Rappelabele toezeggingen Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Rappel juli 2014)



Dit is het rappel tot 02-07-14.

 




Toezegging Evaluatie wetsvoorstel (32.150) (T01266)

De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, zegt de Kamer, naar aanleiding van opmerkingen van de leden Van de Beeten, Swenker en Slagter-Roukema, toe de Kamer op korte termijn een brief met daarin het plan van aanpak voor de evaluatie te sturen.


Kerngegevens

Nummer T01266
Status voldaan
Datum toezegging 15 februari 2011
Deadline 1 juli 2014
Verantwoordelijke(n) Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Kamerleden mr. R.H. van de Beeten (CDA)
G. van den Berg (SGP)
drs. J. Hamel (PvdA)
drs. T.M. Slagter-Roukema (SP)
mr. P. Swenker (VVD)
Commissie commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen evaluaties
onverzekerden
zorgverzekeringen
Kamerstukken Opsporing en verzekering onverzekerden zorgverzekering (32.150)


Uit de stukken

Handelingen I 2009/10, nr. 18 - blz. 25-31, 45-53

Blz. 31

De heer Van de Beeten (CDA):

Mijn eerste vraag aan de minister - ik begrijp best dat ze daarop niet onmiddellijk volmondig ja zal zeggen - is of ze de evaluatie van onverzekerden zo veel mogelijk met een open geest wil benaderen. Wil zij zich, als het aan de orde komt, afvragen of het wel de juiste weg is geweest, en of we niet moeten kijken naar andere wegen?

"Ik hoop dat de minister wil toezeggen dat ze met die invalshoek wil kijken naar de evaluaties en wil reageren op de bijdragen van de collega's.

Blz. 50

Minister Schippers:

De heer Van de Beeten vroeg, de evaluatie met een open geest te benaderen. Dat was ik zeker van plan. Mijn toezegging om een pilot te houden, is daarvan een voorbeeld. Wij moeten dit goed monitoren en grondig evalueren. Ik zie deze wet niet als een afronding. Ik zeg niet: hiermee zijn wij klaar; verder hoeven wij er niets meer aan te doen. Het gaat om een serieuze zoektocht naar de beste weg. Dit is immers een heel diverse en heel moeilijke groep. Daarom is het een doorlopende zoektocht, ten eerste om de groep beter in beeld te krijgen – daarop wees mevrouw Swenker terecht al – en ten tweede om met het oog daarop maatwerk te kunnen leveren. Mijn insteek is zeker niet dat wij één mal op iedereen willen leggen.

blz. 51

Mevrouw Swenker (VVD):

Wij hebben in de stukken gelezen dat er te zijner tijd een evaluatie komt. Nu is even de vraag: wanneer wat waar? Wanneer is de bestandsvergelijking voldoende zodat de minister

weer precies het verhaal kan vertellen? Wanneer weten wij genoeg na een eerste pilot? Hoe lang moet die lopen? Enzovoorts.

Mevrouw Slagter-Roukema (SP):

Net als de VVD-fractie willen de SP-fractie en de GroenLinks-fractie, die ik natuurlijk ook weer even moet noemen, duidelijker hebben hoe en op welke punten er geëvalueerd

gaat worden. Wij hebben een aantal punten genoemd. Misschien is het handiger om een en

ander na afloop van het debat in een brief op te schrijven.

blz. 53

Minister Schippers:

Omdat ik toch een brief schrijf over de pilot, stel ik voor om het plan van aanpak voor de evaluatie in diezelfde brief te zetten. Dan kan de Kamer nagaan of er naar haar mening dingen ontbreken en hoe wij een en ander kunnen vervolmaken.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Pleegzorgvergoeding (32.529) (T01598)

De staatssecretaris van VWS zegt de Kamer, naar aanleiding van opmerkingen van de leden Ester en Quik-Schuijt, toe voor 1 maart 2013 meer duidelijkheid te bieden over een mogelijke verbetering van de pleegzorgvergoeding. Het recht van pleegouders op kostendekkende vergoeding zou eventueel meegenomen kunnen worden in de nieuwe jeugdwet. 


