Eerste Kamer niet eens met rechtsgrondslag CIWIN



In de laatste plenaire vergadering voor het kerstreces heeft de Eerste Kamer de subsidiariteitstoets van het voorstel voor een beschikking betreffende een netwerk voor waarschuwing en informatie inzake kritieke infrastructuur (CIWIN) afgerond. Het netwerk, dat wordt opgezet als een beveiligd digitaal systeem, zal fungeren als aanvullend systeem op de bestaande nationale waarschuwings- en informatienetwerken en is met name bedoeld om het bewustzijn van de lidstaten over mogelijke grensoverschrijdende gevolgen van problemen met kritieke infrastructuur te vergroten. De Kamer stelde op advies van de commissie voor de JBZ-Raad een brief vast aan de Europese Commissie, waarin een aantal bezwaren tegen het voorstel wordt geuit.

Het belangrijkste punt van kritiek is het ontbreken van de bevoegdheid van Brussel om een dergelijk systeem op te zetten. De rechtsbasis die door de Europese Commissie voor haar voorstel is gekozen, artikel 308 EG-Verdrag, voldoet naar het oordeel van de Kamer niet. Aan het gebruik van dit zogenoemde 'restartikel' worden door het verdrag namelijk meerdere voorwaarden gesteld waaraan voldaan moet worden om het artikel te kunnen gebruiken. In de brief aan de Europese Commissie wordt met name gewezen op het noodzakelijkheidsvereiste, dat volgens de Kamerleden wringt met het facultatieve karakter van het voorstel.

Overigens heeft de Eerste Kamer in haar brief benadrukt geen principiële bezwaren te hebben tegen het opzetten van een waarschuwings- en informatienetwerk. Zij vermoedt echter, dat de doelstellingen die de Europese Commissie met dit voorstel wenst te realiseren ook kunnen worden gehaald door gebruik te maken van reeds bestaande netwerkstructuren.

Lees meer:   dossier 4.4.57a


Deel dit item: