Plenair Schrijver bij behandeling Begroting Veiligheid en Justitie



Verslag van de vergadering van 13 januari 2015 (2014/2015 nr. 16)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 23.00 uur


De heer Schrijver i (PvdA):

Voorzitter. Wij danken de minister en de staatssecretaris voor de adequate beantwoording van de vragen. We hebben allereerst geboeid geluisterd naar de omschrijving die de minister gaf van de rechtsstaat. Daarbij citeerde hij heel passend onze overleden collega Witteveen, die heeft gezegd dat de rechtsstaat een belofte is die we moeten waarmaken. De minister haalde ook andere geleerde verhandelingen aan, onder andere dat de rechtsstaat een emotioneel goed is, maar ik herkende mij meer in zijn eigen drievoudige objectieve duiding van de rechtsstaat.

In de tweede plaats was het goed te horen dat de begroting niet in beton gegoten is en het denken niet stilgezet wordt. Er kunnen wijzigingen worden aangebracht, al begrijpen we goed dat de begroting niet een menukaart is.

In de derde plaats is het goed dat we een nader debat voerden over de voorgenomen verhoging van de griffierechten en de matiging, de verzachting, die door de regering reeds is aangebracht of is toegezegd.

In de vierde plaats vond ik het boeiend dat we konden spreken over hoe de kwaliteit en zo mogelijk de verbetering in de rechtspraak te bewaken is, mede in het licht van de bevindingen van het visitatierapport Cohen. Het is goed om de vinger aan de pols te houden.

In de vijfde plaats: wat betreft het intrekken van het Nederlanderschap van jihadisten wachten we nu uiteraard de voorstellen van de regering af. Ik heb goed begrepen dat de minister zich bewust is van de begrenzingen die het Europese en internationale recht in dezen stellen aan de Nederlandse Staat. Eenieder heeft recht op een nationaliteit. Niemand kan stateloos gemaakt worden.

In de zesde plaats denk ik dat wij een goed debat hebben gevoerd over de herzieningen in de rechtsbijstand. De bottomline is dat eenieder in Nederland toegang moet hebben tot de rechter. We moeten die effectieve toegang ook zien te waarborgen. Daarvoor blijft gesubsidieerde rechtsbijstand een essentieel onderdeel. Dat blijft nodig om de toegang niet in het gedrang te laten komen.

Ten slotte kom ik te spreken over de kwestie van bed, bad en brood. Mijn fractie kan voor een groot deel meegaan in de duiding van de juridische situatie die de staatssecretaris heeft gegeven. Er komen aanbevelingen van het Europees Economisch en Sociaal Comité; binnen enkele weken kunnen we een eindoordeel van het Comité van ministers verwachten. Onze discussie heeft zich toegespitst op wat er gedaan moet worden in de tussentijd. De fractie van de PvdA deelt de opvatting van de staatssecretaris dat het niet aangaat om uitgeprocedeerde vreemdelingen een verblijfsperspectief in Nederland te geven. Dat is immers onjuist gebleken in al die procedures. We moeten evenwel ook onderkennen dat terugkeer niet altijd een sinecure is en dat vrees en angst soms op zijn plaats zijn. Het gaat ons om het feit dat de mensen hier zijn en dat ze zich dus bevinden onder de rechtsmacht van Nederland. Dan kan er nog een geschil lopen over de reikwijdte van het Europees Sociaal Handvest, maar we hebben ook de beroemde openingszin van ons prachtige artikel 1 van de Grondwet: Eenieder die zich op het grondgebied van het Koninkrijk bevindt. Verder hebben we de Universele Rechten van de Mens. Kortom, we vinden dat alle mensen tellen en recht hebben op bescherming. Natuurlijk beperken we dat tot een noodpakket waarin kleding, voedsel, medische basiszorg en menselijke waardigheid centraal staan.

Ik ben blij dat de staatssecretaris heeft toegezegd altijd bereid te zijn tot overleg, ook met de gemeenten die zich soms in een heel moeilijke situatie bevinden, met de VNG en andere betrokken instanties. Ik was ook blij met de toezegging dat de regering altijd uitspraken van zowel Nederlandse als internationale mensenrechteninstanties in laatste instantie zal respecteren. Dank u wel.