Kerngegevens

Nummer T01598
Status voldaan
Datum toezegging 27 november 2012
Deadline 1 juli 2014
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Kamerleden Dr. P. Ester (ChristenUnie)
mr. A.C. Quik-Schuijt (SP)
Commissie commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen pleegzorg
vergoedingen
Kamerstukken Verbetering positie pleegouders (32.529)


Uit de stukken

Handelingen I 2012-2013, nr. 9-3-6

De heer Ester (ChristenUnie):

Op het punt van de beloofde verbetering van de pleegvergoeding moet de staatssecretaris echt meer uit de kast halen. Dit punt achtervolgt ons nu al een jaar of drie. Het is moeilijk meer te vatten. Nu is het wetsvoorstel wel heel erg pover geworden en komt het niet meer overeen met de oorspronkelijke doelstelling om zowel de juridische als de financiële positie van pleegouders substantieel te verbeteren. Wij vragen van de staatssecretaris dan ook een krachtig signaal. Mijn fractie heeft een motie op dit punt die ik u graag overhandig.

Handelingen I 2012-2013, nr. 9-3-11 / 12

Staatssecretaris Van Rijn:

Ik heb ook goed begrepen dat diverse Kamerleden hebben gevraagd of het nu voortvarend gaat. Ik zeg toe dat ik mijn uiterste best zal doen om daarover op 1 maart duidelijkheid te geven. Ik beloof nu niet dat dat tot een regeling leidt die de pleegzorgvergoeding verhoogt. Ik heb eerst de informatie van de provincies nodig om te zien of daar voldoende muziek in zit. Echter, een inspanning van mijn kant om voor 1 maart op dat punt duidelijkheid te geven, wil ik wel toezeggen. [...] Ik wil hier verder ook graag uitspreken dat het niet mijn intentie is om die pleegzorgvergoeding te verlagen. Integendeel, we hebben zojuist besloten om voor 2013 weer de indexering toe te passen. Ook beleidsmatig zou het geen verstandige maatregel zijn. Er zullen dan minder personen bereid gevonden worden om als pleegouder te fungeren, terwijl een pleeggezin het beste alternatief is als een kind uit huis wordt geplaatst. Daarbij komt, zoals de heer Ester zei, dat een verblijf in een instelling veel duurder is dan een verblijf in een pleeggezin. Het is dus van groot belang om voldoende pleegouders te behouden. Een korting op de pleegvergoeding zou daarmee niet sporen.

Mevrouw Quik-Schuijt (SP):

Ik dank de staatssecretaris voor zijn welwillendheid. Het gaat mij echter om de wetgevingstechniek. De norm hoort in de wet. Is de staatssecretaris het daarmee eens? De Wet op de jeugdzorg gaat op de schop en daarvoor in de plaats komt een nieuwe Jeugdwet. Daar zal dat allemaal in komen. Maar is de staatssecretaris bereid ervoor te zor-gen dat in de nieuwe wet komt te staan dat pleegouders recht hebben op een kostendekkende vergoeding? De Hoge Raad heeft het nu weliswaar gezegd, maar het hoort mijns inziens ook in de toekomstige wet.

