewerkt. In de vierde plaats moeten de informatieprocessen worden verbeterd. Ik ben blij met wat de minister hierover heeft gezegd aan het begin en aan het einde van haar termijn. Aan het begin had zij het over het verbeteren van de informatieprocessen in instellingen en in het systeem als zodanig. Volgens mij is dat nodig om de rekening überhaupt snel neer te kunnen leggen waar die hoort of goede afspraken te maken over de reductie van zorguitgaven. Dit moet echter wel ten minste parallel lopen met wat de minister aan het einde zei, namelijk dat ook de patiënt inzicht moet hebben in de kosten van de zorg. Die twee dingen horen bij elkaar. Als je het systeem niet zo laat werken dat dit duidelijk maakt waar de kosten worden gemaakt en waar de rekeningen worden neergelegd, dan is het in mijn ogen ook moeilijk uit te leggen aan de patiënt. Die twee punten horen dus bij elkaar. Misschien kan de minister nog bevestigen of dit de uitgangspunten zullen zijn voor het model dat richting 2013 ontwikkeld wordt.

blz. 9-7-34 .

Minister Schippers: Ik ben het eens met de uitgangspunten van het nieuwe model mbi. Ik denk dat die uitgangspunten, naast de rits die zelf heb opgenoemd, belangrijke elementen zijn. Zodra ik daar resultaten van heb, zal ik daar bij de Kamer op terugkomen."

De heer Putters (PvdA): Kan de minister aangeven wanneer wij dat ongeveer kunnen verwachten?

Minister Schippers: Dat hangt af van de complexiteit. Daar hebben wij ons al een keer in verslikt. Het mbi moet in 2013 ingaan, dus wij moeten daar tijdig mee zijn. Hoe eerder hoe beter, zo snel mogelijk nadat wij de problemen hebben overwonnen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Grenzen aan de zorg (32.393) (T01409)

De minister van VWS beraadt zich, naar aanleiding van een opmerking van het lid Ganzevoort, op welke wijze een zorginhoudelijke discussie over zinnige zorg georganiseerd kan worden en zal de Kamer hierover informeren.


Kerngegevens

Nummer T01409
Status voldaan
Datum toezegging 28 november 2011
Deadline 1 januari 2013
Verantwoordelijke(n) Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Kamerleden Prof.dr. R.R. Ganzevoort (GroenLinks)
Commissie commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen kwaliteit
reikwijdte
zorg
zorgdebat
Kamerstukken Wet aanvulling instrumenten bekostiging WMG (32.393)


Uit de stukken

Handelingen I 2011-2012, nr. 9- blz. 9-7-22 / 36

blz. 9-7-23

Minister Schippers: Dat brengt mij automatisch op het niet geringe onderwerp dat de heer Ganzevoort heeft aangesneden: moet alles wat kan? Dat is een ingewikkeld onderwerp. Ik vind dat het debat of een medische behandeling nog langer zinvol is, niet langs de lijnen van de kosten moet worden gevoerd. [...] Ik vind dat we die discussie primair langs de lijnen van kwaliteit van leven moeten voeren; dat heeft alles te maken met gepast gebruik van zorg.

De heer Ganzevoort (GroenLinks): Ik ben blij met dit antwoord. Het is verstandig om dit niet langs financiële lijnen te doen, maar wel de principiële, zorginhoudelijke discussie te voeren. Mijn vraag is wel op welke plaats de minister vindt dat deze discussie gevoerd moet worden en welke stappen gezet kunnen worden omdat voor elkaar te krijgen.

Minister Schippers: Hoe ik dat via de parlementaire democratie moet doen, weet ik nog niet. Ik ben er nog niet uit of ik daarover een notitie moet schrijven, maar het is wel een zeer relevant onderwerp in deze context.

blz. 9-7-33

De heer Ganzevoort (GroenLinks): Ik roep tot slot de minister op om de discussie over grenzen aan de zorg niet alleen te blijven ondersteunen en stimuleren, zoals zij doet, maar ook op de juiste plaatsen te organiseren. De discussie over zinnige zorg moet ook de grenzen definiëren. Het lijkt mij dat zorgdragers en zorgverleners mogen worden gestimuleerd om daarnaar kritischer te kijken.

