Plenair Slagter-Roukema bij behandeling Afschaffing algemene tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten



Verslag van de vergadering van 27 mei 2014 (2013/2014 nr. 31)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 11.28 uur


Mevrouw Slagter-Roukema i (SP):

Voorzitter. Ik voer mede namens de fractie van GroenLinks het woord.

Met de behandeling van dit wetsvoorstel wordt er weer een nieuw hoofdstuk toegevoegd aan het gehannes rondom de verschillende vormen van financiële tegemoetkomingen waarop chronisch zieken en gehandicapten recht zouden kunnen hebben. Ik ben sinds 2003 lid van de senaat en sindsdien zijn vele regelingen en wetsvoorstellen de revue gepasseerd die tot doel hadden compensatie van de meerkosten waarmee chronisch zieken en gehandicapten te maken hebben en die alle bij nader inzien toch niet zo geweldig waren als eerst werd voorgesteld. Dat was omdat de regeling te veel kostte of omdat de verkeerde groep werd gecompenseerd of omdat het wetsvoorstel perverse prikkels bevatte of omdat … vul maar in. Dit had wel als pijnlijk neveneffect dat de inkomenspositie van de echte doelgroep er alleen maar op achteruit is gegaan. Ook de aanvaarding van het voorliggende wetsvoorstel zal dat weer bewerkstelligen, hoezeer in de beide memories van antwoord ook wordt betoogd dat de effecten gemiddeld zullen meevallen, zeker na het najaarsakkoord met de geliefde oppositie waarbij alsnog de fiscale aftrek en de tegemoetkoming specifieke zorgkosten, de TSZ, intact bleven. In de memorie van antwoord wordt gesproken over maximaal 2% achteruitgang in inkomen. In eerdere bijdragen is daar ook al op gewezen. Wij denken echter dat het hierbij gaat om een gemiddelde. Wil de staatssecretaris toelichten hoe groot de gemiddelde achteruitgang zal zijn en hoe groot de maximale achteruitgang zal zijn? Des te groter de spreiding, des te groter is toch de kans dat er kwetsbare groepen zijn die veel meer worden getroffen? Dat blijkt ons inziens ook uit de bijgestelde koopkrachtplaatjes van het Nibud uit oktober 2013. Het Nibud heeft berekend dat de achteruitgang voor bepaalde groepen boven de 10% kan uitkomen. Ook de mensen die vanmorgen een petitie hebben aangeboden, en waarvan de staatssecretaris de tekst ook heeft, hebben dat betoogd.

Wat mijn fractie ook zorgen baart, zijn de berichten die te vinden zijn in de publicatie van het Sociaal en Cultureel Planbureau van december 2013: "De sociale staat van Nederland". De directeur van het SCP, oud-senator Kim Putters, heeft het in een interview in Trouw over de lastige boodschap die de publicatie bevat: "Voor het eerst in dertig jaar is de leefsituatie van Nederlanders verslechterd, vooral die van kwetsbare groepen", en: "Er zijn kwetsbare groepen in de samenleving, die door de stapeling van problemen in de verdrukking komen." Hij voegt hieraan toe dat het maar de vraag is of de situatie beter gaat worden als gemeenten verantwoordelijk worden voor rijkstaken. Dezelfde stapeling blijkt ook uit cijfers die het Centraal Bureau voor de Statistiek vorige week publiceerde en waaruit blijkt dat het aantal huishoudens met hoge schulden in vijf jaar is verdubbeld. In het commentaar wordt vermeld dat de schulden vaak zijn terug te voeren op de gezondheid of, scherper geformuleerd, het gebrek daaraan.

Wij vragen de staatssecretaris om een terugblik op het wetgevingstraject tot nu toe. Tevens vragen wij om een reflectie op de uitspraak door de vice- voorzitter van de Raad van State, de heer Donner, bij de presentatie van het jaarverslag over 2013: "Mede door de politieke dynamiek van de afgelopen jaren krijgt wetgeving een onevenwichtig karakter en worden budgettaire overwegingen gebruikt als primaire motivering voor ingrijpende voorstellen." Onze fracties denken dat wij juist in deze Kamer zitten voor een verbetering van wetgeving, terwijl je toch steeds ziet dat wetgeving onevenwichtig is.