Staatssecretaris Van Rijn:

Ik zal dat meenemen bij het denken over de vormgeving van de nieuwe wet, de Wet op de jeugdzorg. [...] Over de motie: ik heb al toegezegd dat ik mijn uiterste best zal doen om op 1 maart duidelijkheid te hebben over de vraag of het mogelijk is, een regeling te maken. Ik zeg niet toe dat er op 1 maart een verhoging is. Ik heb namelijk tijd nodig om afspraken te maken met de provincies. Ik heb toegezegd dat ik die duidelijkheid voor 1 maart wil geven, zodat ik me kan voorstellen dat de motie wordt aangehouden tot die duidelijkheid er is.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Reduceren regeldruk (33.253) (T01800)

De minister van VWS zegt de Kamer, naar aanleiding van een opmerking van het lid Ter Horst, toe voor de zomer (2014) met concrete maatregelen te komen om de regeldruk te reduceren en tot die tijd de nog niet ingediende VWS-voorstellen te voorzien van een ex-antebeoordeling van de regeldrukgevolgen. Tevens zullen de regeldrukgevolgen van de implementatie van de wetsvoorstellen op het gebied van VWS van de afgelopen vijf jaar en de reeds bij het parlement ingediende wetsvoorstellen in kaart worden gebracht. 


Kerngegevens

Nummer T01800
Status voldaan
Datum toezegging 19 november 2013
Deadline 1 juli 2014
Verantwoordelijke(n) Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Kamerleden Dr. G. ter Horst (PvdA)
Commissie commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen administratieve lasten
evaluaties
regeldruk
Kamerstukken Concentratietoetsing zorg (33.253)


Uit de stukken

Handelingen I 2013 - 2014, nr. 9 - 9, blz. 58

Minister Schippers:

Ik kom te spreken over de motie-Ter Horst c.s. op letter B. Mevrouw Ter Horst had gelijk dat ik iets te snel door de vragen over dit onderwerp ben gegaan, waardoor ik enkele vragen heb gemist. Mevrouw Ter Horst heeft over dit onderwerp een motie ingediend. Daarin wordt de regering verzocht, voor de zomer met concrete maatregelen te komen hoe, zonder dat de systeemverantwoordelijkheid van de regering wordt aangetast, de regeldruk kan worden gereduceerd en tot die tijd alle nog niet ingediende wetsvoorstellen te voorzien van een ex-antebeoordeling van de regeldrukgevolgen, en de regeldrukgevolgen van de implementatie van de wetsvoorstellen op het gebied van VWS van de afgelopen vijf jaar en de reeds bij het parlement ingediende wetsvoorstellen in kaart te brengen. Ik kan daaraan zeker voldoen. Ik vind dit een heel belangrijk onderwerp. We hebben zeer geprobeerd om de regeldruk te verlagen. Uit een onderzoek van Actal is gebleken dat eigenlijk 90% van de door verpleegkundigen ervaren regeldruk komt van brancheorganisaties, keurmerken, accreditaties en eigen koepelorganisaties. 10% ervan komt van de rijksoverheid. We kunnen dus wel allerlei trajecten doen, maar we moeten dat wel samen met het  veld doen. We moeten nagaan of we daadwerkelijk verlichting kunnen geven wat betreft keurmerken en accreditaties. Daarmee ga ik aan de slag. Ik zal proberen om dat voor de zomer af te ronden. Als dat niet lukt, laat ik dat weten. Het is wel ons doel om dat te doen. Ik weet niet hoeveel werk het is om alle wetsvoorstellen van de afgelopen vijf jaar door te lichten. Dat ga ik proberen voor de zomer te doen. Als dat ons in tijd niet lukt, laat ik het de Kamer weten. Ik zie de motie als ondersteuning van het beleid en laat het oordeel erover aan de Kamer.

Handelingen I 2013 - 2014, nr. 10 - 7, blz. 26

Mevrouw Ter Horst (PvdA): Voorzitter. De Partij van de Arbeid maakt zich zorgen over de verhouding tussen de toename van de regeldruk en het netto-effect van wetsvoorstellen op het gebied van VWS. Daarom hebben wij de minister in de motie gevraagd om alle wetsvoorstellen van dat departement die nog niet vigeren te voorzien van een ex-antebeoordeling van de regeldrukgevolgen. Ook hebben wij gevraagd om voor wetsvoorstellen die al wel zijn aangenomen, na te gaan wat de regeldruk is van de implementatie daarvan. De minister heeft die voorstellen omarmd en toegezegd dat zij dat zal doen. Daarmee kan de motie worden ingetrokken.