blz. 9-7-35

Minister Schippers: Zinnige zorg heeft ook grenzen. Gevraagd is of ik dat niet meer organiseren, ook het debat daarover? Ik kom daar bij de Kamer op terug. Ik denk er nog over na en ik wil het in ieder geval vanuit de inhoud en de kwaliteit benaderen. Overal waar ik dat kan, probeer ik dit te agenderen. Misschien is daar nog een extra stap voor nodig, maar daar kom ik bij de Kamer op terug.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Patiënten betrekken bij herstructureringsfonds (32.393) (T01410)

De minister van VWS zegt, naar aanleiding van een vraag van het lid Slagter, toe aan Zorgverzekeraars Nederland te vragen om de patiënten te betrekken bij het herstructureringsfonds.


Kerngegevens

Nummer T01410
Status voldaan
Datum toezegging 28 november 2011
Deadline 1 januari 2013
Verantwoordelijke(n) Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Kamerleden drs. T.M. Slagter-Roukema (SP)
Commissie commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen herstructureringsfonds
patiënten
zorgverzekeraars
Kamerstukken Wet aanvulling instrumenten bekostiging WMG (32.393)


Uit de stukken

Handelingen I 2011-2012, nr. 9- blz. 9-7- 22/36

blz. 9-7- 24/25

Minister Schippers: Mevrouw Slagter heeft gevraagd naar de vormgeving van het herstructureringsfonds. De oprichting daarvan is een van de afspraken uit het Hoofdlijnenakkoord Ziekenhuizen. [...] Ik wil graag benadrukken dat ik conform het hoofdlijnenakkoord geen bemoeienis heb met de inrichting van het herstructureringsfonds. Dat punt zullen de zorgverzekeraars oppakken.

Mevrouw Slagter-Roukema (SP): Ik heb ook gevraagd of daarbij ook patiënten betrokken worden.

Minister Schippers: Het herstructureringsfonds gaat natuurlijk naar verloop van tijd werken. Deze hele situatie begint per 1 januari 2012. Ik kan mij voorstellen dat daar in de loop van 2012 misschien de eerste zaken aan de orde zijn. Ik ben er niet bij betrokken, maar ik kan wel op verzoek van mevrouw Slagter aan Zorgverzekeraars Nederland vragen om in ieder geval de patiënten te betrekken bij het herstructureringsfonds. Ik zeg haar dat toe.

blz. 9-7-32

Mevrouw Slagter-Roukema (SP): Ik ben blij dat ik heb gehoord dat het herstructure-ringsfonds niet alleen is bedoeld voor het concentrerenvan de hoogcomplexe zorg, maar dat ook wordt gedacht aan inzet bij deconcentratie, waarbij juist de medische basiszorg moet worden bewaakt. Dat de minister heeft toegezegd te zullen suggereren dat ook patiënten inspraak krijgen in de wijze waarop dit fonds wordt opgezet en in de criteria, stelt ons extra gerust.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Evaluatie van de wet (32.022) (T01508)

De minister van VWS zegt de Kamer, naar aanleiding van opmerkingen van de leden Beckers, Flierman, Meurs en Scholten, toe dat het aanwezig hebben van alcohol en de leeftijdsgrens in ieder geval onderdeel uit zullen maken van de evaluatie die over 3 jaar plaatsvindt.


Kerngegevens

Nummer T01508
Status voldaan
Datum toezegging 22 mei 2012
Deadline 1 juli 2017
Verantwoordelijke(n) Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Kamerleden Mr. H.G.J.M. Beckers (VVD)
Dr. A.H. Flierman (CDA)
prof. dr. P.L. Meurs (PvdA)
Mr. M.C. Scholten (D66)
Commissie commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen alcoholgebruik
bestrijding
evaluaties
jongeren
Kamerstukken Terugdringen alcoholgebruik onder jongeren (32.022)


Uit de stukken

Handelingen I 2011-2012, nr. 30-7- blz. 40

Minister Schippers: Tot slot kom ik op de vraag hoe het kabinet de nieuwe wet zal evalueren. Tijdens de plenaire behandeling van de wetswijziging in de Tweede Kamer hebben wij toegezegd, na drie jaar een evaluatie te zullen uitvoeren.