Naar de mening van mijn fractie kan dat eerste, het onevenwichtige karakter van wetgeving, zowel over de WTCG als over de Cer worden gezegd. Sprekers voor mij hebben daar ook al op gewezen. In het plenaire debat in 2008 werd de WTCG door mijn collega Ten Horn een draak van een wet genoemd. Eigenlijk is het ook nooit goed gekomen met de tegemoetkoming, want deze kwam veelal niet terecht bij wie hem nodig had en soms wel bij wie hem niet nodig had. Om in de woorden van de staatssecretaris te spreken: de relatie tussen meerkosten en aandoening is complex. Dat lijkt ons eigenlijk een understatement. Daarvoor waren geen taskforce of onderzoeksrapporten nodig geweest, want dat was na het plenaire debat in 2008 ook al duidelijk. Hetzelfde geldt voor de Cer, die ook niet deed waarvoor deze bedoeld was: het compenseren van mensen met een bepaalde aandoening die jaarlijks hun verplichte eigen risico volmaken.

In mijn stemverklaring in 2007 sprak ik al van een smal politiek draagvlak en een reuze groot gebrek aan maatschappelijk draagvlak. Ook toen drongen wij al aan op een regeling die de solidariteit tussen gezonde en zieke Nederlanders zou kunnen herstellen in plaats van de kloof groter maken. Toentertijd dachten de fracties van de VVD en de SP er ongeveer gelijk over. Beide regelingen worden nu afgeschaft omdat er geen objectief en trefzeker zoekcriterium voor Wtcg en Cer is vast te stellen. En hoewel de fracties van de SP en van GroenLinks het met de regering eens zijn dat de genoemde regelingen niet uitblinken in helderheid en doelgerichtheid zijn wij toch niet blij met het voorliggende wetsvoorstel. Dat heeft ook te maken met de tweede notie van de heer Donner dat ook bij dit wetsvoorstel de motivering van budgettaire aard is, waardoor, zoals gezegd, de doelgroepen er weer op achteruit zullen gaan.

Mevrouw Ter Horst i (PvdA):

Ik ben ontzettend blij als de SP een groot voorman van het CDA citeert, maar ik vraag me toch het volgende af. Mevrouw Roukema zegt dat zij niet gelukkig is met het voorstel dat er lag en ook niet met het voorstel dat er nu ligt. Zij zegt dat wetsvoorstellen die geboren zijn uit bezuinigingen onevenwichtige wetsvoorstellen zijn. Maar hoe moet het dan wel? Als zij in haar eigen huishouden moet bezuinigen, kan ik mij voorstellen dat dit leidt tot bepaalde keuzes. Dat kun je een onevenwichtigheid noemen; je kunt ook zeggen dat als je toch moet bezuinigen — ik ga ervan uit, dat het moet en ik ga er even van uit dat het voor de SP-fractie ook geldt — je met het geld dat je overhebt de beste keuze wilt maken. Ik zou dat geen onevenwichtigheid willen noemen. Ik zou dan zeggen dat er op een goede, doelmatige manier met het resterende geld wordt omgegaan. Misschien kunt u daarop reageren.

Mevrouw Slagter-Roukema (SP):

Ik kom daar ook nog wel op terug. Ik bedoelde ook dat de wetgeving zoals deze tot nu toe de revue heeft gepasseerd juist onevenwichtig was omdat zij niet het bedoelde effect had. Wij vragen ons dan ook af of deze wetgeving er wel voor zal zorgen dat de positie van de doelgroep verbetert. Wij denken van niet. Ik stel eerst wat vragen over die achteruitgang en vervolgens kom ik aan het eind van mijn betoog terug op de vraag hoe het dan wel moet. Overigens weet ik ook dat het een moeilijk probleem is, anders hadden wij er geen tien jaar over gedaan om een goede regeling te vinden.