De voorzitter: Aangezien de motie-Ter Horst c.s. (33253, letter F) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van behandeling meer uit.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Brief over samenwerking (33.253) (T01801)

De minister van VWS onderzoekt in hoeverre de zorgsector afziet van samenwerking in verband met mogelijk ingrijpen door de toezichthouder en zal de Kamer schriftelijk informeren over de bevindingen.


Kerngegevens

Nummer T01801
Status voldaan
Datum toezegging 19 november 2013
Deadline 1 juli 2014
Verantwoordelijke(n) Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Commissie commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen fusies
gezondheidszorg
samenwerking
toezichthouders
Kamerstukken Concentratietoetsing zorg (33.253)


Uit de stukken

Handelingen I 2013 - 2014, 9 - 9, blz. 57

Minister Schippers: Er is gevraagd of de toezichthouder moet kijken wat er gebeurt bij de vorming van allianties of in voorstadia van fusies. Veel ziekenhuizen zeggen: wij denken eraan om te fuseren omdat bij samenwerking de kans op ingrijpen door de toezichthouder zo groot is dat fuseren makkelijker is. Omdat dit vaak gezegd wordt, hebben wij besloten om samen met de koepelorganisaties in de cure een rondgang langs Nederland te doen. We begonnen met de beroepsbeoefenaren. Huisartsen zeiden niet te weten wat zij met elkaar kunnen. Dat zorgde voor grote onzekerheid. Zij hebben al een paar keer een boete gehad van de NZa. Terwijl het voor de kwaliteit vaak goed is om samen te werken, waren zij dat niet van plan. Nadat we met de huisartsen begonnen, zeiden de fysiotherapeuten: wij willen dan ook graag dat jullie bij ons langskomen. Zo kwamen er steeds meer beroepsorganisaties. Uiteindelijk gaven ook alle ziekenhuizen aan wat vragen te hebben. Waar de ACM nooit vooraf visies gaf op de vraag of iets het zou halen in het kader van de mededingingswetgeving en de NZa dat ook niet deed, is er een echte omslag gekomen. Nu gaan we na waar de problemen en de gevaren zitten. Ik zal daarover een brief sturen, ook aan de Eerste Kamer, waarin staat wat onze bevindingen zijn en welke knelpunten we in de zalen hebben gezien waardoor mensen niet durven samen te werken. Het zou immers heel erg zijn als de signalen die we daarover krijgen, waar zijn. We willen dan ook graag weten waar de knelpunten zitten. Ik kom daarop terug. Aan de hand van de brief kunnen we daar misschien over doorpraten.


Brondocumenten


Historie







Toezegging In kaart brengen kostenstijgingen zorgsector (33.750) (T01805)

De minister-president, minister van Algemene Zaken, zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Kuiper (ChristenUnie), toe samen met de minister van VWS de zorgkostenstijgingen verder in kaart te brengen.


Kerngegevens

Nummer T01805
Status voldaan
Datum toezegging 29 oktober 2013
Deadline 1 juli 2014
Verantwoordelijke(n) Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Hoofdverantwoordelijke)
Minister van Algemene Zaken
Kamerleden prof. dr. R. Kuiper (ChristenUnie)
Commissie commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen kostenstijgingen
zorgsector
Kamerstukken Miljoenennota 2014 (33.750)


Uit de stukken

Handelingen I 2013-2014, nr. 5, item 4 - blz. 54

De heer Kuiper (ChristenUnie): U blijft heel dicht bij de maatregelen die het kabinet voornemens is te nemen. Mijn vraag was eigenlijk breder, gestoeld op enige verbazing over het feit dat we deze discussie telkens terugkrijgen. De afgelopen tien jaar is het nodige gedaan in het gezondheidszorgstelsel, en we krijgen de kosten eigenlijk niet onder controle. Dat is het grote probleem. Komt er een moment waarop een grondige evaluatie moet plaatsvinden? Is er inzicht in de sectoren binnen de gezondheidszorg waar de kosten vooral stijgen? Heeft het te maken met de vergrijzing, met dure zorg? Is er een moment waarop plafonds worden ingebouwd? In andere begrotingen vangen we de lasten hiervan steeds op, wat leidt tot een enorme druk op andere departementen, terwijl de autonome stijging in deze sector maar doorgaat.

