Rappelabele toezeggingen Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Vooruitblik januari tot juli 2015)



Dit is het rappel vanaf 02-01-15 tot 02-07-15.

 




Toezegging Vergroten betrokkenheid jongeren (33.182) (T01781)

De staatssecretaris van SZW zal de Kamer, naar aanleiding van opmerkingen van diverse leden, schriftelijk informeren over de wijze waarop zij jongeren denkt te kunnen betrekken bij het verbeteren van de intergenerationele balans in pensioenfondsbesturen.


Kerngegevens

Nummer T01781
Status voldaan
Datum toezegging 9 juli 2013
Deadline 1 juli 2016
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Kamerleden Jhr.mr. J.P. Backer (D66)
A. Elzinga (SP)
Dr. P. Ester (ChristenUnie)
Mr. W.B. Hoekstra (CDA)
prof. mr. dr. E.M. Kneppers-Heijnert (VVD)
Mr. C.J. Kok (PVV)
Prof.dr. C.A. de Lange (Fractie-De Lange)
J.G. Nagel (50PLUS)
Drs. A. Postema (PvdA)
C. P. Thissen (GroenLinks)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen jongeren
pensioenfondsen
zetelverdeling
Kamerstukken Wet versterking bestuur pensioenfondsen (33.182)


Uit de stukken

Handelingen I 2012-2013, nr. 35-16-blz. 72

De heer Ester (ChristenUnie):

Mijn fractie heeft, samen met andere fracties, nadrukkelijk aandacht gevraagd voor de intergenerationele balans. De staatssecretaris heeft zich daar volop achter gesteld. Een toekomstbestendig pensioenstelsel is een generatiebestendig pensioenstelsel. Mijn fractie vraagt de staatssecretaris om hieraan in het kader van de evaluatie aandacht te besteden, met name wat betreft het wegen van korte- en langetermijnbelangen, ook in het beleggingsbeleid en het risicobeheer. Met name daar moet de intergenerationele balans blijken. Kan de staatssecretaris dat toezeggen? Dat gaat dus verder dan een louter statistische rapportage over de leeftijdsverdeling van bestuurders van pensioenfondsen. Graag krijg ik daarop een reactie

Handelingen I 2012-2013, nr. 35-16-blz. 74

De heer Thissen (GroenLinks):

Ik ben blij met de toezegging van de staatssecretaris over de intergenerationele balans. De staatssecretaris zegt het ermee eens te zijn, maar wat betekent dat? Gaat zij dat regelen? Deze Kamer, die ook in balans is wat betreft het intergenerationele aspect aangezien hier ook zo'n beetje alle leeftijdsgroepen zijn vertegenwoordigd, hecht er zeer aan dat dezelfde afspiegeling in de besturen van de pensioenfondsen zichtbaar is.

Handelingen I 2012-2013, nr. 35-16-blz. 77 - 78

Staatssecretaris Klijnsma:

Een ander punt, waar niet alleen de heer Hoekstra op in is gegaan, maar eigenlijk alle leden – dat snap ik heel goed, want dat vind ik zelf ook een heel wezenlijk punt – is de positie van jonge mensen in de context van de pensioenen. Daar hebben alle woordvoerders behartigenswaardige dingen over gezegd. Er is gevraagd hoe ik die positie wil stimuleren. Hoe wil ik ervoor zorgen dat die jonge mensen ook echt een plek krijgen in die pensioenbesturen? Ik ga daar ook voor mezelf nog even heel erg mee aan de slag. We hebben nu zaken als pensioenlaboratoria, waar jonge mensen ook acte de présence geven, maar dat kunnen we nog veel meer stimuleren.

Ik vind ook dat het kabinet daarin een rol te vervullen heeft. Noblesse oblige. Als we het met zijn allen zo wezenlijk vinden, moet ik daar ook een stevige voorzet voor plegen. Ik zeg de Kamer toe dat ik schriftelijk terugkom op de vraag wat je kunt doen om het enthousiasme van jonge mensen voor de oudedagvoorziening op te vijzelen en ervoor te zorgen dat ook zij erover mee gaan denken hoe dat moet. Ik heb daar natuurlijk wel ideeën over geventileerd. Ik zou heel makkelijk kunnen zeggen dat ik het bij de vakbeweging laat of dat de politieke partijen er lekker mee bezig zijn. Ik zie ook bij de universiteiten zaken opborrelen, maar dat is mij te makkelijk. Ik wil het allemaal eens voor deze Kamer op een rij zetten, maar ook voor mezelf, voor de Tweede Kamer en voor de jongeren en de ouderen in Nederland. Dan kom ik daarop terug.

