Rappelabele toezeggingen Infrastructuur en Milieu (2010-2017) (Rappel juli 2013)



Dit is het rappel tot 03-07-13.

 




Toezegging Compensatie bij uitstel maatregel Anders Betalen voor Mobiliteit (30.489, V) (T01081)

De minister van VROM laat weten dat de minister van Verkeer en Waterstaat, in overleg met de minister van VROM, aanvullende maatregelen zal treffen als de vertraging van anders betalen voor mobiliteit effect heeft op het halen van de doelstellingen van het NSL.


Kerngegevens

Nummer T01081
Status voldaan
Datum toezegging 6 juli 2009
Deadline 1 juli 2013
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (Hoofdverantwoordelijke)
Minister van Verkeer en Waterstaat
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Infrastructuur en Milieu
Kamerleden drs. J.P. Laurier (GroenLinks)
prof.dr. K. Putters (PvdA)
Commissie commissie voor Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening (IMRO)
Soort activiteit Schriftelijk overleg
Categorie brief/nota
Onderwerpen luchtkwaliteit
mobiliteit
Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit
Kamerstukken Luchtkwaliteitseisen (30.489)


Uit de stukken

Kamerstuk 30489, V,  blz.4

Minister Cramer:

[…]

Anders Betalen voor Mobiliteit (AbvM)

De heren Putters en Laurier (GL) – evenals de andere leden van uw Kamer – hebben mij gevraagd welke consequenties het uitstel van de maatregel Anders Betalen voor Mobiliteit heeft voor het halen van de doelstellingen van het NSL. De acht maanden verschuiving in de planning heeft nauwelijks effect op het NSL. Bij de berekening is uitgegaan van het Rijksbeleid uit de Nota Mobiliteit dat er naar streeft vanaf 2012 «Anders Betalen voor Mobiliteit» in te voeren. In de NSL-berekeningen is een prognose gemaakt van het effect in 2015 op basis van een gefaseerde invoering. Daarbij start de invoering van ABvM in 2012 en ontstaat er een eindbeeld in 2020. Gegeven de onzekerheden over effecten van beprijzingsmaatregelen is ten behoeve van het NSL een veilige inschatting gemaakt van de luchtkwaliteiteffecten van ABvM. Met name de heer Putters vroeg mij schriftelijk aan te geven hoe zeker het is dat minister Eurlings compenserende maatregelen zal treffen als de vertraging van Anders Betalen voor mobiliteit effect heeft op het NSL. Ik kan hem op dit punt gerust stellen. Afgesproken is dat, als dit effect zich voordoet, er volgens de systematiek van het NSL iets anders voor in de plaats moet komen. Aanvullend beleid moet ervoor zorgen dat het tijdig realiseren van de grenswaarden luchtkwaliteit niet in gevaar komt. De minister van Verkeer en Waterstaat heeft dit eerder aan de Eerste en

Tweede Kamer bevestigd. Zodra meer inzicht bestaat of en zo ja hoe groot dat effect is, zal de minister van Verkeer en Waterstaat, in overleg met mij, aanvullende maatregelen treffen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Meenemen rapporten Elverding bij projecten (32.127/32.254) (T01136)

De minister van Verkeer en Waterstaat, de heer Eurlings, zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van het lid Meindertsma, toe om bij die projecten die in een eerdere fase verkeren, zo veel mogelijk de “ver-Elverdinging” mee te nemen.


Kerngegevens

Nummer T01136
Status voldaan
Datum toezegging 16 maart 2010
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister van Verkeer en Waterstaat
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Infrastructuur en Milieu
Kamerleden M.C. Meindertsma (PvdA)
Commissie commissie voor Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening (IMRO)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie legisprudentie
Onderwerpen Crisis- en herstelwet
Elverding
Kamerstukken Novelle inwerkingtreding Crisis- en herstelwet (32.254)
Crisis- en herstelwet (32.127)


