Rappelabele toezeggingen Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Rappel januari 2015)



Dit is het rappel tot 02-01-15.

 




Toezegging Verdringing op de arbeidsmarkt (31.767) (T01000)

De minister van SZW zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Strik, toe het risico van verdringing op de arbeidsmarkt mee te nemen in de aan de Tweede Kamer toegezegde evaluatie over de toepassing van de wet, die echter niet voor 2012 zal verschijnen in verband de huidige economische situatie.


Kerngegevens

Nummer T01000
Status voldaan
Datum toezegging 23 juni 2009
Deadline 1 juli 2016
Verantwoordelijke(n) Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Kamerleden mr. dr. M.H.A. Strik (GroenLinks)
drs. G.H. Terpstra (CDA)
dr. M. Westerveld (PvdA)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen arbeidsmarkt
langdurig werklozen
Kamerstukken Het vergroten van kansen op werk voor langdurig werklozen (31.767)


Uit de stukken

Handelingen I 2008-2009, nr. 36 – blz.1654-1657 en 1671 - 1677

Blz. 1657

(...)

Mw. Strik (GroenLinks):

De regering schat het risico op verdringing op de arbeidsmarkt klein in, en baseert dat op het verwachte gedrag van werkgevers. Dat is een nogal dunne basis, omdat de overheid hier zelf niets in te sturen heeft. De zorgen van onze fractie dat mensen met een grote

afstand tot de arbeidsmarkt die zijn aangewezen op laaggeschoolde arbeid, van het verruimde begrip passende arbeid het slachtoffer worden, zijn met de beantwoording door de regering niet weggenomen.

Blz. 1675

(...)

Mw. Strik (GroenLinks):

Wat betreft de mogelijke effecten van het wetsvoorstel heeft de minister aangegeven dat de verwachting dat werkgevers niet snel hoger gekwalificeerde mensen in dienst zullen nemen, niet op onderzoek is gebaseerd maar zelfs alleen op een vooronderstelling. Dat was dus nog dunner dan ik vermoedde. Voor onze fractie blijft het wel de vraag of de minister daarmee niet toch een bepaald risico neemt

Blz. 1677

(...)

Minister Donner:

Die is gebaseerd op een zekere praktijkervaring, ook bij het UWV, waaruit blijkt dat het veeleer zo is dat de terughoudendheid bij werkgevers erin bestaat dat men werknemers die overgekwalificeerd zijn niet aanneemt uit vrees dat ze heel snel weer vertrekken nadat ze ingewerkt zijn en weer de regelmaat van arbeid hebben. Daarom heb ik minder zorgen over het punt van de verdringing, maar, zoals toegezegd, er zal een evaluatie plaatsvinden. Er zal ook op dit punt gelet moeten worden


Brondocumenten


Historie







Toezegging Monitoren nieuwe wijze van inburgering (33.086) (T01583)

De Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden De Graaff, Meurs, Strik en Swagerman, toe de nieuwe wijze van inburgering te monitoren en de Kamer daarover te informeren. Daarbij wordt onder andere aandacht besteed aan:

  • de aantallen migranten die een inburgeringscursus volgen en zelf betalen;
  • de beschikbare middelen in relatie tot de kosten van het inburgeringsonderwijs;
  • betaalbaarheid en kwaliteit van het inburgeringsonderwijs;
  • de geografische spreiding van de voorzieningen;
  • de fraudegevoeligheid van de examens;
  • de verhouding klassikaal vs. internet bij inburgeringscursussen.

Kerngegevens

Nummer T01583
Status voldaan
Datum toezegging 11 september 2012
Deadline 1 januari 2016
Verantwoordelijke(n) Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Kamerleden Drs. M.J.R.L. de Graaff (PVV)
prof. dr. P.L. Meurs (PvdA)
mr. dr. M.H.A. Strik (GroenLinks)
Mr. B.J. Swagerman (VVD)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen inburgering
monitoring
Kamerstukken Versterking eigen verantwoordelijkheid inburgeringsplichtige (33.086)


Uit de stukken

Handelingen I 2011-2012, nr. 38-2 - blz. 2

Mevrouw Meurs (PvdA): In de schriftelijke voorbereiding hebben wij al gewezen op het feit dat in dit voorstel voor het gemak wordt uitgegaan van een opleidingsmarkt en een kiezende consument. Bij de voorbereiding van dit wetsvoorstel is zelfs een onderzoek gedaan naar de effecten van deze maatregel, waaruit blijkt dat ROC's zich uit deze markt zullen terug trekken. Het zal vooral de private sector zijn die cursussen aanbiedt. De verwachting is dat vooral prijsvechters in de markt zullen komen met alle gevolgen voor de kwaliteit van het aanbod, in het bijzonder het binnen termijn halen van het examen. De verwachting is dat er wel voldoende aanbieders overblijven voor de hoger opgeleiden, maar het aanbod voor laag opgeleiden is kwetsbaar. Het aantal locaties en de spreiding ervan zal afnemen. Verwacht wordt een concentratie in de Randstad. Is de minister nog voornemens enig toezicht uit te oefenen op deze markt en te waarborgen dat er voldoende aanbod blijft van goede kwaliteit? En wat als de kwaliteit volstrekt onvoldoende is?

(...)

Handelingen I 2011-2012, nr. 38-2 - blz. 6

De heer Marcel de Graaff (PVV): Ik sluit af, want ik heb eigenlijk geen tijd meer. Ik rond af met een vraag aan de minister. Zal hij nog enige substantie geven aan dit wetsvoorstel? Zal hij immigranten daadwerkelijk de kosten van hun eigen inburgering laten betalen? Of kunnen we een ongelimiteerd aantal uitzonderingen tegemoet zien, waardoor dit wetsvoorstel feitelijk een wassen neus zal blijken?

(...)

Handelingen I 2011-2012, nr. 38-2 - blz. 7

Mevrouw Strik (GroenLinks): De regering heeft voor volgend jaar nog 100 mln. beschikbaar voor 78.000 inburgeringsplichtigen. Als men uitgaat van een bedrag van € 5000 per traject, dan kunnen hiermee maar hooguit 10.000 niet-asielgerechtigden worden geholpen. Een aantal van hen zal al gevorderd zijn in een traject, maar een ander deel zal juist nog aan het begin staan van een traject of bezig zijn met alfabetisering. Er lijkt dus een groot gat te gapen tussen enerzijds het budget dat nodig is om al deze mensen het traject te laten voltooien, en anderzijds het budget dat beschikbaar is. Kan de regering toezeggen dat zij instaat voor de financiële dekking van het afronden van deze trajecten tot en met een geslaagd inburgeringsexamen?

Mijn fractie is er ook niet gerust op dat op het individuele niveau iedere inburgeringsplichtige voldoende kan lenen. Het bedrag voor een reguliere migrant is immers maximaal € 5000, terwijl voor een cursus inclusief alfabetisering € 8000 wordt beraamd. Kan de regering toezeggen dat migranten voor wie € 5000 aantoonbaar niet toereikend is, een aanvullende lening kunnen krijgen?

(...)

Mevrouw Strik (GroenLinks): De regering rept van onderwijs via internet. Beschouwt zij dit onderwijs werkelijk als gelijkwaardig aan klassikale en persoonlijke begeleiding? Volgens mijn fractie zal voor een groot deel van de inburgeringsplichtigen dit onvoldoende zijn. Ik hoor graag een reactie. Ik hoor ook graag de toezegging dat de Kamer de uitkomsten van de monitoring krijgt toegestuurd.

(...)

Handelingen I 2011-2012, nr. 38-7 - blz. 30

Minister Leers: Volgens mij is de kern van de zaak dat het kabinet er voluit voor heeft gekozen om de verantwoordelijkheid van de inburgeraar dik te onderstrepen. De heer De Graaff van de PVV vroeg of dit wel substantie heeft. Hij vroeg of de migrant wel eens daadwerkelijk wordt aangesproken op zijn verantwoordelijkheid en wel eens wordt geconfronteerd met financiële consequenties. Mijn antwoord op die vraag is gewoon: ja. De migrant kiest zelf voor de wijze van inburgering en de kosten ervan moeten primair door hemzelf worden opgebracht. Alleen als dat niet mogelijk is en als er sprake is van uitzonderlijke omstandigheden, zal de overheid te hulp moeten komen en de migrant terzijde moeten staan.

De heer Marcel de Graaff (PVV): De minister zal begrijpen dat ik erg blij ben met deze woorden. Is hij ook bereid om de Kamer, ook in de toekomst, te informeren over de aantallen? Over welke aantallen hebben wij het?

Minister Leers: Ja, dat zeg ik graag toe, temeer omdat ik van plan ben om de ontwikkeling van deze nieuwe wijze van inburgering te monitoren. Dat zal ik straks toelichten. Vanzelfsprekend krijgt de Kamer de resultaten daarvan toegestuurd.

(...)

Handelingen I 2011-2012, nr. 38-7 - blz. 35

Minister Leers: Mevrouw Strik heeft gevraagd of de regering bereid is, meer middelen in te zetten voor het inburgeringsonderwijs van asielgerechtigden. Ik heb al gezegd dat er € 1000 per persoon beschikbaar is voor maatschappelijke begeleiding. Daarnaast is er – dit beschouw ik als een enigszins bijzondere categorie – een extra bedrag voor de uitgenodigde vluchtelingen. Dat komt er bovenop. Dat betreft niet iedere vluchteling, maar asielgerechtigden krijgen € 1000 voor maatschappelijke begeleiding. Er wordt taalles gegeven in het opvangcentrum, er is € 5000 of € 10.000 beschikbaar om te lenen voor cursussen en de afbetaling geschiedt naar draagkracht. Ik meen dat ik daarmee toch een redelijk goede balans heb gevonden om die kwetsbare groep te ontzien. Eerlijk gezegd zie ik niet hoe ik dat zou kunnen versterken zonder afbreuk te doen aan de eigen verantwoordelijkheid. Ik zeg wel toe dat ik dit aspect goed wil bekijken in de monitoring. Ik wil goed volgen of asielgerechtigden niet in de problemen komen. Ik kom er zo dadelijk over te spreken hoe de monitoring vormgegeven zal worden. Dat wil ik wel graag erbij betrekken, maar ik zie op dit moment niet dat er extra middelen ter beschikking zijn.