De heer Hoekstra (CDA):

Dat lijkt mij een uitstekend idee van de staatssecretaris, maar ik wil er nog iets aan toevoegen. Zij geeft aan dat zij vooral wil ingaan op het enthousiasmeren van jongeren en het opnemen van jongeren in het bestuur. Dat is op zichzelf geen onaardige gedachte, maar dat is misschien nog maar een deel van waar het mijn fractie en ook andere fracties om ging. Het gaat vooral om de vraag hoe wij ervoor zorgen dat jongeren er niet alleen bij worden betrokken en er ook wat te vertellen hebben, maar dat de belangen van die groepering in bredere zin gewaarborgd worden. Als de staatssecretaris dat ook expliciet wil meenemen in haar schrijven aan deze Kamer, zou dat ons zeer gelukkig maken.

Staatssecretaris Klijnsma:

Wij spreken hier over een feuilleton of een continuing story. We hebben het hedenavond over de governance en binnenkort kom ik graag terug als het gaat om allerlei andere onderdelen die de pensioenwereld in brede zin behelzen. Dan spreek ik over het Witteveenkader, het ftk en noem maar op. De heer Hoekstra zegt dat het hem niet alleen gaat om de positie van jongeren in de besturen, in de context van wat wij vanavond bespreken, maar dat het hem ook gaat om de positie van jongeren in de toekomst wat betreft hun eigen pensioen. Over die intergenerationale balans – het is een moeilijk woord – ben ik het zeer met de heer Hoekstra eens. Ik weet zeker dat wij daarover ook in deze Kamer nog menigmaal zullen debatteren. Ik moet zeggen dat ik daarnaar uitkijk.

De heer Hoekstra (CDA):

Ik waardeer het grenzeloze enthousiasme van de staatssecretaris. Of dat voor het Witteveenkader helemaal op zijn plaats is, zou ik in het midden willen laten tot na het reces.

Staatssecretaris Klijnsma:

Nee, versta mij goed. Ik zei: ik verheug mij op het debat. Wat dan uiteindelijk de conclusie is, is stap 23, maar het debat als zodanig is essentieel. Het gaat om de belangen van oud en jong in de intergenerationale balans. [...] 

De heer Ester heeft ook de jongeren nog eens naar voren geschoven. Hij vroeg mij om te kijken naar de denkkracht, zodat je ook alternatieve organisatiemodellen zou kunnen porren, als ik me zo mag uitdrukken, om jonge mensen naar voren te schuiven. Ik heb al gezegd dat ik mijn eigen denkkracht ook zal benutten voor dit onderwerp. Als de heer Ester lumineuze ideeën over dit onderwerp heeft, hoor ik die graag. Wij zullen dit punt zeker betrekken bij de evaluatie.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Werkgelegenheidseffecten MKB (33.818) (T01909)

De minister van SZW zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Terpstra, toe de gevolgen van de cumulatie van de verplichting tot loondoorbetaling bij ziekte en het verschuldigd zijn van de transitievergoeding te betrekken bij het onderzoek naar de werkgelegenheidseffecten voor het mkb.


Kerngegevens

Nummer T01909
Status voldaan
Datum toezegging 3 juni 2014
Deadline 1 juli 2016
Verantwoordelijke(n) Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Kamerleden drs. G.H. Terpstra (CDA)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen kleine ondernemingen
loondoorbetaling
transitievergoedingen
MKB
Kamerstukken Evaluatie Wet werk en zekerheid (Wwz) (34.351)
Wet werk en zekerheid (33.818)


Uit de stukken

Handelingen I 2013-2014, nr. 32, item 10, pagina 1

Terpstra (CDA):

Net als bij het wetsvoorstel minimumloon inzake overeenkomsten van opdracht (OVO) en het voorstel de Wet arbeidvreemdelingen te wijzigen, willen wij de minister vragen ook hier meer rekening te houden met afwijkende situaties in bepaalde sectoren en met de problemen die kleine ondernemingen kunnen hebben. De kleine ondernemingen hebben onze aandacht gevraagd voor de transitievergoeding die zij moeten betalen bij arbeidsongeschiktheid, nadat ze bijvoorbeeld reeds twee jaar ziektegeld hebben doorbe-taald. Graag hoor ik van de minister hoe hij het probleemvan de mkb'ers in deze nieuwe wetgeving ziet.

