Rappelabele toezeggingen Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Rappel vooruitblik juli 2014)



Dit is het rappel vanaf 02-07-14 tot 02-01-15.

 




Toezegging Verdringing op de arbeidsmarkt (31.767) (T01000)

De minister van SZW zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Strik, toe het risico van verdringing op de arbeidsmarkt mee te nemen in de aan de Tweede Kamer toegezegde evaluatie over de toepassing van de wet, die echter niet voor 2012 zal verschijnen in verband de huidige economische situatie.


Kerngegevens

Nummer T01000
Status voldaan
Datum toezegging 23 juni 2009
Deadline 1 juli 2016
Verantwoordelijke(n) Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Kamerleden mr. dr. M.H.A. Strik (GroenLinks)
drs. G.H. Terpstra (CDA)
dr. M. Westerveld (PvdA)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen arbeidsmarkt
langdurig werklozen
Kamerstukken Het vergroten van kansen op werk voor langdurig werklozen (31.767)


Uit de stukken

Handelingen I 2008-2009, nr. 36 – blz.1654-1657 en 1671 - 1677

Blz. 1657

(...)

Mw. Strik (GroenLinks):

De regering schat het risico op verdringing op de arbeidsmarkt klein in, en baseert dat op het verwachte gedrag van werkgevers. Dat is een nogal dunne basis, omdat de overheid hier zelf niets in te sturen heeft. De zorgen van onze fractie dat mensen met een grote

afstand tot de arbeidsmarkt die zijn aangewezen op laaggeschoolde arbeid, van het verruimde begrip passende arbeid het slachtoffer worden, zijn met de beantwoording door de regering niet weggenomen.

Blz. 1675

(...)

Mw. Strik (GroenLinks):

Wat betreft de mogelijke effecten van het wetsvoorstel heeft de minister aangegeven dat de verwachting dat werkgevers niet snel hoger gekwalificeerde mensen in dienst zullen nemen, niet op onderzoek is gebaseerd maar zelfs alleen op een vooronderstelling. Dat was dus nog dunner dan ik vermoedde. Voor onze fractie blijft het wel de vraag of de minister daarmee niet toch een bepaald risico neemt

Blz. 1677

(...)

Minister Donner:

Die is gebaseerd op een zekere praktijkervaring, ook bij het UWV, waaruit blijkt dat het veeleer zo is dat de terughoudendheid bij werkgevers erin bestaat dat men werknemers die overgekwalificeerd zijn niet aanneemt uit vrees dat ze heel snel weer vertrekken nadat ze ingewerkt zijn en weer de regelmaat van arbeid hebben. Daarom heb ik minder zorgen over het punt van de verdringing, maar, zoals toegezegd, er zal een evaluatie plaatsvinden. Er zal ook op dit punt gelet moeten worden


Brondocumenten


Historie







Toezegging Kinderopvangtoeslag doelgroepouders (33.212) (T01549)

De minister van SZW zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Sent , toe de effecten van de koppeling van het recht op kinderopvangtoeslag voor doelgroepouders aan de duur van het traject naar werk, te monitoren.


Kerngegevens

Nummer T01549
Status voldaan
Datum toezegging 10 juli 2012
Deadline 1 januari 2015
Verantwoordelijke(n) Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Kamerleden A. Elzinga (SP)
Prof.dr. E.M. Sent (PvdA)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen doelgroepouders
kinderopvangtoeslag
reïntegratie
Kamerstukken Grondslagen nieuwe bezuinigingen kinderopvangtoeslag (33.212)


Uit de stukken

Handelingen I 2011-2012, nr. 37-5- blz.42

Mevrouw Sent (PvdA): Het kabinet is voornemens om de kinderopvangtoeslag te koppelen aan de lengte en de omvang van een traject naar werk. Mijn fractie maakt zich zorgen over het risico dat doelgroepouders vanwege onzekerheid over welke uren ze op kunnen nemen, af zullen zien van het opnemen van kinderopvangtoeslag en daardoor minder gebruik zullen maken van de mogelijkheid een traject naar werk te volgen. Graag vraag ik de minister of hij bereid is om het aantal uren dat doelgroepouders gebruikmaken van kinderopvang te monitoren, de Kamer daarover te informeren en het te betrekken bij het opstellen van het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit kinderopvangtoeslag in 2014. 