(...)

Handelingen I 2011-2012, nr. 38-7 - blz. 36

Minister Leers: Mevrouw Strik vroeg of de regering kan toezeggen dat migranten voor wie het bedrag van € 5000 niet voldoende is, een aanvullende lening kunnen krijgen. Ik ga vooralsnog ervan uit dat de beschikbaar gestelde bedragen ruim voldoende zijn om de kosten voor inburgering te betalen. Mijn verwachting is dat de kosten van de cursus niet zullen stijgen door de wijziging van de wet. Voor analfabete asielgerechtigden is er nog een plafond van € 10.000, maar ik zeg opnieuw toe dat ik het zal volgen via de monitoring. Mocht het onvoldoende blijken, dan kom ik daarin tegemoet.

(...)

Handelingen I 2011-2012, nr. 38-7 - blz. 38

Minister Leers: Het toezicht op de activiteiten van DUO vindt plaats op de wijze die in de ambtelijke dienst gebruikelijk is, namelijk door monitoring. De kwaliteit van de inburgeringscursussen wordt via het keurmerk van de stichting Blik op Werk gegarandeerd. Dat blijft zo na wijziging van de wet. Ik zal wel gaan monitoren, zodat ik de Kamer kan informeren over de vraag of het aanbod voldoende betaalbaar en kwalitatief voldoende is. Wat mij betreft, ga ik daarbij ook de elementen betrekken die ik eerder heb genoemd, bijvoorbeeld de vraag of er ook aan asielgerechtigden en dergelijke een pakket wordt aangeboden dat voldoende is.

(...)

Handelingen I 2011-2012, nr. 38-7 - blz. 39

Mevrouw Meurs (PvdA): De minister heeft gezegd dat er gemonitord zal worden. Hij noemde daarbij de aspecten kwantiteit en kwaliteit. Ik zou dan nog graag willen weten of hij dan ook gaat kijken naar de spreiding, ook in geografisch opzicht. Uit het onderzoek dat is gedaan komt naar voren dat het risico heel groot is dat er een concentratie in de Randstad komt en dat er alleen maar aanbod zal zijn voor hoger opgeleiden. Dus gaat de minister ook kijken naar het niveau en of er voldoende aanbod is voor die verschillende groepen?

(...)

Handelingen I 2011-2012, nr. 38-7 - blz. 40

De heer Swagerman (VVD): Ik heb eigenlijk nog maar één vraag aan de minister over iets waar hij iets te makkelijk overheen is gegaan. Die vraag heeft ook te maken met mijn vraag hoe dit systeem te handhaven is. Ook als je gaat digitaliseren en unieke nummers gaat uitreiken, kan ik mij voorstellen dat het systeem fraudegevoelig is. Verdient het geen aanbeveling om daar toch nog eens aandacht aan te besteden, al dan niet in een monitoring die toch al plaatsvindt in het kader van dit wetsvoorstel? Daar nodig ik de minister toe uit.

(...)

Handelingen I 2011-2012, nr. 38-7 - blz. 43

Minister Leers: Ik zeg de hele Kamer nogmaals toe dat ik bij de monitoring niet alleen zal kijken naar de kwaliteit maar wel degelijk ook naar de spreiding van de voorzieningen. Ik ben het volstrekt met mevrouw Meurs eens dat het niet zo kan zijn dat we straks in een marktsituatie zitten waarbij de markt zich concentreert op de grote steden en er nauwelijks aanbod van cursussen is in bijvoorbeeld Zeeland of Limburg. Ik deel die mening. De Kamer mag mij daaraan houden. Ik zal dit bij de monitoring betrekken.

(...)

Handelingen I 2011-2012, nr. 38-7 - blz. 43

Minister Leers: Ook fraudegevoeligheid is voor de heer Swagerman een punt. Ik heb geprobeerd om de Kamer ervan te overtuigen dat fraudegevoeligheid niet aan de orde kan zijn omdat de examens via de computer worden afgenomen en elke keer weer maatwerk zijn. Ik wil dit punt echter graag meenemen in de monitoring om de Kamer de zekerheid te bieden dat fraude echt wordt uitgesloten. Ook op dit punt zal ik de Kamer laten horen of lezen wat de ervaringen zijn.

(...)

Handelingen I 2011-2012, nr. 38-7 - blz. 44

Minister Leers: Over de monitoring heb ik gesproken. Ik zal monitoren op prijs, geografische spreiding en kwaliteit. Ik volg de aantallen inburgeraars die starten met een cursus. Overigens is internet niet het enige leeraanbod. De verhouding klassikaal versus internet zal ik volgen en de Kamer daarover informeren in de monitor.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Omvorming visitatiecommissies (33.182) (T01777)

De staatssecretaris van SZW zegt de Kamer, naar aanleiding van een opmerking van het lid Hoekstra, toe dat de visitatiecommissies na 3 jaar omgevormd dienen te zijn in raden van toezicht.


Kerngegevens

Nummer T01777
Status voldaan
Datum toezegging 9 juli 2013
Deadline 1 januari 2018
Verantwoordelijke(n) Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Kamerleden Mr. W.B. Hoekstra (CDA)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen pensioenfondsen
raden van toezicht
visitatiecommissies
Kamerstukken Wet versterking bestuur pensioenfondsen (33.182)


Uit de stukken

Handelingen I 2012-2013, nr. 35-16- p.64-65

Staatssecretaris Klijnsma:

Als er wordt gekozen voor een visitatiecommissie, zal de visitatie jaarlijks moeten plaatsvinden in plaats van één keer per drie jaar, zoals nu het geval is. Bovendien is het de bedoeling dat op termijn alle pensioenfondsen overgaan naar een raad van toezicht. Ik hecht eraan om dit nog eens flink te onderstrepen. De heer Hoekstra heeft hierover ook opmerkingen gemaakt. Ik vind dat wij over drie jaar heel goed moeten evalueren hoe de visitatiecommissies nu werken, en erop uit moeten zijn, en meer dan dat, dat de visitatiecommissies worden omgevormd in raden van toezicht, zodat voor alle pensioenfondsen dan de raden van toezicht aan de orde zijn.

De heer Hoekstra (CDA):

Voor de precisie stel ik toch nog even de volgende vraag. Zegt de staatssecretaris hiermee toe dat over drie jaar deze visitatiecommissies weer zijn verdwenen en zijn omgezet in raden van toezicht?

Staatssecretaris Klijnsma:

Ik heb zojuist gezegd dat ik over drie jaar evalueer hoe de visitatiecommissies hebben gefunctioneerd, maar dat ik tegenover de visitatiecommissies evenals tegenover de betreffende pensioenfondsen die van een visitatiecommissie gebruikmaken, heel helder zal zijn dat het wijs is om na die drie jaar, of zoveel eerder als mogelijk is, naar een raad van toezicht over te stappen.

De heer Hoekstra (CDA):

Het spijt me wel, maar dat is toch min of meer wat er nu in de toelichting op het wetsvoorstel staat. Daartegen heeft een aantal fracties grote bezwaren geuit. In die toelichting staat namelijk precies dat wij drie jaar gaan wachten, dan gaan evalueren en dan gaan bepalen, niet dat maar óf wij van die visitatiecommissies af moeten. Precies dat verschil tussen "dat" en "of" zou mijn fractie, maar ik denk ook andere fracties, graag van tafel willen hebben.

Staatssecretaris Klijnsma:

Dat kan ik me voorstellen, maar de heer Hoekstra begrijpt ook, naar ik aanneem, dat wij de fondsen in de consultatie de visitatiecommissie als een instrument voor drie jaar of minder hebben aangeboden. Ik wil hier best toezeggen dat ik tegen de pensioenfondsen zal stipuleren dat zij erop gericht dienen te zijn dat na die drie jaar de raad van toezicht een gegeven is.

Handelingen I 2012-2013, nr. 35-16- p.67

Staatssecretaris Klijnsma:

Ik onderstreep dat ik er zeer op uit ben om het fenomeen visitatiecommissie geen lang leven beschoren te laten zijn.

Handelingen I 2012-2013, nr. 35-16- p.72

De heer Hoekstra (CDA):

De staatssecretaris heeft net op een heel charmante manier over de visitatiecommissie toegezegd dat ze haar best gaat doen. Dat is eerlijk gezegd wel het vertrekpunt van het vertrekpunt voor iedere bewindspersoon. Ik nodig haar nadrukkelijk uit dit aan te scherpen, niet in de termijn van drie jaar die ze de sector wil gunnen – daar kan mijn fractie zich zeer in vinden – maar wel in wat daarna komt, namelijk het verschil tussen "dat" en "of". Ik denk dat de staatssecretaris begrijpt wat ik met die wat cryptische omschrijving bedoel.

Handelingen I 2012-2013, nr. 35-16- p.72

Staatssecretaris Klijnsma:

De heer Hoekstra zei dat hij eraan hecht dat de staatssecretaris nog even neerzet of het "dat" of "of" is als het gaat om de visitatiecommissie en uiteindelijk een raad van toezicht. Ik wil hier wel heel stevig zeggen dat het gewoon "dat" is. Dan is het ook helder voor de pensioenwereld als zodanig. Dan kan er geen misverstand over bestaan. Dat lijkt mij duidelijk.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Transparantie jaarverslag pensioenfondsen (33.182) (T01779)

De staatssecretaris van SZW zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Ester, toe te bewerkstelligen dat pensioenfondsen in hun jaarverslag verduidelijken welk deel van hun vermogen in Nederland belegd is.