Uit de stukken

Handelingen I 2009-2010, nr. 22 – blz. 1000-1002

Minister Eurlings: (…) De heer De Boer heeft een nieuwe motie op dit punt ingediend waarin hij zegt zo veel mogelijk “Elverdingproof” te willen opereren, maar dat dit wel in een bestaand wettelijk kader moet gebeuren en niet tot vertraging mag leiden. Ook in de hele bewoording eromheen geeft de heer De Boer nadrukkelijk aan dat hij zich er rekenschap van geeft dat sommige projecten in bijlage II al te ver zijn, waardoor je ze terug zou moeten zetten in fasering en je onmiskenbaar vertraging oploopt. Dat willen we allemaal niet. Deze motie, die naar ik aanneem dus inderdaad betrekking heeft op bijlage II waarover ook mevrouw Meindertsma het had – ik zie de heer De Boer knikken – vind ik een goede motie. In de motie wordt namelijk het positieve van het rapport- Elverding nu al gepakt zonder dat dit verwordt tot vertraging bij de projecten van de Crisis- en herstelwet. Daarmee zouden we immers in onze eigen vingers snijden. Ik vind deze motie-De Boer dus ondersteuning van beleid en beveel haar aan in de aandacht van deze Kamer. Ik zal met graagte uitvoering geven aan het gevraagde in de motie, mocht zij worden aangenomen. Geloof, hoop en liefde. Dat zijn prachtige termen, voorzitter. Ik vind ze alle drie prachtig. Ook liefde, die mevrouw Meindertsma als allerbelangrijkste kenschetste, is natuurlijk een fantastisch begrip. “Houden van” en “liefde” is eigenlijk één, maar “houden van” is een werkwoord. Laten we proberen, ook op dit late uur, om nog een klein stukje werk met elkaar te verrichten. Ik heb zojuist in mijn positieve bejegening van de heer de Boer aangegeven wat ik de kracht vind van zijn motie. Eigenlijk zou ik mevrouw Meindertsma willen oproepen om in die lijn mee te denken. Ik vind haar gedachte namelijk op zich goed, maar in de motie zoals die nu voorligt, verwordt dit toch tot vertraging omdat er wel degelijk risico is dat je bij projecten terug moet in de fasering. Het voorkómen van vertraging staat ook niet in de motie. Daarom prefereer ik het dictum van de motie-De Boer boven het dictum van de motie-Meindertsma.

Mevrouw Meindertsma (PvdA): Dan heb ik het, denk ik, niet helder genoeg uitgelegd, hoewel ik het ook in mijn eerste termijn al heb uitgelegd. Het begrip “vertraging” is wat mij betreft niet aan de orde wanneer het erom gaat de bevolking en haar organisaties mee te laten spreken over inrichtingsalternatieven. Wanneer je ze mee laat spreken, is het altijd versnelling. Dat betekent dat het begrip “vertraging” een andere interpretatie en uitleg behoeft dan in de motie-De Boer.

Minister Eurlings: Daarin verschillen mevrouw Meindertsma en ik dan toch enigszins van mening. Het gaat om een aantal projecten in de Crisis- en herstelwet. Als al deze projecten die in de bijlage staan nog in de aanvangsfase of de verkenningsfase waren, kon ik mevrouw Meindertsma direct gelijk geven. Dan konden we namelijk zeggen: wij vinden, à la Elverding, dat je breed moet verkennen en vervolgens snel moet doorpakken. Echter, een flink aantal van deze projecten zit al in een verdere fase. Daar is vaak al jarenlang naar gekeken, hetzij op de ouderwetse manier, hetzij op een tussenmanier. Ik pak Buitenring Parkstad er even bij als

voorbeeld. Als je de verkenningsfase hebt afgesloten en een bestuursconvenant hebt, en alle gemeenten evenals de provincie en Parkstad zeggen dat dit de tracering moet zijn, betekent het teruggaan in de tijd als je

teruggaat naar een verkenning, een stuk tracering. Dat leidt onmiskenbaar tot vertraging. Daarom vind ik de wat gelaagde benadering van de heer De Boer verstandiger.