Handelingen I 2011-2012, nr. 37-16- blz. 150-151

Mevrouw Sent (PvdA): Er was een vraag over het monitoren van het aantal uren dat doelgroepouders specifiek gebruikmaken van kinderopvang. Het antwoord op die vraag heb ik niet gehoord. De VNG uitte zorgen over de uitvoerbaarheid. Daar heeft de minister het over gehad, maar niet over de zorgen van de VNG over potentiële schuldenproblemen en de effecten die dit zou hebben op de doelgroepouders.

Mevrouw Sent (PvdA): Waar de VNG aandacht voor vraagt, is de urenfluctuatie bij de doelgroepouders en de problemen die dit oplevert met het afnemen van kinderopvang, het registreren van het aantal uren en de vergoeding die ze daarvoor krijgen. Deelt de minister deze zorg? Het gaat er niet om hoeveel geld er beschikbaar is voor doelgroepouders. Het gaat er meer om dat er vanwege de onzekerheid grotere risico's aan kleven voor doelgroepouders dan voor anderen.

Minister Kamp: Natuurlijk ben ik van plan om samen met de Belastingdienst, die ook over de gegevens beschikt, te bezien hoe dit in de praktijk uitpakt voor doelgroepouders. Het is de bedoeling dat doelgroepouders behoorlijk kunnen studeren, dat ze kunnen inburgeren en dat ze het re-integratietraject kunnen volgen. Wat er in dat verband redelijkerwijs moet worden gedaan met de kinderopvangtoeslag, willen wij graag doen. Het meerdere moet eraf, maar als wij dit terugbrengen tot wat volgens ons redelijk is, zullen we ook bezien of dit de effecten heeft die wij veronderstellen dat het zal hebben. Die ontwikkeling zullen wij volgen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Monitoren nieuwe wijze van inburgering (33.086) (T01583)

De Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden De Graaff, Meurs, Strik en Swagerman, toe de nieuwe wijze van inburgering te monitoren en de Kamer daarover te informeren. Daarbij wordt onder andere aandacht besteed aan:

  • de aantallen migranten die een inburgeringscursus volgen en zelf betalen;
  • de beschikbare middelen in relatie tot de kosten van het inburgeringsonderwijs;
  • betaalbaarheid en kwaliteit van het inburgeringsonderwijs;
  • de geografische spreiding van de voorzieningen;
  • de fraudegevoeligheid van de examens;
  • de verhouding klassikaal vs. internet bij inburgeringscursussen.

Kerngegevens

Nummer T01583
Status voldaan
Datum toezegging 11 september 2012
Deadline 1 januari 2016
Verantwoordelijke(n) Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Kamerleden Drs. M.J.R.L. de Graaff (PVV)
prof. dr. P.L. Meurs (PvdA)
mr. dr. M.H.A. Strik (GroenLinks)
Mr. B.J. Swagerman (VVD)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen inburgering
monitoring
Kamerstukken Versterking eigen verantwoordelijkheid inburgeringsplichtige (33.086)


Uit de stukken

Handelingen I 2011-2012, nr. 38-2 - blz. 2

Mevrouw Meurs (PvdA): In de schriftelijke voorbereiding hebben wij al gewezen op het feit dat in dit voorstel voor het gemak wordt uitgegaan van een opleidingsmarkt en een kiezende consument. Bij de voorbereiding van dit wetsvoorstel is zelfs een onderzoek gedaan naar de effecten van deze maatregel, waaruit blijkt dat ROC's zich uit deze markt zullen terug trekken. Het zal vooral de private sector zijn die cursussen aanbiedt. De verwachting is dat vooral prijsvechters in de markt zullen komen met alle gevolgen voor de kwaliteit van het aanbod, in het bijzonder het binnen termijn halen van het examen. De verwachting is dat er wel voldoende aanbieders overblijven voor de hoger opgeleiden, maar het aanbod voor laag opgeleiden is kwetsbaar. Het aantal locaties en de spreiding ervan zal afnemen. Verwacht wordt een concentratie in de Randstad. Is de minister nog voornemens enig toezicht uit te oefenen op deze markt en te waarborgen dat er voldoende aanbod blijft van goede kwaliteit? En wat als de kwaliteit volstrekt onvoldoende is?

(...)