Minister Rutte: Het antwoord is voor drie kwart dat we het lek in die zin boven water hebben, dat we in belangrijke mate weten waar het zit. Natuurlijk zat het hem in een aantal autonome ontwikkelingen, zoals de vergrijzing, maar ook in het feit dat het bijvoorbeeld in de Zorgverzekeringswet in het begin nog mogelijk was om op basis van nacalculatie alsnog een rekening te sturen. Dat zijn we op dit moment aan het reorganiseren, en wel zodanig dat het risico komt te liggen waar het hoort te liggen. Een ziekenhuis of een verzekeraar kan twee jaar later niet meer zeggen: het is toch wat meer geworden, mag ik even vangen? Dat heeft geleid tot een enorme verdere stijging van de kosten in de gezondheidszorg. Minister Schippers is bezig om dat fenomeen onder controle te krijgen.

We zien het ook bij de afspraken die zijn gemaakt met D66, SGP en ChristenUnie. Die waren niet gratis, want er waren wensen die betaald moesten worden. We hebben ervoor gekozen om de rekening een derde, een derde, een derde neer te leggen bij de rijksbegroting, de sociale zekerheid en de gezondheidszorg, om er op die manier voor te zorgen dat niet de rijksbegroting buiten de sociale zekerheid en de gezondheidszorg te zwaar zou worden geraakt. Het is waar dat in het verleden de klappen vaak daar extra moesten worden opgevangen.

Ik wil toezeggen dat ik mij nog eens versta met de minister van VWS, want er is uit mijn hoofd ongeveer een halfjaar geleden een analyse gemaakt van de kostenstijgingen in die sector. In de begroting van VWS is daarop ingegaan. Ik zal nog eens kijken of dat voldoende is. Sowieso kan ik de heer Kuiper toezeggen dat ik de minister vraag, zich op dat onderdeel in het bijzonder te prepareren.

De heer Kuiper (ChristenUnie): Dit is een heel complex veld, en het is goed om daarin een goed inzicht te krijgen. Maar mijn vraag is gericht op wat het kabinet doet. Als we hier volgend jaar staan, krijgen we dan weer zo'n staatje met autonome stijgingen van vele miljarden? Dan schieten we niet op met dit land.

Minister Rutte: We zouden geleidelijk moeten zien dat het lijntje dat de stijging van die kosten aangeeft, begint te knikken. Dat geldt, is mijn verwachting op dit moment, zeker op het terrein van de minister van SZW, omdat in het pakket van 6 miljard extra sociale zekerheid en gezondheidszorg fors worden aangeslagen. Dat zijn heel moeilijke maatregelen.

De heer Kuiper (ChristenUnie): Misschien moet dit punt terugkomen bij de financiële beschouwingen. Die knik moet zichtbaar worden. Bindt u zich daar zelf aan?

Minister Rutte: Ik wil een plafonddiscussie voorkomen. We zien in Amerika wat er gebeurt als je een hard plafond aanbrengt. Dat kan leiden tot heel ingewikkelde discussies. Daarin wil ik terughoudend zijn. Ik ben er zeer voor om die analyse goed te maken, op basis van de beschikbare stukken en van wat er eventueel ontbreekt. Die discussie kan dan worden gevoerd bij het debat over de begroting van VWS, zo dat hier nog apart wordt gevoerd. Ik zal alle betrokkenen vragen zich voor die gelegenheid te prepareren op kritische vragen.

(...)

