Rappelabele toezeggingen Infrastructuur en Milieu (2010-2017) (Vooruitblik januari tot juli 2015)



Dit is het rappel vanaf 02-01-15 tot 02-07-15.

 




Toezegging Borging cultuurhistorische waarden in kleine MER-projecten (31.755) (T01095)

De minister van VROM zegt de Kamer toe, naar aanleiding van opmerkingen de heer De Boer in de evaluatie aandacht te besteden aan de borging van cultuurhistorische waarden in kleine MER-projecten.


Kerngegevens

Nummer T01095
Status voldaan
Datum toezegging 8 december 2009
Deadline 1 januari 2016
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Infrastructuur en Milieu
Kamerleden drs. R. de Boer (ChristenUnie)
Commissie commissie voor Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening (IMRO)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen cultuur
milieueffectrapportage
Kamerstukken Modernisering van de regelgeving over de milieueffectrapportage (31.755)


Uit de stukken

Handelingen I 2009-2010, nr. 12 – blz. 356

De heer De Boer:

[…]

Regelmatig wordt in de stukken aangegeven dat bij het beoordelen van plannen en het geven van vergunningen een zorgvuldige afweging plaats zal vinden van belangen van natuur, milieu en cultuurhistorisch erfgoed. De voorstellen overziende, vragen onze fracties zich toch af of de borging van met name cultuurhistorische belangen voldoende is. Tijdens een discussie in de Tweede Kamer is onderscheid gemaakt tussen grotere en kleinere MER-projecten wat de borging van de cultuurhistorische belangen betreft. We achten dit een nietvoldoende onderscheid. Het kan heel goed voorkomen, sterker: het komt voor dat een relatief klein MER-project gevolgen heeft voor een grote cultuurhistorische waarde. Wat heeft dan het primaat? En hoe wordt dan de grote cultuurhistorische waarde bepaald en hoe is die voldoende geborgd? De minister verwijst dan naar een handreiking die ze heeft laten opstellen voor overheden en adviesbureaus. Is dit ook een handreiking ten behoeve van kleine MER-projecten? En is er ook een handreiking voor betrokken burgers en anderen om in de vroege fase van projecten en plannen op te komen voor aanwezige cultuurhistorische belangen? En zo nee, moet die er niet komen? Het grote manco van een handreiking is echter dat die geen verplichtende status heeft. Ook verwijzen naar de praktijk – volgens de minister wordt nu op de steiger bepaald hoe een cultuurhistorisch belang wordt geborgd – die volgens de minister de plaats van de cultuurhistorie in kleinere MER-projecten voldoende veiligstelt, is geen garantie voor de toekomst. Dat moet de minister toch weten. Daarom vraag ik nogmaals: hoe is de borging van cultuurhistorische belangen in de zogenaamde kleine MER-projecten? Wil de minister in ieder geval toezeggen om bij de komende evaluatie dit punt van de borging van cultuurhistorische belangen in kleinere MER-projecten nadrukkelijk mee te nemen en dat overheden kenbaar te maken? Want wie het kleine niet eert ...

[…]

Blz. 372

Minister Cramer:

[…]

Dan heb ik nog alleen een aantal vragen die ik niet bij de vorige kon onderbrengen, maar die wel heel wezenlijk zijn. De eerste vraag van de heer De Boer gaat over de borging van cultuurhistorische belangen in de zogenaamde kleine MER-projecten. In het systeem van de MER heeft de cultuurhistorie een volwaardige plaats via de betrokkenheid van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, vergelijkbaar met andere belangen. De rijksdienst heeft recent een handreiking gemaakt – alweer een handreiking – voor overheden en adviesbureaus. Dit geldt voor alle milieueffectrapportageprojecten, dus zowel voor de grote als de kleine. In de evaluatie zal dit worden meegenomen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Twee jaar na inwerkingtreding informeren over aantal strafzaken kilometertellerfraude (33.424) (T01698)

De Minister van Infrastructuur en Milieu zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van de leden van de PvdA-fractie (Ter Horst) in het voorlopig verslag (33424, A), in de memorie van antwoord (33424, B) toe om de Kamer twee jaar na inwerkingtreding te informeren over hoeveel zaken door het OM via de specifieke strafbaarstelling van kilometertellerfraude zijn opgepakt. 