Handelingen I 2011-2012, nr. 38-2 - blz. 6

De heer Marcel de Graaff (PVV): Ik sluit af, want ik heb eigenlijk geen tijd meer. Ik rond af met een vraag aan de minister. Zal hij nog enige substantie geven aan dit wetsvoorstel? Zal hij immigranten daadwerkelijk de kosten van hun eigen inburgering laten betalen? Of kunnen we een ongelimiteerd aantal uitzonderingen tegemoet zien, waardoor dit wetsvoorstel feitelijk een wassen neus zal blijken?

(...)

Handelingen I 2011-2012, nr. 38-2 - blz. 7

Mevrouw Strik (GroenLinks): De regering heeft voor volgend jaar nog 100 mln. beschikbaar voor 78.000 inburgeringsplichtigen. Als men uitgaat van een bedrag van € 5000 per traject, dan kunnen hiermee maar hooguit 10.000 niet-asielgerechtigden worden geholpen. Een aantal van hen zal al gevorderd zijn in een traject, maar een ander deel zal juist nog aan het begin staan van een traject of bezig zijn met alfabetisering. Er lijkt dus een groot gat te gapen tussen enerzijds het budget dat nodig is om al deze mensen het traject te laten voltooien, en anderzijds het budget dat beschikbaar is. Kan de regering toezeggen dat zij instaat voor de financiële dekking van het afronden van deze trajecten tot en met een geslaagd inburgeringsexamen?

Mijn fractie is er ook niet gerust op dat op het individuele niveau iedere inburgeringsplichtige voldoende kan lenen. Het bedrag voor een reguliere migrant is immers maximaal € 5000, terwijl voor een cursus inclusief alfabetisering € 8000 wordt beraamd. Kan de regering toezeggen dat migranten voor wie € 5000 aantoonbaar niet toereikend is, een aanvullende lening kunnen krijgen?

(...)

Mevrouw Strik (GroenLinks): De regering rept van onderwijs via internet. Beschouwt zij dit onderwijs werkelijk als gelijkwaardig aan klassikale en persoonlijke begeleiding? Volgens mijn fractie zal voor een groot deel van de inburgeringsplichtigen dit onvoldoende zijn. Ik hoor graag een reactie. Ik hoor ook graag de toezegging dat de Kamer de uitkomsten van de monitoring krijgt toegestuurd.

(...)

Handelingen I 2011-2012, nr. 38-7 - blz. 30

Minister Leers: Volgens mij is de kern van de zaak dat het kabinet er voluit voor heeft gekozen om de verantwoordelijkheid van de inburgeraar dik te onderstrepen. De heer De Graaff van de PVV vroeg of dit wel substantie heeft. Hij vroeg of de migrant wel eens daadwerkelijk wordt aangesproken op zijn verantwoordelijkheid en wel eens wordt geconfronteerd met financiële consequenties. Mijn antwoord op die vraag is gewoon: ja. De migrant kiest zelf voor de wijze van inburgering en de kosten ervan moeten primair door hemzelf worden opgebracht. Alleen als dat niet mogelijk is en als er sprake is van uitzonderlijke omstandigheden, zal de overheid te hulp moeten komen en de migrant terzijde moeten staan.

De heer Marcel de Graaff (PVV): De minister zal begrijpen dat ik erg blij ben met deze woorden. Is hij ook bereid om de Kamer, ook in de toekomst, te informeren over de aantallen? Over welke aantallen hebben wij het?

Minister Leers: Ja, dat zeg ik graag toe, temeer omdat ik van plan ben om de ontwikkeling van deze nieuwe wijze van inburgering te monitoren. Dat zal ik straks toelichten. Vanzelfsprekend krijgt de Kamer de resultaten daarvan toegestuurd.

(...)