Minister Rutte: Uiteraard zitten er in de begroting van Volksgezondheid ook conjuncturele gevoeligheden, maar ik meen oprecht dat met de afspraken die nu worden gemaakt in de sfeer van de langdurige zorg en de curatieve zorg, er in belangrijke mate zicht moet gaan komen op een beheersing van de kostenstijgingen. Ik heb de heer Kuiper net toegezegd dat we dat verder in kaart gaan brengen. In de periode van 2010 tot 2017 wordt op dat terrein voor 10% tot 15% van het totale budget omgebogen; dat zijn ongekende bedragen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Informatieverstrekking zorgaanbieders (33.243) (T01854)

De minister van VWS gaat, naar aanleiding van een vraag van het lid Flierman, na of voor het aanleveren van onjuiste gegevens door zorgaanbieders dezelfde sancties gelden als voor het niet aanleveren van gegevens. 


Kerngegevens

Nummer T01854
Status voldaan
Datum toezegging 3 december 2013
Deadline 1 juli 2014
Verantwoordelijke(n) Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Kamerleden Dr. A.H. Flierman (CDA)
Commissie commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen informatieverstrekking
sancties
zorgaanbieders
Kamerstukken Wijziging Wet cliëntenrechten zorg (33.243)


Uit de stukken

Handelingen I 2013-2014, nr.11-8- blz. 44

De heer Flierman (CDA):

Ik heb toch nog een korte vraag. Ik had zelf al gerelativeerd dat de certificering waarschijnlijk te veel administratieve lastendruk zou opleveren. Als echter wordt geconstateerd dat een zorgaanbieder er toch een rommeltje van maakt en veel te optimistische informatie presenteert, is er dan een sanctie? Heeft het instituut dan de mogelijkheid om te zeggen dat het de informatie niet accepteert en dat de zorgaanbieder met betere gegevens moet komen?

Minister Schippers:

Dat ligt bij de NZa, maar ik zou even moeten bekijken wat de sanctie dan is. Ik kom daarop terug. We hebben vastgelegd dat de zorgaanbieders informatie moeten leveren. Ik moet even nagaan wat de sanctie is als ze dat niet doen of als ze flauwekul leveren.

Handelingen I 2013-2014, nr.11-8- blz. 51

De heer Flierman (CDA):

Het sanctieregime in situaties waarin een instituut of een zorgaanbieder wel gegevens aanlevert, maar die onjuist blijken te zijn, kwam in een flits voorbij. Ik meen te hebben begrepen dat daarvoor hetzelfde regime geldt als voor het niet aanleveren van gegevens, wellicht met een iets minder streng percentage van de omzet, maar artikel 66 is dus ook in dat geval van toepassing veronderstel ik.

Handelingen I 2013-2014, nr.11-8- blz. 52

Minister Schippers:

De heer Flierman sprak nog over het sanctieregime. Ik heb daar geen reactie op gekregen van mijn ambtenaren. Laat ik zeggen dat het zo is, anders kom ik erop terug voor de heer Flierman. 


Brondocumenten


Historie







Toezegging Jaarverslag kwaliteit en financiën jeugdzorg (33.674 / 33.684) (T01886)

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Beuving (PvdA) toe de Kamer jaarlijks te informeren in het jaarverslag over de ontwikkeling en de kwaliteit van de jeugdhulp en de financiële randvoorwaarden waaronder dat moet gebeuren.


Kerngegevens

Nummer T01886
Status voldaan
Datum toezegging 11 februari 2014
Deadline 1 juli 2016
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Kamerleden Mr.dr. J. Beuving (PvdA)
Commissie commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen informatieverstrekking
jeugdhulpverlening
jeugdzorg
Kamerstukken Jeugdwet (33.684)
Gebruik burgerservicenummer in de jeugdzorg (33.674)


Uit de stukken

Handelingen I 2013-2014, nr. 19, item 5 - blz. 55-56

Staatssecretaris Van Rijn:

(...)