Handelingen I 2011-2012, nr. 30-7- blz. 48

Minister Schippers: De vraag is hoe de nieuwe instrumenten worden toegepast, of ze werken en of ze aanpassing behoeven. De termijn is drie jaar. Door wie moet dit worden bepaald? Wij zullen dat, als de wet wordt aangenomen, laten doen door een extern bureau dat ervaring heeft met het evalueren van beleid. Wij hebben daar nu nog geen concrete informatieover.

Handelingen I 2011-2012, nr. 30-7- blz. 49

Minister Schippers: Dan kom ik bij de evaluatie. Wij evalueren of het "aanwezig hebben van" werkbaar en effectief is, hoe vaak daarop opgetreden kan worden en of de politie meldt: eigenlijk valt dat ontzettend tegen. Dat is een nieuw instrument en dus zeker een belangrijk onderdeel van de evaluatie. Ik weet niet precies hoe wij de vergelijking moeten maken tussen 16 en 18 jaar als overal 16 geldt, want wij hebben geen experimenteerartikel meer in dit wetsvoorstel, maar de leeftijdsgrens zal een onderdeel zijn van deevaluatie, omdat dat ook in het politieke debat zo centraal staat. Maar wij moeten de onderzoeksopdracht voor het onderzoeksbureau nog opstellen. Dat kan ik in ieder geval toezeggen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Vereenvoudiging regelingen eigen bijdragen en compensaties (33.288) (T01545)

De minister van VWS zal, naar aanleiding van een opmerking van het lid Meurs, de veelheid aan regelingen die betrekking hebben op eigen bijdragen en compensaties en het idee om binnen het bestaande systeem tot vereenvoudiging te komen, onder de aandacht van haar opvolger brengen. 


Kerngegevens

Nummer T01545
Status voldaan
Datum toezegging 9 juli 2012
Deadline 1 januari 2013
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Kamerleden prof. dr. P.L. Meurs (PvdA)
Commissie commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen compensatieregelingen
eigen bijdrage
uitvoeringsregelingen
zorgdebat
Kamerstukken Wijziging Zorgverzekeringswet en AWBZ voor het Begrotingsakkoord 2013 (33.288)


Uit de stukken

Handelingen I 2011-2012, nr. 37-6- blz. 46

Mevrouw Meurs (PvdA): Zij zegt dat zij het met mij eens is dat we te maken hebben met een lappendeken. Ik hoop en verwacht dat zij dit punt in haar overdrachtsdossier aan haar opvolger meeneemt, zodat we nog eens nader kunnen bezien hoe we dit kunnen voor-komen. Daarbij is het niet per se noodzakelijk om weer aan een stelselwijziging te denken. Ook dat heeft namelijk weer heel veel consequenties. Wellicht kan worden bekeken of binnen het bestaande systeem een vereenvoudiging mogelijk is. Als de minister nog zou willen aangeven of zij bereid is om dat in haar overdrachtsdossier mee te nemen, heeft de Eerste Kamer een mogelijkheid om daarop terug te komen met de volgende bewindspersoon.

Handelingen I 2011-2012, nr. 37-6- blz. 50

Minister Schippers: Ik heb een heel kleine bijdrage geleverd aan de beschrijving van de lappendeken in mijn analyse van de regelingen voor chronisch zieken en gehandicapten van 20 juni 2012. Ik heb deze analyse naar de Kamer gestuurd. Ik zal deze analyse en het feit dat wij heel veel verschillende regelingen hebben onder de aandacht brengen van mijn opvolger. En vooral ook zal ik de notie onder de aandacht brengen om het binnen het bestaande systeem te vereenvoudigen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Preventie wanbetaling (33.288) (T01546)

De minister van VWS zal de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Slagter-Roukema, aan het einde van de zomer een preventief plan aanbieden om wanbetaling van zorgverzekeringspremie te voorkomen.


