Plenair Scholten bij voortzetting behandeling Taaleis Wet werk en bijstand



Verslag van de vergadering van 10 maart 2015 (2014/2015 nr. 23)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 20.28 uur


Mevrouw Scholten i (D66):

Voorzitter. Ik ga hier maar heel kort staan, want het is alweer ongelofelijk warm geworden hier. Het is maar dat u het weet.

De voorzitter:

De Griffier zit klaar hoor, en de Kamerbewaarder komt er ook al aanlopen. Maakt u zich geen zorgen. Alles komt goed. Helaas is mevrouw Slagter niet aanwezig, maar voor de rest gaat het goed.

Mevrouw Scholten (D66):

Voorzitter. Ik wil de staatssecretaris van harte bedanken voor de uitvoerige antwoorden. Ik heb heel goed geluisterd en wil haar graag bedanken. Toch ben ik een beetje in de war geraakt door die antwoorden. Natuurlijk is het voor niemand fijn om in de bijstand te komen en er dient ook veel te worden ondernomen om mensen weer uit de bijstand te krijgen. Ik juich het actieprogramma Tel mee met Taal van harte toe. Ik vind dat een buitengewoon belangrijk en bijzonder initiatief en ben ook blij dat de regering daarvoor 54 miljoen heeft vrijgemaakt.

Toch kan ik mij niet aan de indruk onttrekken dat de staatssecretaris op twee gedachten blijft hinken. Enerzijds bepleit zij maatwerk. Dat juicht mijn fractie van harte toe. Ik verwijs opnieuw naar artikel 18, lid 4 van de Participatiewet. Die hebben we van de zomer besproken en daarin staat dat de belanghebbenden kennis en vaardigheden moeten verwerven en behouden om uit de bijstand te komen. Ik heb in mijn eerste termijn bepleit dat daar ook het beheersen van de Nederlandse taal onder valt. Anderzijds bepleit de staatssecretaris met dit wetsvoorstel weer dat het een inspanningsverplichting is, al moet met die inspanningsverplichting wel weer een toets worden gehaald, anders wordt de bijstand onherroepelijk naar beneden bijgesteld. Stel dat er aan die inspanningsverplichting niet wordt voldaan en dat de toets niet wordt gehaald. Dan kom je toch redelijk dicht in de buurt van een resultaatverplichting, waardoor juist dit wetsvoorstel verschilt van het wetsvoorstel Participatiewet artikel 18, lid 4. Dan komt het maatwerk dat eerder bepleit is, sowieso in de knel.

Ik vrees, en dat vind ik nog het belangrijkste argument, dat dit wetsvoorstel, eenmaal tot wet verheven, bij gebrek aan budget en vanwege een overvloed aan gedecentraliseerde taken bij de gemeenten, die dat ook allemaal zouden moeten uitvoeren, op de plank zal blijven liggen en dat dit wetsvoorstel dus een heel hoge symboolfunctie zal hebben. Ik vrees daarom ook dat ik de staatssecretaris niet blij ga maken als ik zeg dat ik mijn fractie zal adviseren om dit wetsvoorstel niet te steunen.