Handelingen I 2013-2014, nr. 32, item 14, pagina 7

Minister Asscher:

Voor het mkb geldt dat bedrijven relatief vaak ontslaan via de UWV-route. In het nieuwe stelsel moet ook bij die route de wettelijke transitievergoeding worden betaald, waardoor het mkb mogelijk minder van de hervormingen zou profiteren dan grotere bedrijven. Het is echter niet op voorhandgezegd dat dit leidt tot zwaardere lasten. Dat komt doordat de hervormingen ook een aantal aanzienlijke voordelen voor het mkb met zich meebrengen: het versnellen van de UWV-route, het in mindering brengen van de gehele proceduretijd op de opzegtermijn, lagere ontslagkosten bij ontslag via de rechter en de aftrek van scholings- en van-werk-naar-werkkosten van de transitievergoeding. Ook in de huidige situatie is er bij ontslag via het UWV geregeld wel sprake van vergoedingen, bijvoorbeeld in het kader vaneen sociaal plan, die waarschijnlijk deels zullen vervallen na introductie van een transitievergoeding.

Dat neemt niet weg dat we rekening hebben willen houden met de bijzondere positie van het mkb. Daarom worden kleinere werkgevers uitgezonderd van de tijdelijk hogere transitievergoeding voor oudere werknemers. Verder is door de Tweede Kamer een amendement aangenomen waardoor kleine werkgevers over de periode van dienstverband tot 1 mei 2013 geen transitievergoeding hoeven te betalen, indien sprake is van bedrijfseconomisch ontslag wegens een slechte financiële situatie. Dit is vanuit de gedachte dat ze vanaf dat moment rekening hebben kunnenhouden en voorzieningen hebben kunnen treffen voor een eventuele transitievergoeding. Voor dat moment hebben ze daar voor werknemers die lang in dienst zijn, geenrekening mee kunnen houden.

Tot slot hebben we ook in een breder kader aandacht voor het mkb. Nog deze maand vindt een eerste mkb-panel plaats dat twee à drie keer per jaar zal worden herhaald, onder andere met betrekking tot de risico's die bij werkgevers worden neergelegd. Het gaat dan bijvoorbeeld om administratieve lasten en de loondoorbetalingsplicht bij ziekte. Ook het ministerie van Economische Zaken heeft daar oog voor. Het gaat op dat punt themagericht tafels organiseren met verschillende doelgroepen uit het mkb. Er komt dus een bredere mkb-agenda, omdat we weten dat dit de banenmotor van onze economie is. Daar moet je dus ook rekening mee houden bij de verandering die thans plaatsvindt.

Handelingen I 2013-2014, nr. 32, item 14, pagina 12

Minister Asscher:

Een aantal fracties heeft zorgen geuit over de cumulatie van kosten bij loondoorbetaling bij ziekte en het verschuldigd zijn van de transitievergoeding, in het bijzonder voor kleine werkgevers. Vooral het CDA heeft hierop gewezen. Ik zeg de Kamer toe om deze problematiek mee te nemen in het onderzoek naar de werkgelegenheidseffecten voor het mkb. Dat onderzoek heb ik toegezegd in het kader van de behandeling van deze wet aan de overkant. Dit punt, dus de cumulatie van de verplichting tot loondoorbetalingen de transitievergoeding, zal ik daarbij expliciet meenemen.

Handelingen I 2013-2014, nr. 32, item 14, pagina 18

Terpstra (CDA):

Een van de problemen is de cumulatie van de transitievergoeding en de loondoorbetaling bij ziekte. De minister heeft toegezegd dat hij dat probleem ook aan de orde zal stellen. Daar zijn wij hem uiteraard dankbaar voor. Hij heeft toegezegd dat hij binnen een jaar aan de Kamer zal rapporteren over het, naar ons gevoel minder ernstige, probleem van de profvoetballers. Ik vraag hem toe te zeggen dat hij sneller of gelijktijdig met de rapportage over de profvoetballers aan ons meldt hoe hij het probleem van de kleine ondernemers met de transitievergoeding en de loondoorbetaling bij ziekte wil oplossen.

