E090314
Laatste revisie: 23-07-2010

E090314 - Kaderbesluit betreffende de vereenvoudiging van de uitwisseling van informatie en inlichtingen tussen de wetshandhavingsautoriteiten van de lidstaten van de EU, met name ten aanzien van zware misdrijven, zoals terroristische daden (initiatief Zweden)



Dit voorstel beoogt een snellere informatie-uitwisseling tot stand te brengen tussen autoriteiten die bevoegd zijn op het gebied van voorkomen, onderzoeken of opsporen van strafbare feiten. De uitwisseling van informatie voor strafrechtelijke onderzoeken en onderzoeken die deze status nog niet hebben bereikt, zou plaats moeten vinden binnen een in het kaderbesluit neergelegde tijdslimiet. De verkregen informatie mag niet worden gebruikt als bewijs in een strafzaak.


Stand van zaken

Behandelfase Eerste Kamer: gepubliceerd in Europees publicatieblad.

Europees

Kaderbesluit 2006/960/JBZPDF-document (zie ook de rectificatiePDF-document) is aangenomen en gepubliceerd in Pb EU L386 van 29 december 2006.


Kerngegevens

commissie Eerste Kamer

beleidsterreinen


Implementatie

Kaderbesluit 2006/690/JBZ dient voor 1 januari 2009 geïmplementeerd te zijn. Implementatie geschiedde door een Algemene Maatregel van Bestuur (besluit houdende nadere regels voor de verwerking van politiegegevens).

Bron: Kwartaaloverzicht omzetting EG-richtlijnen, stand per 1 juli 2008.


Behandeling Eerste Kamer

Op 28 november 2006 heeft de Eerste Kamer ingestemd met het ontwerpkaderbesluit.

In de aanbiedingsbrief bij het verslag van de JBZ-Raad van 27-28 april 2006 heeft de minister van Justitie de Eerste Kamer om instemming gevraagd voor dit ontwerpkaderbesluit. Op 23 mei 2006 heeft de bijzondere commissie voor de JBZ-raad instemming onthouden op formele gronden.

Op 29 november 2005 heeft de Eerste Kamer instemming onthouden. Per brief heeft de JBZ-commissie de minister van Justitie gevraagd beter inzicht te geven in de praktische uitvoerbaarheid van het ontwerpkaderbesluit. Ook is de vraag voorgelegd of de bestaande mogelijkheden onvoldoende zijn. De minister heeft op 30 januari 2006 per brief gereageerd. Deze brief is voor kennisgeving aangenomen.

Op 11 oktober 2005 heeft de Eerste Kamer instemming onthouden op formele gronden. De bijzondere commissie voor de JBZ-Raad zal deskundigen bevragen m.b.t. het ontwerpkaderbesluit.

Op 16 november 2004 heeft de Eerste Kamer instemming onthouden wegens het ontbreken van een actuele ontwerptekst.


Standpunt Nederlandse regering

De Nederlandse regering hecht aan een goede en snelle politie- en justitiesamenwerking. Een efficiënte uitwisseling van informatie is daarbij van groot belang. De uitgangspunten van onderhavig voorstel kunnen dan ook zonder meer worden ondersteund. Wel dient bij de uitwerking van het voorstel goed te worden gekeken naar de details (onder meer de werkingssfeer, tijdslimiet, gegevensbescherming etc.). De verwachting van de regering is dat de vereenvoudiging van informatie-uitwisseling op termijn kan leiden tot een groeiend aantal verzoeken hiertoe. Dit zou dan extra werkdruk betekenen voor de rechtshandhavingdiensten. Bovendien kan de strakke termijnstelling (12 uur) er toe leiden dat de prioriteiten binnen de diensten enigszins bijgesteld dienen te worden.

In fiche één geeft de regering aan dat zij geen problemen ziet ten aanzien van de subsidiariteit en de proportionaliteit. Gezien het feit dat de grootste oorzaak van de huidige relatief trage uitwisseling van gegevens ligt in de verschillen in nationale wetgeving van de lidstaten, is de enige mogelijke oplossing een regeling op Europees niveau. Daarbij komt dat niet meer verplichtingen zijn opgenomen in het ontwerpkaderbesluit dan strikt noodzakelijk. De regering heeft toegezegd dit ook tijdens de onderhandelingen scherp in het oog te zullen houden.


