Dit wetsvoorstel voegt aan de Wet op de jeugdzorg (Wjz) een overgangsbepaling en enige andere bepalingen toe ter vereenvoudiging van de uitvoering van die wet. Daarnaast wordt de regeling ouderbijdrage aangepast en een foutieve verwijzing in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering hersteld.
Met dit voorstel wordt, door het terugdringen van onnodige bureaucratie of administratieve lasten, onder meer uitvoering gegeven aan de Motie-Soutendijk-van Appeldoorn (CDA) c.s. inzake rapportage met betrekking tot verschillende aspecten van de werking van de Wet op de jeugdzorg (EK 28.168, F). Met de slotrapportage van de jeugdzorgbrigade voldoet de regering aan deze motie.
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
Het voorstel is op 24 mei 2006 met algemene stemmen aangenomen door de Tweede Kamer.
De Eerste Kamer heeft het voorstel op 13 juni 2006 als hamerstuk afgedaan.
ingediend
3 november 2005titel
Wijziging van de Wet op de jeugdzorg alsmede wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvorderingschriftelijke voorbereiding
ondertekening
- minister van Justitie
inwerkingtreding
Artikel I, onderdeel D en E, treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. De overige onderdelen van artikel I en de artikelen II en IIa treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, met dien verstande dat artikel II, alsmede de onderdelen A, C, F en G van artikel I terugwerken tot en met 1 januari 2005 en onderdeel B van dat artikel tot 1 januari 2006.
1