Mevrouw Meindertsma (PvdA): We leggen mogelijkerwijze het begrip “verkenning” verschillend uit. Laten we

maar het voorbeeld van de Buitenring Parkstad nemen. Als ik het over verkenningen heb, heb ik het niet over nut en noodzaak van de aanleg van die ring, want ik neem aan dat daarover inderdaad een plan-m.e.r. is gemaakt. Dat is ook zo, heb ik begrepen. Het gaat mij dan wel om de inrichtingsvarianten. In het geval van Parkstad gaat het dan bijvoorbeeld over de Brunssumerheide en over een afslag bij een weg waarvan ik het nummer vergeten ben. Over die inrichtingsvarianten moet je in alle breedte met de bevolking en haar organisaties spreken. Dat geldt ook voor alle andere projecten die aan de orde zijn. Het gaat dus over de inrichtingsvariant. Ik heb begrepen dat de minister dat zo-even “detaillering” noemde. Hij mag dat zo noemen, maar het betekent dat het niet zo gaat als in het voorbeeld van de Zuidelijke Ringweg in Groningen. De minister zei dat hij met de wethouder en de gedeputeerde heeft gesproken. Ik weet toevallig dat er een inspraakavond gehouden is waarop varianten voorgelegd zijn, maar dat is iets anders dan participatie. Dat gaat niet over een halfjaar of driekwart jaar. Het is op zijn hoogst een kwartaal en ik ben er echt van overtuigd dat de minister dat kwartaal of desnoods dat halfjaar aan de achterkant terugverdient.

Minister Eurlings: Ik heb pas drie jaar ervaring op dit dossier, maar als we al beginnen met een kwartaal

vertraging, wordt het nooit minder, maar eerder heel wat meer. Het kardinale punt is echter dat deze fasering hier al zo lang is geweest. Over de Buitenring Parkstad – daarom pak ik dit voorbeeld – is jarenlang gediscussieerd. Dat is echt ongekend. Jarenlang. En men kwam er maar niet uit. En maar praten, en gemeenteraadsvergaderingen en gesprekken met burgers. En de ene gemeente dit en de andere gemeente dat ... En eindelijk, na al die jaren, zeggen de gemeenten ten langen leste: nu tekenen we een bestuursconvenant; we zijn eruit met elkaar. Je kunt dan nog best gaan kijken naar de details van de inpassing, maar nu weer teruggaan in een fase en weer een grote participatieronde beginnen, insinueert op zijn zachtst gezegd dat je de tracering weer ter discussie gaat stellen. En dat is mijn probleem. Dan ga je een fase terug. Mevrouw Meindertsma heeft het zelf al over een kwartaal vertraging. Ik ken het dossier enigszins; als de geest weer uit de fles zou raken, ben ik bang dat het veel langer zal zijn. Er ligt nu een bestuursconvenant. Die fase is afgesloten; laten we nu vooruitgaan. Ik wil mevrouw Meindertsma wel toezeggen dat we bij die projecten waarin we nog wel in de eerdere fase zitten, zo veel mogelijk de “ver-Elverdinging” meenemen. Dat vind ik de goede manier. Dan zijn we al voor Elverding uit, want de Tracéwet moet nog worden aangenomen. We zijn breder aan het kijken. Ik zou het echter te ver vinden gaan als we bij trajecten teruggaan in de tijd, zeker bij dit soort projecten waarover al jarenlang wordt gepraat en waarin we nu eindelijk zicht hebben op een oplossing.

Mevrouw Meindertsma (PvdA): Kan de minister dan concreet aangeven om welke projecten het precies gaat van de vijftien die op de lijst staan?

Minister Eurlings: Ik heb er een aantal genoemd. Ik heb bijvoorbeeld gezegd dat in het havencomplex bij Lobith verschillende zaken kunnen worden bekeken. Ik heb heel nadrukkelijk, en dat is geen “minimale”, de tweede westelijke oeververbinding van Rotterdam genoemd. We zitten daarbij nu nog in de verkenningsfase, de verkenning Rotterdam voorruit, met dubbel r. We willen natuurlijk vertraging voorkomen, want de bv Rotterdam loopt anders vast, maar dat vind ik nu precies een plek om het breed te trekken en te bekijken hoe je Elverding zo veel mogelijk meeneemt. Zo zijn er wellicht nog een aantal, maar het gaat erom in welke fase een project zit. Daarin vind ik de motie van de heer De Boer zo goed. Hij geeft er rekenschap van dat je niet in faseringen teruggaat. Het zou gek zijn als het resultaat van de goede gedachte, die ook mevrouw Meindertsma heeft, van het zo veel mogelijk “ver-Elverdingen”, over een Crisis- en herstelwet zou zijn dat heel wat projecten niet versnellen maar vertragen, omdat ze teruggaan in de fasering. Daarom vind ik, met begrip voor de pro-Elverdinginstelling van mevrouw Meindertsma, de motie van de heer De Boer een betere, die ik zou willen prefereren.