Bij de introductie van de nu weer af te schaffen regelingen werd door de vrijwel volledige afschaffing van de regeling tegemoetkoming buitengewone uitgaven in 2007 op termijn een bezuiniging van 2 miljard gerealiseerd en in de loop van de jaren zijn ook Wtcg en Cer versoberd. De versobering waar we het vandaag over hebben bedraagt 609 miljoen euro. Van 1.315 miljoen euro blijft 438 miljoen euro over voor handhaving van de landelijke fiscale aftrekregeling en de TSZ en 45 miljoen euro in 2014, oplopend tot structureel 268 miljoen euro, na 2016, voor gemeentelijk maatwerk. Kan de staatsecretaris bij benadering aangeven wat de besparingen zijn die sinds 2007 op tegemoetkomingen voor chronisch zieken en gehandicapten zijn toegepast?

Voordat ik nu nog wat nadere vragen zal stellen, wil ik eerst de staatssecretaris en zijn ambtenaren bedanken voor de uitgebreide beantwoording van de vragen die mijn fractie heeft gesteld in de aanloop naar dit plenaire debat. Ook de briefing die wij kregen was verhelderend. Mijn collega Flierman zei het ook al: we zijn weleens brommeriger geweest over de inhoud van de memorie van antwoord en de nadere memorie van antwoord. Wij waarderen het dat er geluisterd is naar de zorgen van de SP met betrekking tot de berichtgeving en uitvoering. De Handreiking gemeentelijk maatwerk is duidelijk en instructief. Zij heeft inderdaad meer blaadjes, maar het zijn wel grote letters en zij is in ieder geval wel instructief.

Ook waarderen wij het dat de staatssecretaris de gemeenten als aandachtspunt heeft meegeven dat er oog moet zijn voor het door ons opgemerkte feit dat het in kleinere gemeenten een drempel kan zijn om een tegemoetkoming aan te vragen als je daarbij uitleg moet geven over je privésituatie. Ik wil nogmaals benadrukken namens onze beide fracties dat de decentralisatieoperaties op gespannen voet staan met het recht op privacy en ik ben er dan ook lang niet zeker van dat gemeenten in staat en bereid zijn om er voldoende tijd en geld aan te besteden. Mijn eigen ervaringen in een kleine gemeente die ook is gestart met de keukentafelgesprekken zijn absoluut niet hoopgevend. Ik sluit mij dan ook van harte aan bij de oproep van collega Ter Horst … Het is toch Ter Horst en niet Van der Horst?

De voorzitter:

Ter Horst.

Mevrouw Slagter-Roukema (SP):

Dank u wel. Zij deed een oproep over het belang van monitoring. Ik vraag de staatssecretaris of hij in zijn beantwoording wil meedelen op welke manier er gemonitord wordt en wat de onderwerpen daarvan zijn.

Naast de bezuiniging die dit wetsvoorstel met zich meebrengt is onze grootste zorg dat het gemeentelijk maatwerk aan dezelfde kwaal zal gaan lijden als de regelingen op landelijk niveau, namelijk het gebrek aan een objectief en trefzeker "zoekcriterium". Kan de staatssecretaris toelichten waarom hij denkt dat de gemeente met maatwerk wel in staat zal zijn de juiste groepen te bereiken? Dat zal in ieder geval tijd en vaardigheden vergen die lang niet alle gemeenten hebben. Acht de staatssecretaris het denkbaar dat er ook een groep mensen kan zijn die niet eens in staat is om een beroep op de gemeente te doen?

Een argument om de Wtcg en Cer af te schaffen was dat het systeem het risico van ongelijke behandeling met zich meebracht, omdat het niet eenduidig was wie wel of niet voor een tegemoetkoming in aanmerking zou moeten komen. Hierdoor kan het maatschappelijk draagvlak ondergraven worden, aldus de staatssecretaris in een brief aan de Tweede Kamer van 10 september 2013. Dat is dan weer een bijzonder argument als je je realiseert dat bij decentralisatie en de daarmee gepaard gaande verregaande beleidsvrijheid van gemeenten, ongelijkheid alleen maar groter zou kunnen worden, terwijl er daarnaast nu eenmaal rijke en arme gemeenten zijn en een objectief — is dat überhaupt mogelijk — verdeelmodel pas in 2016 operationeel kan zijn. Hoe valt dit met elkaar te rijmen?

