Plenair De Boer bij voortzetting behandeling Toegelaten instellingen volkshuisvesting



Verslag van de vergadering van 10 maart 2015 (2014/2015 nr. 23)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 17.51 uur


Mevrouw De Boer i (GroenLinks):

Voorzitter. Laat ik beginnen met het pleidooi van de heer Schouwenaar voor meer openheid en meer transparantie van harte te ondersteunen. Volgens ons kan dat gelden voor meer sectoren die zich begeven in het publieke belang, waaronder ook de financiële sector. Ik hoop dat we van de VVD ook steun kunnen krijgen voor meer openbaarheid en transparantie van andere instellingen in publieke sectoren, zoals bijvoorbeeld de financiële sector. Nogmaals, ik onderschrijf zijn pleidooi van harte.

In mijn eerste termijn ben ik vrij snel de diepte in gegaan op een aantal specifieke onderwerpen. Ik heb niet zozeer gezegd wat wij van de wet als geheel vonden. Dat wil ik nu even goedmaken. De fractie van GroenLinks onderschrijft de doelstellingen van de wet om ervoor te zorgen dat woningcorporaties zich meer gaan richten op hun kerntaak, het huisvesten van de primaire doelgroep van de sociale woningbouw en het verbeteren van het toezicht op het functioneren van woningcorporaties. De punten die ik aan de orde heb gesteld, zijn de punten waarover bij ons zorgen bestaan.

Naar aanleiding van de eerste termijn heb ik nog een paar opmerkingen. Ik heb in eerste termijn niet zo veel aandacht besteed aan DAEB en niet-DAEB, maar naar aanleiding van de discussie die zich ontspon over onder andere het voorbeeld van mevrouw De Vries ben ik mij wel een beetje zorgen gaan maken. Hoe moet dat gaan met gecombineerde projecten, waarbij een niet-DAEB-poot mede moet zorgen voor de financiering van DAEB-activiteiten? Dat wordt eigenlijk onmogelijk gemaakt door deze wet, terwijl ik mij kan voorstellen dat dit in sommige situaties de enige manier is om een gecombineerd project van de grond te kunnen krijgen. Misschien biedt de experimenteerruimte daar mogelijkheden voor of kan er in de evaluatie aandacht aan besteed worden? Het was in ieder geval een punt dat ik meenam uit de eerste termijn. Ik weet niet of we dat niet te dicht hebben geregeld.

Dan kom ik op de passendheidstoets, waar ik het uitgebreid over gehad heb. Ik had het idee dat daar wat onduidelijkheid over was. Daarom zeg ik voor alle duidelijkheid dat de fractie van GroenLinks het doel en de uitgangspunten van de passendheidstoets onderschrijft. Wij vinden het heel belangrijk dat woningcorporaties worden verplicht om zo veel mogelijk huurwoningen onder de aftoppingsgrens aan te bieden aan de primaire doelgroep. Wij hebben zorgen over mogelijke neveneffecten van een heel strakke, rigide norm. Die neveneffecten kunnen wachtlijsten zijn, het kunnen huurstijgingen zijn voor de lagere huurcategorieën of het kan zijn dat er een rem komt op investeringen in energiebesparing.

In eerste termijn heb ik in een interruptie het idee genoemd om te bezien of je die 95% niet als norm in het besluit zou kunnen vastleggen en of je niet wat ruimte zou kunnen bieden, lokaal, om daar met prestatieafspraken enigszins van af te wijken. Ik nodig de minister uit om er bij de verdere ontwikkeling van het besluit nog eens over na te denken of dat een vorm zou kunnen zijn om én de norm goed vast te houden, én toch enige flexibiliteit te bieden.

Ik heb energiebesparing heel kort genoemd. De minister is er vrij optimistisch over dat woningcorporaties dat blijven doen. Ik help het hem hopen. Ik ben blij om te horen dat energiebesparing wel een van de prioriteiten is van het kabinet bij iets waarvoor ik het woord niet zo goed weet. Dat is dan ook eigenlijk mijn vraag: bij het volgen van, het bevorderen van, het stimuleren van de woonvisies? De minister noemde een aantal punten waarop hij inzet gaat tonen en waarop ook gemonitord zal worden, maar hoe moet ik die inzet precies omschrijven? Er wordt immers geen woonvisie voorgeschreven, maar er wordt blijkbaar wel vanuit het ministerie actie ondernomen om daar punten voor aan te voeren. Wat houdt die actie precies in? Hoe noemen we dat?

Een vraag die ik in eerste termijn had gesteld over energiebesparing is niet beantwoord. Ik vroeg of de minister, als hij nadenkt over een nieuwe vormgeving van de huurprijzen, niet meer zou moeten nadenken over de woonkosten in zijn geheel, in plaats van alleen aan de huur.

Wat de erfpacht betreft, begin ik met een reactie op wat de heer Van Boxtel zei. Als je de vrijstelling mogelijk maakt voor erfpacht, regel je het dan niet juist dicht in de grote steden? Volgens mij was dat zijn vraag. Dat denk ik niet. De bedoeling is in elk geval juist het tegenovergestelde. Als je de markttoets verplicht maakt, kan dat juist betekenen dat je veel meer een rem zet op de inzet van woningcorporaties en op het gemengd bouwen. Daar bied je dan minder flexibiliteit in. Dat leidt, samen met het feit dat wij het principieel onjuist vinden om onderscheid te maken tussen eigendom en erfpacht, ertoe dat wij een motie indienen, die zo meteen wordt voorgelezen.

Tegen de heer Schouwenaar wil ik nog een opmerking maken. Hij zegt: een belangrijk juridisch verschil is dat je een erfpachtcontract kunt ontbinden, terwijl je eigendom niet kunt aantasten. Bij mijn weten is het niet gemakkelijker om een erfpachtovereenkomst te ontbinden dan om eigen grond te onteigenen. Daar heb je ongeveer dezelfde argumenten en overtuiging voor nodig. Ook daarin zie ik dus niet zo veel verschil.

De voorzitter:

Door de leden De Boer, De Vries-Leggedoor, Strik, Terpstra en Duivesteijn wordt de volgende motie voorgesteld:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende:

dat het wetsvoorstel Wijziging van de Herzieningswet toegelaten instellingen volkshuisvesting (33966) na een daartoe strekkend amendement in de Tweede Kamer (33966, nr. 55) een uitzondering maakt voor de verplichte markttoets voor niet-DAEB-activiteiten ingeval de woningcorporatie waar het om gaat eigenaar is van de grond;

dat juist in de grote steden, waar de grond veelal geen eigendom is van corporaties maar door gemeenten is uitgegeven in voortdurende of eeuwigdurende erfpacht, veel herstructureringsopgaven liggen waarbij het gewenst kan zijn dat woningcorporaties investeren in niet-DAEB-activiteiten;

dat het argument op basis waarvan een uitzondering wordt gemaakt op de verplichte markttoets voor grond in eigendom, is dat de marktpartij geen aanspraak kan maken op de eigendom van de grond;

dat dit argument in gelijke mate geldt voor in erfpacht uitgegeven grond: een marktpartij kan hierop geen aanspraak maken;

dat er ook overigens onvoldoende juridische basis is om in casu een onderscheid te maken tussen eigendom en erfpacht;

verzoekt de regering, alsnog in de uitvoeringsregeling op te nemen dat de uitzondering op de markttoets die gemaakt wordt ten aanzien van grond in eigendom van corporaties, ook gaat gelden voor grond die zij op basis van voortdurende erfpacht bezitten,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt letter F (32769).