Handelingen I 2011-2012, nr. 38-7 - blz. 35

Minister Leers: Mevrouw Strik heeft gevraagd of de regering bereid is, meer middelen in te zetten voor het inburgeringsonderwijs van asielgerechtigden. Ik heb al gezegd dat er € 1000 per persoon beschikbaar is voor maatschappelijke begeleiding. Daarnaast is er – dit beschouw ik als een enigszins bijzondere categorie – een extra bedrag voor de uitgenodigde vluchtelingen. Dat komt er bovenop. Dat betreft niet iedere vluchteling, maar asielgerechtigden krijgen € 1000 voor maatschappelijke begeleiding. Er wordt taalles gegeven in het opvangcentrum, er is € 5000 of € 10.000 beschikbaar om te lenen voor cursussen en de afbetaling geschiedt naar draagkracht. Ik meen dat ik daarmee toch een redelijk goede balans heb gevonden om die kwetsbare groep te ontzien. Eerlijk gezegd zie ik niet hoe ik dat zou kunnen versterken zonder afbreuk te doen aan de eigen verantwoordelijkheid. Ik zeg wel toe dat ik dit aspect goed wil bekijken in de monitoring. Ik wil goed volgen of asielgerechtigden niet in de problemen komen. Ik kom er zo dadelijk over te spreken hoe de monitoring vormgegeven zal worden. Dat wil ik wel graag erbij betrekken, maar ik zie op dit moment niet dat er extra middelen ter beschikking zijn.

(...)

Handelingen I 2011-2012, nr. 38-7 - blz. 36

Minister Leers: Mevrouw Strik vroeg of de regering kan toezeggen dat migranten voor wie het bedrag van € 5000 niet voldoende is, een aanvullende lening kunnen krijgen. Ik ga vooralsnog ervan uit dat de beschikbaar gestelde bedragen ruim voldoende zijn om de kosten voor inburgering te betalen. Mijn verwachting is dat de kosten van de cursus niet zullen stijgen door de wijziging van de wet. Voor analfabete asielgerechtigden is er nog een plafond van € 10.000, maar ik zeg opnieuw toe dat ik het zal volgen via de monitoring. Mocht het onvoldoende blijken, dan kom ik daarin tegemoet.

(...)

Handelingen I 2011-2012, nr. 38-7 - blz. 38

Minister Leers: Het toezicht op de activiteiten van DUO vindt plaats op de wijze die in de ambtelijke dienst gebruikelijk is, namelijk door monitoring. De kwaliteit van de inburgeringscursussen wordt via het keurmerk van de stichting Blik op Werk gegarandeerd. Dat blijft zo na wijziging van de wet. Ik zal wel gaan monitoren, zodat ik de Kamer kan informeren over de vraag of het aanbod voldoende betaalbaar en kwalitatief voldoende is. Wat mij betreft, ga ik daarbij ook de elementen betrekken die ik eerder heb genoemd, bijvoorbeeld de vraag of er ook aan asielgerechtigden en dergelijke een pakket wordt aangeboden dat voldoende is.

(...)

Handelingen I 2011-2012, nr. 38-7 - blz. 39

Mevrouw Meurs (PvdA): De minister heeft gezegd dat er gemonitord zal worden. Hij noemde daarbij de aspecten kwantiteit en kwaliteit. Ik zou dan nog graag willen weten of hij dan ook gaat kijken naar de spreiding, ook in geografisch opzicht. Uit het onderzoek dat is gedaan komt naar voren dat het risico heel groot is dat er een concentratie in de Randstad komt en dat er alleen maar aanbod zal zijn voor hoger opgeleiden. Dus gaat de minister ook kijken naar het niveau en of er voldoende aanbod is voor die verschillende groepen?

(...)

Handelingen I 2011-2012, nr. 38-7 - blz. 40

De heer Swagerman (VVD): Ik heb eigenlijk nog maar één vraag aan de minister over iets waar hij iets te makkelijk overheen is gegaan. Die vraag heeft ook te maken met mijn vraag hoe dit systeem te handhaven is. Ook als je gaat digitaliseren en unieke nummers gaat uitreiken, kan ik mij voorstellen dat het systeem fraudegevoelig is. Verdient het geen aanbeveling om daar toch nog eens aandacht aan te besteden, al dan niet in een monitoring die toch al plaatsvindt in het kader van dit wetsvoorstel? Daar nodig ik de minister toe uit.

(...)

Handelingen I 2011-2012, nr. 38-7 - blz. 43

Minister Leers: Ik zeg de hele Kamer nogmaals toe dat ik bij de monitoring niet alleen zal kijken naar de kwaliteit maar wel degelijk ook naar de spreiding van de voorzieningen. Ik ben het volstrekt met mevrouw Meurs eens dat het niet zo kan zijn dat we straks in een marktsituatie zitten waarbij de markt zich concentreert op de grote steden en er nauwelijks aanbod van cursussen is in bijvoorbeeld Zeeland of Limburg. Ik deel die mening. De Kamer mag mij daaraan houden. Ik zal dit bij de monitoring betrekken.

