Plenair Holdijk bij behandeling Begroting Veiligheid en Justitie



Verslag van de vergadering van 13 januari 2015 (2014/2015 nr. 16)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 12.52 uur


De heer Holdijk i (SGP):

Mevrouw de voorzitter. Voorstellen tot bezuiniging kunnen in het algemeen gesproken op weinig of geen applaus rekenen, althans niet bij degenen die de gevolgen ervan direct of indirect vrezen te ondervinden. Winst verdeelt altijd een stuk gemakkelijker dan verlies. Niettemin is het zinvol en voor de overheid een plicht om kritisch te kijken naar de uitgaven. Daar kunnen zeer wenselijke saneringen uit voortvloeien, eventueel ten bate van andere uitgaven, maar het is eigenlijk een normaal verschijnsel te noemen dat in eerste instantie verzet rijst tegen voorgenomen bezuinigingen.

Onderwerp van debat vandaag is de vaststelling van de begroting van Veiligheid en Justitie, alsmede de voorgenomen bezuinigingen op de rechtsbijstand en de in het conceptwetsvoorstel betreffende de griffierechten voorgestelde aanpassingen. Tot deze in sommiger ogen misschien wat prozaïsche onderwerpen zou ik mij willen beperken. Ik mag mijn bijdrage trouwens mede namens de ChristenUnie-fractie uitspreken.

Mijn uitgangspunt is dat ons rechtstelsel rechtvaardige en effectieve oplossing van geschillen tegen de laagst mogelijke kosten dient te garanderen. Het gaat dan niet primair om de gang naar de advocaat en naar de rechter, maar om de toegang tot het recht. Proceskosten stijgen zowel door verhoging van onder andere de eigen bijdragen gesubsidieerde rechtshulp als door verhoging van de griffierechten. Dat hebben beide kostenfactoren gemeen, maar het is wel zaak om helder onderscheid tussen die twee te maken. De kosten van rechtsbijstand zijn de afgelopen 12 jaar met 85 miljoen euro toegenomen. De beoogde structurele bezuiniging op dit punt bedraagt per 2018 eveneens 85 miljoen euro. De griffierechten voor civiele zaken en kantonzaken zijn sinds 2010, als ik mij niet verteld heb, zes keer verhoogd. Overigens blijkt dat de zelfredzaamheid van de burger bij het oplossen van zijn conflicten tamelijk groot is. In 96% van de gevallen lost hij ze zelf op en slechts in 4% van de gevallen moet de rechter eraan te pas komen. Desondanks had het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand een bereik van 35,8% van de Nederlandse bevolking. 60% van het stelsel wordt gebruikt tegen de Staat.

De rechtsstaat is een kostbaarheid die zorgvuldig moet worden bewaakt en bewaard. Dat bewaren vindt niet plaats in een brandkast of een museum, maar moet plaatshebben in de hitte van de politieke strijd van alledag. Belangrijker nog is dat het fundament van oorspronkelijk christelijke waarden en deugden daarbij wordt onderhouden. Bij een rechtsstaat past een goede en voor iedereen in principe toegankelijke rechtspraak. Vanuit het opzicht van een publiek goed moet de rechtspraak uit de algemene middelen worden bekostigd. Ik maak nu eerst enkele opmerkingen over de rechtsbijstand om vervolgens aandacht te besteden aan de griffierechten.

De oorzaken van de stijgende kosten van rechtsbijstand zijn divers, maar de voornaamste is wellicht de toenemende complexiteit van wet- en regelgeving in wat wij de sociale rechtstaat c.q. verzorgingsstaat zijn gaan noemen, met de daaruit onvermijdelijk voortvloeiende bureaucratisering en juridisering. Dat draagt er niet weinig toe bij dat meer dan de helft van de procedures wordt gevoerd tegen de overheid, zowel straf- als bestuurszaken. Als ik de voorstellen goed heb begrepen, gaat de eerste lijn, wanneer de overheid zelf partij in een geschil is, toetsen of men een procedure tegen de overheid mag voeren: de zogenoemde poortwachtersfunctie, al dan niet bij het Juridisch Loket. Niet-rechtsbijstandgerechtigden zouden volgens het voorstel geen toegang meer krijgen tot de eerstelijnsvoorziening. Dat roept de vraag op of het bestaan van een alternatieve voorziening voldoende grond vormt om rechtzoekenden de facto de toegang tot de rechter te ontzeggen. Artikel 17 van de Grondwet, waartoe ik mij nu maar beperk, garandeert dat niemand tegen zijn wil kan worden afgehouden van de rechter die de wet hem toekent, wat overigens niet betekent dat het recht op toegang tot de rechter een absoluut recht is.

