De Afdeling advisering van de Raad van State heeft de voorlichting gepubliceerd over de gevolgen en het handelingsperspectief van de Eerste Kamer bij een verworpen begroting. De Eerste Kamer deed dit verzoek tot voorlichting aan de Raad van State op 25 maart 2025.
Achtergrond
Tijdens de parlementaire behandeling van de rijksbegroting voor 2025 in de senaat bleek het verwerpen van één of meer begrotingswetsvoorstellen een reële mogelijkheid. De gevolgen hiervan waren onduidelijk: in 1907 verwierp de Eerste Kamer voor het laatst een begroting en in de Comptabiliteitswet 2016 is geen rekening gehouden met verwerping van een begrotingsvoorstel. Tegen deze achtergrond heeft de Voorzitter van de Eerste Kamer de Afdeling advisering gevraagd om een voorlichting uit te brengen. Centraal staan hierin de staatsrechtelijke consequenties van en het handelingsperspectief bij het verwerpen van een begroting voor individuele bewindspersonen, de regering en het parlement.
In haar verzoek vroeg de Eerste Kamer onder meer in hoeverre na verwerping kan worden ‘teruggevallen’ op de goedgekeurde begroting van het voorafgaande jaar, of de regering een nieuwe ontwerpbegroting mag indienen als het parlement het eerste ontwerp heeft verworpen en wat eventuele tekortkomingen of onduidelijkheden in de bestaande wetgeving zijn. Ook vroeg de Kamer om duidelijkheid over de gevolgen voor de samenleving voor verplichtingen die al zijn aangegaan en over de rechtmatigheid van het aangaan van verplichtingen en het doen van uitgaven na het verwerpen van een ontwerpbegroting. Ten slotte wilde de Kamer weten wat de gevolgen waren van in het verleden verworpen begrotingen.
Met het goedkeuren van een begrotingswetsvoorstel machtigt het parlement de regering tot het doen van uitgaven en het aangaan van verplichtingen. Dit wordt ook wel het parlementaire budgetrecht genoemd. De machtiging heeft uitsluitend effecten in de onderlinge relatie tussen de regering en het parlement.
De Afdeling advisering van de Raad van State constateert dat de Grondwet met het vastleggen van het moment waarop voorstellen voor algemene begrotingswetten worden ingediend, een tijdige en gelijktijdige start van de parlementaire begrotingsbehandeling wil verzekeren. Uit de aard van het budgetrecht volgt dat het parlement een begrotingswetsvoorstel kan verwerpen. Als dat gebeurt, staat de Grondwet toe dat de regering een nieuw begrotingswetsvoorstel indient. Met zo’n nieuw voorstel kan de benodigde parlementaire machtiging alsnog worden verkregen.
Om een periode waarin er geen begroting is te voorkomen of om deze periode zo kort mogelijk te houden, geeft de Afdeling advisering in overweging om in de Comptabiliteitswet 2016 vast te leggen dat de regering onverwijld een nieuw begrotingswetsvoorstel indient als een van beide Kamers een begrotingswetsvoorstel verwerpt.
De tekst van de voorlichting van de Afdeling advisering kunt u hier lezen.
Lees hier het nieuwsbericht over de voorlichtingsvraag van de Eerste Kamer aan de Raad van State.