Plenair Van Bijsterveld bij behandeling



Verslag van de vergadering van 23 september 2014 (2014/2015 nr. 1)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 10.28 uur


Mevrouw Van Bijsterveld i (CDA):

Voorzitter. Ik spreek deze bijdrage uit mede namens de SGP-fractie.

Het was voor het CDA niet eenvoudig om grip te krijgen op dit voorstel tot invoering van de elektronische detentie. De memorie van toelichting bevat een wollige tekst die, oneerbiedig gezegd, de indruk wekt wat in en uit te praten. Het is geen tekst die na een heldere schets van een probleem, een nieuwe ontwikkeling of een inhoudelijke toekomstvisie, een daarop toegesneden voorstel lanceert en dat logisch en gestructureerd beargumenteert.

Het voorstel lijkt ook wat op twee gedachten te hinken. Aan de ene kant de wens tot bezuinigen, aan de andere kant het schilderen van een gewenste omgang met gedetineerden om te komen tot een succesvolle re-integratie in de samenleving en om recidive te voorkomen. Mijn fractie kan zich niet aan de indruk onttrekken dat die eerste gedachte, de wens tot bezuinigen, domineert.

Wat die bezuinigingen betreft, het gaat om een relatief bescheiden bedrag van 16 miljoen euro. Ik zet dit af tegen het EU-implementetatievoorstel dat wij onlangs behandelden, om gedetineerden binnen de EU de mogelijkheid te geven de straf in eigen land uit te zitten. Voor dit voorstel werd geen grote urgentie gevoeld. De kosten ervan werden vanwege de verwachte asymmetrie in de aanvragen, voor ons land op jaarbasis op zo'n 40 miljoen geraamd. Zo'n relatief bescheiden bezuinigingsbedrag als waarmee in dit wetsvoorstel wordt gerekend, rechtvaardigt niet de drastische ingreep die wordt voorgesteld en zeker niet in vergelijking met de uitgaven van het implementatievoorstel.

Naast het geschatte bezuinigingsbedrag op rijksniveau staat bovendien een toename van de kosten van gemeenten, het UWV en de SVB van ongeveer 3,2 miljoen. Dan spreek ik nog niet eens over de extra inspanningen die gemeenten of de reclassering zich moeten getroosten. Ik denk alleen al aan de controle op het verbod tot het gebruik van alcohol of drugs.

Overigens, welke consequenties heeft de brief van de staatssecretaris van 19 september jongstleden voor de geraamde besparingen van dit wetsvoorstel?

Wat de tweede gedachte betreft, de CDA-fractie is er niet van overtuigd dat die het wetsvoorstel kan dragen. Zij wordt daarin onder andere gesteund door de Raad van State. De genoemde doeleinden van resocialisatie en het terugdringen van recidive zijn inderdaad belangrijk, maar voor het bereiken daarvan is de invoering van elektronische detentie allerminst nodig. Sterker nog, het is maar de vraag of die goede doelen worden gediend door dit wetsvoorstel. De regering heeft er in de ogen van de CDA-fractie dan ook grote moeite mee om dit aannemelijk te maken. Inhoudelijk lukt het niet echt goed en er spreekt ook niet veel enthousiasme uit. Daarbij komt dat het voorstel inhoudelijk vol haken en ogen zit. Toegegeven: de lijvige memorie van antwoord die wij voor het reces ontvingen, is een stuk concreter dan alle eerdere stukken, maar ook die heeft de fractie van het CDA niet overtuigd.

De regering kiest met dit wetsvoorstel voor afschaffing van het bestaande stelsel van detentiefasering. Volgens de regering is dit "te vrijblijvend" geworden. In plaats daarvan komt een systeem van elektronische detentie. Die kan een gedetineerde "verdienen" op basis van een positieve opstelling en medewerken aan een succesvolle terugkeer in de samenleving. Dat is dus niet vrijblijvend. De introductie van de enkelband wordt zo gekoppeld aan een stelsel van promoveren en degraderen. Het aanspreken van de gedetineerde op zijn eigen verantwoordelijkheid voor een succesvolle terugkeer in de samenleving spreekt het CDA op zich erg aan. Maar als wij het goed hebben begrepen, is in het huidige systeem van detentiefasering al gestart met het invoeren van promoveren en degraderen. Het zou straks dus worden ingezet om in aanmerking te komen voor elektronische detentie. Voor introductie van een stelsel van promoveren en degraderen — dus voor het minder vrijblijvend maken van het stelsel — is elektronische detentie als vehikel niet nodig. Ziet onze fractie dit goed? En wanneer het stelsel van promoveren en degraderen van cruciaal belang wordt geacht en er tóch wettelijke belemmeringen zijn om dat over de hele linie in te voeren, waarom stelt de regering dan niet voor die belemmeringen binnen het bestaande stelsel van detentiefasering op te heffen?

