Plenair Kox bij beleidsdebat Internationale Veiligheidsstrategie



Verslag van de vergadering van 24 maart 2015 (2014/2015 nr. 25)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 16.30 uur


De heer Kox i (SP):

Mevrouw de voorzitter. Veiligheid is niet vanzelfsprekend, zo schreef de regering ons in de zomer van 2013 in haar toenmalige Internationale Veiligheidsstrategie met als mooie titel Veilige wereld, veilig Nederland. Anderhalf jaar later stuurt zij ons een beleidsbrief waarin de Internationale Veiligheidsstrategie wordt bijgesteld. Dit keer is de titel verontrustender: Turbulente tijden in een instabiele omgeving. Die verontrusting is te begrijpen als we de onrust in de wereld in ogenschouw nemen. Vandaag hebben we als Eerste Kamer de kans om met de regering te spreken over onze veiligheidsstrategie. Dat stelt mijn fractie buitengewoon op prijs. Omdat veiligheid niet vanzelfsprekend is, zijn er ook geen vanzelfsprekende analyses en vanzelfsprekende antwoorden. Het is daarom goed om daarover vandaag met elkaar van gedachten te wisselen en die gedachtewisseling in de toekomst voort te zetten.

In de zomer van 2013 stelde de regering dat er een directe relatie ligt tussen de veranderende internationale omgeving en de Nederlandse veiligheid. In dat verband onderscheidde de regering in haar Internationale Veiligheidsstrategie drie strategische belangen: de verdediging van het grondgebied en van het bondgenootschappelijk grondgebied, een goed functionerende internationale rechtsorde en economische veiligheid. Hoewel het algemene kader van strategische belangen niet gewijzigd is, zal iedereen die de veiligheidsstrategie van de zomer van 2013 naast de bijstelling ervan in de winter van 2014 legt, snel de verschillen in accentuering van ontwikkelingen zien. Werd in 2013 Rusland nog genoemd als land waarmee samengewerkt diende te worden teneinde de strategische stabiliteit te versterken en verbeterde transparantie en verdere reductie van kernwapenarsenalen te bewerkstelligen, is Rusland in de laatste update van 2014 terug van weggeweest als strategische tegenstander. Waar in 2013 nog gesproken werd over de Arabische Lente, gaat het in de versie van 2014 over de opmars van wat Islamitische Staat heet en de dreiging dat het conflict in Syrië en Irak zijn weerslag heeft op het leven bij ons hier.

Hoe kan het dat we deze ontwikkelingen kennelijk in de zomer van 2013 niet voorzagen? Hebben we met plotselinge ontwikkelingen van doen of hebben we gewoon niet goed genoeg gekeken? Europa en de internationale gemeenschap hebben zich laten verrassen door de huidige crisis, schrijft de regering eind 2014. Ik heb een open vraag aan de regering: hoe kon dat gebeuren, hoe kan het gebeuren dat de wereld zo verrast wordt door dingen die gebeuren? Is het dan toch niet voor de hand liggend om te denken dat ons stelsel van internationale diplomatie niet zo functioneert als het zou moeten?

In de regeringsvisie van 2013 lazen we goed nieuws. Het aantal conflicten wereldwijd was in de afgelopen twee decennia gehalveerd, de democratie had in verschillende landen voet aan de grond gekregen en de welvaart van de wereldbevolking was verdubbeld ten opzichte van twintig jaar geleden. Hoe anders is het beeld dat anderhalf jaar later werd geschetst: destabilisatie aan de zuidflanken van Europa, ingrijpende ontwikkelingen aan de oostgrenzen van de Europese Unie en de NAVO, een grotere ring van instabiliteit rond Europa door ontwrichtende inmenging van Rusland in buurland Oekraïne, een toename van conflicten en onrust in het Midden-Oosten, Noord-Afrika en delen van Sub-Sahara en West-Afrika en met name in Syrië, Irak en Libië. Respect voor de territoriale integriteit en soevereiniteit is geen gegeven meer, schrijft de regering in haar update. Nederland is via de neergehaalde vlucht MH17 in juli vorig jaar in deze crisis gezogen. Wat een buitenlands conflict leek, kwam in een keer dichtbij, zo lezen we in de update. Zoals gezegd heb ik de indruk dat we er met z'n allen onvoldoende in slagen om te doorgronden wat er in de wereld speelt en zich ontwikkelt en hoe latent de conflicten tot confrontaties kunnen leiden. Ook heb ik de indruk dat we wellicht te veel vanuit ons eigen perspectief en te weinig vanuit het perspectief van anderen de wereld proberen te doorgronden. Wat kunnen we daaraan doen? Als we niet in staat zijn om te analyseren wat zich voltrekt, kunnen we ons moeilijk voorbereiden op wat zich voltrekken gaat.

