27.250

Overgangswet elektriciteitsproductiesector



Dit wetsvoorstel strekt tot vervanging van enkele bepalingen uit de Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 (26.303) door een integrale regeling van de overgangsproblematiek in de elektriciteitsproductiesector.

Het gaat met name om de ontbinding van de Overeenkomst van Samenwerking en de afwikkeling van de niet-marktconforme kosten van de elektriciteitsproductiesector, die voortvloeien uit contracten en investeringen die door de elektriciteitsproductiesector in het verleden zijn aangegaan en waartoe een commercieel bedrijf in een geliberaliseerde elektriciteitsmarkt niet zou besluiten.

Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.


Stand van zaken

Het voorstel is op 23 november 2000 aangenomen door de Tweede Kamer. SP, GroenLinks en CDA stemden tegen. De Eerste Kamer heeft het voorstel op 19 december 2000 aangenomen. CDA, GroenLinks en SP is daarbij aantekening verleend.

De wet is opgenomen in Staatsblad 607 van 28 december 2000.

De inwerkingtreding is opgenomen in Staatsblad 608 van 28 december 2000.

De inwerkingtreding van artikelen 7 en 8 is opgenomen in Staatsblad 673 van 23 december 2004.


Kerngegevens

ingediend

28 juli 2000

titel

Regels met betrekking tot het beëindigen van de overeenkomst van samenwerking van de elektriciteitsproductiesector en tot het aandeelhouderschap van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet (Overgangswet elektriciteitsproductiesector)

schriftelijke voorbereiding

inbreng geleverd door

ondertekening

  • minister van Economische Zaken

inwerkingtreding

  • Op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld;
  • De artikelen 9 en 13 treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij worden geplaatst en werken terug tot en met 1 augustus 2000;
  • Artikel 10, tweede lid, vervalt met ingang van 1 januari 2003

Hoofdlijnen

In de Elektriciteitswet 1998 zijn bepalingen opgenomen met betrekking tot de afwikkeling van de verplichtingen die de elektriciteitsproductiesector in het verleden is aangegaan.

De minister van Economische Zaken moet een bindende regeling vaststellen voor de verdeling van de verplichtingen die door de elektriciteitsproductiesector in het kader van de Overeenkomst van Samenwerking zijn aangegaan.

Bij de behandeling van het wetsvoorstel is aan de Eerste Kamer toegezegd dat deze artikelen niet in werking zullen treden totdat de Raad van State geadviseerd heeft over die bepalingen.

Ook is toegezegd dat eerst aan een commissie van drie personen gevraagd zal worden een advies uit te brengen in de vorm van een door de minister van Economische Zaken te nemen besluit dienaangaande.

Het advies van de Raad van State en van de Commissie Herkströter is aan beide kamers gezonden, met een nader rapport en een kabinetsstandpunt (EK 26.303 nr. 225gPDF-document en EK 26.303 nr. 74)PDF-document.


Documenten

3