(...)

Handelingen I 2011-2012, nr. 38-7 - blz. 43

Minister Leers: Ook fraudegevoeligheid is voor de heer Swagerman een punt. Ik heb geprobeerd om de Kamer ervan te overtuigen dat fraudegevoeligheid niet aan de orde kan zijn omdat de examens via de computer worden afgenomen en elke keer weer maatwerk zijn. Ik wil dit punt echter graag meenemen in de monitoring om de Kamer de zekerheid te bieden dat fraude echt wordt uitgesloten. Ook op dit punt zal ik de Kamer laten horen of lezen wat de ervaringen zijn.

(...)

Handelingen I 2011-2012, nr. 38-7 - blz. 44

Minister Leers: Over de monitoring heb ik gesproken. Ik zal monitoren op prijs, geografische spreiding en kwaliteit. Ik volg de aantallen inburgeraars die starten met een cursus. Overigens is internet niet het enige leeraanbod. De verhouding klassikaal versus internet zal ik volgen en de Kamer daarover informeren in de monitor.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Omvorming visitatiecommissies (33.182) (T01777)

De staatssecretaris van SZW zegt de Kamer, naar aanleiding van een opmerking van het lid Hoekstra, toe dat de visitatiecommissies na 3 jaar omgevormd dienen te zijn in raden van toezicht.


Kerngegevens

Nummer T01777
Status voldaan
Datum toezegging 9 juli 2013
Deadline 1 januari 2018
Verantwoordelijke(n) Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Kamerleden Mr. W.B. Hoekstra (CDA)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen pensioenfondsen
raden van toezicht
visitatiecommissies
Kamerstukken Wet versterking bestuur pensioenfondsen (33.182)


Uit de stukken

Handelingen I 2012-2013, nr. 35-16- p.64-65

Staatssecretaris Klijnsma:

Als er wordt gekozen voor een visitatiecommissie, zal de visitatie jaarlijks moeten plaatsvinden in plaats van één keer per drie jaar, zoals nu het geval is. Bovendien is het de bedoeling dat op termijn alle pensioenfondsen overgaan naar een raad van toezicht. Ik hecht eraan om dit nog eens flink te onderstrepen. De heer Hoekstra heeft hierover ook opmerkingen gemaakt. Ik vind dat wij over drie jaar heel goed moeten evalueren hoe de visitatiecommissies nu werken, en erop uit moeten zijn, en meer dan dat, dat de visitatiecommissies worden omgevormd in raden van toezicht, zodat voor alle pensioenfondsen dan de raden van toezicht aan de orde zijn.

De heer Hoekstra (CDA):

Voor de precisie stel ik toch nog even de volgende vraag. Zegt de staatssecretaris hiermee toe dat over drie jaar deze visitatiecommissies weer zijn verdwenen en zijn omgezet in raden van toezicht?

Staatssecretaris Klijnsma:

Ik heb zojuist gezegd dat ik over drie jaar evalueer hoe de visitatiecommissies hebben gefunctioneerd, maar dat ik tegenover de visitatiecommissies evenals tegenover de betreffende pensioenfondsen die van een visitatiecommissie gebruikmaken, heel helder zal zijn dat het wijs is om na die drie jaar, of zoveel eerder als mogelijk is, naar een raad van toezicht over te stappen.

De heer Hoekstra (CDA):

Het spijt me wel, maar dat is toch min of meer wat er nu in de toelichting op het wetsvoorstel staat. Daartegen heeft een aantal fracties grote bezwaren geuit. In die toelichting staat namelijk precies dat wij drie jaar gaan wachten, dan gaan evalueren en dan gaan bepalen, niet dat maar óf wij van die visitatiecommissies af moeten. Precies dat verschil tussen "dat" en "of" zou mijn fractie, maar ik denk ook andere fracties, graag van tafel willen hebben.

Staatssecretaris Klijnsma:

Dat kan ik me voorstellen, maar de heer Hoekstra begrijpt ook, naar ik aanneem, dat wij de fondsen in de consultatie de visitatiecommissie als een instrument voor drie jaar of minder hebben aangeboden. Ik wil hier best toezeggen dat ik tegen de pensioenfondsen zal stipuleren dat zij erop gericht dienen te zijn dat na die drie jaar de raad van toezicht een gegeven is.