Tijdens de laatste Algemene Beschouwingen met de regering besteedde ik een aanzienlijk deel van mijn inbreng aan de internationale ontwikkelingen omdat die naar mijn mening verontrustend genoeg waren. In Oekraïne liep vorig voorjaar een bevolkingsopstand tegen een corrupte president uit op een ongrondwettelijke staatsgreep. Rusland maakte daarop de bevolking in het oosten wijs dat zowat de hele regering in Kiev uit neonazi's bestond, terwijl de Europese Unie en de Verenigde Staten juist de ogen sloten voor dat rechtsextremisme, dat wel degelijk aanwezig was. Rusland en de Europese Unie boden het bijna bankroete en bizar corrupte Oekraïne een lonkende economische alliantie aan, maar wel onder de voorwaarde van alles of niets. Amerika suggereerde het NAVO-lidmaatschap voor het land, waar nota bene de Russische Zwarte Zeevloot zijn thuishaven heeft. Daarop annexeerde Rusland de Krim en wakkerde het de onrust in het oosten aan. Over en weer regende het sancties. EU en Amerika bleven de regering in Kiev steunen, ook toen haar leger steden in het oosten van het land begon te bombarderen. Rusland stuurde illegale hulp aan opstandelingen. De Amerikanen brachten militaire adviseurs naar Kiev. Nederland besloot mee te gaan doen met naar mijn mening contraproductieve sancties en meer geld voor Defensie. Wij vonden en vinden dat onverstandig. Wij stelden vorig jaar al voor dat ons land zich beter zou inzetten voor het uitbouwen van een rechtsstaat in Oekraïne en het in stand houden van de wapenstilstand van Minsk I, die toen tot stand gekomen was.

De heer Schrijver i (PvdA):

Sancties worden gewoonlijk getroffen in reactie op onrechtmatige daden van de doelstaat. In dat verband vraag ik u hoe u de annexatie van de Krim door de Russische Federatie beoordeelt. Acht u dat een onrechtmatige stap van Rusland?

De heer Kox (SP):