Kerngegevens

Nummer T01546
Status voldaan
Datum toezegging 9 juli 2012
Deadline 1 januari 2014
Verantwoordelijke(n) Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Kamerleden drs. T.M. Slagter-Roukema (SP)
Commissie commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie legisprudentie
Onderwerpen preventie
wanbetalers
zorgverzekeringen
Kamerstukken Wijziging Zorgverzekeringswet en AWBZ voor het Begrotingsakkoord 2013 (33.288)


Opmerking

Brief aan Zorgverzekeraars Nederland (bijlage bij 33077, nr. 3)

Uit de stukken

Handelingen I 2011-2012, nr. 37-3- blz. 32

Mevrouw Slagter-Roukema (SP): Het is de indruk van mijn fractie dat, parallel aan de ophoging van het eigen risico, het invoeren van eigen bijdragen en de stijging van het aantal wanbetalers, een circuit van schuldhulpverlening groeit, deels gedragen door sociale diensten, waarin een groeiend aantal mensen moet worden opgevangen. Vindt de minister dat zij daarin ook een taak en een verantwoordelijkheid heeft, of is dat alleen de verantwoordelijkheid van het veld? 

Handelingen I 2011-2012, nr. 37-6- blz. 46

Minister Schippers: Er werd gevraagd: vindt de minister dat ze een taak heeft in de stijging van het aantal wanbetalers en het groeiend aantal schuldhulpverledens? Wij houden dat aantal bij met een wanbetalersmonitor van het CVZ. Ik heb de Kamer vorige week een afschrift gezonden van een brief die ik heb gestuurd aan Zorgverzekeraars Ne-derland, Divosa, VNG, NVVK en het ministerie van Sociale Zaken, waarin ik deze partijen heb geïnformeerd over twee pilots waarmee onderzoek wordt gedaan naar best practices om oplopende schulden voor de zorgverzekering tegen te gaan. Met deze partijen ga ik deze zomer verder praten. Ik kom aan het eind van de zomer met een preventief plan naar de Tweede en Eerste Kamer, want je kunt zaken beter voorkomen dan repareren.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Zwarte lijst pleegouders (32.529) (T01595)

De staatssecretaris van VWS zegt de Kamer, naar aanleiding van opmerkingen van diverse leden, toe in overleg met het College bescherming persoonsgegevens te komen tot een voorstel voor een zwarte lijst voor pleegouders waarvan is komen vast te staan dat zij aan een pleegkind geen veilige leefomgeving kunnen bieden.


Kerngegevens

Nummer T01595
Status voldaan
Datum toezegging 27 november 2012
Deadline 1 juli 2013
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Commissie commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen pleegkinderen
pleegouders
zwarte lijst
Kamerstukken Verbetering positie pleegouders (32.529)


Uit de stukken

Handelingen I 2012-2013, nr. 9-3-10

Staatssecretaris Van Rijn:

Ik heb kennisgenomen van het intensieve debat in de Kamer en de indringende vragen over het al of niet samenstellen van een soort zwarte lijst. Het is lastig om een zwarte lijst samen te stellen die gebaseerd is op zaken waarvan je niet zeker weet dat zij waar zijn, omdat het gaat om beschuldigingen. Ik heb contact opgenomen met het College bescherming persoonsgegevens en gevraagd om nog eens met ons mee te denken of er, vooral voor de gevallen waarin eerder is vastgesteld – bij voorkeur schriftelijk – dat het niet veilig is bij een aspirant-pleegouder, toch een zekere vorm van registratie zou kunnen komen. Inmiddels heb ik een brief laten uitgaan naar het College bescherming persoonsgegevens om met mij mee te denken over de mogelijkheid om een dergelijke regeling te ontwerpen, additioneel aan de verbeterde screeningsprocedure. Het CBP heeft toegezegd dit inderdaad samen met ons te willen doen. Zo nodig zal ik daarbij ook het oordeel van de Raad voor de Kinderbescherming, Jeugdzorg Nederland en de Inspectie Jeugdzorg betrekken, waarna ik de Kamer zal meedelen of wij nog een additioneel punt ten aanzien van de "zwarte lijst" zouden kunnen meenemen. Mij dunkt dat ik op de hiervoor geschetste manier – een bestaande screeningsprocedure die nog verbeterd is op het punt van de informatieverstrekking over vorige pleegouderervaringen, plus het overleg met het College bescherming persoonsgegevens over de ontwikkeling vaneen vorm van een zwarte lijst, met inachtneming van de privacyregels – het maximale gedaan heb om aan de opmerkingen van de Kamer tegemoet te komen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Pleegzorgverklaring in pleegcontract (32.529) (T01596)

De staatssecretaris van VWS zegt de Kamer, naar aanleiding van een opmerking van het lid Beckers, toe een pleegouderverklaring - een verklaring van de pleegouder dat hij niets heeft gedaan dat het pleegouderschap in de weg kan staan - op te laten nemen in het pleegcontract.