Samenvatting voorstel Europese Commissie

Raadsdocument 10215/04PDF-document bevat een Zweeds initiatief voor een kaderbesluit betreffende de vereenvoudiging van de uitwisseling van informatie en inlichtingen tussen de wetshandhavingsautoriteiten van de lidstaten van de Europese Unie, met name ten aanzien van zware misdrijven, zoals terroristische daden. Het voorstel vloeit voort uit de EU-terrorismeverklaring van 25 maart 2004 en het actieplan terrorisme van 15 juni 2004.

Het ontwerpkaderbesluit beoogt de uitwisseling van informatie tussen politie en justitie in de verschillende lidstaten te vereenvoudigen en te versnellen. Voorgesteld wordt dat voor het beschikbaar stellen van informatie aan wetshandhavingsautoriteiten uit andere lidstaten geen andere formaliteiten worden gesteld dan die geldend voor de uitwisseling van gegevens tussen nationale autoriteiten. Alle informatie waar de genoemde autoriteiten toegang tot hebben zonder dwangbevelen, met uitzondering van de informatie van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, dient ter beschikking te worden gesteld. Daarbij wordt uitgegaan van een verplichting om de informatie beschikbaar te stellen en wel binnen een termijn van in beginsel twaalf uur. De informatie is bedoeld ter opsporing of voorkoming van een misdrijf of het onderzoek hiernaar, maar mag niet gedurende een strafproces worden gebruikt. Hiervoor blijft het bestaande instrumentarium van toepassing (justitiële samenwerking in strafzaken). Alle uitgewisselde informatie dient vertrouwelijk te worden behandeld, waarbij de betrokken instanties werken op basis van de nationale rechtsregels ten aanzien van vertrouwelijkheid van documenten.

In de databank Prelex wordt de Europese behandeling van JAI(2004)9 weergegeven.


Behandeling Raad

Het ontwerpkaderbesluit is aangenomen tijdens de Milieuraad op 18 december 2006.

JBZ-Raad van 4-5 december 2006 (agendapunt A2f)

Blijkens het verslag is dit onderwerp van de lijst met A-punten gehaald.

In de geannoteerde agenda vraagt de regering de instemming van de Kamer op de door juristen / linguïsten bewerkte tekst van het kaderbesluit en de bijbehorende formulieren.

JBZ-Raad van 1/2 december 2005 (agendapunten B11 en GC1)

In het Gemengd Comité werd algemene overeenstemming bereikt over het voorliggende voorstel voor een kaderbesluit. Om aan bezwaren van enkele lidstaten, waaronder Nederland, tegemoet te komen, werd een verklaring aangenomen met betrekking tot de weigeringsgrond om gevraagde informatie te kunnen weigeren als het om een informatieverzoek gaat voor feiten die met een jaar of minder vrijheidsstraf zijn bedreigd. Door deze verklaring gaat het hier om een eerste stap in het kader van de uitwisseling van informatie.

Voorts kwam de Raad overeen om bijzondere aandacht te besteden aan alle voorstellen met betrekking het beschikbaarheidprincipe. Twaalf maanden na het van kracht worden van dit kaderbesluit zal hij bepalen welke stappen kunnen worden ondernomen om overblijvende beletselen weg te nemen.

Uit de geannoteerde agenda blijkt dat de Raad wordt gevraagd een politiek akkoord te bereiken over het ontwerpkaderbesluit (exclusief de bijlagen). Over een aantal nog openstaande kwesties, zoals de responsietijd, het laten vervallen van enkele bepalingen uit de Schengen Uitvoeringsovereenkomst en de gegevensbescherming, moet voorafgaand aan de Raad nog overeenstemming worden bereikt. De Nederlandse regering heeft in de geannoteerde agenda aangegeven met de voorliggende ontwerptekst te kunnen instemmen, uitgezonderd de nog openstaande punten.

Blijkens de aanvullende geannoteerde agenda is één van de grootste struikelblokken het artikel over de weigeringsgronden. Het door de regering gesteunde uitgangspunt is dat het kaderbesluit (politiële) informatie-uitwisseling beoogt en niet justitiële samenwerking, zoals het geval is bij het ontwerpkaderbesluit betreffende het Europees Bewijsverkrijgingsbevel (zie dossier E090216). De regering acht het dan ook niet nodig om de volledige lijst met weigeringsgronden uit dat ontwerpkaderbesluit over te nemen. Wel is de regering een voorstander van het opnemen van een limitatieve lijst met weigeringsgronden in onderhavig ontwerpkaderbesluit.

JBZ-Raad van 12 oktober 2005 (agendapunt GC1)

De Raad boekte voortgang op dit dossier maar slaagde er niet in om ten aanzien van beide punten die voorlagen aan de Raad een akkoord te bereiken. De vraagpunten hebben betrekking op de definitie van de soort informatie die binnen de reikwijdte van het kaderbesluit valt en de voorwaarden waaronder informatie die met dwangmiddelen wordt verkregen, kan worden uitgewisseld.