Kerngegevens

Nummer T01779
Status voldaan
Datum toezegging 9 juli 2013
Deadline 1 juli 2017
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Kamerleden Dr. P. Ester (ChristenUnie)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen beleggingen
jaarverslagen
pensioenfondsen
vermogen
Kamerstukken Wet versterking bestuur pensioenfondsen (33.182)


Opmerking

Aan deze toezegging zou zijn voldaan met Artikel I, onderdeel E en Artikel II, onderdeel F van wetsvoorstel 33863 (Verzamelwet Pensioenen 2014). Dit onderdeel is echter vervallen met amendement-Lodders (33863, nr. 21)

Uit de stukken

Handelingen I 2012-2013, nr. 35-16-blz. 69

Staatssecretaris Klijnsma:

De heer Ester had nog een vraag. Hij zei dat als pensioenfondsen beleggen – wij weten dat die discussie nu ook speelt – het plezierig zou zijn als dat in het jaarverslag terug te zien is. Ik zal kijken in hoeverre ik dit tot stand kan brengen met de Pensioenfederatie. Ik vind het een heel heldere vraag. Het leidt tot transparantie voor degenen die bij het fonds zijn aangesloten.

Handelingen I 2012-2013, nr. 35-16-blz. 72

De heer Ester (ChristenUnie):

Tot slot dank ik de staatssecretaris voor de toezegging om pensioenfondsen te verzoeken om in hun jaarverslag op te nemen welk deel van het vermogen in Nederland belegd is en welke trends daarbij te onderkennen zijn.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Monitoren bestuursmodellen (33.182) (T01780)

De staatssecretaris van SZW zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Postema, toe om het gebruik van de modellen te monitoren en de Eerste Kamer van de resultaten op de hoogte te stellen.


Kerngegevens

Nummer T01780
Status voldaan
Datum toezegging 9 juli 2013
Deadline 1 april 2018
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Kamerleden Drs. A. Postema (PvdA)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen bestuur
bestuursmodellen
monitoring
pensioenfondsen
Kamerstukken Wet versterking bestuur pensioenfondsen (33.182)


Uit de stukken

Handelingen I 2012-2013, nr. 35-16-blz. 70

Staatssecretaris Klijnsma:

De heer Postema heeft gezegd: van mij of van ons hadden die drie one-tiermodellen niet per se opgenomen hoeven worden. Ik heb al geduid hoe ze in het wetsvoorstel terecht zijn gekomen. Hij vraagt ook wat mijn inschatting is over het gebruik van die modellen. Ik ben zeer van plan om dat te gaan monitoren. Ik zal van de resultaten daarvan uiteraard ook de Eerste Kamer in kennis stellen. Ik ga dit dus nauwlettend volgen.

Handelingen I 2012-2013, nr. 35-16-blz. 74

De heer Postema (PvdA):

Ook dank ik haar voor de toezegging om het gebruik van de modellen, ook van de modellen waar wij onze zorgen over hebben, nauwgezet te monitoren en onze Kamer daarover te informeren.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Evaluatie financiering SER (33.481) (T01811)

De minister van SZW zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Ester en Kneppers, toe de financiering van de SER vanuit het Algemeen Werkloosheidsfonds (AWf)  twee jaar na invoering te evalueren en daarbij ook de mogelijkheid van financiering uit algemene middelen en alternatieve financieringsvormen te betrekken, mede in relatie tot de kerndoelstelling van de SER. Tevens zal gekeken worden naar de rol en positie van het UWV in het geheel.


Kerngegevens

Nummer T01811
Status voldaan
Datum toezegging 5 november 2013
Deadline 1 januari 2016
Verantwoordelijke(n) Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Kamerleden Dr. P. Ester (ChristenUnie)
prof. mr. dr. E.M. Kneppers-Heijnert (VVD)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen Algemeen Werkloosheidsfonds
financiering
Sociaal-Economische Raad
Kamerstukken Financiering van de Sociaal-Economische Raad (33.481)


Uit de stukken

Handelingen I 2013-2014, nr.6-9- blz. 55-57

Minister Asscher:

Ik wil ook niet voorbijgaan aan de reserves van de Kamer bij de voorgestelde, tijdelijke oplossing via het AWf. Met het advies van de Raad van State in gedachten heb ik daarom een horizon- en evaluatiebepaling aangebracht. Die is er expliciet op gericht om te bekijken of op termijn geen andere, betere aanpak mogelijk is. Daarom wordt drie jaar na invoering bezien of het anders zou kunnen en moeten. [...] Mevrouw Kneppers heeft gevraagd welke vragen en gronden bekeken zouden dienen te worden in zo'n evaluatie en op welke manier de AWf-route zou kunnen vervallen. Ik kan mij geheel vinden in de vragen die door de ChristenUnie en D66 zijn voorgesteld. In de evaluatie moeten zowel praktische als meer fundamentele vragen worden gesteld, dus ook wat de bedoelde en onbedoelde effecten zijn van een constructie als deze en of dat spanning oplevert. Wij willen geen papieren tijger. Wij moeten serieus bekijken hoe dit uitpakt, hoe wij aankijken tegen het meer fundamentele, principiële bezwaar tegen het gebruik van het AWf en of er inmiddels zicht is op een beter alternatief.

De heer Ester (ChristenUnie):

Voorzitter. De fracties van de ChristenUnie en D66 danken de minister voor de beantwoording van onze vragen en voor de plezierige wijze van debatteren. Wij zijn tevreden met de toezegging van de minister om de door onze fracties geopperde vragen en criteria mee te nemen in de evaluatie van de SER-financiering via het AWf. Met zijn goeddunken herhaal ik deze nog even om ervoor te zorgen dat wij het over hetzelfde hebben. Het gaat om de volgende evaluatiecriteria: de mate waarin de AWf-constructie leidt tot een toekomstbestendige financiering van de SER, mogelijke disfuncties van deze constructie, een expliciete weging van alternatieve financieringsvormen, de relatie van de financiering van de SER tot de kerndoelstelling van de raad en ook de rol en de positie van het UWV in het geheel. Onze inzet is, zoals gezegd, vooral gericht op het toewerken naar een duurzame en bestendige financiering van de SER. Wij hebben het idee dat met het voorliggende wetsvoorstel en de evaluatiecriteria daarvoor een goede opmaat is gevonden.

Minister Asscher:

Mijn toezegging over de inrichting van de evaluatie staat. Het verslag kan daaraan verder bijdragen.[...] Ik zeg toe dat ik de evaluatie die na drie jaar voorzien is, wat ik door middel van rust voor de SER aantrekkelijk vind, versnel. Dan evalueren we na twee jaar. Ik geef daaraan de kleuring dat wij bij voorkeur uitkomen op een andere financieringsbron. We zitten dan met een situatie die nu niet ideaal is, maar we kunnen dan wel naar hetzelfde streven.

Mevrouw Kneppers-Heijnert (VVD):

Kan de minister ook toezeggen dat financiering uit de algemene middelen een alternatief is dat hij onderzoekt bij die evaluatie?

Minister Asscher:

Ik heb er geen enkel bezwaar tegen om nog eens te overwegen wat alle alternatieven van financiering zijn. Ik heb daar net een korte opsomming van gegeven in de richting van de heer Esser die daar specifiek naar vroeg. Ik ben bereid om mij niet te beperken tot de evaluatie van de financiering uit het AWf maar ook te bekijken wat er naast financiering uit de algemene middelen nog te voorzien is aan alternatieven. Dat doe ik graag. Dat past bij mijn uitspraak dat ik het niet ideaal vind en dat er daarom een evaluatie moet worden gedaan, met een open blik naar de mogelijkheid van iets beters. Dat kan een andere financiering zijn, niet uit een fonds maar uit algemene middelen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging SER-advies arbeidsmigratie (33.475) (T01814)

De minister van SZW zal, naar aanleiding van een vraag van het lid Strik, de kabinetsreactie op het SER-advies over arbeidsmigratie ook aan de Eerste Kamer aanbieden.


Kerngegevens

Nummer T01814
Status voldaan
Datum toezegging 5 november 2013
Deadline 1 april 2015
Verantwoordelijke(n) Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Kamerleden mr. dr. M.H.A. Strik (GroenLinks)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen arbeidsaanbod
arbeidsmigratie
arbeidsparticipatie
Kamerstukken Herziening van de Wet arbeid vreemdelingen (33.475)


Uit de stukken

Handelingen I 2013-2014, nr. 6-10- blz. 63

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Er zijn demografische ontwikkelingen waarvoor wij onze ogen niet kunnen sluiten. De tekorten op de arbeidsmarkt zullen steeds zichtbaarder worden, ook al hebben wij nu nog met een recessie te maken. Ik wil de minister niet uitlokken om daarover nu een uitgebreid exposé te geven. Hij heeft de WRR om een visie gevraagd. Ik verzoek hem om de betreffende kabinetsreactie ook naar onze Kamer te sturen. Dan kunnen wij daarover spreken.

Handelingen I 2013-2014, nr. 6-10- blz. 66

Minister Asscher:

Mevrouw Strik zei dat wij bij dat bredere debat, nu wij dat per ongeluk toch voeren, ook moeten kijken naar demografische ontwikkelingen. Zij vroeg om de kabinetsreactie op het SER-advies over arbeidsmigratie te delen. Vanzelfsprekend doe ik dat graag. Prima.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Cao-loon (33.623) (T01935)

De minister van SZW zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Terpstra, toe ten behoeve van het voor de zomer in te dienen wetsvoorstel Wet aanpak schijnconstructies te onderzoeken of de Oostenrijkse aanpak, waarbij iedereen die legaal in dat land werkt zich aan de cao van de betreffende bedrijfstak moet houden, ook voor Nederland soelaas biedt.


