Plenair Scholten bij voortzetting behandeling Wet langdurige zorg



Verslag van de vergadering van 25 november 2014 (2014/2015 nr. 9)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 20.59 uur


Mevrouw Scholten i (D66):

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor de uitvoerige beantwoording. Mijn fractie is daar in beginsel tevreden mee, maar ik hoop dat nog een aantal openstaande vragen wordt beantwoord. Of ik heb niet goed opgelet, of de staatssecretaris heeft ze over het hoofd gezien — ik vermoed het eerste — maar ik wil voor alle zekerheid weten of het klopt wat ik vermoed. Ik loop daarom mijn vragen nog even langs.

Ik begrijp de uitleg van de staatssecretaris van het overgangsrecht, omdat het gewoon een heel praktische ingreep was om het zo te regelen. Ik begrijp ook dat 1 oktober een cruciale datum is om de CIZ-administratieronde te beginnen. Het betekent echter ook dat je andersom had kunnen redeneren. De andere artikelen worden namelijk allemaal ingevoerd op door de staatssecretaris bepaalde data, voor zover dat in het belang van het wetsvoorstel is, maar waarom dan de datum van 1 januari 2015 in artikel 13, lid 1? De staatssecretaris had ook kunnen zeggen dat de rest van de artikelen per 1 januari 2015 wordt ingevoerd. Dan was er geen onduidelijkheid over. Of hij had het laten staan en had iedereen geweten waar hij aan toe was. Nu komt de datum van 1 januari 2015 wel in het derde lid voor, maar niet in het andere lid. Dat vind ik niet fraai. Ik zeg niet dat het dodelijk is, maar het blijft niet fraai en niet elegant.

Ik ben blij met de duidelijkheid voor de moeders die in de uitzending van Nieuwsuur aan het woord kwamen. Zij weten nu zeker dat zij zich zullen moeten wenden tot hun zorgverzekeraar. Ik vroeg ook nog naar de korting op het pgb-tarief van de vader van een van de 200 schrijnende gevallen. De staatssecretaris zal daar ongetwijfeld op zijn ingegaan. Ik vermoed dat dit een afspraak is, maar voor alle duidelijkheid hoop ik dat de staatssecretaris dat ook nog even aan mij uitlegt.

In mijn interruptie heb ik al gezegd er begrip voor te hebben dat er twee toetsmomenten zijn. Het CIZ indiceert het zorgzwaartepakket en start de meerzorgprocedure op. Het blijft lastig dat het zorgkantoor ook het budget bepaalt, maar ik weet zelf ook niet zo gauw hoe dat op een andere manier moet worden opgelost. Wat ik echter nog mis, is het antwoord op de vraag of de budgetten van het pgb ondanks het plafond kunnen "meeveren" in de loop van het jaar als blijkt dat er vaker een beroep op wordt gedaan dan is begroot. Dat zou ik heel graag van de staatssecretaris willen horen. Ook krijg ik graag een antwoord op mijn vraag hoe hij omgaat met de inkoop van het volledig pakket thuis. Daar zit nog ontzettend weinig schot in. Dat iemand wel in een zorgverpleeghuis wordt opgenomen, mag niet op grond van doelmatigheid gebeuren, maar op grond van sociale en medische factoren. Dat zou ik graag nog even van de staatssecretaris willen horen.

Ik ben tevreden met het antwoord over de WTZi-instellingen. Ik heb begrepen dat de staatssecretaris erover zal nadenken hoe de knel van de WTZi-instelling kan worden afgenomen. Wij denken beiden aan een Algemene Maatregel van Bestuur, waarin nadere voorwaarden kunnen worden gesteld wat betreft kwaliteit en controle. Ik hoop hierop nog een bevestigend antwoord van de staatssecretaris te krijgen als ik dat goed heb geformuleerd. Ik zal daarom afzien van het indienen van een motie op dit gebied. Ik heb er nog wel een vraag over. Wanneer denkt de staatssecretaris dat hij met die nadere gedachte komt? Is hij bereid om de Kamer daarover te informeren? Ik zou dat buitengewoon op prijs stellen.

Eigenlijk vind ik het jammer dat de pgb-relatie die in de Zorgverzekeringswet is opgenomen, pas over veertien dagen wordt behandeld. Eigenlijk had die veel beter hierbij gepast. De staatssecretaris heeft daarop een antwoord gegeven. Daar kun je het wel of niet mee eens zijn, maar het gebeurt nu eenmaal zo. Ik vind dat echt jammer. Het betekent namelijk over veertien dagen weer een extra stapeling bij een wet die al twee stapelingen heeft die naar mijn gevoel niet al te veel bij elkaar horen. Dit is dan weer een extra, derde component, en dat maakt de behandeling van die wet niet zo makkelijk. Ik zeg het maar even heel voorzichtig.

De vraag waar we vandaag voor staan, is al geformuleerd: kiezen we voor een nieuwe wet, de Wet langdurige zorg, of kiezen we voor een ingeperkte, smalle AWBZ doordat de Wmo en de Jeugdwet daar al van zijn afgekoppeld? Als je die vraag stelt, dan heb je het antwoord eigenlijk al gegeven. Ik sluit dan ook niet uit dat ik mijn fractie zal adviseren om met deze wet mee te gaan, mits ik nog even duidelijke antwoorden krijg op mijn eerdere vragen. Ik heb al eerder begrepen dat, als ik die formulering gebruik, ik de boodschap krijg: wat bedoelt ze nu weer? Ik zeg er daarom maar even ter verduidelijking het volgende bij. In eerste termijn heb ik al gezegd dat deze wet goed doordacht is. We steunen de gedachte. Ik zeg erbij dat een wet als deze, die vanwege de overgangsproblematiek tot onrust en onduidelijkheid leidt — mogelijk zijn die naar aanleiding van dit debat min of meer weggenomen — ook een andere kant heeft: zo'n wet kan ook inspireren tot nieuwe eigen regie, tot maatwerk en tot nieuwe initiatieven. Dat is pure winst.

Los van deze gedachte wil ik de staatssecretaris namens mijn fractie zeggen dat hij in dit moeilijke maatschappelijke gesternte blijk heeft gegeven van politiekesturingskunst. Hoewel het niet meteen onze gewoonte is, zou ik de staatssecretaris daarvoor een compliment willen geven.