Kerngegevens

Nummer T01596
Status voldaan
Datum toezegging 27 november 2012
Deadline 1 juli 2013
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Kamerleden Mr. H.G.J.M. Beckers (VVD)
Commissie commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen pleegcontract
pleegkinderen
pleegouders
Kamerstukken Verbetering positie pleegouders (32.529)


Uit de stukken

Handelingen I 2012-2013, nr. 3-6-14/15

De heer Beckers (VVD):

De staatssecretaris gaf in haar eerdere beantwoording ook aan het niet zinvol te vinden de pleegouder een verklaring te laten tekenen dat hij in het verleden niets heeft gedaan dat het pleegouderschap in de weg kan staan. Daarbij gebruikte zij als argument dat er een pleegzorgcontract gesloten wordt. Dat contract gaat echter over hetgeen de betrokkene zal doen en behoort te doen ten behoeve van het kind, terwijl de hier bedoelde verklaring gaat over zijn gedragingen in het verleden. Een dergelijke verklaring versterkt de mogelijkheid om juridische maatregelen nemen, indien later blijkt dat de verklaring niet juist is. Naar de mening van mijn fractie zou een dergelijke verklaring een sterkere preventieve werking kunnen hebben en derhalve betreuren we het als de regering deze kans laat liggen.

Handelingen I 2012-2013, nr. 3-7- 20

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner

Een verklaring dat iemand nog nooit iets fouts heeft gedaan met kinderen is overbodig, want er is een pleegzorgcontract, waarin al staat dat je zo goed mogelijk voor het betrokken pleegkind zult zorgen. De heer Beckers vindt dat je veel sneller zou kunnen ingrijpen als iemand die verklaring onjuist heeft ingevuld. Dat is voor ons een nieuwe invalshoek. We hadden alleen bedacht dat, als iemand zo'n contract ondertekent, daarmee natuurlijk ook, zij het mogelijk leugenachtig, een verklaring over het verleden wordt gegeven. Maar de invalshoek dat je sneller zou kunnen ingrijpen als je gemerkt hebt dat het ten onrechte is gebeurd, is nieuw. Dat punt neem ik dus mee.

Brief 26 oktober 2012, 32529, I, p. 2

Uw Kamer heeft gevraagd om een pleegouderverklaring, waarin staat dat de pleegouder in het verleden niets heeft gedaan dat het pleegouderschap in de weg kan staan. De meerwaarde van een pleegouderverklaring zou zijn dat er sneller ingegrepen kan worden als iemand de verklaring onjuist heeft ingevuld. Ik ben bereid deze verklaring te laten opnemen in het pleegcontract.

Handelingen I 2012-2013, nr. 9-3-8

De heer Beckers (VVD):

Wij zijn tevreden met de toezegging van de staatssecretaris dat de toekomstige pleegouder toch gevraagd zal worden de verklaring te ondertekenen dat hij niets heeft gedaan dat het pleegouderschap in de weg kan staan. Die verklaring opnemen in het pleegcontract lijkt het meestvoor de hand liggend.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Pleegzorgvergoeding (32.529) (T01598)

De staatssecretaris van VWS zegt de Kamer, naar aanleiding van opmerkingen van de leden Ester en Quik-Schuijt, toe voor 1 maart 2013 meer duidelijkheid te bieden over een mogelijke verbetering van de pleegzorgvergoeding. Het recht van pleegouders op kostendekkende vergoeding zou eventueel meegenomen kunnen worden in de nieuwe jeugdwet. 