Kerngegevens

Nummer T01935
Status voldaan
Datum toezegging 1 april 2014
Deadline 1 januari 2015
Verantwoordelijke(n) Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Kamerleden drs. G.H. Terpstra (CDA)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen collectieve arbeidsovereenkomsten
minimumloon
Wet aanpak schijnconstructies
Kamerstukken Van toepassing verklaring van de Wet minimumloon op nader bepaalde overeenkomsten van opdracht (33.623)


Uit de stukken

Handelingen I 2013-2014, nr. 25 -8-blz. 2

De heer Terpstra (CDA):

In Oostenrijk is bij wet bepaald dat iedereen die legaal in Oostenrijk werkt, zich aan de cao moet houden van de bedrijfstak zelf. Nu heeft Oostenrijk ten opzichte van Nederland relatief makkelijk praten omdat de dekkingsgraad van werknemers met betrekking tot de vraag of zij onder de cao vallen, in Oostenrijk veel hoger is dan in Nederland. Daar houd ik dus wel rekening mee, maar ik vind het toch goed hoe de Oostenrijkers het hebben aangepakt. Zij hebben hun wet gelijktijdig ingevoerd met het vrij verkeer van werknemers. Ik zal proberen de wet zonder fouten voor te lezen. Ik lees hem niet helemaal voor, maar alleen de titel. De titel is Lohn- und Sozialdumping-Bekämpfungsgesetz. Die wet is op 1 mei 2011 in werking getreden. Op diezelfdedatum werd het vrij verkeer van werknemers uit de nieuwe lidstaten geregeld. Uit het betoog van de minister heb ik begrepen dat hij bereid is alle goede dingen te onderzoeken. Is hij bereid om deze Oostenrijkse wet ook toe te passen in Nederland? Dan zou je het wetsvoorstel dat nu voorligt, niet nodig hebben.

Handelingen I 2013-2014, nr. 25 -8-blz. 6

Minister Asscher:

Als eerste kom ik op de bijdrage van het CDA. Dank voorde steun voor de aanpak van schijnconstructies. Het is jammer dat het CDA zoals het ernaar uitziet dit voorstel niet zal steunen. De concrete suggestie over de Oostenrijkse wet wil ik graag nader onderzoeken en meenemen in de Wet aanpak schijnconstructies. Mocht het Oostenrijkse geval ook voor Nederland soelaas bieden, kan dat dus opdat moment en op die plek.

Handelingen I 2013-2014, nr. 25 -8-blz. 8

Minister Asscher:

Ik werk altijd via de inhoud. Er zal geen partij zijn die er enige twijfel over heeft dat het kabinet aan dit wetsvoorstel hecht. Anders had ik het hier niet tot drie keer toe verdedigd. Ik denk niet dat daar nog heel veel mist over zal zijn. Het kabinet hecht daaraan, maar het heeft ook oren gekregen. Ik hoor dat hier principiële bezwaren worden geuit. Ik heb weliswaar geprobeerd om ze weg te nemen, maar ik zie geen signaal dat dat effectief is gebleken. Dan ga ik gewoon via de inhoud proberen — daarvoor heb ik geen kabinets-beraad nodig — om dit in het bredere kader van de Wetaanpak schijnconstructies bij deze Kamer terug te brengen. Dat moet niet te lang duren; dat ben ik zeer met de heer Kox eens. Wij hopen voor de zomer dat wetsvoorstel in de Tweede Kamer te hebben. Dat bevat bijvoorbeeld ook de ketenaansprakelijkheid; ik denk nog even aan de heer Terpstra. Dat betekent dat het cao-loon inderdaad vanzelfsprekend wordt en dat opdrachtgevers kunnen worden aangesproken, als zij hadden kunnen weten dat verderop in de keten geen cao-loon wordt betaald. Ik hoop dat de wet dan via de inhoud alsnog kan worden aangenomen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Internet voor ouderen (33.877) (T01937)

De minister van Buitenlandse Zaken zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Nagel (50PLUS), toe na te gaan of de ontwikkeling van de digitale vaardigheden van 50-plussers in de EU, en in het bijzonder in Nederland, moet worden ondersteund.


Kerngegevens

Nummer T01937
Status voldaan
Datum toezegging 15 april 2014
Deadline 1 januari 2015
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister van Buitenlandse Zaken
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Kamerleden J.G. Nagel (50PLUS)
Commissie commissie voor Europese Zaken (EUZA)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen Europees Sociaal Fonds
internet
ouderen
staat van de Unie
Kamerstukken Staat van de Europese Unie 2014 (33.877)


Uit de stukken

Handelingen I 2013-2014, nr. 27, item 8 - blz. 13

De heer Nagel (50PLUS):

Ook zouden wij van de minister willen weten of hij met ons van mening is dat het van zeer groot belang is de digitale vaardigheden van 50-plussers in de EU te bevorderen met geld uit het Europees Sociaal Fonds. Dat is belangrijk voor mensen die niet opgegroeid zijn met internet. Het is belangrijk voor hun sociale contacten, maar ook voor talrijke praktische zaken, zoals bankieren, aangifte doen, communiceren met de overheid en het verkrijgen van informatie, bijvoorbeeld op het gebied van de gezondheid.

Handelingen I 2013-2014, nr. 27, item 8 - blz. 52

Minister Timmermans:

Er is gevraagd of er vanuit het Europees Sociaal Fonds nog wat kan gebeuren aan internet voor ouderen. Ik weet niet of dit uit het Sociaal Fonds gefinancierd kan worden. Ik kan met cijfers onderbouwen dat de internetdichtheid in Nederland hoger is dan in welke andere lidstaat van de EU dan ook. Ik vermoed dat dit niet anders is onder ouderen. Hierbij geef ik meteen toe dat ik een beetje uit casuïstiek van mijn eigen ouders redeneer, maar ik heb de indruk dat dit misschien wat breder in de samenleving is. Ik wil best laten nagaan of er op dit vlak een specifiek probleem aan de orde is. Ik zal die vraag doorspelen aan minister Asscher.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Betrekken gereputeerde generatieonderzoekers door DNB bij generatie-evenwichtstoets op premiebesluiten van pensioenfondsen (33.610 / 33.847) (T01963)

De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Ester (CU), toe DNB voor te houden om bij het generatie-evenwichtstoets op het premiebesluit van pensioenfondsen gereputeerde generatieonderzoekers te betrekken. 


Kerngegevens

Nummer T01963
Status voldaan
Datum toezegging 20 mei 2014
Deadline 1 juli 2014
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Kamerleden Dr. P. Ester (ChristenUnie)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Kamerstukken Novelle Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen en het Belastingplan 2014 (33.847)
Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen (33.610)


Uit de stukken

Handelingen I 2013-2014, nr. 30 - blz. 29

De heer Ester (CU):

[...]

Het moet gezegd dat het kabinet werk heeft gemaakt van het inbouwen van toetsen die deze intergenerationele rechtvaardigheid moeten borgen. Ik noem hier met name de generatie-evenwichtstoets die DNB zal toepassen op het premiebesluit van pensioenfondsen. Het kwam al even aan de orde. Het is mijn fractie evenwel niet helemaal duidelijk welk generatiebegrip DNB nu precies gaat hanteren. En dat komt er zeer op aan. Gaat het om een louter statistische definitie van generaties in termen van geboortejaarcohorten of wordt een bredere definitie gebruikt? Blijkens hun memorie van antwoord zijn de beide bewindslieden niet echt geporteerd van mijn voorstel rond een externe consultatie door DNB van generatiewetenschappers, maar ik waag toch een nieuwe poging. Generatieonderzoek is complex. Je moet bijvoorbeeld leeftijd, periode- en cohorteffecten van elkaar scheiden. DNB heeft — met alle respect en begrip — geen trackrecord op dit gebied. Dat geeft ook niet, daar is de bank niet voor. Ik wil DNB via de beide staatssecretarissen verzoeken om hun generatietoets aan gereputeerde generatieonderzoekers voor te leggen om zo de sterkst mogelijke propositie te ontwikkelen. Inzet daarbij is het ontwerpen van een robuuste generatietoets die kan bogen op externe validatie. Dat onderwerp is daar ook belangrijk genoeg voor. Dat zal ook zeker terugkeren bij de herziening van het FTK waarover wij nog komen te spreken.

Dat deze kwestie nauw luistert, blijkt wel uit het volgende. Op een vraag van een fractie daarover schotelt het kabinet een wel erg grove generatie-indeling voor. Ik citeer: actieve deelnemers kunnen daarbij gezien worden als de jongere, premiebetalende generatie en gepensioneerden als de oudere generatie. Aldus de memorie van antwoord, bladzijde 31. Dat betekent dat alle 65-minners tot de categorie "jongeren" worden gerekend. Voor de ouderen onder ons is dit wellicht een vleiende aanduiding, maar het debat over de intergenerationele verdeling van pensioenlusten en pensioenlasten schiet hier niets mee op; het is veel te grofmazig. Ik herhaal daarom mijn verzoek en wacht het antwoord graag af.

Handelingen I 2013-2014, nr. 30 - blz. 9-10

Staatssecretaris Klijnsma:

[...]

Er zijn vragen gesteld over de premiewaarborgen. Wij hebben met elkaar negen premiewaarborgen afgesproken. Ik zal deze niet allemaal de revue laten passeren, maar ik zal alleen ingaan op onderwerpen waarover vragen zijn gesteld. Deze novelle introduceert een aantal maatregelen die bevorderen dat de pensioenpremies omlaaggaan als de pensioenopbouw wordt versoberd. In de wetsvoorstellen die binnenkort worden ingediend, zullen de aanvullende premiewaarborgen worden opgenomen. Aan het eind van mijn betoog zal ik minutieus aangeven wanneer die voorstellen precies in de Kamers zullen worden behandeld. Overigens hecht ik eraan om nogmaals te zeggen dat noch sociale partners, noch pensioenfondsen er belang bij hebben om de pensioenpremies onnodig hoog te houden. Waar nodig kunnen het medezeggenschapsorgaan van het fonds en de Nederlandsche Bank het premiebesluit toetsen. De Nederlandsche Bank zal altijd de generatie-evenwichtstoets case by case toepassen, om het in goed Nederlands te zeggen. Ook hierover heeft de ChristenUnie opgemerkt dat het belangrijk is om de expertise van buiten daarbij te betrekken. Dat zal ik heel graag aan de Nederlandsche Bank meegeven.

