2001 - Jaar van de talen - ook voor immigrantentalen?



2001 is het Europees jaar van de talen. In alle lidstaten van de Europese Unie. Het betekent dat 2001 bol staat van de activiteiten rond het thema "talen". Bedoeling is de talenkennis   onder de Europese burgers te stimuleren. Waar van taal wel wordt gezegd dat zij is gezeteld in het hart van mensen, is kennis van de taal van een land immers de manier om een land, zijn cultuur en zijn inwoners beter te begrijpen. En dat bevordert weer zakelijke en sociale contacten. Meer wederzijds begrip in de diverse Europese landen waar Schengen de grenzen heeft doen vervagen en waaraan straks ook de Euro haar bijdrage levert.

De veelheid aan talen in Europa mag wel lastig zijn en zeker als straks meer landen nog zullen toetreden zal zich in het Europese verkeer het doen van een keuze opdringen. Maar ook is het een groot goed: taal is immers niet alleen een communicatiemiddel, maar tegelijkertijd schatkamer van wat is gezegd, geschreven en gedacht. We zullen, nee we mogen, nooit genoegen nemen met één taal in Europa. Met de vergrote mobiliteit is stimuleren van kennis van talen dus een goede zaak. Ken de taal van je eigen land, maar ook die van de landen om je heen!

Maar moet in een multicultureel land als Nederland het onderwerp meertaligheid niet altijd een kernonderwerp zijn? In onze meertalige samenleving kennen wij minderheidstalen (bv. Fries), streektalen, (Nedersaksisch, Limburgs, Zeeuws) vele autochtone dialecten en stadstalen alsook een veelheid van allochtone talen. Recent onderzoek gedaan door Babylon (Centrum voor studies van meertaligheid in de multiculturele samenleving) liet zien dat in het basisonderwijs in Den Haag bij 49% van de leerlingen thuis, naast Nederlands, of in plaats daarvan een andere taal in gebruik is en dat er naast Nederlands nog 110 talen worden gesproken.

Wat betekent dit voor het onderwijs in onze multiculturele samenleving? Hoe kunnen wij die veelheid aan talen met elkaar verzoenen en bewerkstelligen dat die talen als vrienden van elkaar worden beschouwd in plaats van als vijanden. Zou dat -zeker in dit jaar van de talen-  niet ook opdracht moeten zijn?

Van oudsher heeft Nederland een voorhoedepositie als kennisland, waarin investeren in leren en onderwijzen van talen, hoog scoort. Kan zij die positie behouden? In het jaar van de talen die positie tegen het licht houden is zo bezien een goede zaak!

En dan is het een goede zaak mee de vraag te beantwoorden of het terecht is regionale talen anders te behandelen dan immigrantentalen: als een Amsterdammer naar Leeuwarden gaat verhuizen, wordt hij pas geïntegreerd gevonden, als hij 2-talig is: dus Fries en Nederlands spreekt.  Niemand vraagt het Nederlands te vergeten. En wat vragen wij van een Turk of een Marokkaan ? Het lijkt er vaak op dat hij/zij pas geïntegreerd wordt gevonden als de moedertaal wordt opgegeven. Dus: wanneer het gaat om een regionale taal versus een immigrantentaal hanteren we heel verschillende standaarden. Onderwijs in immigrantentalen vinden we nodig vooral in het kader van achterstandbestrijding: om beter Nederlands te leren. En zelden in termen van kennis of verrijking. Dit is ook de conclusie uit het recente onderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau in 7 gemeenten betreffende Onderwijs in allochtone levende talen (OALT). De cultuureducatie-variant die de wet als mogelijkheid kent, komt daarom maar zeer moeizaam van de grond. Het onderwijs in eigen taal en cultuur moet bijdragen aan vorderingen in belendende vakken, maar zulke eisen stellen we aan geen enkele andere taal in Nederland. Onbegrijpelijk toch hoe wij onze eigen Hollandse meertaligheid zien in termen van kennis en verrijking en meertaligheid bij immigranten en allochtone groepen altijd in termen van achterstand en problemen! Te meer als taal in de harten van mensen schuilt zal, welke tweede taal dan ook geleerd wordt deze gemakkelijker geleerd worden als de eigen moedertaal goed gekend en onderhouden wordt en lijkt er veel voor te zeggen dat deze taal bijvoorbeeld ook als tweede taal in het voortgezet onderwijs gekozen kan worden: want natuurlijk blijft in Nederland het Nederlands de taal die altijd geleerd moet worden! In andere multiculturele landen zoals Australië, Canada en Noordrijn-Westfalen is het overheidsbeleid expliciet gericht op een ondersteuning van meertaligheid. Dat is én een menswaardige benadering maar ook een benadering die culturele, maatschappelijke en economische voordelen kan bieden. Eigen taal en religie zijn voor ons kernwaarden van culturele identiteit. Kijkend naar de manier waarop wij vandaag de dag omgaan met de kernwaarden van nieuwe Nederlanders hoorde ik een criticus deze gang van zaken benoemen alsdat wij gedoogplekken hebben ingericht: voor moskeeën is plaats langs de snelweg en op industrieterreinen en het onderwijs in eigen taal organiseren wij buiten het curriculum om.

Gelukkig -en dat is een heel positieve bijdrage in het Europees jaar van de talen- is in ons land onlangs en dit mede naar aanleiding van eerdergenoemd SCP-rapport, tot een verkenning voor een nieuw kader voor OALT besloten.

Onderwijs en cultuur zijn prominent als beleidsvelden opgenomen in mijn Eerste-Kamerportefeuille en daarmee samenhangend ben ik lid van de interparlementaire commissie van de Nederlandse Taalunie. Mijns inziens moet ook in onderwijs, in taal en in cultuur -waar onze samenleving steeds meer een multiculturele samenleving is- gezocht worden naar nieuwe ruimte in oude afwegingen: waar het om gaat is welke ruimte gunnen wij en maken wij met meer toekomst voor minder(-)heden.

Deze column is op persoonlijke titel geschreven