32.529

Verbetering positie pleegouders



Dit voorstel heeft tot doel de rechtspositie van pleegouders te verbeteren ten opzichte van de overige partijen in de jeugdzorgketen van de Wet op de jeugdzorg en het verbeteren van de financiële positie van pleegouders.

Pleegouders zijn diegenen die pleegzorg bieden op basis van een tussen hen en een zorgaanbieder gesloten pleegcontract. De Wet op de jeugdzorg kent op dit moment een beperkte regeling van de rechtspositie van pleegouders. hierdoor hebben ze weinig zeggenschap over hun pleegkind, waardoor geen recht wordt gedaan aan de belangrijke functie die zij binnen de jeugdzorg vervullen. Veel knelpunten komen voort uit de onduidelijke rechtspositie van pleegouders, die een serieuze partij zijn bij de hulpverlening.

Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.


Stand van zaken

Het voorstel (EK 32.529, A) is op 14 juni 2011 met algemene stemmen aangenomen door de Tweede Kamer.

De Eerste Kamer heeft het voorstel op 4 december 2012 na stemming bij zitten en opstaan met algemene stemmen aangenomen. De motie-Ester (ChristenUnie) c.s over verbetering van de pleegvergoeding aan pleegouders (EK 32.529, J) is op 4 december 2012 door de indiener aangehouden. Deze motie is vervallen op 25 september 2018 op basis van artikel 93, derde lid, van het Reglement van Orde van de Eerste Kamer.


Kerngegevens

ingediend

8 oktober 2010

titel

Wijziging van de Wet op de jeugdzorg en Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, de Algemene Kinderbijslagwet en de Wet Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen alsmede enige andere wetten in verband met de verbetering van de positie van pleegouders (verbetering positie pleegouders)

schriftelijke voorbereiding

inbreng geleverd door

ondertekening

inwerkingtreding

Op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld


Hoofdlijnen

Het wetsvoorstel heeft betrekking op de volgende onderwerpen:

  • a. 
    Medezeggenschap.

    Dit omvat drie aspecten:

    • 1. 
      Pleegouderraden
    • 2. 
      Medezeggenschapsbevoegdheden
    • 3. 
      Geschillenbehandeling.
  • b. 
    Wederzijdse rechten en plichten.
  • c. 
    Afstemming voogdijplan, gezinsvoogdijplan of jeugdreclasseringsplan.
  • d. 
    Instemmingsrecht met betrekking tot de omschrijving in het hulpverleningsplan van hun rol in het hulpverleningsproces.
  • e. 
    De informatievoorziening aan pleegouders wordt verbeterd.
  • f. 
    Vertrouwenspersoon.
  • g. 
    Afschaffen ouderbijdrage en vervallen kinderbijslag. De in de artikelen 69 en 71 tot en met 76, van de Wet op de jeugdzorg geregelde onderhoudsbijdrage van ouders met kinderen die jeugdzorg ontvangen waarop aanspraak ingevolge deze wet bestaat wordt afgeschaft. Tegelijkertijd vervalt voor diegenen die deze onderhoudsbijdrage dienden te leveren en van wie de kinderen tenminste vijf aaneengesloten etmalen per week uit huis worden geplaatst, de kinderbijslag en eventueel kindgebonden budget. Deze besparing zal worden gebruikt voor de verbetering van de pleegvergoeding.
  • h. 
    Onderhoudsverplichting gezamenlijke pleegouder-voogden. De in artikel 1:282, zesde lid, van het Burgerlijk Wetboek neergelegde onderhoudsverplichting van pleegouders die met de gezamenlijke voogdij zijn belast, wordt afgeschaft.

Documenten

19