(…)


Brondocumenten


Historie







Toezegging Informeren over voortgang projecten (32.127/32.254) (T01137)

De minister van Verkeer en Waterstaat, de heer Eurlings, zegt de Kamer, naar aanleiding van een motie van het lid Meindertsma (EK 32127, V), toe om jaarlijks over de voortgang van op de lijst van projecten onder de Crisis- en herstelwet voorkomende projecten te rapporteren, dus ook bij de Voorjaarsnota 2011.


Kerngegevens

Nummer T01137
Status voldaan
Datum toezegging 16 maart 2010
Deadline 1 januari 2012
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister van Verkeer en Waterstaat
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Infrastructuur en Milieu
Kamerleden M.C. Meindertsma (PvdA)
Commissie commissie voor Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening (IMRO)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen Crisis- en herstelwet
projecten
voorjaarsnota
Kamerstukken Novelle inwerkingtreding Crisis- en herstelwet (32.254)
Crisis- en herstelwet (32.127)


Uit de stukken

Handelingen I 2009-2010, nr. 22 – blz. 935-936

Mevrouw Meindertsma (PvdA): (…) Een derde, nog niet genoemde reden voor vertraging is de financiering. De financiering van een groot aantal van de binnenstedelijke projecten die in bijlage II van de Crisis- en herstelwet vermeld staan, is gebaseerd op een zogenaamde businesscase van voor de economische crisis. De financiering is derhalve gebaseerd op drijfzand en de datum van 1 januari 2014 waarop begonnen moet zijn met de uitvoering staat daarmee onder forse druk. Als dat niet vroegtijdig ingezien wordt, dan blijven de

voorbereidingskosten oplopen en zal alleen al daardoor het project steeds verliesgevender worden. Ook daarvoor hebben wij een motie voorbereid.

(…)

Handelingen I 2009-2010, nr. 22 – blz. 982

Minister Eurlings: (…) In de motie-Meindertsma c.s. onder letter V wordt de regering verzocht om de Kamer bij de indiening van de Voorjaarsnota 2011 te informeren over de voortgang met betrekking tot de realisatie van de op de lijst voorkomende projecten, en daarbij te aan te geven welke projecten van de lijst zullen worden afgevoerd omdat zij niet meer aan de selectiecriteria voldoen. Ik vind deze motie iets behoorlijk sympathieks hebben. Ik kan de Kamer toezeggen dat ik jaarlijks over de voortgang zal rapporteren, dus ook bij de Voorjaarsnota 2011. Dat zeg ik gewoon toe. Waar ik wel tegen aanloop, is het volgende. Zou er bijvoorbeeld in 2011 voor bepaalde projecten nog geen financiering zijn, dan zou dat volgens de Crisis- en herstelwet zoals hier in de Kamer ingediend nog niet betekenen dat die projecten daarmee ook noodzakelijkerwijs direct dienen te worden geschrapt. Het is echter wel zo dat zonder financiering – dat is de manier waarop het functioneert; ik probeer dat met de strenge criteria te benadrukken – de uitvoering van projecten niet zal plaatsvinden. Er zal niet aan realisatie worden toegekomen, omdat er geen besluit kan worden genomen voor 1 januari 2014. Ik geef mevrouw Meindertsma ter overweging dat ik de motie als volgt apprecieer. Ik zeg toe om bij de Voorjaarsnota’s iedere keer uit-en-te-na terug te komen op de realisatie. Ik zal de motie niet zo lezen dat projecten worden afgevoerd, omdat zich dat niet verhoudt met de systematiek van de wet, maar ik zal bij de voortgangsrapportages in de Voorjaarsnota’s wel aangeven hoe de financiering en de snelheid van realisatie zich al dan niet doorvertalen in de kansen om een project nog voor 1 januari 2014 van een besluit te voorzien. Als het antwoord daarop op een gegeven moment nee, is betekent dat automatisch dat zo’n project over de rand heen gaat. Als ik de motie zo mag lezen, zou ik haar graag als ondersteuning van beleid willen zien en ook graag willen uitvoeren. Het is wel van belang om het even precies te stellen, omdat het afvoeren van de lijst zich dus niet verhoudt met de systematiek van de wetgeving. In de praktijk liggen we echter behoorlijk dicht bij elkaar.

