Plenair Essers bij behandeling Regelgevend kader kredietunies



Verslag van de vergadering van 28 april 2015 (2014/2015 nr. 30)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 13.56 uur


De heer Essers i (CDA):

Voorzitter. De commissie voor Financiën heeft mij gemachtigd om namens haar het woord te voeren. Dat doe ik graag, niet in de laatste plaats omdat het hier om een initiatiefwetsvoorstel gaat. Dat is altijd een bijzondere prestatie. De indieners, mevrouw Mulder, de heer Nijboer, en in hen ook een voorganger, de heer Van Hijum, verdienen dan ook zeker een compliment. Wie hier de afgelopen paar maanden op de publieke tribune heeft plaatsgenomen, zou bijna denken dat het normaal is dat Tweede Kamerleden hier aankloppen met een aan de overkant aangenomen initiatiefwetsvoorstel. Maar zo is het natuurlijk niet. Ten minste vraagt het wat het woord al impliceert, namelijk initiatief. Ten minste vraagt het overtuigingskracht. En ten minste vraagt het volharding. Dat zijn bewonderenswaardige eigenschappen, zeker in combinatie.

Dit initiatiefvoorstel wijzigt de Wet op het financieel toezicht en een aantal andere wetten. Het voorstel beoogt heldere kaders te scheppen waarbinnen kredietunies in Nederland kunnen worden opgericht en werkzaam zijn. Een kredietunie is binnen de context van het voorstel een coöperatie waarvan de leden op grond van hun beroep of bedrijf zijn toegelaten tot het lidmaatschap van de coöperatie die haar bedrijf maakt van het bij haar leden aantrekken van opvorderbare gelden en van het voor eigen rekening verrichten van kredietuitzettingen aan haar leden ten behoeve van de beroeps- of bedrijfsuitoefening van die leden. Doel van het voorstel is het, nieuwe initiatieven met betrekking tot ondernemingsfinanciering, in het bijzonder voor het mkb, de ruimte te geven.

Het voorstel van de indieners beoogt aldus een serieus probleem te adresseren. Ondernemers, met name in het mkb, hebben regelmatig grote moeite met het verkrijgen van krediet. En krediet is in veel gevallen van essentieel belang om te kunnen ondernemen. Daarmee is het wetsvoorstel een kind van deze tijd. Tot de kredietcrisis bestond dit probleem niet of nauwelijks. Banken leenden royaal geld uit aan burgers en ondernemers. Ten gevolge van de kredietcrisis zijn de regels voor banken de afgelopen jaren aanmerkelijk aangescherpt. Het op zichzelf begrijpelijke gevolg daarvan is geweest dat banken de kredietverstrekking aan ondernemers hebben beperkt. Maar dat heeft ondernemers vervolgens weer beknot in datgene waar zij goed in zijn, namelijk ondernemen.

De initiatiefnemers hebben gemeend hier iets aan te moeten doen. Dat is sympathiek. Zij pogen hiermee iets te doen aan een reëel probleem. De commissie voor Financiën juicht deze poging van harte toe. Het voorstel neemt blokkades weg die op dit moment mogelijk de oprichting van een kredietunie zoals bedoeld in het voorstel in de weg staan. Wij zouden graag nog drie zaken aan de orde willen stellen.

In de eerste plaats zouden wij graag in meer detail met de initiatiefnemers van gedachten wisselen over de impact. Wat het voorstel beoogt, is helder. Maar kunnen de initiatiefnemers inschatten in hoeverre er van het voorstel gebruik zal worden gemaakt, gesteld dat het door dit huis wordt aangenomen? Welk onderzoek hebben zij in dit verband gedaan? Welke kwantitatieve, dan wel kwalitatieve informatie hebben zij verzameld om tot de overtuiging te komen dat juist dit wetsvoorstel, in deze vorm, zal bijdragen aan het oplossen van het probleem? En wanneer is dit voorstel in hun optiek een succes? Hoeveel krediet wordt er dan op deze wijze verschaft, hoeveel kredietunies worden er opgericht, hoeveel ondernemers sluiten zich naar verwachting aan? Graag hoor ik een antwoord van de initiatiefnemers op deze vragen.

In de tweede plaats zijn wij geïntrigeerd door artikel 3:38c. Dat luidt: "Een kredietunie met zetel in Nederland heeft een bij ministeriële regeling te bepalen maximale hoeveelheid opvorderbare gelden en een maximaal aantal leden." Wat was de inspiratie van de indieners bij dit artikel? Waarom leggen zij deze verantwoordelijkheid bij de minister, en juist via een ministeriële regeling?

Dit brengt mij bij mijn derde en laatste punt. Wij zouden graag van de initiatiefnemers, en ook van de minister, willen vernemen hoe de kredietunies die zij beogen, zich zullen verhouden tot de bancaire sector. Stel dat dit wetsvoorstel van de kredietunies een doorslaand succes maakt. Wat is dan de consequentie voor de bancaire sector? Het is te voorzien dat er ten aanzien van krediet per definitie concurrentie met de banken zal zijn. Hoe kijken de initiatiefnemers en de minister hiertegen aan? Is het een neveneffect dat de initiatiefnemers beogen, mede gelet op het feit dat de nabijheid van de coöperatievorm juist een reactie is op de schaalvergroting? Wij vernemen graag een nadere duiding van de initiatiefnemers en van de minister.

Wij zien met belangstelling uit naar de antwoorden van mevrouw Mulder, de heer Nijboer en de minister.

De voorzitter:

Dank u wel, mijnheer Essers. Wenst een van de andere leden in eerste termijn nog het woord hierover te voeren? Ik zie dat dat niet het geval is. Dan zijn wij nu toe aan het antwoord van de initiatiefnemers en de regering. Daarvoor is nu eerst het woord aan mevrouw Mulder.