Kerngegevens

Nummer T01598
Status voldaan
Datum toezegging 27 november 2012
Deadline 1 juli 2014
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Kamerleden Dr. P. Ester (ChristenUnie)
mr. A.C. Quik-Schuijt (SP)
Commissie commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen pleegzorg
vergoedingen
Kamerstukken Verbetering positie pleegouders (32.529)


Uit de stukken

Handelingen I 2012-2013, nr. 9-3-6

De heer Ester (ChristenUnie):

Op het punt van de beloofde verbetering van de pleegvergoeding moet de staatssecretaris echt meer uit de kast halen. Dit punt achtervolgt ons nu al een jaar of drie. Het is moeilijk meer te vatten. Nu is het wetsvoorstel wel heel erg pover geworden en komt het niet meer overeen met de oorspronkelijke doelstelling om zowel de juridische als de financiële positie van pleegouders substantieel te verbeteren. Wij vragen van de staatssecretaris dan ook een krachtig signaal. Mijn fractie heeft een motie op dit punt die ik u graag overhandig.

Handelingen I 2012-2013, nr. 9-3-11 / 12

Staatssecretaris Van Rijn:

Ik heb ook goed begrepen dat diverse Kamerleden hebben gevraagd of het nu voortvarend gaat. Ik zeg toe dat ik mijn uiterste best zal doen om daarover op 1 maart duidelijkheid te geven. Ik beloof nu niet dat dat tot een regeling leidt die de pleegzorgvergoeding verhoogt. Ik heb eerst de informatie van de provincies nodig om te zien of daar voldoende muziek in zit. Echter, een inspanning van mijn kant om voor 1 maart op dat punt duidelijkheid te geven, wil ik wel toezeggen. [...] Ik wil hier verder ook graag uitspreken dat het niet mijn intentie is om die pleegzorgvergoeding te verlagen. Integendeel, we hebben zojuist besloten om voor 2013 weer de indexering toe te passen. Ook beleidsmatig zou het geen verstandige maatregel zijn. Er zullen dan minder personen bereid gevonden worden om als pleegouder te fungeren, terwijl een pleeggezin het beste alternatief is als een kind uit huis wordt geplaatst. Daarbij komt, zoals de heer Ester zei, dat een verblijf in een instelling veel duurder is dan een verblijf in een pleeggezin. Het is dus van groot belang om voldoende pleegouders te behouden. Een korting op de pleegvergoeding zou daarmee niet sporen.

Mevrouw Quik-Schuijt (SP):

Ik dank de staatssecretaris voor zijn welwillendheid. Het gaat mij echter om de wetgevingstechniek. De norm hoort in de wet. Is de staatssecretaris het daarmee eens? De Wet op de jeugdzorg gaat op de schop en daarvoor in de plaats komt een nieuwe Jeugdwet. Daar zal dat allemaal in komen. Maar is de staatssecretaris bereid ervoor te zor-gen dat in de nieuwe wet komt te staan dat pleegouders recht hebben op een kostendekkende vergoeding? De Hoge Raad heeft het nu weliswaar gezegd, maar het hoort mijns inziens ook in de toekomstige wet.

Staatssecretaris Van Rijn:

Ik zal dat meenemen bij het denken over de vormgeving van de nieuwe wet, de Wet op de jeugdzorg. [...] Over de motie: ik heb al toegezegd dat ik mijn uiterste best zal doen om op 1 maart duidelijkheid te hebben over de vraag of het mogelijk is, een regeling te maken. Ik zeg niet toe dat er op 1 maart een verhoging is. Ik heb namelijk tijd nodig om afspraken te maken met de provincies. Ik heb toegezegd dat ik die duidelijkheid voor 1 maart wil geven, zodat ik me kan voorstellen dat de motie wordt aangehouden tot die duidelijkheid er is.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Geldigheidsduur indicatiebesluit (32.529) (T01599)

De staatssecretaris van VWS zegt de Kamer, naar aanleiding van opmerkingen van de leden De Lange en Quik-Schuijt, toe bij Bureaus Jeugdzorg te bewerkstellingen dat in een pleegoudervoogdij-situatie een eenmalige verlenging van de geldigheidsduur van een indicatiebesluit wordt gegeven tot het achttiende jaar van het kind. 


