Plenair Quik-Schuijt bij behandeling Uitbreiding gronden voor voorlopige hechtenis



Verslag van de vergadering van 6 mei 2014 (2013/2014 nr. 28)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 16.52 uur


Mevrouw Quik-Schuijt i (SP):

Voorzitter. Ik heb zelden zo veel punten voor de tweede termijn verzameld. Het is een beetje rijp en groen door elkaar, maar dat hoort nu eenmaal bij de tweede termijn.

Op de vraag of maatschappelijke verontwaardiging hetzelfde is als public disorder heb ik eigenlijk geen goed antwoord gehoord. De maatschappij eist effectief optreden, zo zei de minister. Effectief optreden ligt naar mijn mening voornamelijk in de uitvoering, en de mogelijkheden daarvoor zijn op dit moment onvoldoende. Ja, het is heel erg als zo'n jongen dezelfde dag weer met die mensen in de tram zit; daarover hebben wij het almaar. Wij hebben het echter over first offenders, die wellicht aangehouden zijn voor verhoor en misschien vanwege het nachtelijk uur een nachtje op het bureau hebben gezeten. Zij zijn zich over het algemeen kapot geschrokken. Dat moeten wij niet onderschatten. Het gaat om first offenders.

De minister heeft het steeds over de versterking van de prestaties van de strafrechtketen, het programma waarmee hij na de zomervakantie komt. Ik zou het eigenlijk heel logisch vinden om daarop te wachten. Wie weet komen daarbij immers oplossingen naar voren waardoor wij zullen zeggen dat dit wetsvoorstel eigenlijk helemaal niet nodig is. Daarbij aansluitend: de drie Rotterdamse rechters werden genoemd. Ik heb gehoord dat ook het hof Amsterdam bezig is met een herevaluatie van de toepassing van de voorlopige hechtenis. Het lijkt mij erg voor de hand liggen om vast te stellen dat het met de voorlopige hechtenis in ons land uit de hand is gelopen en dat dit te veel een automatisme is geworden. Waarom denkt de minister niet eerder aan het instellen van een commissie waarin de rechterlijke macht zelf zit, het OM, evenals wetenschappers, om zich te bezinnen op gronden voor voorlopige hechtenis? Hoe gaan wij daarmee om met elkaar? Dat lijkt mij veel logischer dan hup! weer een nieuw wetsartikel op grond waarvan voorlopige hechtenis nog weer vaker kan worden opgelegd. Dat is helemaal in strijd met de ontwikkeling waarbij iedereen signaleert dat het daarmee uit de hand is gelopen en wij ermee moeten ophouden.

De gesprekken van de minister met het college evenals de aanwijzingen van het OM zijn weliswaar openbaar, maar het blijft mijn opvatting dat dit soort zaken in de wet hoort te staan. Dit moet niet allemaal via aanwijzingen van het college verlopen. Morgen kunnen die veranderd worden. Morgen kan er een ander kabinet zitten en komen er weer andere aanwijzingen. De wet behoort, zoals ik in mijn inleiding al zei, een rustig bezit te zijn. Zowel Brenninkmeijer, de voormalige Ombudsman, als de Raad van State in zijn jaarverslag waarschuwt hiervoor. Jensma heeft het in NRC over "een dolgedraaide wetgevingsmachine". Al die veranderingen ondermijnen het gezag van het recht en het vertrouwen in het recht. Buruma of Jensma — dat weet ik niet meer — noemde de aantallen wijzigingen die de laatste jaren over elkaar heen zijn getuimeld. Dat is een heel slechte ontwikkeling.

De uitleg van maatschappelijke onrust zou via een aanwijzing van het college of iets dergelijks verduidelijkt moeten worden. Ik denk dat dat niets oplost. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft immers heel uitdrukkelijk gezegd dat maatschappelijke onrust op zichzelf nooit een grond mag zijn om iemand vast te houden. Je mag iemand vasthouden omdat je bang bent dat anders het bewijs verloren gaat, doordat mensen er met elkaar over praten, het "gevaar van collusie", zoals het heet. Je mag ook iemand vasthouden omdat je bang bent dat hij weer een misdrijf pleegt. En je mag iemand vasthouden omdat je bang bent dat hij de benen neemt. Je mag echter niet iemand vasthouden omdat het om een ernstig misdrijf gaat dat maatschappelijke onrust geeft. Daarin is het EHRM uitermate duidelijk. Die uitspraak, die de minister zelf steeds aanhaalt, is niet voor tweeërlei uitleg vatbaar. De minister noemde ook dat het makkelijk is voor het verhoor als iemand vastzit. Dat is wel de laatste grond die je mag bedenken om iemand in voorlopige hechtenis te houden.

Ik kom op mijn stokpaardje: ik heb al meermalen gevraagd wat het kost om een wetsvoorstel te maken. Als wij al het geld dat gemoeid is met een dolgedraaide wetgevingsmachine zouden investeren in de uitvoering, zijn wij waarschijnlijk veel meer opgeschoten. Ik denk ook aan de uitvoering in de zin van preventieve maatregelen. Dat is veel beter dan weer een wetsartikel erbij. Ik geloof helemaal niet dat de oplossing daardoor dichter bij huis komt.

Ook zorgelijk vind ik het psychologisch effect bij een dader die onterecht vastgehouden wordt, zeker een first offender. Dit kan ernstige vormen van antisociaal gedrag veroorzaken. Als je zeventien dagen onterecht wordt vastgehouden, hoe voel je je dan tegenover de samenleving? Heeft dat een positief effect op de recidive? Ik denk dat het dat helemaal niet heeft. Ik denk dat dit eerder met zich kan meebrengen dat iemand zegt: ze bekijken het allemaal maar; ik heb zeventien dagen voor niets gezeten, ik ben mijn baan kwijt en wat al niet meer.

Het argument van artikel 157, dat de ene brandstichting de andere niet is, begrijp ik helemaal niet. De rechter-commissaris is er juist voor om te beoordelen of ten gevolge van die brandstichting voorlopige hechtenis nodig is. Misschien kan de minister nog eens proberen om mij dit uit te leggen. Tot nog toe is het niet gelukt.

Ik ben verder nog wel benieuwd naar het antwoord van de minister op de vraag van de heer Reynaers. Hij heeft er zelf niet naar gevraagd, maar ik zou wel willen weten wat er gebeurt als hij een ontevreden cliënt heeft. Een advocaat heeft die nogal eens. Stel dat die cliënt hem daarom aanvalt. De heer Reynaers is wel een publiek persoon, want hij is niet alleen advocaat, maar ook lid van de Eerste Kamer. Valt die aanval dan onder de delictsomschrijving? Dit is een beetje een grapje, maar ik wil toch wel even horen hoe de minister daarover denkt.