Dat is een flagrante schending van het internationaal recht, ja. Maar toen ik dat in Moskou zei tegen de voorzitter van het parlement, Naryshkin, zei hij: dat weiger ik te erkennen, maar zelfs als ik dat zou doen, hoe gaat u mij dan vertellen dat de Krim weer teruggaat naar Oekraïne? Dat is een probleem. Ik ben er namelijk wel van overtuigd dat de overgrote meerderheid van de bevolking van de Krim vrede heeft met deze nieuwe situatie. Of dat lang zal duren weet ik niet. Het kost Rusland een godsvermogen om de Krim een beetje op te trekken. Dat kan over een tijdje alweer anders zijn. Maar het is wel een dilemma waarmee we te maken hebben. Ik ben er altijd duidelijk over geweest dat het annexeren van de Krim een flagrante schending van het internationaal recht is. De argumenten van Russische kant dat uit het referendum gebleken is dat de overgrote meerderheid voor is en dat de Krim vroeger toch ook van Rusland was, zijn waar, maar poetsen niet weg dat we na de val van de Muur afgesproken hebben dat we de territoriale integriteit van landen moeten respecteren. De grote vraag is, zeg ik tegen collega Schrijver, wat er moet gebeuren nu dat gebeurd is. De Krim is natuurlijk niet de eerste stap en Donbas zal niet de laatste stap zijn. We hebben ook nog Abchazië, Zuid-Ossetië, Nagorno-Karabach en Transnistrië. We hebben inmiddels al die zwarte gaten gekregen in de onderbuik van de voormalige Sovjet-Unie. Het zijn allemaal zaken die we veroordelen, maar door ze te veroordelen, herstelt de oude situatie zich nog niet. Naar mijn mening zou het een taak zijn van de internationale gemeenschap, Rusland voorop en de voormalige Sovjetrepublieken daarbij, maar ook de rest van de wereld, om te kijken wat we nu gaan doen. Het uitoefenen van sancties heeft alleen zin als ze effectief zijn. Je moet niet zeggen: ze hebben sancties verdiend of niet. Nee, sancties moeten effectief zijn. Als ze niet effectief of contraproductief zijn, zitten ze een oplossing in de weg. Om die reden spreek ik mij uit tegen die sancties en niet omdat de Russen iets hebben gedaan dat best wel meevalt. Ze hebben iets gedaan dat absoluut niet meevalt en dat realiseren zij zichzelf ook buitengewoon goed.

De heer Van Boxtel i (D66):

Ik kan toch niet nalaten om dan ook de vervolgvraag te stellen. Stel dat je heel kritisch bent en zegt dat die sancties tot nu toe niet of onvoldoende hebben geholpen. Er is niets anders. Dan zou de afdronk zijn dat Rusland, al dan niet in verkapte samenwerking met milities en separatisten, gewoon ongebreideld doorgaat met het vullen van die zwarte gaten. Wij kijken ernaar en zeggen: jeetje, dat is ook wat. Maar wij doen niets aan sanctionering en handhaving. Wat zou uw strategie zijn naar de Russen om te laten merken dat wij dit illegaal vinden en dat het niet kan en mag? Wij gaan geen sancties toepassen en gewoon lekker in gesprek blijven? Ik zeg het even heel flauw.

De heer Kox (SP):

Lekker in gesprek blijven met de Russen valt niet mee.

De heer Van Boxtel (D66):

Nou, op de Olympische Spelen ging het hartstikke leuk. Maar ik meen het serieus.

De heer Kox (SP):

Ik luister ook serieus naar wat de heer Van Boxtel zegt. Ik denk dat we zo veel mogelijk terug moeten naar de situatie van 21 februari 2014. Toen hadden wij een overeenkomst bereikt waarin Rusland de toenmalige regering van Oekraïne, de oppositie van Oekraïne, ook de buitenparlementaire oppositie van Oekraïne en de Europese Unie, in ieder geval Polen, Frankrijk en Duitsland, iets hadden afgesproken. Je kunt in de geschiedenis niets terugdraaien. Er wordt op dit moment nog steeds gesproken over het associatieverdrag tussen Oekraïne en de Europese Unie. Inmiddels is het al zo dat de Russen daarover heel veel te zeggen hebben. Zij hebben heel veel amendementen ingediend op dat associatieverdrag, dat ook uitgesteld is. President Janoekovitsj was eerder akkoord gegaan met de invoering van het associatieverdrag dan nu is vastgesteld.

Wij moeten zoeken hoe wij daar iets kunnen bereiken, zodat Rusland zijn gezicht kan redden. Dat is in de internationale politiek vaak belangrijk. Daardoor zal Rusland zich niet meer bemoeien met wat er in Oost-Oekraïne gebeurt. Wij moeten niet vergeten dat wat daar gebeurt voor Rusland niet het meest profijtelijke gebeuren is. Het kost veel geld en het kost vooral internationaal imago. Daar moet de oplossing gezocht worden. Ik heb daarover met Russische autoriteiten gesproken. Laatst heb ik namens de Raad van Europa met president Porosjenko gesproken. Ook van hem hoor je dat de oplossing ongeveer daar moet liggen.