De regering is terecht bezorgd over de hoge recidivecijfers en stelt dat dit wetsvoorstel zal bijdragen aan het verlagen daarvan. Helaas kan dat laatste niet of nauwelijks onderbouwd of aannemelijk gemaakt worden. Verheugend is dat de laatste jaren een daling van recidivecijfers te zien hebben gegeven. De regering wachtte ten tijde van het uitbrengen van de memorie van antwoord zelf nog op een nadere specificering en analyse daarvan, maar acht het waarschijnlijk dat de combinatie van voorwaardelijke invrijheidstelling met een persoonsgerichte benadering daarin een rol speelt. Ook nu wordt er langs allerlei wegen ingezet op individuele gedragsverandering. Invoering van elektronische detentie is daarvoor niet nodig. Wanneer dit zo is en dit een effect is van het huidige beleid, dan zien wij dit vooral als een reden om met dit beleid door te gaan en niet de aanpak te gaan veranderen door de nieuw voorgestelde elektronische detentie. Waarom heeft de staatssecretaris daar niet voor gekozen? Zijn de nadere cijfers, specificaties en analyses overigens al beschikbaar?

Resocialisatie en gecontroleerde terugkeer in de samenleving, gekoppeld aan verlaagde kans op recidive via een persoonsgerichte benadering, kan dus ook op andere manieren worden bereikt. De door de regering genoemde voordelen van dit wetsvoorstel zijn binnen het nu bestaande stelsel te realiseren, onder andere binnen het huidige regiem van detentiefasering en voorwaardelijke invrijheidstelling. Het verschil dat elektronische detentie brengt, is uiteindelijk slechts dat eerder een eind kan komen aan de vrijheidsbeneming. En in die bekorting van de vrijheidsbeneming met een halfjaar tot een jaar worden bezuinigingen bereikt voor het Rijk, niet voor de gemeenten. Onze conclusie is daarom dat het vooral om die bezuinigingen gaat, ook al zijn ze bescheiden.

Tegenover de verwachte bezuiniging staan nadelen. De Raad voor de rechtspraak somde daarvan een hele reeks op, en voor een deel erkent de regering die ook. Ik ga niet in op kwesties als het ontbreken van een overgangsregeling of de vraag of de bezuinigingsdoelstelling impliciet druk kan leggen op het toelaten van personen tot elektronische detentie. Ik noem hier slechts een paar hoofpunten.

Elektronische detentie is niet op een lijn te stellen met de gevangenisstraf. Het is niet simpelweg een executiemodaliteit. Het wordt door de samenleving niet als straf ervaren; en door de betrokkene waarschijnlijk ook niet. De regering zegt trouwens zelf dat het geen vrijheidsbeneming, maar slechts een vrijheidsbeperking betreft.

Invoering van elektronische detentie als voorgesteld ondermijnt het vertrouwen in de rechtsstaat, tast het gezag van de rechter aan wanneer dit zonder zijn tussenkomst kan geschieden en brengt daarmee een onbalans aan in de verhouding tussen rechter en bestuur.

Sinds 2003 zijn er vergeefse pogingen gedaan om elektronische detentie als hoofdstraf in te voeren. Daarvoor bestond tot nog toe geen draagvlak. Dit voorstel gaat eigenlijk verder door in plaats van een door de rechter opgelegde vrijheidsbeneming een mogelijkheid te creëren om dit buiten de rechter om te doen.

Tot slot. Een goede re-integratie in de samenleving verkleint de kans op recidive. Het huidige stelsel van detentiefasering draagt daartoe bij door de gedetineerde via de weg van de geleidelijkheid voor te bereiden op terugkeer in de samenleving. Dit wordt met de invoering van elektronische detentie afgeschaft. Dat betekent dat velen die niet voor elektronische detentie in aanmerking komen, na afloop van de detentie pardoes in de samenleving terugkomen, zonder langzaam aan die terugkeer gewend geraakt te zijn. Dat kan toch niet bijdragen aan re-integratie en verkleining van de kans op recidive?

Het mag blijken dat wij niet enthousiast zijn. Met belangstelling zien wij uit naar de reactie van de staatssecretaris op onze vragen, analyse en observaties, en voorlopige conclusies.