Handelingen I 2012-2013, nr. 35-16- p.67

Staatssecretaris Klijnsma:

Ik onderstreep dat ik er zeer op uit ben om het fenomeen visitatiecommissie geen lang leven beschoren te laten zijn.

Handelingen I 2012-2013, nr. 35-16- p.72

De heer Hoekstra (CDA):

De staatssecretaris heeft net op een heel charmante manier over de visitatiecommissie toegezegd dat ze haar best gaat doen. Dat is eerlijk gezegd wel het vertrekpunt van het vertrekpunt voor iedere bewindspersoon. Ik nodig haar nadrukkelijk uit dit aan te scherpen, niet in de termijn van drie jaar die ze de sector wil gunnen – daar kan mijn fractie zich zeer in vinden – maar wel in wat daarna komt, namelijk het verschil tussen "dat" en "of". Ik denk dat de staatssecretaris begrijpt wat ik met die wat cryptische omschrijving bedoel.

Handelingen I 2012-2013, nr. 35-16- p.72

Staatssecretaris Klijnsma:

De heer Hoekstra zei dat hij eraan hecht dat de staatssecretaris nog even neerzet of het "dat" of "of" is als het gaat om de visitatiecommissie en uiteindelijk een raad van toezicht. Ik wil hier wel heel stevig zeggen dat het gewoon "dat" is. Dan is het ook helder voor de pensioenwereld als zodanig. Dan kan er geen misverstand over bestaan. Dat lijkt mij duidelijk.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Monitoren bestuursmodellen (33.182) (T01780)

De staatssecretaris van SZW zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Postema, toe om het gebruik van de modellen te monitoren en de Eerste Kamer van de resultaten op de hoogte te stellen.


Kerngegevens

Nummer T01780
Status voldaan
Datum toezegging 9 juli 2013
Deadline 1 april 2018
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Kamerleden Drs. A. Postema (PvdA)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen bestuur
bestuursmodellen
monitoring
pensioenfondsen
Kamerstukken Wet versterking bestuur pensioenfondsen (33.182)


Uit de stukken

Handelingen I 2012-2013, nr. 35-16-blz. 70

Staatssecretaris Klijnsma:

De heer Postema heeft gezegd: van mij of van ons hadden die drie one-tiermodellen niet per se opgenomen hoeven worden. Ik heb al geduid hoe ze in het wetsvoorstel terecht zijn gekomen. Hij vraagt ook wat mijn inschatting is over het gebruik van die modellen. Ik ben zeer van plan om dat te gaan monitoren. Ik zal van de resultaten daarvan uiteraard ook de Eerste Kamer in kennis stellen. Ik ga dit dus nauwlettend volgen.

Handelingen I 2012-2013, nr. 35-16-blz. 74

De heer Postema (PvdA):

Ook dank ik haar voor de toezegging om het gebruik van de modellen, ook van de modellen waar wij onze zorgen over hebben, nauwgezet te monitoren en onze Kamer daarover te informeren.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Evaluatie financiering SER (33.481) (T01811)

De minister van SZW zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Ester en Kneppers, toe de financiering van de SER vanuit het Algemeen Werkloosheidsfonds (AWf)  twee jaar na invoering te evalueren en daarbij ook de mogelijkheid van financiering uit algemene middelen en alternatieve financieringsvormen te betrekken, mede in relatie tot de kerndoelstelling van de SER. Tevens zal gekeken worden naar de rol en positie van het UWV in het geheel.


Kerngegevens

Nummer T01811
Status voldaan
Datum toezegging 5 november 2013
Deadline 1 januari 2016
Verantwoordelijke(n) Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Kamerleden Dr. P. Ester (ChristenUnie)
prof. mr. dr. E.M. Kneppers-Heijnert (VVD)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen Algemeen Werkloosheidsfonds
financiering
Sociaal-Economische Raad
Kamerstukken Financiering van de Sociaal-Economische Raad (33.481)


Uit de stukken

Handelingen I 2013-2014, nr.6-9- blz. 55-57

Minister Asscher:

Ik wil ook niet voorbijgaan aan de reserves van de Kamer bij de voorgestelde, tijdelijke oplossing via het AWf. Met het advies van de Raad van State in gedachten heb ik daarom een horizon- en evaluatiebepaling aangebracht. Die is er expliciet op gericht om te bekijken of op termijn geen andere, betere aanpak mogelijk is. Daarom wordt drie jaar na invoering bezien of het anders zou kunnen en moeten. [...] Mevrouw Kneppers heeft gevraagd welke vragen en gronden bekeken zouden dienen te worden in zo'n evaluatie en op welke manier de AWf-route zou kunnen vervallen. Ik kan mij geheel vinden in de vragen die door de ChristenUnie en D66 zijn voorgesteld. In de evaluatie moeten zowel praktische als meer fundamentele vragen worden gesteld, dus ook wat de bedoelde en onbedoelde effecten zijn van een constructie als deze en of dat spanning oplevert. Wij willen geen papieren tijger. Wij moeten serieus bekijken hoe dit uitpakt, hoe wij aankijken tegen het meer fundamentele, principiële bezwaar tegen het gebruik van het AWf en of er inmiddels zicht is op een beter alternatief.

De heer Ester (ChristenUnie):

Voorzitter. De fracties van de ChristenUnie en D66 danken de minister voor de beantwoording van onze vragen en voor de plezierige wijze van debatteren. Wij zijn tevreden met de toezegging van de minister om de door onze fracties geopperde vragen en criteria mee te nemen in de evaluatie van de SER-financiering via het AWf. Met zijn goeddunken herhaal ik deze nog even om ervoor te zorgen dat wij het over hetzelfde hebben. Het gaat om de volgende evaluatiecriteria: de mate waarin de AWf-constructie leidt tot een toekomstbestendige financiering van de SER, mogelijke disfuncties van deze constructie, een expliciete weging van alternatieve financieringsvormen, de relatie van de financiering van de SER tot de kerndoelstelling van de raad en ook de rol en de positie van het UWV in het geheel. Onze inzet is, zoals gezegd, vooral gericht op het toewerken naar een duurzame en bestendige financiering van de SER. Wij hebben het idee dat met het voorliggende wetsvoorstel en de evaluatiecriteria daarvoor een goede opmaat is gevonden.

Minister Asscher:

Mijn toezegging over de inrichting van de evaluatie staat. Het verslag kan daaraan verder bijdragen.[...] Ik zeg toe dat ik de evaluatie die na drie jaar voorzien is, wat ik door middel van rust voor de SER aantrekkelijk vind, versnel. Dan evalueren we na twee jaar. Ik geef daaraan de kleuring dat wij bij voorkeur uitkomen op een andere financieringsbron. We zitten dan met een situatie die nu niet ideaal is, maar we kunnen dan wel naar hetzelfde streven.

Mevrouw Kneppers-Heijnert (VVD):

Kan de minister ook toezeggen dat financiering uit de algemene middelen een alternatief is dat hij onderzoekt bij die evaluatie?

Minister Asscher:

Ik heb er geen enkel bezwaar tegen om nog eens te overwegen wat alle alternatieven van financiering zijn. Ik heb daar net een korte opsomming van gegeven in de richting van de heer Esser die daar specifiek naar vroeg. Ik ben bereid om mij niet te beperken tot de evaluatie van de financiering uit het AWf maar ook te bekijken wat er naast financiering uit de algemene middelen nog te voorzien is aan alternatieven. Dat doe ik graag. Dat past bij mijn uitspraak dat ik het niet ideaal vind en dat er daarom een evaluatie moet worden gedaan, met een open blik naar de mogelijkheid van iets beters. Dat kan een andere financiering zijn, niet uit een fonds maar uit algemene middelen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Algemeen Werkloosheidsfonds (33.481) (T01812)

De minister van SZW zegt de Kamer, naar aanleiding van opmerkingen van het lid Kneppers, toe dat het Algemeen Werkloosheidsfonds (AWf) bedoelt is voor de uitvoering van de Werkloosheidswet en niet gebruikt zal worden voor allerlei andere doeleinden. 