Handelingen I 2013-2014, nr. 32, item 14, pagina 23

Minister Asscher:

Ik richt mij in het bijzonder tot de heer Terpstra (...)

Hij heeft mij om nog één toezegging gevraagd, namelijk om gelijk oplopend met of eerder dan de profvoetballers in te gaan op de door hem geagendeerde cumulatie van de verplichting tot het vergoeden van de transitievergoeding en de loondoorbetalingsplicht bij ziekte. Ik zou daar tweeledig op willen antwoorden. Voor de evaluatie kan dat natuurlijk niet, want het gaat juist om een reactie voor de inwerkingtreding van dit onderdeel van de wet. Ik wil hem wel toezeggen dat ik op dat punt al eerder zal reageren, ten minste gelijk met de profvoetballers en zo mogelijk eerder, door het beschrijven van de reeds in eerste termijn beschreven mkb-agenda, de opzet van het onderzoek naar de mogelijk negatieve gevolgen van de loondoorbetalingsverplichting bij ziekte voor het in dienst nemen van mensen en de mogelijke samenhang met de transitievergoeding. Wij zullen het met elkaar eens zijn dat een evaluatie van het effect niet mogelijk is voordat de wet in werking getreden is.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Toekomstdiscussie oudedagsvoorziening (33.610 / 33.847) (T01967)

De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Reuten (SP), toe om in de toekomstdiscussie over de oudedagsvoorziening op de lange termijn de aspecten van de lagere vervangingsratio bij lagere inkomens, de kwestie van de werklozen en de kwestie van de levensverwachting serieus te zullen bekijken. Zij zal het resultaat daarvan in de eerst helft van 2015 aan de Kamer doen toekomen.


Kerngegevens

Nummer T01967
Status voldaan
Datum toezegging 20 mei 2014
Deadline 1 juli 2016
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Kamerleden dr. G.A.T.M. Reuten (SP)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen Toekomstdiscussie pensioenen
Kamerstukken Novelle Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen en het Belastingplan 2014 (33.847)
Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen (33.610)


Uit de stukken

Handelingen I 2013-2014, nr. 30 - blz. 10

Staatssecretaris Klijnsma:

[...]

De heer Reuten van de SP heeft gezegd dat het huidige stelsel denivellerend is en dat het wetsvoorstel hier niets aan doet. Dat is natuurlijk ook een sterk politieke vraag. Het zal de heer Reuten niet verbazen dat ik het hier niet mee eens ben. Niet alleen door de aftopping leidt dit wetsvoorstel juist tot kleinere verschillen, maar ook door de daling van de opbouwpercentages, want er wordt fiscaal minder gefaciliteerd. Specifieke aspecten zoals het verschil in levensverwachting gaan over de omvang en vormgeving van de solidariteit in het stelsel. Ik wil die natuurlijk graag meenemen in de toekomstdiscussie waar ik het net over had. Dit hoort daarbij.

Mevrouw De Boer van GroenLinks heeft in haar interruptie gevraagd …

De heer Reuten (SP):

Ik waardeer die toezegging zeer. Betrekken wij in de toekomst hierbij zowel de lagere vervangingsratio bij lagere inkomens als de kwestie van de werklozen en de kwestie van de levensverwachting? Ik vraag de staatssecretaris geen harde toezegging om dat te doen, maar wil wel weten of zij het serieus gaat bekijken.

Staatssecretaris Klijnsma:

Ik weet zeker dat van de zijde van de verschillende stakeholders in de discussie deze zaken ook naar voren zullen worden gebracht. Zeker.

De heer Reuten (SP):

Dank u.

Handelingen I 2013-2014, nr. 30 - blz. 14

De heer Reuten (SP):

[...]

Ik kom bij de, minstens, drie weeffouten: die van een lagere vervangingsratio bij een lager inkomen, die van werkloosheid en die van de levensverwachting. Ik dank de staatssecretaris van SZW voor de toezegging dat zij dit serieus gaat bekijken en dat zij gaat bezien of herstel van deze weeffouten mogelijk is. Ik leg haar nog wel de vraag voor wanneer wij dat eventuele herstel van de weeffouten kunnen verwachten, bij welk wetsvoorstel of hoe dan ook.