Kerngegevens

Nummer T01698
Status voldaan
Datum toezegging 21 juni 2013
Deadline 1 januari 2017
Verantwoordelijke(n) Minister van Infrastructuur en Milieu
Kamerleden Dr. G. ter Horst (PvdA)
Commissie commissie voor Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening (IMRO)
Soort activiteit (Nadere) Memorie van antwoord
Categorie evaluatie
Onderwerpen kilometertellerfraude
openbaar ministerie
strafbaarstelling
Kamerstukken Wijziging Wegenverkeerswet 1994 inzake wijzigen tellerstand van motorrijtuigen (33.424)


Uit de stukken

Kamerstukken I 2012/13. 33424, B, p. 2 (memorie van antwoord):

De leden van de PvdA-fractie hebben een vraag gesteld over de aantallen zaken waarvan de regering verwacht dat deze in de eerste twee jaar met behulp van deze wet kunnen worden aangepakt en gevraagd of de regering uw Kamer over twee jaar kan informeren over hoeveel zaken er daadwerkelijk zijn aangepakt. Tevens hebben zij gevraagd naar de capaciteit van het Openbaar Ministerie (hierna: OM) voor de opsporing van kilometertellerfraude.

Ik verwacht dat dit wetsvoorstel een afschrikwekkend effect heeft op bestaande en potentiële fraudeurs. De in het wetsvoorstel opgenomen publiekrechtelijke registratie van de kilometerstanden heeft een belangrijke preventieve werking. Strafrechtelijk optreden tegen kilometertellerfraude is het sluitstuk binnen de aanpak van deze problematiek. Wat nu al mogelijk is en ook in de toekomst tot de mogelijkheden blijft behoren, is dat een autokoper die achteraf ontdekt dat de tellerstand van zijn voertuig niet klopt, via een geschillencommissie (als de verkoper BOVAG-lid is) of via een civielrechtelijke procedure kan trachten de koop te laten ontbinden.

Strafrechtelijk optreden is het uiterste middel. De inzet van het OM zal daarbij primair gericht zijn op de grootschalige en ernstige gevallen van tellerfraude. De regering gaat er van uit dat van hard optreden tegen de grootste fraudeurs een preventieve werking uitgaat. Deze zaken zullen door het OM binnen de bestaande fraudecapaciteit worden opgepakt. Binnen de regionale eenheden van de politie komt er een team Financieel-Economische Criminaliteit voor de aanpak van financieel-economische criminaliteit in de regio. Met de inrichting van dit team wordt de inzet op het thema fraude gewaarborgd.

Vooraf is het lastig om een goede inschatting te geven van aantal zaken dat binnen twee jaar daadwerkelijk via de specifieke strafbaarstelling zal worden aangepakt. Een en ander is ondermeer afhankelijk van de kwaliteit van de aangeleverde zaken. De regering zal zoals door de leden van de PvdA gevraagd uw Kamer twee jaar na inwerkingtreding van dit wetsvoorstel informeren over hoeveel zaken er daadwerkelijk door het OM zijn opgepakt.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Informeren na afloop van het uitwerkingsoverleg met de AOC Raad (33.781) (T02020)

De Minister van Infrastructuur en Milieu zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen en opmerkingen van het lid Schaap van de VVD-fractie, toe de Kamer te informeren zodra de uitkomsten van het uitwerkingsoverleg met de AOC Raad bekend zijn.