De heer Hoekstra van het CDA heeft gevraagd of de Nederlandsche Bank voldoende capaciteit heeft om te toetsen. Dat heeft zij. Zij toetst de uitvoering van de plicht van pensioenfondsen op grond van artikel 105 van de Pensioenwet om bij een premiebesluit een evenwichtige belangenafweging toe te passen. De Nederlandsche Bank heeft mij dit bevestigd in een brief. Die brief was gevoegd bij de brief van 18 december jongstleden.

[...]

Staatssecretaris Klijnsma:

Het is een beetje vanuit welke invalshoek je dit bejegent. Als je alleen kijkt naar de belangen van de pensioengerechtigden, dan is dat natuurlijk fundamenteel anders dan wanneer je alle generaties daarbij betrekt. Het gaat juist om de generatie-evenwichtstoets. In antwoord op een vraag van de ChristenUnie heb ik net gezegd dat alle expertise die daarop van toepassing is, door de Nederlandsche Bank moet worden benut.

[...]

Staatssecretaris Klijnsma:

Het is natuurlijk aan de Nederlandsche Bank om op basis van wat zij bij elkaar gaart de toets te maken. Dat is de Nederlandsche Bank nu aan het doen. Ik kom nu bij de vraag van de ChristenUnie naar de waarborgen die het kabinet gaat inbouwen zodat de premiedaling van het ABP van 2013 op 2014 met 3,8% ook in volgende jaren geheel zal doorwerken in de premie. Het gaat hier om de negende waarborg van de novelle. Het kabinet neemt de eigen verantwoordelijkheid als het om onderhandelen gaat, want het kabinet is ook overheidswerkgever. De invulling van deze waarborg komt aan de orde bij de onderhandelingen van het kabinet met het ABP. Ik kan daar nu niet verder op ingaan, omdat ik de onderhandelingspositie niet onnodig wil verzwakken. Ik ga ervan uit dat de Kamer dit begrijpt.

Ik ben net al ingegaan op het verzoek om de generatietoets ook aan gereputeerde generatieonderzoekers voor te leggen. Ik vind dat een mooie term, "gereputeerde generatieonderzoekers". Ik heb al ja gezegd om het de Nederlandsche Bank in ieder geval voor te houden.

Handelingen I 2013-2014, nr. 30 - blz. 15

De heer Ester (ChristenUnie):

[...]

Ik dank staatssecretaris Klijnsma voor haar toezegging om DNB te verzoeken om haar generatietoets ook aan externe generatiedeskundigen ter validering voor te leggen. Dat is een belangrijke toezegging, ook in het licht van de komende discussie over het ftk en de generatie-effecten daarvan.

Handelingen I 2013-2014, nr. 30 - blz. 17

Staatssecretaris Klijnsma:

[...]

Dan is er nog een vraag van de heer Ester. Hij vindt het plezierig als ik aan de Nederlandsche Bank zou voorleggen dat men aan die gereputeerde generatieonderzoekers natuurlijk altijd advies kan vragen over de generatie-evenwichtstoets. Dat zal ik zeker overbrengen aan de Nederlandsche Bank, maar ten behoeve van de finetuning merk ik op dat ik dat de Nederlandsche Bank natuurlijk niet kan opleggen. Ik adviseer dat dus.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Overgangsrecht alleenstaande ouders (33.716) (T01980)

De Minister van SZW zegt de Kamer, naar aanleiding van opmerkingen van diverse leden, toe het overgangsrecht uit te breiden naar ouders die nu voor de bijstand als alleenstaande ouder worden aangemerkt, omdat hun partner in een tehuis verblijft, gedetineerd is of met onbekende bestemming is vertrokken, maar die per 1 januari 2015 door het afwijkende partnerbegrip voor toeslagen niet in aanmerking komen voor de alleenstaande ouder-kop in het kindgebonden budget. In de SZW-begroting 2015 zal hiervoor dekking worden gezocht.      


Kerngegevens

Nummer T01980
Status voldaan
Datum toezegging 10 juni 2014
Deadline 1 januari 2015
Verantwoordelijke(n) Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Kamerleden A. Elzinga (SP)
Dr. P. Ester (ChristenUnie)
Mr. F.H.G. de Grave (VVD)
Mr. W.B. Hoekstra (CDA)
Drs.ir. A.L. Koning (PvdA)
Prof.dr. C.A. de Lange (Fractie-De Lange)
Mr. M.C. Scholten (D66)
C. P. Thissen (GroenLinks)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen alleenstaande ouderkoptoeslag
alleenstaande ouders
kindgebonden budget
overgangsrecht
partnertoeslagen
Kamerstukken Wet hervorming kindregelingen (33.716)


Uit de stukken

Handelingen I 2013-2014, nr.33-15-7/8

Minister Asscher:

Van verschillende kanten is gevraagd naar de visie van de regering op de problematiek van de alleenstaande-ouderkop en het partnerbegrip in het kader van de Wet Awir. Mij is ook gevraagd te reageren op de cijfers van Divosa. [...]

Een alleenstaande ouder is daarom gedefinieerd als een ouder die geen toeslagpartner heeft. Dat geeft voor twee groepen ouders een bijzondere situatie. Ik wil die twee groepen hier kort bespreken. De eerste groep is de groep die behalve met het verschil in partnerbegrip, ook te maken krijgt met de kostendelersnorm. Voor die groep is een jaar langer overgangsrecht beschikbaar als gevolg van het amendement-Hamer dat in de Tweede Kamer is aanvaard. Voor hen vervalt de 20% aanvulling in de bijstand een jaar later, per 2016. Dat geeft deze mensen langer de tijd om zich op de inkomstenterugval voor te bereiden. Het amendement ziet niet op de andere groep alleenstaande ouders waar vandaag ook aandacht voor is gevraagd: de ouders die voor het kindgebonden budget een partner hebben, maar voor de bijstand als alleenstaande worden aangemerkt, omdat hun echtgenoot of geregistreerd partner in een tehuis verblijft, gedetineerd is of met onbekende bestemming is vertrokken. Naar verwachting gaat het hierbij om een paar duizend ouders die nu nog als alleenstaande ouder worden aangemerkt in de bijstand. Door dat andere partnerbegrip komen zij straks niet in aanmerking voor de alleenstaande ouder-kop. Ongeveer de helft van die groep wordt gevormd door de mensen over wie wij het nu hebben. [...]

Gezien het hier breed gedragen gevoel, zoals betoogd door de heer Hoekstra, mevrouw Koning en de heer Ester, zal ik het extra overgangsrecht op basis van het amendement-Hamer zodanig aanpassen, dat de volledige groep ouders die nu voor de bijstand als alleenstaande ouder wordt aangemerkt en straks door dat andere partnerbegrip niet in aanmerking komt voor de alleenstaande ouder-kop in het kindgebonden budget, onder dat overgangsrecht begrepen moet worden. Dat geeft deze groep een jaar langer de tijd om zich voor te bereiden.

De heer Hoekstra (CDA):

Kan de minister nog wat explicieter maken welk prijskaartje hij hieraan hangt? Naar mijn inschatting moet de minister een bedrag van iets tussen de 5 en 10 miljoen euro beschikbaar stellen om deze groep tegemoet te komen. Kan hij hier een nadere duiding aan geven, opdat wij weten waar wij het in concreto over hebben?

Minister Asscher:

De berekening van de heer Hoekstra is correct. Wij moeten aan zo'n soort bedrag denken om het overgangsjaar te kunnen financieren. Ik heb die middelen nu niet bij mij. Met de toezegging die ik wil doen, gehoord het debat in de Kamer, verplicht ik mij om bij de begrotingsvoorbereiding in augustus ergens in mijn begroting een dekking te vinden voor dat bedrag. Dat realiseer ik mij terdege. Het is niet gratis. Ik ben gevoelig voor de argumenten die in de Kamer gewisseld zijn. Het wetsvoorstel streeft doelen na die je in meer of mindere mate kunt ondersteunen, maar het was geen doel om deze ouders in het bijzonder te treffen. Het is een onvermijdelijk gevolg van het andere partnerbegrip, maar dat wil niet zeggen dat ik niet gevoelig ben voor het argument dat de inkomensachteruitgang voor deze groep wel heel stevig is. Vandaar dat ik die toezegging wil doen. Verscheidene sprekers gaven aan daar groot belang aan te hechten.

Handelingen I 2013-2014, nr.33-15-17

Minister Asscher:

Ik heb gehoord dat de toezegging die ik heb gedaan, wordt gewaardeerd en als adequaat wordt beschouwd door diverse fracties. Daar ben ik blij mee, want dit betekent dat ik daarmee aan de slag kan gaan. Ik heb ook gehoord dat sommige fracties dit graag op papier willen zien. Daar zit een zekere getraptheid in, want bij de afspraken hoort ook dat wij in 2015 kijken hoe een en ander zich ontwikkelt. Ik zal op zijn minst de toezegging die ik vanavond heb gedaan, nog eens op papier zetten. Dat is ook het verzoek van de heer Elzinga. Ik zal die waar mogelijk verrijken. Ik kan geen volledigheid garanderen of beloven. Ik heb ook niet uitvoerig kunnen reageren op alles wat in de Divosa-brief staat, omdat ik die pas vandaag heb ontvangen en ik voorzichtig wil zijn met de reactie van de gewaardeerde partner. Ik zal dus een brief sturen met de portee van de toezegging, waar mogelijk wat verrijkt.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Belasting- en toeslagenstelsel (33.716) (T01982)

De Minister van SZW bevestigt, naar aanleiding van een opmerking van het lid De Grave, dat de herziening van het belasting- en toeslagenstelsel gericht moet zijn op het stimuleren van arbeidsparticipatie, het lonend maken van werk, het verlagen van de lasten op arbeid en het aantrekkelijk maken om mensen in dienst te nemen, zonder dat dit leidt tot aantasting van het sociaal minimum, en zal dit nader uitwerken met de betrokken ambtgenoten.