De laatste weken valt er in de media veel te lezen over het functioneren van de Belastingdienst, over de verouderde systemen en de voor de Belastingdienst ingewikkelde eisen van de politiek. Kan de staatssecretaris de SP-fractie geruststellen op het punt van correcte uitvoering van de fiscale aftrekregeling en de TSZ? Heeft hij hierover contact gehad met de staatssecretaris van Financiën? Wij vrezen dat de TSZ juist zo'n regeling is die te lijden kan hebben onder de nu bekend geworden beperkingen van de Belastingdienst. Wat vindt de staatssecretaris daarvan? Onbeantwoord is overigens nog de technische vraag van mijn fractie in het nader voorlopig verslag of het mogelijk is dat mensen die weinig tot geen belasting betalen toch teruggave kunnen krijgen ingeval van hoge specifieke zorgkosten en hoe dat dan in zijn werk gaat. Wij hechten veel waarde aan een helder antwoord hierop door de staatssecretaris. Het gaat hier immers om belangrijke informatie voor chronisch zieken en gehandicapten met een gering inkomen.

Op onze vraag naar de kwaliteit en deskundigheid van het gemeentelijk loket is het antwoord in de nadere memorie van antwoord dat de borging ervan een verantwoordelijkheid is van de gemeenten. Hoe ziet de staatssecretaris daarop toe? Wanneer acht hij de kwaliteit en deskundigheid onvoldoende geborgd? Zijn er consequenties voor een gemeente als er onvoldoende borging is? Dat heeft toch zijn weerslag op de chronisch zieke of gehandicapte inwoner? Wat voor instrumenten heeft hij om in te grijpen als de kwaliteit en deskundigheid aantoonbaar onvoldoende zijn? En waar bevindt zich het loket waar de burger zelf zijn beklag kan doen?

Kan de staatssecretaris toelichten wat hij vindt van een bedrag van €52 dat een bewoner met bijstandsuitkering na betalen van persoonlijke uitgaven overhoudt per maand? Hij is ervan op de hoogte dat instellingen vaak meer dan €35 berekenen voor de zogenaamde waskosten, waardoor €52 ook nog veel minder kan zijn. Of heeft de staatssecretaris daar geen moreel oordeel over en laat hij dat over aan gemeenten die wel of niet maatwerk kunnen toepassen?

Tot slot betwijfelt mijn fractie of gemeenten al dit jaar in staat zullen zijn om het gemeentelijk maatwerk adequaat uit te voeren gezien alle andere extra taken die op ze afkomen. Het beleidsoptimisme dat hierover ten toon wordt gespreid is opmerkelijk. Beleid komt echter in een werkelijkheid terecht waar menselijk gedrag een rol speelt en dan is de goede — verwachte — uitkomst lang niet altijd zo zeker als beleidsmakers willen doen geloven. Ik verwijs hierbij nogmaals naar het eerder geciteerde interview met de directeur van het SCP, overigens een belangrijke PvdA-voorman. De fracties van de SP en van GroenLinks wensen dat de staatssecretaris deze zorgen serieus neemt. Wij zijn daarin overigens niet de enigen. Kijk maar naar de aanbieders van de petitie.

Tot slot: waarom zijn wij — regering en parlement — in al die jaren toch niet in staat geweest om onze chronisch zieken en gehandicapten — beide groepen die in een situatie verkeren waar ze niet voor gekozen hebben — zo tegemoet te komen dat ze een adequate en toereikende compensatie konden verkrijgen voor de structureel niet te vermijden meerkosten die het ziek en/of gehandicapt zijn nu eenmaal met zich meebrengt? Is dat nu onwil of onmacht?

Wij zien uit naar een toezegging van de staatssecretaris om in overleg met de meest betrokken belangenorganisaties zich in te spannen voor de gewenste basisregeling voor chronisch zieken en gehandicapten, zodat hun leefsituatie niet verder achteruitgaat en ze niet over de rand vallen.

De landelijke overheid heeft toch uiteindelijk de verantwoordelijkheid voor hoe wij omgaan met het grondrecht op zorg en zekerheid, dat mag geen voorziening worden waarbij geldt "zolang de voorraad strekt" en "op is op".

Wij zien uit naar de beantwoording door de staatssecretaris en zullen daarna ons standpunt bepalen met betrekking tot dit wetsvoorstel. Voorzitter. Dan helemaal tot slot. Waarom zijn wij, regering en parlement, in al die jaren toch niet in staat geweest om onze chronisch zieken en gehandicapten ...