Plenair Kok bij behandeling Wet hervorming kindregelingen



Verslag van de vergadering van 10 juni 2014 (2013/2014 nr. 33)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 15.07 uur


De heer Kok i (PVV):

Voorzitter. In het prachtige maar complexe woud van de kindregelingen dient te worden gesnoeid, aldus de minister. Hij stelt dat ook op dit onderdeel van de verzorgingsstaat bezuinigd zal moeten worden. De memorie van toelichting memoreert daarnaast dat de regering van iedereen een bijdrage vraagt, ook van ouders met kinderen. Tot zover de citaten.

Dat het huidig stelsel van elf kindregelingen complex is, zal niemand betwisten, net als de wenselijkheid om in dit woud enige helderheid aan te brengen. De vraag is altijd hoever je daarin gaat en wat de onderliggende doelstellingen zijn. Tevens gaat het erom dat de effecten voor de ontvangers van de regeling helder en evenwichtig zijn. Samenvoeging is geen doel op zich en hervormen is een sleets containerbegrip geworden. Het budgettair beslag van in dit geval 10,1 miljard kan in dat opzicht niet bepalend zijn, alsof de beweerde financiële noodzaak deze uitkomst zou dicteren. Dan heeft de Raad van State weer eens gelijk in zijn kritiek dat te veel wetten louter om financiële redenen worden ingediend.

Wat mijn fractie betreft, is het niet evident dat direct maar wordt geroepen dat ook op dit onderdeel bezuinigd moet worden en dat de regering — ik citeer — van iedereen een bijdrage vraagt. Zonder enige vorm van evaluatie, heldere definiëring van beleidsdoelen en het in kaart brengen van maatschappelijke effecten, gaat het kabinet wel erg hard door de bocht. Simpele stellingen als "een eenduidige en rechtvaardige manier voor inkomensondersteuning" en "het bevorderen van arbeidsparticipatie" worden wel erg makkelijk uit de beleidskoker getrokken. De zin voor realiteit is vaak de laatste overweging in dit spel.

Mijn fractie is van oordeel dat het, gelet op de grote belangen van de ontvangende doelgroepen, belangrijk is om de context te verbreden in plaats van een al te beperkte budgettaire invalshoek te hanteren en vervolgens de discussie te versmallen tot het repareren van hier en daar wat kleine deukjes. Het is niet geheel toevallig dat recentelijk de nodige rapporten zijn verschenen over de welvaart, de inkomensontwikkeling en de economische ongelijkheid in ons land. Ik noem als eerste en willekeurig het WRR-rapport onder de titel Hoe ongelijk is Nederland?. Hier valt het nodige leerzaams uit te halen, zeker in het kader van dit wetsvoorstel. Enkele opvallende punten zijn de zorg over de onderkant van het spectrum en de toename van armoede, met name onder kinderen. Dit laatste sluit weer goed aan bij de conclusies uit het SCP-rapport over de maatschappelijke effecten van dit wetsvoorstel voor gezinnen met kinderen. Daarin wordt namelijk gesteld dat de armoede onder kinderen relatief hoog ligt met een grotere kans op een permanente sociale uitsluiting. Het SCP rekent expliciet tot de groep verliezers de alleenstaande ouder met een bijstandsuitkering en de gezinnen met een middeninkomen, waarvoor de koopkracht aanzienlijk daalt.

Verdere opvallende constateringen van de WRR zijn een sterk groeiende kloof tussen hoogste en laagste inkomensgroepen, stagnatie aan de onderkant van de arbeidsmarkt en achterblijvende loonontwikkeling, alsmede de opkomst van nieuwe kwetsbare groepen als werkende vrouwen en eenverdieners. Een heel opmerkelijke bevinding is dat het socialezekerheidsstelsel en belastingstelsel de laatste decennia de primaire inkomensverschillen hebben verzacht en als buffer hebben gefunctioneerd tegen ongelijkheid. De verzorgingsstaat is gaan compenseren. Een vraag is in welke mate dit fundament nu wordt aangetast door het schrappen van diverse kindregelingen in het voetspoor van al eerder verdwenen kostwinnersvoordelen.