Kerngegevens

Nummer T01982
Status voldaan
Datum toezegging 10 juni 2014
Deadline 1 juli 2015
Verantwoordelijke(n) Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Kamerleden Mr. F.H.G. de Grave (VVD)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen arbeidsparticipatie
belastingen
herziening
toeslagen
Kamerstukken Wet hervorming kindregelingen (33.716)


Uit de stukken

Handelingen I 2013-2014, nr.33-15-5

Minister Asscher:

De heer De Grave geeft aan dat in de nota naar aanleiding van het verslag onvoldoende antwoord is gegeven op de vraag over werk en lonen. Hij geeft daarbij aan, ietwat omineus, dat hij best bereid is het een paar keer beleefd te vragen, maar dat hij niet uitsluit een motie uit de binnenzak te halen als het antwoord zou uitblijven. Hij wil weten waarom de armoedeval niet opgelost kan worden bij drie of minder dagen per week werken. Het antwoord moet zijn dat je nu eenmaal bij twee of drie dagen werken tegen het minimumloon nog niet het sociaal minimum verdient. Dat is alleen op te lossen door het sociaal minimum te verlagen— dat wil ik niet — of het minimumloon aanzienlijk te verhogen, maar dat helpt niet om werkgelegenheid aan de onderkant te creëren, zoals de heer De Grave in zijn eigen pleidooi terecht aangeeft. Ik ben weliswaar heel blij dat wij met dit wetsvoorstel de armoedeval oplossen voor alleenstaande ouders die meer dan drieënhalve dag gaan werken, maar de armoedeval voor de groep daaronder valt niet weg te nemen in het licht van deze regelingen. Dat is een dilemma dat je niet eenvoudig kunt wegnemen. Voor zover het gaat over de plannen voor het herzien van het belasting- en toeslagenstelsel, ben ik net als de commissie-Van Dijkhuizen van mening dat het belasting- en toeslagenstelsel sterker gericht moet zijn op het stimuleren van arbeidsparticipatie. U kunt rekenen op onze inspanningen, juist op dat punt. Er zijn wel degelijk mogelijkheden om arbeidsparticipatie te stimuleren, ook voor minder uren, bijvoorbeeld in het begin. Daar werk ik graag aan door.

De heer De Grave (VVD):

Mag ik de woorden van de minister zo interpreteren dat dit onderwerp hiermee niet klaar is, maar een plek krijgt bij de reactie van het kabinet op de voorstellen van de commissie-Van Dijkhuizen?

Minister Asscher:

Zeker! Als iets de coalitie van de VVD en de PvdA bindt, is het werk, werk, werk. U hebt het vaker gehoord. Juist bij de herziening van het belasting- en toeslagenstelsel moet onze gemeenschappelijke inspanning daarop gericht zijn.

Handelingen I 2013-2014, nr.33-15-11

Minister Asscher:

Mijn collega Wiebes heeft afgelopen vrijdag in een brief aan de Kamer aangegeven dat er van allerlei kanten behoefte bestaat aan een wat bredere beschouwing op ons belastingen- en toeslagenstelsel en niet alleen aan een reactie op de adviezen van de commissie-Van Dijkhuizen. Het is een veelomvattend en daardoor complex proces dat vraagt om zorgvuldige voorbereiding. Wij zijn voornemens om na de zomer met zo'n bredere beschouwing te komen. Het enige tipje van de sluier dat ik kan en wil oplichten — dat heb ik zojuist al even laten zien aan de heer De Grave — is dat arbeid, het verlagen van de lasten op arbeid, het lonend maken van werk en het creëren van werkgelegenheid in ieder geval een richtsnoer is voor het kabinet.

Handelingen I 2013-2014, nr.33-15-14

De heer De Grave (VVD):

Mevrouw de voorzitter. Ik dank de minister voor zijn beantwoording, die naar mijn taxatie in alle opzichten adequaat was. Ik dank hem zeker voor de toezegging aan de VVD-fractie, waarmee we kunnen vaststellen dat we de gezamenlijke worsteling om te komen tot een nog verdere verbetering als het gaat om het mogelijk maken van werk, aangaan op het moment dat er verder gesproken gaat worden over de implementatie van het rapport van de commissie-Van Dijkhuizen. Ik noteer daarbij dat de minister zegt dat we dat niet gaan doen door een verdere verlaging van het minimumniveau. Dat is ook niet mijn inzet, zoals ik nadrukkelijk heb gezegd. Wat de minister formuleert, is de inzet van de VVD-fractie. Het moet vooral worden gedaan door te kijken in welke mate de lasten op het punt van het sociaal minimumloonniveau verder kunnen worden verlaagd, waardoor hetzelfde kan worden bereikt zonder het sociaal minimum te verlagen.

Handelingen I 2013-2014, nr.33-15-17

Minister Asscher:

Ik dank de VVD voor de gedeelde visie op de wens om werk weer lonender te maken en het aantrekkelijk te maken om mensen in dienst te nemen, zonder dat dit hoeft te leiden tot aantasting van het sociaal minimum. Daarover zijn wij het roerend eens. Ik voel mij zeer verplicht om die toezegging op een goede manier uit te voeren met de collega's in het kabinet.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Studietoeslag bij medische urenbeperking (33.161 / 33.801) (T01984)

De staatssecretaris van SZW zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Backer, Elzinga en Sent, toe om door middel van een wetswijziging in een verzamelwet te regelen dat ook degenen met een medische urenbeperking in aanmerking kunnen komen voor  een studietoeslag. 


Kerngegevens

Nummer T01984
Status voldaan
Datum toezegging 24 juni 2014
Deadline 1 januari 2015
Verantwoordelijke(n) Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Kamerleden Jhr.mr. J.P. Backer (D66)
A. Elzinga (SP)
Prof.dr. E.M. Sent (PvdA)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen arbeidsgehandicapten
medische urenbeperking
studietoeslag
Kamerstukken Wet maatregelen Wet werk en bijstand en enkele andere wetten (33.801)
Invoeringswet Participatiewet (33.161)


Uit de stukken

Handelingen 24 juni 2014, p. 35-3-6

De heer Backer (D66):

Er is bij die verbeteringen een aspect dat tot verwarring heeft geleid. Op dit punt wil ik de staatssecretaris om een bevestiging vragen. Het gaat over het amendement-Van Weyenberg/Schouten over de studietoelage uit de oude Wajong die terugkeert in de Participatiewet. Ik neem aan dat die studietoeslag ook beschikbaar is voor mensen die vanwege een medische urenbeperking niet in staat zijn om het wettelijk minimumloon te verdienen. Natuurlijk zijn zij hiertoe niet in staat omdat zij geen voltijdse arbeid kunnen verrichten. Dit is ook in de geest van het amendement. Bij nalezing bleek dat het op dit punt wat ongelukkig is geformuleerd. Kan de staatssecretaris bevestigen dat dit eronder moet vallen? Wellicht moet dit nog tot een reparatie leiden.

Handelingen 24 juni 2014, p. 35-9-33

Staatssecretaris Klijnsma:

Daarna is de heer Elzinga ingegaan op die studieregeling. Dat geldt overigens ook voor andere leden van deze Kamer. De heer Backer en mevrouw Sent hebben gezegd: die studieregeling is inderdaad per amendement toegevoegd, maar is het zo dat je geen gebruik kunt maken van de studieregeling als je medisch urenbeperkt bent en meer dan 100% van het wettelijk minimumloon kunt verdienen? Dat staat nu wel keurig zo in het amendement-Van Weyenberg/Schouten, maar ik wil graag bezien of wij daaronder ook de medisch urenbeperkten kunnen vatten die het minimumloon per uur kunnen verdienen. Ik zal in tweede termijn hier graag op terugkomen. Dit is een punt van aandacht dat niet in het amendement staat, maar dat terecht wordt opgeworpen door deze drie senatoren.

De heer Backer (D66):

Dan ben ik daar misschien tuttig, ik bedoel minutieus in. Het staat inderdaad niet in het amendement, maar het is wel in de geest van het amendement. Ik hoop dat de staatssecretaris daar ook in die geest op terugkomt in tweede termijn. Zij zegt dat zij het zal bezien, maar ik denk dat het er gewoon onder moet vallen.

Staatssecretaris Klijnsma:

De heer Backer zal begrijpen dat ik ordentelijk moet bekijken hoe wij dat kunnen doen. Als het niet in het amendement staat, maakt het geen onderdeel uit van de wet. Ik moet daar iets op verzinnen en ik wil dat ordentelijk doen. Ik zal de leden daar in tweede termijn over bijpraten.

Handelingen 24 juni 2014, p. 35-9-49

De heer Backer (D66):

Ik ben erkentelijk voor de toezegging van de staatssecretaris, zoals ik deze heb verstaan, dat ook degenen met een medische urenbeperking onder de studietoeslag in de Wajong vallen.

