L'Histoire se répète; de Eerste Kamer opnieuw uitgedaagd



Discussie over de Eerste Kamer is zo oud als de Kamer zelf, haar functioneren is door vele commentatoren - van politieke en wetenschappelijke huize - met passie, precisie en prudentie beschreven en van commentaar voorzien. Het meest recente debat is echter, evenals de aanleiding, weinig inspirerend en nog minder vernieuwend.

De Eerste Kamer trekt de aandacht als zij teveel doet en als zij te weinig doet, als zij politieke moed toont door het coalitie-monisme te doorbreken en als zij juist teveel in de pas van dat monisme loopt; wanneer zij haar afstandelijkheid illustreert in het bieden van heroverweging, herkansing of herijking, maar ook als zij polariseert. Ook de uitspraken van de voorzitter van de Tweede Kamer over de toegevoegde waarde van de Eerste Kamer lieten dergelijke inconsistenties zien. Blijkbaar wordt de Eerste Kamer ervaren als een Kamer van invloed, uitgeoefend door - zoals haar voorzitter het zo fraai uitdrukte - 'fluisterende Senatoren'. Een  stille kracht aan het Binnenhof?

Opmerkelijk is de wereldwijde toename van het bi-camerale systeem, onder andere in de nieuwe Midden- en Oost-Europese staten. Die populariteit is vooral gelegen in de waarborgfunctie, verbonden met een grotere 'afstandelijkheid' ten behoeve van de totstandkoming van deugdelijke wetgeving aan het einde van het wetgevingsproces. In de Nederlandse praktijk wordt die 'deugdelijkheid' breed geïnterpreteerd; de juridische toetsing inclusief de toets aan Grondwet en internationale regelgeving, de bestuurlijke toets met overwegingen van doeltreffendheid en doelmatigheid van beleidsontwerp en -uitvoering en - uiteraard - tevens de politieke weging in de zin van enting op de grote-waardeoriëntaties van de politieke partijen. Een tweede belangrijke reden is gelegen in de machtenscheiding en de daarmee verbonden idee van de 'checks-and-balances'.

Mr.F.de Vries biedt in zijn proefschrift over 'De staatsrechtelijke positie van de Eerste Kamer' (RUG 2000) goed zicht op het functioneren van deze Kamer inclusief de worsteling met politieke omgevingsfactoren. Hij analyseert de aard en invloed van de oordeelsvorming in en van de Eerste Kamer binnen de beperkingen van een vetorecht zonder amendementsrecht en zonder recht van initiatief. Mèt andere schrijvers illustreert hij de toegevoegde waarde van de Eerste Kamer in wetsvoorstellen die werden verworpen of (tijdelijk) ingetrokken, in novelles van zowel juridisch-technische als inhoudelijke aard en in substantiële toezeggingen tijdens het debat aan de bewindspersoon ontlokt. Nog onzichtbaarder voor de snelle pers en het publiek lijkt echter het type invloed dat te herleiden is tot een instrumenteel maar vooral ook tot conceptueel gebruik van analyse, interpretatie en inzichten te berde gebracht tijdens de debatten. De daar gegeven beschouwingen sijpelen door in de beeld- en oordeelsvorming in het openbaar bestuur en de rechterlijke macht; regelmatig ook vormen ze uitdrukkelijk aangrijpingspunt voor een bepaalde interpretatie van de regelgeving. Daar is de Eerste Kamer misschien weinig spectaculair maar wel effectief werkzaam als een deels onvermijdelijk en tevens gewenste 'stille kracht'.

Structuur en functioneren van de Eerste Kamer werden in de afgelopen weken kritisch besproken en een enkele maal werd het accent gelegd waar het voor een belangrijk deel thuis hoort: bij de culturele aspecten. Die cultuur, zozeer sprekend uit de formele rolopvatting van het instituut zelf en van de ambtsopvattingen van haar leden, is cruciaal voor haar effectiviteit, binnen nauwere of binnen ruimere  bevoegdheidsgrenzen. In een Hoog College van Staat mag van de leden een even 'hoge' ambtsopvatting worden verwacht. Niet alleen ondersteunt die rolopvatting het feitelijk functioneren, maar tevens haar legitimiteit.

Intussen discussieert de Eerste Kamer met de regering die naar aanleiding van de 'Nacht van Wiegel' de Notitie Reflecties over de Positie van de Eerste Kamer presenteerde, waarin hardop wordt nagedacht over mogelijkheden het vetorecht van die Kamer te beknotten. Bij gebrek aan een  amendementsrecht en als vervanging van het 'verkapte amendementsrecht' van de novelle, worden daarin alternatieven gezocht in een terugzendplicht. De  probleemanalyse is nog onvoldragen waar ze vooral cijfers biedt inzake de bemoeienis van de Eerste Kamer, cijfers die overigens bezwaarlijk gezien kunnen worden als indicatief voor een structureel conflictueuze verhouding met de Tweede Kamer. Een analyse veronderstelt vervolgens een waarderingslag, waarbij wordt aangegeven welke visie op het tweekamerstelsel in het algemeen en de daarmee verbonden democratische legitimatie in het bijzonder nu eigenlijk aanleiding waren om met de Notitie te komen. Hoe men het functioneren van de Eerste Kamer ook wenst te beoordelen, ten aanzien van die normatieve uitgangspunten dient allereerst helderheid en een zekere consensus te worden gevonden. Daarvoor zijn waardevolle aanknopingspunten te vinden in de rapporten van vele eerdere commissies die zich over de Eerste Kamer uitspraken.

Deze column is op persoonlijke titel geschreven. De column werd eerder aangeboden aan NRC-Handelsblad en op 21 juni 2001, in sterk gereduceerde vorm, in die krant gepubliceerd