De leerzame lessen van de heren Stiglitz, Obama, Frankfurt en Rawls — ik noem er maar een paar — over onder meer de uitholling van de middenklasse laat ik hier maar onbesproken, al zijn ze niet minder relevant, en vindt ongelijkheid als "the defining challenge of our time" inmiddels ook weerklank bij het World Economic Forum. In aansluiting op dit laatste, vertaald naar de opvattingen hier te lande, verwijs ik naar opmerkingen aan de overkant waar in de discussie hierover is gesteld hoe belangrijk gezinnen zijn als ruggengraat van de economie, en hoe riskant een daling van het geboortecijfer kan zijn. Zie ook het Duitse voorbeeld waar herbezinning wel heeft geleid tot een herdefiniëring van beleid.

Dat het CBS onlangs het fenomeen welvaart relativeert tot "we hebben wel wat ingeleverd maar het valt mee", lijkt hier haaks op te staan en is waarschijnlijk eerder gebaseerd op de gehanteerde peildatum en een vergroving van meegenomen aspecten van vermogen en pensioen. Wat dit betreft zijn de verhoudingen nog veel schever. Overigens is niet echt duidelijk hoe de bevindingen van het CBS over 2012 zich verhouden tot het Armoedesignalement 2013 van datzelfde CBS. Dat toont een meer dramatisch beeld, namelijk een sterke armoedegroei.

Het kan ook heel zinnig zijn om vooruit te kijken bij de vormgeving van dit soort wetjes. Dan kom je uit bij toekomstscenario's zoals Tyler Cowen, een gewaardeerd Amerikaans econoom, die à la De Beer beschrijft in zijn boeken, zoals in The Great Stagnation. Daar komt een beeld uit naar voren van wat heet de krimpende waarde van westerse arbeid en een dreigende tweedeling op de arbeidsmarkt.

Ik begrijp dat dit soort bespiegelingen, hoe relevant ook, in dit bestek van een in zijn beleid versmald wetsvoorstel allemaal te ver voeren. Daarom ga ik maar terug naar het voorstel zelf. In het prachtige maar complexe woud van elf bomen worden er zeven omgehakt en blijven er vier staan, al dan niet samengevoegd: twee voor inkomensondersteuning en twee gericht op arbeidsbevordering. Het woud is geworden tot een bosje.

Te constateren valt dat de oude taakstelling van circa 1 miljard op het totaal van 10 miljard is teruggebracht tot 500 miljoen, dankzij het Herfstakkoord, waarin de schoolboeken zijn gespaard ten gunste van vooral grote gezinnen. Winst is dat een extra aanvulling voor alleenstaanden en gezinnen met een gehandicapt kind is behouden. Wat resteert, is niettemin een pakket aan forse verslechteringen. Zelfs de Raad van State maakt opmerkingen over de onontkoombare inkomensgevolgen en vraagt of er geen sprake kan zijn van een excessieve last bij specifieke groepen.

Simpelweg is te constateren dat de grote verliezers zijn te vinden in de categorie alleenstaande ouders met kinderen en zonder baan/in de bijstand, die er tot 3,25% op achteruitgaan, en in de categorie alleenverdiener met kinderen, die er tot 2,25% op achteruitgaat. Tweeverdieners met een laag inkomen kunnen er ook op achteruitgaan als ze niet meer in aanmerking komen voor het kindgebonden budget, waarvoor immers de grens wordt verlaagd. Een bijzondere groep vormt nog de alleenstaande ouder die nu nog recht heeft op de alleenstaande-ouderkop in het kindgebonden budget, maar die onverwacht op grond van de Awir-definitie een partner heeft en dus het recht kwijtraakt.