Handelingen 24 juni 2014, p. 35-9-54

De heer Elzinga (SP):

Wat het medisch urencriterium en de studietoelage betreft, ben ik daarentegen erg blij met de toezegging van de staatssecretaris dat ook deze groep, de mensen die niet het minimumloon kunnen verdienen vanwege beperkingen in het medisch urencriterium, maar die wel het minimumloon op uurbasis kunnen halen, toch in aanmerking zal gaan komen voor de studietoelage. Ik begrijp dat daarop in tweede termijn wat gedetailleerder zal worden teuggekomen.

Handelingen 24 juni 2014, p. 35-9-56

Staatssecretaris Klijnsma:

Breder dan alleen door de D66-fractie is de vraag gesteld hoe wij omgaan met de medisch urenbeperkten en de studietoeslag. Ik heb er heel goed naar geluisterd. Het vergt wetswijziging. Ik zal dit zo snel mogelijk doen in een verzamelwet die wij onder handen hebben, zodat voor medisch urenbeperkten die wel zelfstandig het minimumloon kunnen verdienen de studietoeslag goed wordt geregeld. Er hebben nog meer Kamerleden naar gevraagd, niet alleen de heer Backer.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Verdeelmodel Participatiewet (33.161 / 33.801) (T01985)

De staatssecretaris van SZW zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Thissen, toe in het nieuwe verdeelmodel Participatiewet rekening te houden met de grote verschillen in kansen op werk tussen de gemeenten en regio's. 


Kerngegevens

Nummer T01985
Status voldaan
Datum toezegging 24 juni 2014
Deadline 1 januari 2015
Verantwoordelijke(n) Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Kamerleden C. P. Thissen (GroenLinks)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen budget
Participatiewet
verdeelmodel
Kamerstukken Wet maatregelen Wet werk en bijstand en enkele andere wetten (33.801)
Invoeringswet Participatiewet (33.161)


Uit de stukken

Handelingen 24 juni 2014, p. 35-3-15

De heer Thissen (GroenLinks):

In het nieuwe verdeelmodel zal in ieder geval rekening gehouden moeten worden met de grote verschillen in kans op werk tussen de gemeenten en de regio's." Kan de staatssecretaris ons dit toezeggen?

Handelingen 24 juni 2014, p. 35-9-42

Staatssecretaris Klijnsma:

Van de zijde van GroenLinks is gevraagd of ik kan toezeggen dat in het nieuwe verdeelmodel in ieder geval rekening gehouden wordt met de grote verschillen in kansen op werk tussen de gemeenten en regio's. Ik kan daar nog heel over opmerken, maar zeg kortheidshalve volmondig ja. Ik heb al het P-deel aan de Tweede Kamer gestuurd. Daarin speelt de arbeidsmarkt, met name de regionale arbeidsmarkt, een grote rol.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Debat kostendelersnorm AOW (33.161 / 33.801) (T01986)

De staatssecretaris van SZW zegt, naar aanleiding van opmerkingen van diverse leden, toe om voorafgaand aan de beoogde inwerkingtredingsdatum van 1 juli 2016, met beide Kamers te debatteren over de resultaten van het onderzoek naar de effecten van de kostendelersnorm in de AOW op de mantelzorg.


Kerngegevens


Uit de stukken

Handelingen 24 juni 2014, p. 35-9-42

Staatssecretaris Klijnsma:

Over de kostendelersnorm in de AOW heeft iedereen het zijne of het hare gezegd. Het kabinet heeft de invoering van de kostendelersnorm uitgesteld tot 1 juli 2016. De komende tijd wordt benut om met gemeenten, het SCP en Mezzo — de belangenbehartiger van mantelzorgers — te bezien hoe arrangementen rond mantelzorg verdere ondersteuning behoeven en om de effecten van de kostendelersnorm in de AOW op de mantelzorg te onderzoeken. De resultaten van het onderzoek zullen voor de thans beoogde inwerkingtredingsdatum van 1 juli 2016 worden voorgelegd aan beide Kamers. De inwerkingtreding van de kostwinnersnorm in de AOW zal in het voorjaar van 2016 in een separaat inwerkingtredingsbesluit moeten worden vastgesteld. De regering zal eerst met beide Kamers debatteren over de resultaten van het onderzoek. Ik ben van zins om dat samen met collega Van Rijn te doen, omdat hij de Wmo en de decentralisatie onder zijn hoede heeft en mantelzorgers vanuit de Wmo geschraagd worden.

De heer Ester, mevrouw Sent en een aantal andere woordvoerders hebben mij gevraagd te bevestigen dat de uitkomst van het onderzoek naar de kostendelersnorm AOW is of kan zijn dat de invoering ervan geheel achterwege blijft. Mevrouw Sent heeft, evenals de heer Elzinga, de vraag eraan toegevoegd wat het kabinet gaat doen als de kostendelersnorm naar de mening van beide Kamers geen adequaat instrument is en op basis van het mantelzorgplan geen goed idee is. Wij zullen heel nauwgezet kijken naar de wijze waarop de ondersteuning van mantelzorgers verder gestalte kan krijgen. Ik wil de onderzoekers echter de ruimte geven om gedegen onderzoek te doen en daarom zal ik niet vooruitlopen op de uitkomsten. De inwerkingtreding van de kostendelersnorm wordt separaat in een inwerkingtredingsbesluit vastgesteld, maar voordat het ooit zo ver zal zijn, zal de regering met het parlement debatteren over de resultaten van het onderzoek.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Mantelzorgonderzoek (33.161 / 33.801) (T01987)

De staatssecretaris van SZW zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Sent, toe de effecten van de kostendelersnorm in de AOW op mantelzorg bij AOW'ers met onvolledige AOW bij het onderzoek te betrekken.


Kerngegevens

Nummer T01987
Status voldaan
Datum toezegging 24 juni 2014
Deadline 1 juli 2018
Verantwoordelijke(n) Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Kamerleden Prof.dr. E.M. Sent (PvdA)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen Algemene Ouderdomswet
kostendelersnormen
mantelzorg
mantelzorgboetes
Kamerstukken Wet maatregelen Wet werk en bijstand en enkele andere wetten (33.801)
Invoeringswet Participatiewet (33.161)


Uit de stukken

Handelingen 24 juni 2014, p. 35-9-11

Mevrouw Sent (PvdA):

Ook vraagt mijn fractie graag haar aandacht voor AOW-gerechtigden met een onvolledige AOW die aanvullende inkomensondersteuning ouderen (AIO) ontvangen. Wij zijn niet overtuigd door de argumenten uit de nota naar aanleiding van het verslag om de AIO-uitkeringen niet te betrekken bij het uitstel van de kostendelersnorm. De regering schrijft dat de bijstand een tijdelijk vangnet is en dat het beroep daarop zo kort mogelijk dient te zijn. Nu is de AIO weliswaar technisch gezien bijstand, maar de situatie van AIO'ers en van bijstandsgerechtigden verschilt fundamenteel. Waar blijkens de nota naar aanleiding van het verslag geldt dat mensen in de bijstand geacht worden zo snel mogelijk weer financieel zelfstandig te worden, is dit geen optie voor AOW-gerechtigden met AIO-uitkering. Wanneer deze AOW-gerechtigden bij hun kinderen gaan inwonen omdat zij zorg nodig hebben, worden zij wel geconfronteerd met de kostendelersnorm. Naar de mening van mijn fractie zijn de argumenten die de regering gebruikt om de kostendelersnorm in de AOW uit te stellen dan ook onverkort van toepassing op de AOW-gerechtigden met AIO-uitkering. Wij doen dan ook een dringend beroep op de staatssecretaris om bij het toegezegde mantelzorgonderzoek ook expliciet aandacht te hebben voor de arrangementen voor mantelzorg bij mensen die een onvolledige AOW hebben.

Handelingen 24 juni 2014, p. 35-9-44

Staatssecretaris Klijnsma:

Mevrouw Sent vroeg of in het toegezegde mantelzorgonderzoek ook expliciet aandacht wordt besteed aan arrangementen voor mantelzorg bij mensen met een onvolledige AOW, die soms ook aanvullende bijstand, AIO, ontvangen. Ja, in het onderzoek wordt gekeken naar alle AOW'ers, dus ook naar mensen met een onvolledige AOW, al dan niet met een aanvullende bijstandsuitkering. Ik zeg dus toe dat ook de effecten van de kostendelersnorm in de AOW op mantelzorg bij AOW'ers met onvolledige AOW bij het onderzoek worden betrokken. De AIO als zodanig speelt daarbij geen rol, want dat is bijstand.

Handelingen 24 juni 2014, p. 35-9-52

Mevrouw Sent (PvdA):

Er is al een mantelzorgonderzoek toegezegd. Wij hebben gevraagd of daarin ook aandacht kan zijn voor mensen die een onvolledige AOW hebben. Wij danken de staatssecretaris voor de toezegging om die groep mee te nemen in het al eerder toegezegde mantelzorgonderzoek.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Vereenvoudiging berekening beslagvrije voet (33.161 / 33.801) (T01988)

De staatssecretaris van SZW zal de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Scholten en Sent, de kabinetsreactie toesturen op het preadvies van de Koninklijke Beroepsvereniging van Gerechtsdeurwaarders over vereenvoudiging van de berekening van de beslagvrije voet.


Kerngegevens

Nummer T01988
Status voldaan
Datum toezegging 24 juni 2014
Deadline 1 juli 2015
Verantwoordelijke(n) Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Kamerleden Mr. M.C. Scholten (D66)
Prof.dr. E.M. Sent (PvdA)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen beslagvrije voet
gerechtsdeurwaarders
Kamerstukken Wet maatregelen Wet werk en bijstand en enkele andere wetten (33.801)
Invoeringswet Participatiewet (33.161)


Uit de stukken

Handelingen 24 juni 2014, p. 35-9-45

Staatssecretaris Klijnsma:

Eind deze maand verschijnt het preadvies van de Koninklijke Beroepsvereniging van Gerechtsdeurwaarders over vereenvoudiging van de berekening van de beslagvrije voet. Ik zal dit advies goed bestuderen en zal vervolgens in overleg met betrokkenen bezien op welke wijze tot vereenvoudiging van de berekening van de beslagvrije voet kan worden gekomen. Ik ben nog in conclaaf met collega Teeven. Wij zien immers allebei dat de zaak behoorlijk gecompliceerd is. Ook voordat wij deze wetgeving aan snee hadden, was deze zaak al aan de orde. Ik ben dan ook al langer met de gerechtsdeurwaarders bezig. Daarom komen zij nu met een advies over de wijze waarop wij bepaalde zaken net iets eenvoudiger aan de vork kunnen steken.

