Plenair Holdijk bij behandeling Aanpassing legalisatie handtekeningen van notarissen



Verslag van de vergadering van 20 mei 2014 (2013/2014 nr. 30)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 12.22 uur


De heer Holdijk i (SGP):

Voorzitter. In het wetsvoorstel wordt onder meer de regeling omtrent de legalisatie van handtekeningen van notarissen die is ingevoerd bij de evaluatiewet van 29 september 2011, wegens praktische bezwaren gewijzigd. Voorts worden de eisen voor benoeming tot notaris en waarnemer versoepeld. Met deze onderdelen van het wetsvoorstel had mijn fractie geen moeite, zoals ook wel is gebleken uit onze bijdrage aan het voorlopig verslag.

Dat ligt anders wat betreft de hardheidsclausule — zo blijf ik die in navolging van de Raad van State noemen — bij de vervaltermijn voor ontvankelijkheid van een klacht. Daarover werden mijnerzijds kritische vragen gesteld. Ik dank de staatssecretaris en zijn ambtenaren voor de uitvoerige wijze waarop aan de vragen aandacht is besteed, met name in de memorie van antwoord. Op dit onderdeel concentreer ik mij bij deze plenaire behandeling.

Op grond van de huidige regeling kunnen klachten tegen notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen slechts worden ingediend gedurende drie jaren na de dag waarop de tot de klacht gerechtigde van het handelen of nalaten van een notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris dat tot tuchtrechtelijke maatregelen aanleiding kan geven, kennis heeft genomen, aldus artikel 99, twaalfde lid van de Wet op het notarisambt, dat na de inwerkingtreding van de evaluatiewet op 1 januari 2013 is vernummerd tot het vijftiende lid. In feite is deze termijn al flexibel. De flexibiliteit zit in het aanvangstijdstip van de termijn. Deze termijn begint namelijk op het moment dat de belanghebbende — dus degene die de klacht indient — kennis heeft genomen van het handelen van de notaris. Niet het moment van het handelen van de notaris is van belang, maar het moment dat de klager redelijkerwijs op de hoogte kon zijn of op de hoogte was van het handelen van de notaris. De termijn is daarom in feite al langer dan drie jaar vanaf het moment van het handelen of nalaten van de notaris. De rechter legt de bestaande vervaltermijn strikt uit.

Ingevolge het voorstel op dit punt tot wijziging van het vijftiende lid van artikel 99 kan door de tuchtrechter een uitzondering op de bestaande regel worden gemaakt op grond van een hardheidsclausule, inhoudende dat een beslissing tot niet-ontvankelijkverklaring van een klacht wegens de afloop van de driejarentermijn achterwege blijft, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de klager in verzuim is geweest. Het argument voor deze voorgestelde versoepeling is dat het kan voorkomen dat een klager zich pas later — misschien wel vele jaren later — dan drie jaar na het kennisnemen van de klachtwaardige handeling van de notaris zich bewust is geworden van het tuchtwaardig karakter daarvan. Want, zo stelt de memorie van antwoord, bepaald tuchtwaardig handelen kan soms pas blijken uit gedrag over het verloop van een reeks van jaren, terwijl dat niet was opgevallen uit één of meerdere handelingen.

Het voorstel blijkt niet zozeer te berusten op incidentele klachten van cliënten, maar op een wens van het toezichthoudend orgaan, het Bureau Financieel Toezicht, dat de vervaltermijn als te kort ervaart voor het doen van een uitvoerig onderzoek dat zich over een reeks van jaren kan uitstrekken.

De Raad van State heeft er, mijns inziens terecht, op gewezen dat deze hardheidsclausule niet voldoet aan de kenmerken die zo'n clausule naar gangbare opvatting kunnen rechtvaardigen. Ook volgens de Aanwijzingen voor de regelgeving (Aanwijzing 131) wordt een hardheidsclausule slechts opgenomen als er aanleiding is om te verwachten dat de toepassing van betreffende regeling kan leiden tot onbillijkheden van overwegende aard in niet precies te voorziene gevallen. Om een dergelijke situatie gaat het hier naar het oordeel van de Afdeling niet. In de situatie van het BFT is een hardheidsclausule naar het oordeel van de Afdeling geen doelmatig instrument om aan de bezwaren van het BFT tegemoet te komen. De Raad van State denkt veeleer in de richting van verlenging van termijn.