Waar zeven bomen worden omgehakt, vallen wel erg forse spaanders. Hoe dat in het licht van bovenstaand betoog te verdedigen valt, is in feite de hamvraag. Het kabinet draait er gelukkig niet omheen. Het is van mening dat de armoedeval op een evenwichtige manier wordt opgelost en het maakt daarbij de principiële keuze van het verhogen van ondersteuning van werkende alleenstaande ouders met lagere inkomens, waartegenover de ondersteuning van alleenstaande ouders in de bijstand navenant wordt verlaagd. Het is de vraag bij welke groep je de oplossing ziet. Wie dient de rekening te betalen en hoe definieer je het begrip -"inkomenszekerheid"?

De achterliggende ratio is volgens team-Rutte (dit kabinet en de constructieven) dat die alleenstaande ouders maar eens flink gestimuleerd moeten worden om aan het werk te gaan. Want wie vanuit de bijstand een baan vindt, gaat er in de cijfers ruim €2.000 op vooruit. Dat was voorheen net andersom. En niemand zal erop tegen zijn dat werken moet lonen. Gezien de nog altijd oplopende werkloosheid tot zo'n 700.000 exclusief verborgen werkloosheid van mensen die zich terugtrekken van de arbeidsmarkt en het feit dat zelfs bij een hopelijk ooit aantrekkende economie banengroei niet automatisch volgt, dient deze realiteit wel te worden meegenomen. De verwachting dat de Wet werk en zekerheid banen oplevert, is zonder meer een illusie.

Hoe kan de minister volhouden dat er — ik citeer hem — "slechts marginale effecten zijn in de zin van armoede en sociale uitsluiting" en dat "de positieve effecten ruimschoots zullen opwegen tegen de negatieve"? Dat terwijl zelfs het SCP al aangeeft dat "bij de uitkeringsgerechtigde die al in armoede verkeren (sic) er sprake zal zijn van een verdieping van die armoede." En alleenstaande ouders gaan er, aldus het SCP, 2% tot 4% op achteruit. Ook het Nibud geeft dat aan in soortgelijke bewoordingen. En wat te zeggen van de opmerking dat "de overheid inkomensondersteuning blijft bieden waar deze het hardst nodig is"? is dit een gotspe?

Naast al dit soort negatieve effecten, wordt gemakshalve maar voorbij gegaan aan het feit dat er ook nog eens zoiets is als cumulatie van effecten als gevolg van verschillende maatregelen. Het totaaleffect is helaas pas zichtbaar in het koopkrachtbeeld in 2015. Daarnaast zijn er nog effecten die niet direct in dit beeld komen, zoals wijzigingen in voorzieningen als de AWBZ of meer specifieke maatregelen. Ook deze effecten komen pas in beeld in 2015.

Mijn fractie concludeert dat het beleid — voor zover je daarvan kunt spreken met alle negatieve effecten en tegenspraak — gekenmerkt wordt door een financieel negatieve camelnose: in het begin zie je het neusje en later de grote rest van in dit geval de armoedeval voor genoemde groepen.

Ik rond af: mijn fractie is voor helderheid in regelgeving en een overtuigende onderliggende argumentatie. Mijn fractie is uiteraard geen tegenstander van activering naar arbeid en een gericht beleid. Mijn fractie is echter niet geporteerd voor een ongerichte en onder dit wetsvoorstel verengde beleidsbenadering, die ook nog eens tot genoemde selectieve negatieve effecten leidt. Navrant overigens is dat de opbrengsten van allerlei eerder gepleegde bezuinigingen en lastenverzwaringen na de zomer vrolijk vertimmerd gaan worden in het grote coalitiespel met de eerdergenoemde constructieven om de begroting voor 2015 rond te krijgen. Dat Brussel dankzij een nieuwe definitie van het bbp ook nog eens 600 miljoen in de pot doet, is helemaal vermakelijk, zeker als wordt bedacht dat nu voortaan ook inkomsten uit illegale activiteiten worden meegerekend. Hoe cynisch kan politiek zijn!

Tot zover mijn betoog in eerste termijn. Uiteraard zijn wij benieuwd naar de reactie van de minister.