Plenair Kok bij voortzetting behandeling Wet werk en zekerheid



Verslag van de vergadering van 3 juni 2014 (2013/2014 nr. 32)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 22.21 uur


De heer Kok i (PVV):

Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn onvermoeibare inzet en zijn enthousiasme om dit wetsvoorstel toch beter onderbouwd aan de Kamer te krijgen. Of de Wwz werkt, lijkt meer een kwestie van geloof. Geloof in een betere bescherming van een groeiende onderklasse van flexwerkers. Geloof in correctie van de disbalans tussen flex en vast. En ook geloof in de activering naar werk. Dat vereist een betere en meer eenduidige regelgeving en een systeem dat vroegtijdig actief investeert in scholing en in duurzame inzetbaarheid. Met het voorliggende wetsvoorstel is dit niet het geval.

Het gevaar is reëel dat er een steeds grotere groep ontstaat die alle zekerheid op een duurzaam inkomen moet ontberen. Voor deze groep is al op voorhand duidelijk dat ook de uitzichten op enige vorm van pensioen vrijwel nihil zijn. Dat kan niet het toekomstbeeld van ons land zijn.

Ik zou dit geen historische dag durven noemen, onverlet de noodzaak om de arbeidsmarkt beter te laten functioneren. Die noodzaak onderkent mijn fractie wel. Het gaat in wezen om de essentie. Het doel is volwaardige participatie met inkomenszekerheid, los van de semantische discussie over vast en flex. Dat doel is met dit wetsvoorstel niet dichterbij gekomen. Dat is een gemiste kans.

Mijn fractie constateert dat de overheid met dit instrumentarium geen weerwoord weet te bieden aan de dynamiek van de markt, ondanks alle, ongetwijfeld, goede bedoelingen. Het gekozen concept van werkzekerheid is vooralsnog een geforceerde keuze. Het blijft conceptueel in de lucht hangen en is à la Zweden niet ingebed in een werkbare structuur. Zie bijvoorbeeld de transitievergoeding. Werkzekerheid is niet uitruilbaar met baanzekerheid en dat is ook nimmer aangetoond.

De conclusie is dat flex niet minder flex wordt en de kloof naar vast niet wordt gedicht. De vraag is wanneer de versnelde evaluatie van de ketenbepaling zal plaatsvinden. Kan dan ook de omvang van de ontslagkosten worden meegenomen en het vermeende succes van de transitievergoeding wat betreft het verkrijgen van nieuw werk? Zweden zou, nogmaals, als goed voorbeeld kunnen dienen.

Uiteindelijk blijft het voorstel in deze vorm hangen in een goed bedoelde poging. Naar de mening van mijn fractie wordt het wezenlijke probleem van een disbalans tussen in- en outsiders niet opgelost. Het advies van de Raad van State is veelzeggend en die kritiek wordt niet weggenomen.

Ik kijk uit naar alle nadere evaluaties, en dat zijn er ongetwijfeld heel veel. Ik wacht die met belangstelling af, inclusief het SER-advies dat nu helaas niet voorhanden is, maar als mosterd na de maaltijd komt.