Handelingen I 2013-2014, nr. 30 - blz. 15

Staatssecretaris Klijnsma:

[...]

De heer Reuten (SP):

Ik heb gevraagd wanneer en bij welke gelegenheid u de toezegging over de weeffouten gestand gaat doen. Als u een toezegging doet, kan het namelijk ook over twintig jaar gebeuren.

Staatssecretaris Klijnsma:

Oké. Nee, ik heb gezegd dat in de opmaat naar de brede discussie natuurlijk tal van zaken aan de orde zullen worden gesteld. Ik weet heel zeker dat er participanten in die discussie zijn die ook deze zaak aan de orde zullen stellen. Het is dus niet zo dat ik alle bouwstenen aandraag voor de discussie. Ik vind het juist heel goed dat andere participanten aan de discussie de zaken naar voren zullen brengen die u aan snee hebt gebracht.

De heer Reuten (SP):

In 2014, uiterlijk in de tweede helft van 2015?

Staatssecretaris Klijnsma:

Eerste helft 2015 komt het resultaat daarvan bij u terug.

De heer Reuten (SP):

Dank.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Bijzondere bijstand (33.716) (T01981)

De Minister van SWZ zegt de Kamer, naar aanleiding van opmerkingen van diverse leden, toe het beroep op de bijzondere bijstand als gevolg van de gewijzigde regelgeving in het overgangsjaar te monitoren en te bezien of eventuele aanvullende middelen na 2015 nodig zijn. Beide Kamers zullen hierover tijdig worden geïnformeerd. 


Kerngegevens

Nummer T01981
Status voldaan
Datum toezegging 10 juni 2014
Deadline 1 juli 2018
Verantwoordelijke(n) Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Kamerleden A. Elzinga (SP)
Dr. P. Ester (ChristenUnie)
Mr. F.H.G. de Grave (VVD)
Mr. W.B. Hoekstra (CDA)
Drs.ir. A.L. Koning (PvdA)
Prof.dr. C.A. de Lange (Fractie-De Lange)
Mr. M.C. Scholten (D66)
C. P. Thissen (GroenLinks)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen alleenstaande ouderkoptoeslag
bijzondere bijstand
kindgebonden budget
partnertoeslagen
Kamerstukken Wet hervorming kindregelingen (33.716)


Uit de stukken

Handelingen I 2013-2014, nr.33-15-7

Minister Asscher:

Gezien het hier breed gedragen gevoel, zoals betoogd door de heer Hoekstra, mevrouw Koning en de heer Ester, zal ik het extra overgangsrecht op basis van het amendement-Hamer zodanig aanpassen, dat de volledige groep ouders die nu voor de bijstand als alleenstaande ouder wordt aangemerkt en straks door dat andere partnerbegrip niet in aanmerkingkomt voor de alleenstaande ouder-kop in het kindgebondenbudget, onder dat overgangsrecht begrepen moet worden. Dat geeft deze groep een jaar langer de tijd om zich voor te bereiden. Dat jaar wil ik gebruiken om de situatie goed te monitoren. Het gaat om een relatief kleine groep ten opzichte van de getallen die ik noemde. In beginsel beschikken gemeenten over voldoende middelen om in het individuele geval bijzondere bijstand te verstrekken voor die personen die na dat jaar in de problemen geraken. Ik zal monitoren hoe vaak bijzondere bijstand verstrekt gaat worden. Zo nodig zal ik bezien of aanvullende middelen in het kader van het Gemeentefonds nodig zijn.

Handelingen I 2013-2014, nr.33-15-8/9

Mevrouw Koning (PvdA):

Ik wil graag nog een vraag stellen ten aanzien van het monitoren tijdens het overgangsjaar. Ik denk dat aan de Kamer gerapporteerd moet worden wat dat monitoren oplevert, zodat we — gechargeerd gezegd — niet in december 2015 te horen krijgen dat het eigenlijk allemaal wel heel erg veel is en de gemeenten het met de bijzondere bijstand niet redden. Als u het monitoren daarom zo kunt inrichten dat dit voor de zomer van 2015 helder is, geeft dat in ieder geval meer zekerheid dat aan een uiteindelijke oplossing echt goed vormgegeven kan worden.