De voorzitter concludeerde dat er een compromisvoorstel met betrekking tot deze punten zal worden uitgewerkt. Het dossier zal terugkeren op de agenda van de bijeenkomst van de Raad van 1 en 2 december a.s..

Uit de aanvullende geannoteerde agenda

Op basis van het voorliggende document dat eerst nog in het Comité van Permanente Vertegenwoordigers wordt besproken, luidt concreet de aan de Raad voor te leggen eerste vraag of bevestigd kan worden dat beide soorten informatie (zowel informatie van andere overheidsinstanties als informatie van private derden) binnen de reikwijdte vallen van het ontwerp-kaderbesluit, voorzover die informatie zonder dwangmiddelen beschikbaar is voor de rechtshandhavingsautoriteiten. Nederland kan deze uitbreiding vanwege de daarbij eveneens voorgestelde beperkingen, te weten slechts voorzover zonder gebruik van dwangmiddelen beschikbaar, steunen.

De aan de Raad voor te leggen tweede vraag luidt of informatie en inlichtingen die eerder met behulp van dwangmiddelen zijn verkregen, ook onder de reikwijdte van dit ontwerp-kaderbesluit vallen, voor zover dit is toegestaan door en in overeenstemming is met het nationale recht. Hiermee wordt tegemoet gekomen aan (ook) de Nederlandse wens om de nationale criteria die van toepassing zijn bij de beoordeling of dergelijke informatie nationaal kan worden hergebruikt ook te kunnen toepassen bij de beoordeling of internationaal in EU-verband uitwisseling van dergelijke informatie mogelijk is. Nederland kan dit voorstel derhalve goedkeuren. Wel blijft voor Nederland belangrijk dat een gerichte doelbindingsbepaling deel uitmaakt van het kaderbesluit.

Tijdens de extra JBZ-Raad van 13 juli 2005 is een Verklaring aangenomen waarin streefdata worden genoemd om over bepaalde voorstellen overeenstemming te bereiken. Voor een politiek akkoord over het ontwerpkaderbesluit informatie-uitwisseling tussen wethandhandhavingsautoriteiten wordt december 2005 genoemd.

JBZ-Raad van 2/3 juni 2005 (agendapunt GC1)

Uit de aanvullende geannoteerde agenda blijkt dat dit agendapunt is komen te vervallen.

JBZ Raad 2 december 2004 (GC2)

Uit de aanvullende geannoteerde agenda blijkt dat dit agendapunt is komen te vervallen.

JBZ Raad 19 november 2004 (B6)

Uit de aanvullende geannoteerde agenda blijkt dat dit agendapunt is komen te vervallen.

Met dit voorstel wordt tegemoet gekomen aan een van de actiepunten van de EU-terrorismeverklaring van de Europese Raad van 25 maart jl. Ook wordt voldaan aan een van de deadlines van het EU Actieplan ter bestrijding van terrorisme. De Raad moet het voorstel uiterlijk 30 juni 2005 aannemen.

In de behandeling van het voorstel staat een aantal discussiepunten centraal. Een discussiepunt is de definitie van 'bevoegde rechtshandhavingsautoriteit'. In het bijzonder gaat het daarbij om de vraag in hoeverre 'gerechtelijke autoriteiten' betrokken kunnen worden bij de uitwisseling van informatie die niet als bewijs mag worden gebruikt. Een ander discussiepunt betreft de vraag welke typen informatie in aanmerking komen voor uitwisseling onder dit voorgestelde regime. Aan de Raad wordt tussentijds verslag gedaan.

Nederland is voor praktische verbetering en vergemakkelijking van informatie-uitwisseling voor opsporingsdoeleinden. Het onderhavige voorstel moet vooral in die sleutel worden gezien.


Behandeling Europees Parlement

Het Europees Parlement staat in beginsel achter het ontwerpkaderbesluit van Zweden. Wel worden in een resolutie van 7 juni 2005 een aantal amendementen voorgesteld, onder meer om de bescherming van de fundamentele rechten van de Europese burgers in het onderhavige voorstel te versterken. Daarnaast wenst het Parlement een grotere rol voor Europol en Eurojust. Alle informatie die na een informatieverzoek beschikbaar wordt gesteld aan een andere lidstaat zou tevens aan Europol en Eurojust moeten worden gezonden, wanneer het verzoek feiten betreft die onder het mandaat van genoemde instellingen vallen.


Reacties Derden


Alle bronnen