De vraag is wie het allemaal voor elkaar gaat brengen. In die situatie zou de OVSE een taak kunnen hebben. Op het moment waarop de hele wereld zei dat er in Oekraïne niets meer terechtkwam van een wapenstilstand, gebeurde het toch. Soms kan de internationale diplomatie ook zorgen dat iets de positieve kant opgaat. Het oplossen van het probleem blijft gigantisch moeilijk, maar politici kunnen niet zeggen: het is gigantisch moeilijk dus dan doen we het maar niet. De houding "laat de rest van de wereld zijn gang maar gaan als wij in Nederland maar veilig zijn" is natuurlijk kletspraat. Daar ben ik niet voor. Als de sancties productief zouden zijn geweest, is dat zo, maar ik zie dat niet gebeuren. Ik denk dat wij op dit moment iets anders moeten zoeken. Laat er geen misverstand over bestaan: wat Rusland heeft gedaan met de Krim is een flagrante schending van het internationaal recht. Het heeft de problemen voor een groot deel veroorzaakt. Ik denk dat ik nu genoeg gezegd heb over het conflict tussen Oekraïne en Rusland.

In de internationale veiligheidsstrategie staat dat geen enkel langjarig conflict zo'n regionale en zelfs mondiale impact heeft gehad als het Israëlisch-Palestijnse conflict. Volgens de regering zou het uitblijven van een allesomvattend vredesakkoord zijn weerslag hebben op de binnenlandse verhoudingen in tal van politieke landen. Dat schreef de regering in 2013. Inmiddels hebben wij de Gaza-oorlog gehad, waarin meer dan 2.500 mensen, voornamelijk burgers, het leven hebben gelaten. De Gazastrook ligt weer een keer in puin. Ook hebben wij te maken met een herkozen Israëlische premier, die zegt: de tweestatenoplossing is van de baan.

In plaats van terug te grijpen op wat de regering tot nu toe heeft gezegd over het Palestijns-Israëlisch conflict sluit ik mij aan bij de vragen die anderen ook hebben gesteld aan de regering. Is er nu sprake van voldoende verandering zodat Nederland zijn positie moet gaan aanpassen? Ook hier geldt weer dat wij moeten doen wat productief is en niet wat wij vinden dat goed of slecht is. Daar valt niet zo veel mee te bereiken in deze situatie. Nu is er de kans dat via een hervatting van de vredesbesprekingen een tweestatenoplossing tot stand komt. De andere optie is dat de internationale gemeenschap doet wat collega Schrijver zegt, namelijk bevestigen dat dit de situatie is. Wellicht helpt dat. Ik durf geen enkele garantie te geven. Ik ken niemand in Palestina of in Israël die daarvoor een garantie durft te geven. Zeker is, althans als wij president Obama op dit punt mogen geloven, dat in de komende vier jaar van de kant van de Israëlische regering niets te verwachten is zonder externe druk. Wat vindt de regering van die toch wel erg duidelijke verklaring van president Obama dat, zolang Netanyahu Israël regeert, een tweestatenoplossing niet haalbaar is? Ook vraag ik de regering of zij, naast het erkennen van de staat Palestina, Palestina ook ondersteunt bij zijn pogingen om aan internationale verdragen deel te nemen.

Vorig jaar bij de Algemene Beschouwingen heb ik gezegd dat het Midden-Oosten één groot oorlogsgebied geworden was. Ik heb toen ook gezegd dat ik besefte dat de gruweldaden van terroristen in Irak en Syrië om een reactie schreeuwden. In Syrië waren die gruweldaden allang aan de gang, met 200.000 doden en nog veel meer gewonden, met tot puin gebombardeerde steden en met miljoenen vluchtelingen. Het jaar daarvoor was ik in het grootste vluchtelingenkamp op dat moment aan de grens met Jordanië. De gruwelverhalen die ik daar in 2013 hoorde, deden niet onder voor de verhalen die je in 2014 kon horen van mensen die te maken hadden gekregen met de IS-beweging. Er zijn opmerkingen gemaakt over vluchtelingen en opvang in de regio. Vluchtelingen uit Syrië worden in de regio opgevangen. In Libanon, Turkije en Jordanië vinden en krijgen heel veel mensen onderdak op dit moment. Ik ben het eens met collega Van Kappen: wegkijken van het probleem van de vluchtelingen zou slecht zijn, maar voorbijgaan aan het feit dat landen die het ontegenzeggelijk slechter hebben getroffen dan wij een veel en veel groter deel van het vluchtelingenprobleem op hun schouders nemen, zou ook heel slecht zijn.