Minister Asscher:

Waar ik aangeef de situatie te zullen monitoren, ben ik zeker ook bereid daarvan beide Kamers op de hoogte te stellen. Dat zal ik ook tijdig doen, zodat aanvullende maatregelen en eventueel aanvullende middelen nog mogelijk gemaakt kunnen worden, mochten die nog nodig zijn. [...]

Om de tijd niet onze vijand te laten zijn, heb ik, gehoord de eerste termijn, gezocht naar mogelijkheden om te Kamer tegemoet te komen. Daarbij heb ik aansluiting gezocht bij het amendement dat gericht is op uitstel voor een jaar. Daar heb ik het niet bij gelaten. Ik heb ook toegezegd dat ik in dat jaar samen met de gemeenten zal bekijken hoe dit fenomeen zich ontwikkelt. Ik ben ervan overtuigd dat gemeenten voldoende middelen hebben om via de bijzondere bijstand die groep, die enkele duizenden personen omvat, van dienst te kunnen zijn in het licht van hun totale middelen voor bijzondere bijstand. Ik heb ook al aangegeven dat ik dit niet alleen wil monitoren en de Kamer daarover wil informeren, maar dat ik ook — als dat nodig zal zijn — wil terugkomen met voorstellen om de gemeenten daar ook financieel voor te compenseren. Ik wil daar nu niet op vooruitlopen, maar dat kan in dat jaar besloten worden en dat kan hier dan aan de orde komen

Handelingen I 2013-2014, nr.33-15-19

Minister Asscher

Ik heb echter wel toegezegd dat ik het bestaande bestand wil bevriezen en op een eenvoudige manier een jaar lang wil sauveren, zodat je in dat jaar kunt bekijken welke nieuwe gevallen zich voordoen. Naar aanleiding daarvan kan ik verslag uitbrengen aan beide Kamers en kan worden overwogen of aanvullende maatregelen nodig zijn in het kader van een toevoeging aan het Gemeentefonds.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Voorlichting kleine primaire scholen inzake mogelijkheden van flexibiliteit onder Wwz (33.818) (T02025)

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen en opmerkingen van het lid Holdijk (SGP), toe specifieke voorlichting te verzorgen aan (in het bijzonder) kleine primaire scholen zodat deze scholen bekend worden met de kaders van de Wwz en daarbinnen de gewenste flexibiliteit kunnen realiseren.


Kerngegevens

Nummer T02025
Status voldaan
Datum toezegging 3 juni 2014
Deadline 1 juli 2015
Verantwoordelijke(n) Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Kamerleden mr. G. Holdijk (SGP)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen flexibiliteit
nulurencontracten
Kamerstukken Wet werk en zekerheid (33.818)


Uit de stukken

Handelingen I 2013-2014, nr. 32, item 14, pagina 4

Minister Asscher:

De heer Holdijk vroeg aandacht voor de kleine school ineen kleine gemeenschap of dorp, waar iemand die bevoegd is, soms tijdelijk wil inspringen. Ik geloof dat de heer Holdijk het had over een school met een formatie van misschien slechts vijf of zes mensen en waar bij geen van beide kantende behoefte ontstaat om daar veel meer rechten en plichten aan te verbinden dan slechts zo nu en dan invallen. Die situatie moeten we met deze wet niet onmogelijk maken. Dat beogen we dan ook niet te doen. Vaste contracten, al dan niet in de vorm van nulurencontracten kunnen daar soelaas bieden. Juist omdat geen van beide partijen beoogt, er meer uit te halen dan incidenteel invallen, leidt dit niet tot het inroepen van meer rechten. De bestaande praktijk kan dus in de situatie die de heer Holdijk schetste, in harmonie worden voorgezet. Ik wil het primair onderwijs ook oproepen om de energie vooral op die instrumenten te richten om de gewenste flexibiliteit te realiseren. Ik bied daar ook bij aan om, als de Kamer voor het wetsvoorstel heeft gestemd, ook specifieke voorlichting te geven aan scholen, in het bijzonder aan scholen waarop de heer Holdijk wees opdat zij met voldoende vertrouwen de gewenste flexibiliteit in de nieuwe situatie kunnen organiseren.


Brondocumenten


Historie