In een parlementaire democratie is het openbare debat één van de belangrijkste instrumenten van communicatie. Openbaarheid betekent dat elke burger het debat kan volgen. In de praktijk volgen weinig burgers het debat op directe wijze, maar meer op indirecte wijze door gebruik te maken van voorlichtingsmateriaal, krant, televisie of internet. In het debat zijn naast het geven van een visie, het uitwisselen van standpunten, het overtuigen en het onderhandelen belangrijk.

Als nieuw Eerste-Kamerlid komen regelmatig vragen op je af zoals: 'wat trekt je zo in de Senaat en is de Eerste Kamer wel nodig en is het geen herhaling van de Tweede Kamer?' Dat laatste lijkt zo, want beide Kamers controleren de regering en zeggen ja of nee tegen wetsvoorstellen. In de praktijk zijn er wel degelijk verschillen. Zo houdt de Tweede Kamer zich meer met het politieke debat bezig, terwijl de Eerste Kamer meer accenten legt op de kwaliteit van wetgeving, ook wel rechtmatigheidtoets genoemd. De criteria daarbij zijn vooral eventuele strijdigheid met de grondwet of internationale verdragen, de rechtsbescherming, maar ook of wetten uitvoerbaar, duidelijk en handhaafbaar zijn. Een echte 'chambre de réflection'. Daarnaast is de positie van de Eerste Kamer versterkt door de introductie van de novelle-procedure. Dat is een soort informeel recht van amendement op wetsvoorstellen.

In Brussel bleek tijdens gesprekken die ik voerde met parlementariërs van verschillende landen die zich bij de Europese Gemeenschap willen aansluiten, dat ook zij in hun pas verworven parlementaire democratie het tweekamerstelsel verkiezen. Het is belangrijk een tweekamerstelsel te hebben waarin beide Kamers zich op eigen wijze bezighouden met wetgeving. Het voordeel is een grotere zorgvuldigheid.

Enerzijds voelen leden van fracties zich verbonden met de beginselen en uitgangspunten van hun partij, en, althans zo is het bij de VVD, mag op grond daarvan ook loyaliteit aan de partij worden verwacht. Anderzijds telt het liberale beginsel van eigen verantwoordelijkheid en maakt elke Kamer haar eigen afweging. Dat betekent dat het openbare debat vooraf wordt gegaan door een veelheid van overleggen, met burgers, tussen partijen, in de partij en tenslotte met jezelf. Ook de grondwet geeft aan dat leden van de Staten-Generaal zonder last stemmen. Als volksvertegenwoordiger ben je uiteindelijk zelf verantwoordelijk. Voor mij zijn daarbij liberale uitgangspunten, zorgvuldigheid en integriteit de maatstaven. Vanuit deze maatstaven, wil ik mijn specifieke ervaring inzetten in de besluitvormende fase van het wetgevingstraject. Dat is wat mij trekt in de Senaat.

Deze column is op persoonlijke titel geschreven