Er is een aantal vragen gesteld over de manier waarop wij de vinger aan de pols houden. Een aantal woordvoerders heeft gevraagd om de implementatie van de Jeugdwet goed te volgen, zodat bijsturing mogelijk is als dat aan de orde is. Er is al een evaluatie afgesproken. Ik heb zojuist aangegeven dat de pilots daarbij kunnen worden gebruikt. Mevrouw Beuving vroeg of het niet goed zou zijn om de Kamer jaarlijks te informeren over de kwaliteit van de jeugdhulp en over de randvoorwaarden waarmee die plaatsvindt. Mij lijkt niet de begroting, maar het jaarverslag daarvoor de meest geëigende plaats omdat daarin de verantwoordingen samenkomen. Zo kunnen wij, zeker in de aanloopperiode, jaarlijks volgen wat de resultaten zijn van de Jeugdwet, waar knelpunten en problemen zitten en welke resultaten al worden bereikt. Ik zeg graag toe de Kamer jaarlijks te informeren over de ontwikkeling en de kwaliteit van de jeugdhulp en de randvoorwaarden waaronder dat moet gebeuren.

Mevrouw Beuving (PvdA):

De staatssecretaris is hier bezig een motie van mij hierover overbodig te maken. Ik ben hem daarvoor erkentelijk. Ik wil dit nog wel even aanscherpen. Ik had zelf in gedachten dat de Kamer geïnformeerd wordt over met name kwaliteit en toegankelijkheid van het nieuwe jeugdhulpsysteem, in relatie tot de financiële randvoorwaarden. Is dat ook wat de staatssecretaris bij dezen al voor zijn rekening wil nemen en wil toezeggen?

Staatssecretaris Van Rijn:

Ik merk dat ik nu voorzichtig word. Dat heeft niet te maken met de onwil om er jaarlijks over te rapporteren. Wij hebben met elkaar een evaluatie over drie jaar afgesproken. Ik heb aangegeven dat ik van jaar tot jaar heel scherp wil volgen hoe het gaat. Ik vind een jaar wel heel erg kort om tot een afgewogen oordeel te kunnen komen over de vraag wat de kwaliteit van de jeugdhulp is en de vraag of de financiële randvoorwaarden voldoen. Dat oordeel zullen wij ons bij de evaluatie vormen. Als u mij vraagt of ik jaarlijks wil volgen hoe het zit met de kwaliteit van de jeugdhulp en de financiële randvoorwaarden – hoe gebruiken de gemeenten de middelen? – dan wil ik graag toezeggen dat ik dat zal doen ter gelegenheid van het jaarverslag. Ik waarschuw echter voor het te vroeg trekken van conclusies, nu wij nog maar net zijn begonnen.

Mevrouw Beuving (PvdA):

Ik begrijp dat de staatssecretaris de zaken wil loskoppelen: de informatie over de kwaliteit enerzijds en de financiële randvoorwaarden anderzijds, terwijl ik daartussen een relatie wil leggen. Dit betekent dat mijn fractie moet overwegen of wij een motie wel of niet nodig vinden.

(...)

Handelingen I 2013-2014, nr. 19, item 5 - blz. 75

Mevrouw Beuving (PvdA):

(...)

Ik kom op de moties die ik overwoog in te dienen. Het ging om twee moties. Allereerst een motie over kwaliteit en financiële randvoorwaarden. De staatssecretaris heeft aangegeven bereid te zijn om de Eerste Kamer jaarlijks te informeren over de kwaliteit van het jeugdhulpsysteem en de financiële randvoorwaarden. (...)


Brondocumenten


Historie







Toezegging Inkomenseffecten afschaffing Wtcg en CER (33.726) (T01931)

De staatssecretaris van VWS zal de Kamer, naar aanleiding van een opmerking van het lid Ter Horst, informeren over de schijnbare tegenstelling tussen de memorie van antwoord en de handleiding voor de gemeenten wat betreft de min 2%.