Ik heb vorig najaar aan de regering gevraagd — en ik vraag dat nu weer — of het niet vreemd is dat wij na jaren inactief te zijn geweest in Syrië en Irak nu zo veel daadkracht willen tonen en dat wij nu al een halfjaar aan het bombarderen zijn. Bij de Algemene Beschouwingen herinnerde ik de minister-president eraan dat hij had gezegd: wij gaan eerst eens een halfjaar bombarderen. Ik vond dat een kille en cynische opmerking: we gaan eerst eens een halfjaar bombarderen en dan kijken hoe ver we zijn. We zijn inmiddels een halfjaar aan het bombarderen. Ik heb de indruk dat de bombardementen op Irak weinig hebben bijgedragen aan de verandering van de verhoudingen in Irak. Ik heb de indruk dat de interventie vanuit Iran, nota bene Iran, meer zoden aan de dijk zet. Ik weet alleen niet wat het gevolg daarvan zal zijn. Ik vraag de regering hoe groot zij het risico inschat dat wij, mochten de machtsverhoudingen in Irak en Syrië veranderen, vervolgens een sjiitische strafexpeditie richting de soennieten krijgen. De regering erkent in haar bijgestelde notitie ook dat een van de belangrijkste redenen dat IS zo plotseling kon groeien, is gelegen in tien jaar onderdrukking van de soennitische bevolking door de sjiitische meerderheid. Als wij straks IS kunnen terugdringen, maar vervolgens onder leiding van Iran een strafexpeditie richting de soennieten krijgen, wat zijn wij dan opgeschoten? Het is een andere vorm van geweld, maar de intensiteit ervan verschilt niet van wat IS over de mensen uitstort. Die vraag leg ik ook aan de regering voor. We zijn nu aan het bombarderen en straks komt er misschien een omslag in de machtsverhoudingen, maar zijn we dan echt veel verder? Wat vindt de regering van de opmerking van de president van Amerika dat op de keper beschouwd de interventie van begin jaren 2000 in Irak deels — hoe moet je dat zeggen? — de kraamvrouw is geweest van het gevaar waarmee we nu zitten? Ik heb er niet veel zin in om nu te zeggen "dat hebben wij altijd al gezegd", want dat weet ik allemaal niet, maar als we dat nu constateren, moeten we wel heel goed nadenken over de vraag hoe we verder willen met Irak en Syrië. Anders zeggen we over tien jaar weer dat we met onze manier van interveniëren in die landen weer nieuwe crises tot stand hebben gebracht.

Naast de problemen in Syrië en Irak zien we ook desintegratie in Libië. Daar is een neergaande spiraal gaande, staat in de update van de regering. We zien nu zelfs een uitstralende werking naar Tunesië, terwijl dat toch het meest hoopgevende land was ten tijde van de Arabische Lente. Hadden we, nu we zo terugkijken op wat er in Libië gebeurd is, wellicht andere keuzes moeten maken? We hebben ook daar geïntervenieerd en regime change bewerkstelligd, maar of we er echt veel beter van geworden zijn, weet ik niet. Ook dat valt niet terug te draaien; we zitten ermee. Ik vraag aan de regering hoe zij denkt, in het kader van haar internationale veiligheidsstrategie, dat Nederland en wellicht de EU een bijdrage zouden kunnen leveren aan het stabiliseren van de situatie in Libië, die misschien op korte termijn het grootste probleem voor Noord-Afrika gaat worden.