(…)

Handelingen I 2009-2010, nr. 22 – blz. 990

Mevrouw Meindertsma (PvdA): (…) Ik ben buitengewoon verheugd over de toezeggingen die de minister heeft gedaan naar aanleiding van de motie waarin wordt gevraagd om bij de Voorjaarsnota van 2011 te vermelden hoe het staat met de projecten. Die toezeggingen gaan zelfs verder dan wij konden hopen. De minister heeft toegezegd om bij de Voorjaarsnota te vermelden hoe het met de financiering van de projecten gaat. Dat is precies wat wij bedoelen. Ik dank de minister daarvoor hartelijk, want die toezegging gaat bijna verder dan wat wij in de motie hebben gevraagd. Projecten gaan immers door vraaguitval niet door, of zij gaan niet door door het niet rondkomen van de financiering. De komende heroverweging zullen in de gemeentehuizen keihard neerslaan. De heer Pans had het over 20%. Gemeenten hebben een rol bij de financiering. Die heroverwegingen, en ook andere zaken, zullen ertoe leiden dat projecten mogelijk moeten worden heroverwogen. Dat kan beter vroegtijdig gebeuren, dan dat een project eerst jarenlang wordt meegesleept. De voorbereidingskosten stijgen dan immers. Soms denken mensen dat als je voorbereidingskosten activeert, je ze weer kwijt bent. Dat is niet waar. Je krijgt ze immers aan het einde van de rit altijd terug.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Onder de aandacht brengen van reserveren vast percentage voor onderzoek (32.474) (T01381)

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Schaap, toe om de suggestie van de heer Schaap, inzake het reserveren van een vast percentage voor innovatief onderzoek, bij de betrokken partijen in overweging te geven.


Kerngegevens

Nummer T01381
Status voldaan
Datum toezegging 17 mei 2011
Deadline 1 juli 2013
Verantwoordelijke(n) Minister van Infrastructuur en Milieu
Kamerleden prof. dr. ing. S. Schaap (VVD)
Commissie commissie voor Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening (IMRO)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen waterschappen
Waterschapswet
Waterwet
Kamerstukken Wijziging Waterwet en Waterschapswet inzake voorkoming schade waterstaatswerken veroorzaakt door muskusratten (32.474)


Uit de stukken

Handelingen I 2010-2011, nr. 27, item 9, blz. 39

De heer Schaap (VVD):

(...) Om de beoogde efficiency te bereiken is echter meer nodig dan het bijeenbrengen van investeringen en onderhoud. Er is meer nodig dan het voorkomen dat waterschappen de kosten van de aanleg van waterkeringen afwentelen op de subsidieverlener. Het beheer van de primaire keringen zal sterk aan creativiteit moeten winnen. Rijk en waterschappen zullen dan ook veel meer aan innovatie moeten doen om op een zo efficiënt mogelijke wijze veilige keringen aan te leggen en te beheren. Daartoe zullen het toetsregime en de daaraan verbonden verplichting van dijkherstel nog eens flink onder de loep moeten worden genomen. Vereist zijn meer dynamiek en een wat minder rigide aanpak bij tekortkomingen. Wil de staatssecretaris duidelijk maken welke initiatieven hij op dit terrein voorstaat?

