Plenair De Boer bij behandeling Elektronische dienstverlening burgerlijke stand



Verslag van de vergadering van 30 september 2014 (2014/2015 nr. 2)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 16.54 uur


Mevrouw De Boer i (GroenLinks):

Voorzitter. Ik dank de bewindslieden voor hun antwoorden. Eerlijk gezegd zijn mijn zorgen over het ontbreken van de regie en de procesverantwoordelijkheid niet helemaal weggenomen. Volgens mij is dat ook de bedoeling, want de staatssecretaris zegt: wij zijn niet van plan om de regie en procesverantwoordelijkheid op ons te nemen. Voor alle duidelijkheid: het gaat ons niet om de regie zodat gemeenten moeten meedoen maar om de regie ten aanzien van hoe het gebeurt, als zij meedoen. Hoe moet een en ander worden ingericht, met het oog op de veiligheidsstandaarden, mogelijke toekomstige koppelingen en de algehele efficiency? We moeten namelijk niet honderd keer het wiel uitvinden. Ik ben blij met de toezeggingen op dit punt met betrekking tot de monitoring en het toezenden van de AMvB. Of dat voor mijn fractie voldoende is, zal ik in de komende week bespreken.

Ik sluit af met een opmerking over huwelijksdwang. In de antwoorden op vragen hierover plaatst de staatssecretaris huwelijksdwang en schijnhuwelijk op één lijn. Hij antwoordt met de opmerking dat er bij het huwelijk met een partner zonder verblijfsvergunning extra waarborgen zijn ingebouwd. Ik heb het in de schriftelijke ronde ook al gedaan, maar ik wil er nogmaals op wijzen dat het probleem van huwelijksdwang zich ook voordoet bij partners die allebei de Nederlandse nationaliteit hebben, dus dat het alleen focussen op mensen met een niet-Nederlandse nationaliteit of zonder verblijfsvergunning niet voldoende is. In aansluiting op het verzoek van mevrouw Ter Horst zou ik de bewindspersonen willen verzoeken om bij de pilots op het gebied van de elektronische aangifte van een voorgenomen huwelijk de volgende vraag te betrekken: zijn er manieren te bedenken om de alertheid op mogelijke huwelijksdwang daar toch in mee te nemen?

De voorzitter:

Bij de beantwoording door de bewindslieden in tweede termijn hanteer ik dezelfde volgorde als in eerste termijn: eerst de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie en daarna de minister van BZK.