Ik kom op TTIP, het Transatlantic Trade and Investment Partnership. De regering zei vorig jaar dat de Europese Unie als handelsblok een factor van betekenis op wereldniveau kan zijn, zeker als het vrijhandelsverdrag met de VS gesloten kan worden. Maar dreigt de inrichting van dat verdrag niet dusdanig te worden dat niet gekozen politici maar multinationale ondernemingen en hun lobbyisten in die zone veelal de lakens gaan uitdelen? Meer macht in de wereld verwerven is één, maar of die machtsuitbreiding ook ten goede komt aan de belangen van onze burgers in plaats van aan de belangen van grote bedrijven, is een andere kwestie. Hoe ziet de regering dit gebeuren in het licht van het beschermen van onze economische veiligheid, een van de strategische doelen van de regering? Hoe oordeelt de regering over de opmerking van de Duitse minister van Economische Zaken dat hij zich zorgen maakt over de wijze waarop TTIP zich ontwikkelt? Zijn de Duitsers ineens overdreven bezorgd? Of is er ook reden voor de Nederlandse regering om te zeggen dat op deze wijze doorgaan met TTIP een buitengewoon groot probleem kan worden?

In haar brief van afgelopen winter pleit de regering voor versterking van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid; nogal wat collega's hebben daar ook voor gepleit. Ik heb daar mijn vraagtekens bij en dat zal zeker geen verrassing zijn. Hoe denkt de regering over de pleidooien uit Duitsland om niet alleen te komen tot een versterkte samenwerking in de defensie-industrie en de Europese wapenindustrie, maar ook, getuige de oproep uit Berlijn, te komen tot een Europees leger, iets wat inmiddels ook door Jean-Claude Juncker onderschreven wordt? Zei de toenmalige regering van Nederland ten tijde van het Verdrag van Lissabon niet dat zij die spraken over de komst van een Europees leger, spoken zagen? Op dit moment worden die spoken, als je het zo wilt kwalificeren, door nogal wat vooraanstaande politici bepleit. Ik denk dat dit een stap in de verkeerde richting zou zijn. In plaats van nog sneller te integreren — want dat doe je als je een Europees leger krijgt — zouden we moeten stabiliseren en moeten wachten met Europese integratie totdat de bevolking van Europa het kan meemaken. Europese integratie zonder de bevolking is het allerdomste wat we kunnen doen. Dat zal op termijn leiden tot destabilisatie.

Ik heb geen opmerkingen gemaakt over ontwikkelingssamenwerking. Ik weet dat deze ministers capabel genoeg zijn om collega Ploumen te vervangen, maar ik zou dit toch liever in een discussie met haar bespreken.

Mijn laatste opmerking gaat over nucleaire ontwapening. In de update die de regering ons geschreven heeft, staat dat er onder de huidige omstandigheden weinig ruimte is om over nucleaire ontwapening te spreken. Ik begrijp dat wel, maar ik vind het levensgevaarlijk. Juist in een tijd van toenemende spanningen zouden we alles op alles moeten zetten om aan nucleaire ontwapening te werken. De spierballentaal van president Poetin over dat hij zijn raketten al klaar had staan in de Krimcrisis, moet ons aan het denken zetten. Zijn er mogelijkheden om juist in deze tijd wél te werken aan nucleaire ontwapening?

De regering schrijft aan het einde van haar notitie uit 2014 dat de keuzes van nu straks ook houdbaar moeten zijn. Mag ik het daar helemaal mee eens zijn? Mag ik hopen dat deze discussie eraan bijdraagt dat we goed nadenken voor we beslissingen nemen? We moeten niet wegkijken, zeg ik met collega Van Kappen. We moeten echter ook niet alarmistisch zijn door te vertellen dat de wereld nu in de grootst mogelijke problemen zit. We moeten realistische analyses maken om tot nieuwe arrangementen te komen en uiteindelijk te bereiken wat ook de titel was van een notitie uit 2003: een veilige wereld en een veilig Nederland.