Kerngegevens

Nummer T01931
Status voldaan
Datum toezegging 27 mei 2014
Deadline 1 juli 2014
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Kamerleden Dr. G. ter Horst (PvdA)
Commissie commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen afschaffing
inkomenseffecten
Wtcg
Kamerstukken Afschaffing financiële regelingen voor chronisch zieken en gehandicapten (33.726)


Uit de stukken

Stenogram

Mevrouw Ter Horst (PvdA):

Ja, dat weet ik, maar ik moet echt even iets helder krijgen, anders kan ik niet verder luisteren. Het gaat over die maximaal min 2%. Dat stelt de minister in de memorie van antwoord. Daarin schrijft hij: met dat bedrag kunnen de inkomenseffecten die het gevolg zijn van de afschaffing van de Cer en de WTCG-tegemoetkoming beperkt worden tot maximaal min 2%. Dat stelt de minister daar en dat geloof ik ook meteen, maar in de handleiding voor de gemeenten staat bij tabel 3: het gaat om de inkomenseffecten als gevolg van het afschaffen van de WTCG en de Cer, inclusief de gehandhaafde fiscale regeling en met inbegrip van het budget dat wordt toegevoegd aan het Gemeentefonds. En dan kom je dus op percentages die veel hoger liggen dan die min 2%. Toen raakte ik even de draad kwijt.

Staatssecretaris Van Rijn:

In die tabel wordt gepresenteerd wat de effecten zijn van het afschaffen van WTCG en Cer terwijl de fiscale regeling intact blijft. Vervolgens is eigenlijk de redenering: wat zou je kunnen bewerkstelligen met die 268 miljoen?

Mevrouw Ter Horst (PvdA):

Ja, maar dat staat er dus niet. Er staat: inclusief de gehandhaafde fiscale regeling — daar heeft de minister gelijk in — en met inbegrip van het huidige budget dat wordt toegevoegd aan het Gemeentefonds. Daar staat toch dat ze dat budget daar ook al bij betrokken hebben? Of is het op een onhandige manier opgeschreven?

Staatssecretaris Van Rijn:

Dat zou ik even moeten nakijken, maar …

Mevrouw Ter Horst (PvdA):

Graag.

Mevrouw Ter Horst (PvdA):

De staatssecretaris had beloofd dat hij nog zou terugkomen op de schijnbare tegenstelling tussen de memorie van antwoord en de handleiding voor de gemeenten wat betreft de min 2%.

Staatssecretaris Van Rijn:

Die kon ik in de handreiking niet zo snel vinden.

Mevrouw Ter Horst (PvdA):

Het gaat om tabel 3 op bladzijde 18.

Staatssecretaris Van Rijn:

Als de voorzitter mij dat toestaat, zoek ik het even op. Als ik het zo even bekijk, is dat volgens mij een andere tabel dan de tabel die bij het wetsvoorstel hoort. In die tabel staat namelijk dat het gaat om het afschaffen van de Cer en de WTCG inclusief de fiscale regels en exclusief het budget voor het gemeentelijke fonds. Ik zal zorgen dat ik dat nog even heel goed bekijk, en naga of het fout is of niet. De feiten zijn als volgt. In de tabel staat het afschaffen van de WTCG en de Cer inclusief fiscale regels en exclusief het budget dat de gemeente ter beschikking heeft voor de …

Mevrouw Ter Horst (PvdA):

Er staat "met inbegrip van het budget dat wordt toegevoegd", althans in mijn exemplaar.

Staatssecretaris Van Rijn:

Dat is echter een andere tabel dan die bij het wetsvoorstel.

De voorzitter:

De staatssecretaris heeft aangeboden om daar een antwoord op te geven.

Mevrouw Ter Horst (PvdA):

Precies. Als de staatssecretaris dat wil doen en ons dat wil melden, graag.



Historie