Kerngegevens

Nummer T01599
Status voldaan
Datum toezegging 27 november 2012
Deadline 1 januari 2014
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Kamerleden Prof.dr. C.A. de Lange (Fractie-De Lange)
mr. A.C. Quik-Schuijt (SP)
Commissie commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie lagere regelgeving
Onderwerpen geldigheidsduur
indicatiebesluit
pleegouder-voogden
Kamerstukken Verbetering positie pleegouders (32.529)


Uit de stukken

Handelingen I 2012-2013, nr. 3-6-13

De heer De Lange (OSF):

Ik kom bij de jaarlijkse indicatie. Als de rechter heeft besloten dat een kind blijvend bij pleegouders opgroeit, resteert naar de mening van de staatssecretaris niettemin de indicatieplicht. Echter, ongeacht de uitkomst van de indicatie staat het besluit dat de rechter eerder genomen heeft als een huis. Dat maakt toch op zijn minst het nutvan de geleverde inspanning om tot een indicatie te komen twijfelachtig. Alweer, het gaat om kleine aantallen pleegouders waar in de grote meerderheid van de gevallen geen problemen zullen zijn. Is de staatssecretaris het met onze fracties eens dat men een dergelijke regeling gemakkelijk kan opvatten als overbodige en vooral discriminerende regelzucht?

Handelingen I 2012-2013, nr. 3-7-22 / 23

Mevrouw Quik-Schuijt (SP):

Ik heb in mijn eerste termijn een voorstel voor de dekking gedaan, namelijk: schaf de indicatie voor pleegouder-voogden en hun begeleiding af. Dan heb je al aardig wat bij elkaar.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

De heer De Lange vraagt of de geleverde inspanning voor de jaarlijkse indicatie niet overbodig is. De heer De Lange heeft gelijk. Daarom is in het uitvoeringsbesluit voor de Wet op de jeugdzorg geregeld dat dit niet hoeft bij een jeugdige die langer dan twee jaar in hetzelfde pleeggezin verblijft en waarbij voorzien wordt dat die terugkeert naar het gezin van herkomst. Die bureaucratie is weg.

Handelingen I 2012-2013, nr. 9-3-11

Staatssecretaris Van Rijn:

In het Uitvoeringsbesluit van de Wet op de jeugdzorg is geregeld dat een indicatiebesluit een langere geldigheidsduur kan hebben als het kind al meer dan twee jaar bij dezelfde pleegouder verblijft, en wanneer sprake is van langdurige zorg. Ik zou kunnen bewerkstelligen dat die verlenging eenmalig gegeven kan worden tot het achttiende jaar, als sprake is van een pleegoudervoogdij-situatie. Dat lijkt mij een belangrijke verbetering. Ik ben bereid om met de Bureaus Jeugdzorg af te spreken dat ze deze werkwijze standaard gaan toepassen in dat soort situaties. Daarmee wordt bureaucratie op het terrein van de indicatiestelling voorkomen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Evaluatie van de Wet verbetering positie pleegouders (32.529) (T01601)

De staatssecretaris van VWS zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Ester, toe de maatregelen die ten grondslag liggen aan het wetsvoorstel over een aantal

jaren te evalueren.


Kerngegevens

Nummer T01601
Status voldaan
Datum toezegging 9 oktober 2012
Deadline 1 juli 2019
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Kamerleden Dr. P. Ester (ChristenUnie)
Commissie commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen evaluaties
pleegouders
Kamerstukken Verbetering positie pleegouders (32.529)


Uit de stukken

Handelingen I 2012-2013, nr. 3-7-23

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

De heer Ester vraagt mij de maatregelen die ten grondslag liggen aan het wetsvoorstel over een aantal jaar te evalueren. Dat kan ik gemakkelijk toezeggen. Een evaluatie is sowieso verstandig. Het lijkt mij ook verstandig om een en ander mee te nemen bij de evaluatie van de nieuwe Wet zorg voor jeugd. Dat zet dan ten minste zoden aan de dijk. Die keuze laat ik aan mijn opvolger. Dat de beste evaluatie moge winnen!


Brondocumenten


Historie