Plenair Reuten bij behandeling Innovatie



Verslag van de vergadering van 18 maart 2014 (2013/2014 nr. 23)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 22.01 uur


De heer Reuten i (SP):

Voorzitter. Ik dank de bewindslieden voor hun antwoorden. Ik ben vanuit de eerste termijn nog een antwoord schuldig aan senator Van Boxtel. Hij had mij een vraag gesteld over steun aan bedrijven en hij koppelde het eind van mijn inbreng niet terug naar het begin. Mijn fractie is niet principieel tegen steun aan bedrijven, doch steeds conditioneel. Dat kunnen toezeggingen zijn over werkgelegenheid of duurzame investeringen. Ik heb mij in eerste termijn geconcentreerd op steun in verband met innovatie, en wel via leningen en in de vorm van inkomensobligaties.

Ik had in eerste termijn een kort verschilletje van mening met de minister over het aandeel van het mkb in het bbp. Ik definieerde het grootbedrijf als een bedrijf met meer dan 100 werknemers. Dat is volgens mij de definitie van het CBS. De minister hanteert 250 werknemers. Ik meen dat dit de Europese definitie is, maar dat weet ik niet zeker.

Dan het hoofdpunt. Gaan wij de goede kant op met de innovatiepolitiek en in het bijzonder met de subsidiepolitiek? Dat weten we niet, want de minister kan of wil geen operationeel doel van die politiek formuleren. Het kabinet geeft 2 miljard per jaar uit aan innovatiesubsidies. Zijn die uitgaven doelmatig? De minister loopt weg voor die vraag, en dus loopt hij weg voor de beoordeling van zijn beleid en van de uitgaven. De minister zei daarstraks, en ik citeer: innovatie is geen doel, doch middel. Ik vraag het hem nogmaals. Ten eerste, wat is dan het meetbare doel van het subsidiebeleid betreffende innovatie? En ten tweede, hoe kunnen de Kamers beoordelen of het innovatiesubsidiebeleid faalt dan wel succesvol is? Graag krijg ik op die twee vragen een duidelijk antwoord.

De voorzitter:

Dank u wel, mijheer Reuten. Ik geef het woord aan de heer Backer.