Van vele kanten, ook vanochtend, heeft het verwijt geklonken dat het departement geen visie heeft op wat in een rechtsstaat fatsoenlijke rechtsbijstand is en dat de uitgangspunten van het departement voor de nu voorgestelde stelselherziening niet deugen. Die opvatting is door de Nederlandse Orde van Advocaten met een zevental argumenten onderbouwd. Naar ik aanneem, zal het departement deze verwijten noch naast zich neerleggen, noch onweersproken laten. Graag hoor ik hier nog eens in het kort wat de visie van de regering dan wel is.

Ik ga nu in op de griffierechten. Een griffierechtenverhoging kan niet gerechtvaardigd worden enkel door bezuinigingsdoelstellingen of om gaten in de begroting te dichten. Griffierechten kunnen een te rechtvaardigen drempel zijn tegen lichtvaardig procederen en kunnen een bijdrage zijn in de kosten van de rechtspraak, maar mogen zeker niet de kostprijs te boven gaan. Bij sommige kantonzaken is dit echter reeds het geval en lopen de griffierechten volledig uit de pas. Ongeveer 75% van de handels- en kantonzaken wordt bij verstek afgedaan. Het systeem van griffierechten zou eigenlijk een onderscheid dienen te maken tussen verstekzaken — dat zijn verreweg de meeste incassovorderingen — en zaken op tegenspraak. Spreekt deze gedachte de bewindslieden aan, vanuit mijn vertrekpunt dat griffierechten de kostprijs niet mogen overschrijden? De instroom van dit type zaken, dus handels- en kantonzaken, is toch wel opmerkelijk teruggelopen. De griffierechten voor de categorie tussen €500 en €1.500 is weliswaar bij tweede nota van wijziging verlaagd, maar de eerstvolgende categorie wordt extra aangeslagen, nota bene met 50%. Is er geen goede reden voor een extra staffel in dit soort zaken?

Er is in de periode 2009-2013 onderzoek gedaan naar de feitelijke ontwikkeling van het effect van de verhoging van de griffierechten op de instroom van civiele zaken en/of handelszaken. Het is onduidelijk welk specifiek effect die verhoging heeft gehad op de daling van het aantal zaken. Nogmaals: anders dan bij de rechtsbijstand gaat het bij de griffierechten uiteraard wél om de toegang tot de rechter c.q. de rechtspraak, niet weinig ook doordat het griffierecht via kostenveroordeling altijd wordt betaald door de verliezende partij, ook als deze zelf als natuurlijk persoon een laag griffierecht verschuldigd is geweest. De verhouding tussen inkomen en kosten bij de laagste inkomens zou ertoe hebben geleid dat de Hoge Raad heeft geoordeeld dat een griffierecht van €112 een belemmering inhoudt voor onvermogenden. Onderkent de regering de mogelijke consequenties van deze uitspraak?

Tot slot. De voorgenomen stelselherziening rechtsbijstand vergt een politieke afweging, waarbij grondwettelijke en internationaalrechtelijke verplichtingen niet opzij gezet kunnen worden. Van het legitieme doel om noodzakelijke bezuinigingen door te voeren is geen enkel rechtsgebied of overheidstaak ten principale uitgesloten. Let wel: ik spreek over noodzakelijke bezuinigingen. Het vergt een politiek oordeel over de vraag waar en in welke mate op de afzonderlijke terreinen de bezuinigingen zullen neerslaan.

Gaarne zie ik een reactie op mijn beschouwingen en vragen van de zijde van de regering tegemoet.