De PvdA-fractie heeft gevraagd of wij ervoor kunnen zorgen dat de Belastingdienst bij het verrekenen van alle toeslagen rekening houdt met de beslagvrije voet. Eigenlijk geldt daarvoor hetzelfde. De strekking van het verhaal is dat ten principale moet worden gekeken naar de beslagvrije voet en dat het verrekeningsproces van de Belastingdienst daarvan deel uitmaakt. Dat heeft er alles mee te maken. De betrokkenen worden in het overgrote deel van de gevallen vooraf geïnformeerd over de consequenties van de verrekening voor de maandelijkse inkomsten, waardoor zij vooraf in de gelegenheid worden gesteld om correctie aan te vragen. Bij een klein deel is dit pas achteraf het geval, maar ook voor deze groep geldt dat na een verzoek bezien zal worden of correctie kan worden toegepast.

Mevrouw Sent (PvdA):

Is de staatssecretaris bereid om haar reactie op het advies van de gerechtsdeurwaarders met ons te delen?

Staatssecretaris Klijnsma:

Ik heb al toegezegd dat ik die reactie naar de Tweede Kamer zal sturen. Met veel plezier zal ik een afschrift aan de Eerste Kamer doen toekomen.

Ik meen dat ik nu genoeg heb gezegd over de beslagvrije voet. Ook mevrouw Scholten heeft daar aandacht voor gevraagd. Kortheidshalve merk ik op dat ik er graag nader met de Kamer over wil spreken als het advies van de gerechtsdeurwaarders er ligt.

Handelingen 24 juni 2014, p. 35-9-49

Mevrouw Scholten (D66):

Dan de beslagvrije voet. Ik ben blij dat er een preadvies komt van de Koninklijke Vereniging van Gerechtsdeurwaarders. Ik geef toe dat, als je artikel 475d Rechtsvordering leest, je heel snel het spoor bijster bent. Daar moet je voor hebben doorgeleerd. Ik ben blij dat de gerechtsdeurwaarders waarschijnlijk met een advies daarover komen. Hopelijk kunnen wij daar iets mee.

Handelingen 24 juni 2014, p. 35-9-53

Mevrouw Sent (PvdA):

Wat betreft de beslagvrije voet kijken wij, met de fractie van D66, uit naar het advies van de gerechtsdeurwaarders en de toegezegde brief van de staatssecretaris. Wij hopen dat daarin een reactie van haar zal worden opgenomen op de optie om het heel simpel te maken — dat voorstel is ook al door D66 naar voren gebracht — namelijk om uit te gaan van 90% van het inkomen, en maximaal 90% van de bijstandsnorm voor een alleenstaande. Wij wachten de brief af. Misschien vinden wij daarin een aanleiding en anders laten wij het mogelijk aan onze collega's in de Tweede Kamer over om hierover verder van gedachten te wisselen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging VN-Gehandicaptenverdrag (33.161 / 33.801) (T01989)

De staatssecretaris van SZW zegt, naar aanleiding van een opmerking van het lid Elzinga, toe gemeenten erop te wijzen dat het VN-Gehandicaptenverdrag ook voor hen van toepassing is.


Kerngegevens

Nummer T01989
Status voldaan
Datum toezegging 24 juni 2014
Deadline 1 juli 2015
Verantwoordelijke(n) Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Kamerleden A. Elzinga (SP)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen mensen met een beperking
verdragen
VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap
Kamerstukken Wet maatregelen Wet werk en bijstand en enkele andere wetten (33.801)
Invoeringswet Participatiewet (33.161)


Uit de stukken

Handelingen 24 juni 2014, p. 35-9-33

Staatssecretaris Klijnsma:

[...] Uiteraard wordt altijd gekeken aan welke verdragen Nederland is gehouden. Ik weet dat dit ook voor de Raad van State geldt, maar dat weet de heer Elzinga misschien nog beter dan ik. Het VN-verdrag is inderdaad nog niet geratificeerd, maar wij hebben het wel ondertekend. Wij zijn dus gewoon gehouden aan het VN-verdrag. Dat is ook ordentelijk gedaan door de Raad van State en het kabinet. De heer Elzinga weet misschien ook uit mijn vorig leven dat ik een warm pleitbezorger ben van het VN-verdrag. Ik weet dat collega Van Rijn de ratificering op een haar na gevild heeft en dat de ratificering zeer binnenkort bij de Tweede Kamer zal landen. Dat wordt ook tijd, mag ik dat verzuchten?

De heer Elzinga (SP):

Ook daar ben ik natuurlijk erkentelijk voor. Dat is goed nieuws. Dit deel over het VN -verdrag hebben wij al in de schriftelijke voorbereiding gewisseld. De staatssecretaris heeft in het antwoord geschreven dat deze wet volgens het kabinet is getoetst aan het verdrag. Ik heb echter ook geconstateerd dat hierover verschillend wordt gedacht in het land. De uitvoering van het beleid voor de doelgroepen wordt met de Participatiewet op het bordje van de gemeenten gelegd. Ik denk dat de gemeenten nog niet in de volle breedte beseffen dat de uitvoering zal moeten voldoen aan alle bepalingen die in het verdrag zijn neergelegd. Wat doet de staatssecretaris aan de communicatie om ervoor te zorgen dat alle gemeenten zich daarvan ten volle bewust zijn?

Staatssecretaris Klijnsma:

Ik weet niet of ze er nog zijn achter het groene bankje, maar ik heb vorige week een aantal mensen op bezoek gehad uit de groep waarover wij vanavond praten. Zij hebben mij met verve verteld dat het ontzettend belangrijk is dat gemeenten zich realiseren dat het VN-verdrag ook voor hen van toepassing is. Ik zal dat met heel veel plezier en inzet ook aan de gemeenten vertellen. Dat geldt niet alleen voor de Participatiewet, maar ook voor de brede beleidsinhoud van gemeenten.

Handelingen 24 juni 2014, p. 35-9-55

De heer Elzinga (SP):

Voorzitter. Ik ben blij met de toezegging dat de staatssecretaris de verplichting van gemeenten om in de uitvoering van de Participatiewet nadrukkelijk het VN-Gehandicaptenverdrag voor ogen te houden, heel helder zal communiceren met de gemeenten

Handelingen 24 juni 2014, p. 35-9-58

Staatssecretaris Klijnsma:

Ik heb toegezegd dat ik de gemeenten met veel plezier zal wijzen op het VN-verdrag.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Invulling AMvB en SER-advies premiedifferentiatie WW (33.818) (T02029)

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen en opmerkingen van de leden Elzinga (SP) en Thissen (GroenLinks), toe bij de invulling van de AMvB rekening te houden met de uitkomsten van het SER-advies inzake de premiedifferentiatie in de WW.


Kerngegevens

Nummer T02029
Status voldaan
Datum toezegging 3 juni 2014
Deadline 1 oktober 2016
Verantwoordelijke(n) Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Kamerleden A. Elzinga (SP)
C. P. Thissen (GroenLinks)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen premiedifferentiatie
Werkloosheidswet
Kamerstukken Wet werk en zekerheid (33.818)


Uit de stukken

Handelingen I 2013-2014, nr. 32, item 14, pagina 17

Minister Asscher:

De heer Thissen stelt ook voor om premiedifferentiatie in de WW in te voeren. Het antwoord op die vraag was ik ook de heer Elzinga nog schuldig. De hoogte van de premie zou daarbij afhankelijk moeten zijn van de ontslagfrequentie. Premiedifferentiatie in de WW kan een mogelijk instrument zijn om goed werkgeverschap te bevorderen en instroming in de WW te voorkomen. Het kan ook een prijsinstrument zijn om gewenst gedrag te bevorderen. Het kabinet heeft de SER in de adviesaanvraag over de arbeidsmarktinfrastructuur expliciet gevraagd om in te gaan op de mogelijkheden en effecten van premiedifferentiatie in de WW. Het haakje is er dus. De vraag of en hoe het gebruikt zal worden, ligt nu in de adviesaanvraag besloten. Ik verwacht dat advies in de loop van dit jaar. De delegatiebepaling op grond waarvan in een Algemene Maatregel van Bestuur invulling kan worden gegeven aan premiedifferentiatie, zit al in het wetsvoorstel. Indien gewenst kan hieraan in vervolg op het SER-advies snel invulling worden gegeven. Ik vind dat ook een juiste volgorde. Dit raakt werkgevers en werknemers in gezamenlijkheid. Zij hebben aangegeven dat zij hierover willen praten en nadenken, dat zij willen bekijken hoe dit goed werkgeverschap kan bevorderen. Dat vind ik een positieve benadering. Je kunt besluiten om flexibele arbeid duurder te maken — dat kan een gewenst element zijn — maar het is natuurlijk mooier om goed werkgeverschap te bevorderen, waarbij je mensen perspectief biedt. Vanuit die optiek zal men adviseren.

(...)

Handelingen I 2013-2014, nr. 32, item 14, pagina 20

Thissen (GroenLinks):

(...)

Ik kijk mijn aantekeningen nog even goed door. Wij zijn blij met de toezegging dat er een SER-advies verwacht wordt over de premiedifferentiatie WW in samenhang met de ontslagfrequentie bij werkgevers. 


Brondocumenten


Historie