De commissie voor Economische Zaken/Klimaat en Groene Groei (EZ/KGG) organiseerde dinsdag 3 juni een deskundigenbijeenkomst over de afhandeling van mijnbouwschade.
Aanleiding voor de bijeenkomst is een brief van (inmiddels demissionair) minister Hermans van Klimaat en Groene Groei, die zij eind maart naar de Kamer stuurde. Deze brief gaat over de kabinetsreactie op het advies van de Raad van State over de uitbreiding van het wettelijk bewijsvermoeden naar mijnbouwactiviteiten in Nederland. Het wettelijk bewijsvermoeden houdt in dat de schadevergoeder er vanuit gaat dat schade het gevolg is van mijnbouwactiviteiten, tenzij er een andere oorzaak voor de schade is aan te wijzen. Een zestal deskundigen kwam aan het woord.
Juridische en bestuurskundige blik
Herman Bröring, hoogleraar bestuursrecht aan de Rijksuniversiteit Groningen ging in zijn inleiding in op de toestemming voor mijnbouw, die niet zomaar geweigerd kan worden. Zelfs als mijnbouw gepaard gaat met risico op toekomstige schade is het uitgangspunt ‘Ja, mijnbouw mag, mits aan voorwaarden wordt voldaan’. Tegenwoordig gaat men uit van een ruimere interpretatie van wat schade is. Ging het vroeger alleen om fysieke schade, nu vallen er ook gezondheidsrisico’s en stress onder. En ook dan kan toestemming weigeren soms lastig zijn. Bröring pleitte daarom voor een omgekeerde bewijslast. Dit zou neerkomen op een ‘Nee, mijnbouw mag niet, tenzij er een goede regeling is.’
Ongelijkheid
Bij de afhandeling van schade is er sprake van ongelijkheid. Dat stelde Gerrit Dijkstra, hoogleraar bestuursrecht aan de Universiteit Leiden. Dit komt omdat er door de jaren heen maatregel op maatregel is genomen. Ook verschillen de maatregelen per regio, per soort mijnbouw en het moment waarop schadevergoeding is aangevraagd. Dit alles heeft geleid tot hoge uitvoeringskosten, onder andere door maatwerkprocedures bij schadeafhandeling. Slechts 1 euro van de 2,74 euro schadevergoeding gaat hierdoor uiteindelijk naar de gedupeerden. Dijkstra adviseerde dan ook te komen tot één regeling voor alle afhandeling van mijnbouwschade.
Ook Michiel Tjepkema, hoogleraar mijnbouwschade en overheidsaansprakelijkheid van de Open Universiteit, herkende een versnippering in de schaderegelingen, waardoor deze voor een gewone burger niet meer te begrijpen zijn. Het maakt voor alle deskundigen duidelijk dat er door deze versnippering geen rechtsgelijkheid is. In Nederland houden twee organisaties zich bezig met de afhandeling van mijnbouwschade: het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) voor Groningen en Drenthe en de Commissie Mijnbouwschade voor andere gebieden. Tjepkema benadrukte in antwoord op vragen van de commissie dat het ‘gedoe’ voor burgers zorgt voor de meeste immateriële schade en stress.
Immateriële schade
Namens de provincie Groningen uitte gedeputeerde Susan Top haar zorgen over de immateriële schade, die erg hoog is en alleen maar toeneemt. Ook sprak zij uit dat het IMG bij schadeafhandeling wordt gezien als vertegenwoordiger van de overheid. Burgers met schade zien het instituut daardoor niet als meedenkende partner. Juist bij het programma Nij Begun is de belofte uitgesproken dat alle schade wordt vergoed , koste wat kost en zo lang als het duurt. Er lijkt inmiddels een verschil van inzicht te zijn ontstaan over welke vormen van schade dat gaat. Zoals andere deskundigen ook aangaven, is er inmiddels meer immateriële schade, naast de al bekende materiële schade. Wat meespeelt, is dat burgers vaak niet de weg naar de regelingen kennen.
Inspecteur-Generaal der Mijnen, Theodoor Kockelkoren, merkte op dat het vertrouwen in het IMG kan verbeteren als schade-afhandeling sneller gaat verlopen. Dit gebeurde al , totdat volgens Kockelkoren de NAM de werkaanpak veranderde: wie stelt schade te hebben, moet dit bewijzen. En juist dat is bij mijnbouwschade zo goed als onmogelijk. Mede daarom is het volgens hem belangrijk duidelijk te communiceren hoe het bewijsvermoeden precies werkt. Net als Bröring pleitte ook Kockelkoren voor het omdraaien van de bewijslast. Dit is nodig om het vertrouwen in mijnbouw te herstellen.
Geothermie
Peter van der Gaag, geoloog en hydroloog bij het Holland Innovation Team, wees ook op de complexiteit van het bewijzen van schade bij mijnbouw. Vaak is schade aan bijvoorbeeld huizen niet te koppelen aan één oorzaak. In rechtszaken wordt dit echter wel geregeld geopperd. Volgens Van der Gaag speelt geothermie een grote rol bij schade. Veel winst valt te behalen bij slimmere metingen van de ontwikkelingen in de bodem. Maar dan is het ook zaak te beginnen met meten voordat de mijnbouw begint. Van der Gaag noemt Harlingen hierbij als voorbeeld waar dit goed heeft gewerkt. Concluderend waren alle deskundigen van mening dat nadere onderzoeken naar de oorzaken en gevolgen van mijnbouwschade noodzakelijk zijn.