Kerngegevens

Nummer T01812
Status voldaan
Datum toezegging 5 november 2013
Deadline 1 januari 2015
Verantwoordelijke(n) Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Kamerleden prof. mr. dr. E.M. Kneppers-Heijnert (VVD)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie legisprudentie
Onderwerpen Algemeen Werkloosheidsfonds
Werkloosheidswet
Kamerstukken Financiering van de Sociaal-Economische Raad (33.481)


Uit de stukken

Handelingen I 2013-2014, nr.6-9- blz. 54

Minister Asscher:

Ik ga eerst in op het AWf als financieringsbron, want op dat punt zit de belangrijkste aarzeling, met name in het betoog van de VVD namens een aantal partijen. Ik kan mij die twijfel voorstellen. Ik kan mij die aarzeling ook voorstellen. Het Algemeen Werkloosheidsfonds heeft tot doel de Werkloosheidswet uit te voeren. Dat willen wij ook zo houden. Het AWf moet niet worden opgetuigd voor allerlei doelen die daarmee niets te maken hebben.

Handelingen I 2013-2014, nr.6-9- blz. 56-57

Mevrouw Kneppers-Heijnert (VVD):

Alles wat gezegd wordt is waar. Het is een bescheiden budget. Je kunt dit bagatelliseren en je afvragen waar wij het eigenlijk over hebben, slechts 0,02%, maar dat was mijn punt niet. Mijn punt was een principieel punt. Dit is een doelfonds en dat moet je niet met andere dingen verwarren en verwateren. Het is dus een principieel punt versus een pragmatische oplossing. Dat blijft een beetje zo. Nu er een schaap over de dam is, volgen er straks misschien wel meer. Dat is mijn angst. Straks financieren wij veel meer uit het Algemeen Werkloosheidsfonds.

Minister Asscher:

Ik zeg tegen mevrouw Kneppers dat het niet mijn bedoeling was om te miskennen dat hier ook principiële kwesties aan de orde zijn. Ik heb die goed gehoord en begrepen. Ik ben daarop ook ingegaan met de erkenning dat ik het niet ideaal vind. Het kabinet wil niet dat het AWf straks wordt volgeplempt – mevrouw Kneppers zei: als een schaap over de dam is – met allerlei maatschappelijke hobby's om het maar eens even huiselijk uit te drukken. Ik zeg toe dat dat niet gebeurt. Het is zinloos om al te ver terug te kijken in het verleden, maar de wijze waarop is omgesprongen met het AWf is niet zonder risico geweest.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Internet voor ouderen (33.877) (T01937)

De minister van Buitenlandse Zaken zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Nagel (50PLUS), toe na te gaan of de ontwikkeling van de digitale vaardigheden van 50-plussers in de EU, en in het bijzonder in Nederland, moet worden ondersteund.


Kerngegevens

Nummer T01937
Status voldaan
Datum toezegging 15 april 2014
Deadline 1 januari 2015
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister van Buitenlandse Zaken
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Kamerleden J.G. Nagel (50PLUS)
Commissie commissie voor Europese Zaken (EUZA)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen Europees Sociaal Fonds
internet
ouderen
staat van de Unie
Kamerstukken Staat van de Europese Unie 2014 (33.877)


Uit de stukken

Handelingen I 2013-2014, nr. 27, item 8 - blz. 13

De heer Nagel (50PLUS):

Ook zouden wij van de minister willen weten of hij met ons van mening is dat het van zeer groot belang is de digitale vaardigheden van 50-plussers in de EU te bevorderen met geld uit het Europees Sociaal Fonds. Dat is belangrijk voor mensen die niet opgegroeid zijn met internet. Het is belangrijk voor hun sociale contacten, maar ook voor talrijke praktische zaken, zoals bankieren, aangifte doen, communiceren met de overheid en het verkrijgen van informatie, bijvoorbeeld op het gebied van de gezondheid.

Handelingen I 2013-2014, nr. 27, item 8 - blz. 52

Minister Timmermans:

Er is gevraagd of er vanuit het Europees Sociaal Fonds nog wat kan gebeuren aan internet voor ouderen. Ik weet niet of dit uit het Sociaal Fonds gefinancierd kan worden. Ik kan met cijfers onderbouwen dat de internetdichtheid in Nederland hoger is dan in welke andere lidstaat van de EU dan ook. Ik vermoed dat dit niet anders is onder ouderen. Hierbij geef ik meteen toe dat ik een beetje uit casuïstiek van mijn eigen ouders redeneer, maar ik heb de indruk dat dit misschien wat breder in de samenleving is. Ik wil best laten nagaan of er op dit vlak een specifiek probleem aan de orde is. Ik zal die vraag doorspelen aan minister Asscher.


Brondocumenten


Historie