Ook dit is echter nog niet voldoende. Een ander punt is namelijk dat efficiency in de technische aanpak van de aanleg en het onderhoud van de keringen de nodige aandacht behoeft. Dit is onmogelijk zonder gedegen en op innovatie gericht onderzoek. De experimenten in de IJkdijk zijn wat dit betreft uiterst welkom, maar er is meer nodig. Rijk en waterschappen zouden veel meer moeten investeren in praktijkgericht onderzoek, waarbij ik ervan uitga dat fundamenteel onderzoek door bijvoorbeeld universiteiten wordt verzorgd.

Innovaties in het aanleggen en beheren van waterkeringen dienen overigens een tweeledig doel. Ze zullen er niet alleen toe bijdragen dat de kosten voor de veiligheid tegen overstromingen in Nederland in relatieve zin dalen; ze kunnen ook bijdragen aan het exporteren van waterstaatkundige kennis vanuit Nederland. Anders gezegd: een welkome input voor het topgebied water. Innovatie via praktijkgericht onderzoek mag geen vrijblijvende zaak zijn. Wil de staatssecretaris toezeggen dat Rijk en waterschappen zich verplichten een substantieel deel van het gezamenlijke fonds voor de hoogwaterbescherming te besteden aan praktijkgericht onderzoek? De VVD-fractie denkt aan een minimum van 3% van het totale jaarlijkse budget. Ik wacht uiteraard het antwoord van de staatssecretaris af, maar overweeg ook een motie over dit onderwerp.

Handelingen I 2010-2011, nr. 27, item 12, blz. 72

De heer Schaap (VVD):

Ik heb nog een omvangrijke vraag gesteld over de efficiency die je kunt bereiken rond de primaire waterkeringen. Een deel van het geld van het Hoogwaterbeschermingsprogramma zou je kunnen besteden aan praktijkgericht onderzoek.

Staatssecretaris Atsma:

Excuus. Ik had dit bij het kopje "financiën" staan. Daarom is het blijven liggen. De heer Schaap vroeg of je niet een vast percentage zou moeten reserveren voor innovatief onderzoek. De zorg voor water – ik neem aan dat de Kamer dit in den brede deelt – heeft niet alleen te maken met de vraag hoe wij droge voeten houden, maar tegelijkertijd met de vraag hoe wij dat kunnen realiseren. Dat is een enorme kans, ook kijkend naar het buitenland. Het buitenland is groot. Ik hoef alleen maar te verwijzen naar de Mississippi in de VS, maar ook op andere terreinen zijn veel voorbeelden te noemen waarbij de wateragenda van Nederland, het watermanagement en de watertechnologie als voorbeeld dienen. Nog vanmorgen arriveerde een buitenlandse delegatie in ons land met de vraag of wij hun kunnen helpen met het borgen van de veiligheid tegen zee en rivier. De heer Schaap vraagt zich af of wij daarvoor niet een x-aantal procenten kunnen reserveren. Alles kan, maar ik stel wel vast dat dit alleen werkt als het centraal gebeurt. Je kunt dat niet via 25 waterschappen of al die veiligheidsregio's doen. In die zin is het een beetje lastig.

Ik vind ook dat je ervoor moet uitkijken om de massa die je nu kunt creëren, meteen weer te verzilveren. Ik herinner me andere debatten, ook in deze Kamer, waarin werd gesuggereerd dat je een deel van het budget voor kunst en cultuur zou moeten reserveren. Ik weet dat dit in dit kader misschien niet aan de orde is, maar in andere debatten zou dat ook heel goed aan de orde kunnen worden gesteld. Het is aan de betrokken partijen om dit soort reserveringen te maken. Tegelijkertijd kan de suggestie van de heer Schaap waardevol zijn. Ik zeg hem graag toe dat ik zijn suggestie bij de betrokken partijen in overweging geef, maar ik zou deze niet via een wetgevend kader of hoe dan ook als een eis op tafel willen leggen. De suggestie als zodanig kunnen wij echter onderschrijven, denk ik, omdat daarmee wordt bevestigd wat wij allemaal vinden: Nederland is sterk, loopt wereldwijd voorop en heeft de best beveiligde delta van de hele wereld. Dat moeten wij zo houden en dat moeten wij vooral ook uitdragen. Als wij anderen, waar ook ter wereld, daarmee kunnen helpen, moeten wij dat niet laten.


Brondocumenten


Historie