Kerngegevens

Nummer T02020
Status voldaan
Datum toezegging 2 december 2014
Deadline 1 januari 2016
Verantwoordelijke(n) Minister van Infrastructuur en Milieu
Kamerleden prof. dr. ing. S. Schaap (VVD)
Commissie commissie voor Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening (IMRO)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen T-rijbewijs
Kamerstukken Invoering van de rijbewijsplicht voor landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid (T-rijbewijs) (33.781)


Uit de stukken

Handelingen I 2014-2015, nr. 10, item 8, pagina 5-6.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Zou de wet niet in werking moeten treden nadat deze punten met de AOC Raad afdoende zijn geregeld? In het algemeen geldt dat bij de vaststelling van de datum van inwerkingtreding ook rekening wordt gehouden met het tijdstip waarop betrokkenen klaar zijn met de voorbereidingen. In verband met de opgelopen vertraging heb ik de streefdatum uitgesteld van 1 januari tot 1 juli 2015. Er is dus ook nog tijd en ruimte om de laatste uitwerkingspunten met elkaar te bespreken. Ik ga er echter wel van uit dat er nu geen belemmeringen meer zijn om de wet na vaststelling in het Staatsblad te publiceren. Als ik wel toestemming heb van deze Kamer, maar moet afwachten tot zij het overleg goed genoeg vindt om de vervolgstap te maken, zou het allemaal wel erg aan het draadje van het AOC komen te hangen.

Ik kan me voorstellen dat de heer Schaap nieuwsgierig is naar de afloop van het uitwerkingsoverleg. Nu zijn aan de orde de aanpassing van de kwalificatiedossiers en de nieuwe regelgeving, het overleg met het Verbond van Verzekeraars en het overleg met het buitenland over de wederzijdse erkenning. Ik zal de Kamer te zijner tijd, ook na aanvaarding van het wetsvoorstel door de Eerste Kamer, informeren over de afloop.


Brondocumenten


Historie







Toezegging De minister treedt in overleg met bestuur AOC raad (33.781) (T02021)

De Minister van Infrastructuur en Milieu zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen en opmerkingen van het lid Schaap van de VVD-fractie, toe de bestuurders van de AOC Raad uit te nodigen om te bekijken hoe onduidelijkheden en onzekerheden voor de verdere uitwerking van het T-rijbewijs weggenomen kunnen worden.


Kerngegevens

Nummer T02021
Status voldaan
Datum toezegging 2 december 2014
Deadline 1 juli 2015
Verantwoordelijke(n) Minister van Infrastructuur en Milieu
Kamerleden prof. dr. ing. S. Schaap (VVD)
Commissie commissie voor Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening (IMRO)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen T-rijbewijs
Kamerstukken Invoering van de rijbewijsplicht voor landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid (T-rijbewijs) (33.781)


Uit de stukken

Handelingen I 2014-2015, nr. 10, item 8, pagina 6

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

(...)

Ik zou graag willen dat de Kamer deze wet vaststelt en dat we hem ook kunnen publiceren. Ik zal echter ook de AOC Raad uitnodigen. Dat doe ik met liefde, al denk ik dat het ambtelijk overleg ook heel goed is geweest. Ik doe dat echter met liefde omdat ik het prima vind om over die nadere uitwerking te spreken. Ik zie echter geen reden om het niet te publiceren in de Staatscourant. Ik denk ook dat er verder brede steun is in deze Kamer. Dat is ook van belang. Maar ik zal zeker het bestuur uitnodigen om te bekijken hoe we die onduidelijkheden en onzekerheden voor de verdere uitwerking kunnen wegnemen.

Handelingen I 2014-2015, nr. 10, item 8, pagina 6

Schaap (VVD):

(...)

Ik heb de minister gevraagd om even direct in het natraject met hen in overleg te treden. Dat hoeft van mij niet binnen twee dagen, maar wel op zeer korte termijn, zodat er niet allerlei geluid blijft circuleren waarvan je denkt: dit helpt ook niet.

Handelingen I 2014-2015, nr. 10, item 8, pagina 6

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

(...)

Dat doe ik graag. Ik neem graag die ruis weg als het trekker-rijbewijs daarmee geruisloos kan worden ingevoerd.


Brondocumenten


Historie