Dit wetsvoorstel voegt aan het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering een kader toe voor het gebruik van geweld door opsporingsambtenaren, zoals politie en Koninklijke Marechaussee. Dit kader bestaat uit drie onderdelen:
-
1.Een specifieke strafuitsluitingsgrond voor opsporingsambtenaren die geweld hebben toegepast in de rechtmatige uitoefening van hun taak en zich daarbij aan de regels hebben gehouden, bijvoorbeeld geweldsinstructieregels.
-
2.Strafbaarstelling van overtreding van de geweldsinstructie, in gevallen waarin het schenden van deze instructie het gevolg is van een verwijtbare inschattingsfout of onvoorzichtigheid van de opsporingsambtenaar.
-
3.Een kader voor het doen van onderzoek naar het geweldsgebruik door een opsporingsambtenaar zonder dat deze als verdachte van een strafbaar feit hoeft te zijn aangemerkt.
Het wetsvoorstel houdt rekening met zowel de belangen van de opsporingsambtenaar die de bevoegdheid heeft overheidsgeweld te gebruiken, als het belang van de samenleving dat goed wordt onderzocht wat de toedracht is geweest van de toepassing van overheidsgeweld en of daarbij volgens de regels is gehandeld.
De regeling in dit wetsvoorstel voor strafbaarstelling van overtreding van de geweldsinstructie is alleen van toepassing wanneer een opsporingsambtenaar de geweldsinstructie schendt door een inschattingsfout of onvoorzichtigheid. Naast deze voorgestelde regeling kan het Openbaar Ministerie nog steeds gebruikmaken van bestaande wetgeving om een opsporingsambtenaar te vervolgen voor geweldsdelicten als mishandeling en doodslag. Dit kan het geval zijn wanneer een opsporingsambtenaar de geweldsinstructie met opzet overtreedt, bijvoorbeeld bij het disproportioneel toepassen van verwurgingstechnieken. Het Openbaar Ministerie bepaalt welk strafbaar feit ten laste wordt gelegd.
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
Het voorstel (EK, A) is op 29 oktober 2019 aangenomen door de Tweede Kamer.
Voor: SP, PvdA, GroenLinks, Van Kooten-Arissen, PvdD, Van Haga, 50PLUS, D66, VVD, SGP, CDA, ChristenUnie, PVV en FVD.
Tegen: DENK.
De plenaire behandeling is op 30 maart 2021 op verzoek van de minister van J&V geschorst. De voortzetting van het debat vond plaats op 20 april 2021.
De Eerste Kamer heeft het voorstel op 11 mei 2021 na stemming bij zitten en opstaan aangenomen.
Voor: SGP, CDA, Fractie-Nanninga, FVD, VVD, Fractie-Otten, GroenLinks, SP, 50PLUS, PvdA, OSF, D66, PVV en ChristenUnie.
Tegen: PvdD.
Tijdens het debat zijn een vijftal moties ingediend. De stemmingen over de moties vonden plaats op 11 mei 2021.
De commissie voor Justitie & Veiligheid (J&V) heeft naar aanleiding van het verslag van een schriftelijke overleg (EK, P) met de minister van J&V over de uitvoering van de Motie-Dittrich (D66) c.s. over een systeem van onderzoek naar en beoordeling van de wijze waarop de politieambtenaar in concrete situaties onjuist heeft gehandeld (EK, M) bij brief van 9 juli 2021 gevraagd naar de nog te ontvangen documenten die in de brief genoemd worden en waarover de Kamer in het najaar van 2021 geïnformeerd zal worden.
De commissie voor J&V heeft op 8 november 2022 een technische briefing ontvangen over (het verschil tussen) de inzet van het stroomstootwapen en de politiehond.
De commissie voor J&V heeft op 21 februari 2023 een technische briefing ontvangen over het toezicht op een inclusieve politieorganisatie.
ingediend
22 december 2016titel
Wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met het opnemen van een specifieke strafuitsluitingsgrond voor opsporingsambtenaren die geweld hebben gebruikt in de rechtmatige uitoefening van hun taak en een strafbaarstelling van schending van de geweldsinstructie en wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met het opnemen van een grondslag voor het doen van strafrechtelijk onderzoek naar geweldgebruik door opsporingsambtenaren (geweldsaanwending opsporingsambtenaar)schriftelijke voorbereiding
inbreng geleverd door
ondertekening
inwerkingtreding
Op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
2