De eventuele verlenging van de vervaltermijn via de hardheidsclausule voor onzekere duur — door andere woordvoerders is het woord eindeloos of eeuwig gebruikt, maar laat ik mij maar beperken tot een onzekere duur — dus een verlenging aan het einde van de termijn, roept ook bezwaren van rechtsonzekerheid op. Zoals de staatssecretaris op pagina 3 van de memorie van antwoord erkent, is het stellen van een termijn vanuit het oogpunt van rechtszekerheid nuttig en nodig, omdat de notaris niet tot in lengte van jaren — ik zeg weer niet: tot in eeuwigheid — moet kunnen worden achtervolgd met onderzoeken naar zijn handelen. Welke garantie is volgens de staatssecretaris in het wetsvoorstel gelegen dat zo'n jarenlang durend onderzoek tot de onmogelijkheid behoort? En welke garantie bevat het voorstel dat geen oneigenlijk gebruik kan worden gemaakt van de geschapen mogelijkheid dat de klager zich verschoonbaar op overschrijding van de driejaarstermijn beroept? Alles lijkt af te hangen van de vrije rechterlijke beslissing.

Het is ook duidelijk dat de de facto verlenging van de vervaltermijn van onzekere duur voor de notaris onzekerheid oproept over de vraag hoe lang hij het complete dossier zal moeten aanhouden. Stukken die tot het protocol behoren, zoals aktes en repertoria, blijven wel bewaard, geen zorg daarover. Maar dat geldt niet voor alle mogelijke relevante bescheiden, zoals aantekeningen van gesprekken met cliënten, concepten van niet-gepasseerde akten en dergelijke. Dossiers plegen na enige tijd geschoond te worden. Dat zal nu ook in een aantal gevallen plaatsgevonden hebben.

Een zowel aan het begin als aan het einde flexibele, onzekere einddatum van de vervaltermijn betekent dat bedoelde bescheiden, die zeer relevant kunnen zijn bij een tuchtklacht, dus ook bewaard zouden en hadden moeten worden, zelfs eventueel ten behoeve van een opvolger. Onmiskenbaar betekent dat een verzwaring van de last van iedere notaris en dat — ik herhaal nog maar eens — voor onbepaalde tijd. Het kan zelfs in een nadeel verkeren nu de notaris geen rekening heeft kunnen houden met de voorgestelde wijziging en de terugwerkende kracht daarvan. De staatssecretaris toont zich in de memorie van antwoord niet genegen om de wijziging alleen te laten gelden voor handelen dat zich voordoet na inwerkingtreding van de nieuwe regeling. Hij ziet daartoe geen reden en acht dit compromis niet opportuun.

Een optie zou ook nog kunnen zijn om de mogelijke uitzondering op de thans geldende verjaringstermijn uitsluitend mogelijk te maken voor de toezichthouder en (eventueel) voor de KNB. Wanneer de flexibilisering van het einde van de vervaltermijn niet primair beoogt aan klachten van cliënten tegemoet te komen, maar aan de behoeften van de toezichthouder, zou dat het overwegen meer dan waard zijn. Het gaat bij het type onderzoeken over een reeks van jaren en meestal niet primair om belanghebbende cliënten als wel om het algemeen belang dat getoetst wordt of er sprake is geweest van voor de eer en het aanzien van het ambt schadelijk gedrag ofwel, in de woorden van de memorie antwoord: "het werken aan het schoonhouden van de beroepsgroep van ongewenste uitwassen", terwijl dan tevens in deze optie rekening wordt gehouden met de gerechtvaardigde belangen van de individuele beroepsbeoefenaren. Naar het oordeel van mijn fractie is echter in het voorstel zoals het er nu ligt de balans van belangen zoek geraakt en te zeer afhankelijk gemaakt van de beslissing van de rechter. Ik wacht af of en, zo ja, welke beweging de staatssecretaris alsnog wenst te maken.

De beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Dan schors ik de vergadering voor de lunchpauze. Ik wijs erop dat om 13.00 uur in deze zaal een kort lunchpauzeconcert zal plaatsvinden, verzorgd door het saxofoonkwartet van de Koninklijke Sofia's Vereeniging uit Loon op Zand en het Chamber Choir of Smolny Cathedral uit Sint Petersburg.

De vergadering wordt van 12.33 uur tot 13.49 uur geschorst.