Plenair Beckers bij voortzetting behandeling Verhoging van de AOW-leeftijd



Verslag van de vergadering van 19 mei 2015 (2014/2015 nr. 31)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 17.46 uur


De heer Beckers i (VVD):

Voorzitter. Dank aan de staatssecretaris voor de antwoorden die wij hebben mogen ontvangen. Met name haar uitleg van de aanleiding van een en ander en de afwegingen die ze heeft gemaakt tussen budgettaire aspecten en rechtszekerheidsaspecten was duidelijk. Vervolgens kregen we een goed financieel overzicht van de diverse categorieën.

We hebben uitvoerig gesproken over verdringing. Ook in de Tweede Kamer is dat gebeurd. Bij dit onderwerp zijn wij in een herhaling van zetten terechtgekomen en ik betreur dat. Ik heb geprobeerd er zo veel mogelijk uit te blijven. Die verdringing is echter wel een vraagstuk en als wij na een halve dag discussiëren in de Tweede Kamer en na een halve dag discussiëren in deze Kamer er niet de vinger achter kunnen krijgen, neigt mijn fractie ertoe om het te accepteren. Ik kan geen directe relatie leggen tussen de verhoging van de AOW-leeftijd en dus het langer in dienst blijven en het niet ontstaan van werkgelegenheid. Wij hebben een VUT-verleden achter ons en ik kan mij herinneren dat uiteindelijk uit de onderzoeken is gebleken dat de VUT-mogelijkheid niet aantoonbaar heeft geleid tot werkgelegenheid voor jongere mensen. Hetzelfde doet zich hier voor. Wij zijn blijkbaar niet in staat om duidelijk genoeg te maken dat de werkgever die mensen in dienst heeft die doorwerken tot hun 67ste levensjaar, bij hun pensionering wellicht denkt aan heel andere functies — en die misschien al heeft ingevuld — en die vervallen functies van de 67-jarigen überhaupt niet meer invult. Kortom, een inhoudelijke relatie tussen werkgelegenheid en werkloosheid aan de ene kant en het invullen van de werkgelegenheid door de "verlengde AOW'ers" aan de andere kant is niet duidelijk te leggen. Ik stel dan ook maar voor om die onduidelijkheid te accepteren.

Ik heb nog een vraag in deze termijn aan de staatssecretaris. In eerste termijn heb ik aangegeven dat de VVD-fractie de toezegging van de staatssecretaris wenst dat zij al het mogelijke in het werk stelt om mensen zo vlug mogelijk te informeren over wat hen te wachten staat aan AOW-gerechtigde leeftijd. Ik kijk hierbij naar de SVB. We kunnen de ontwikkeling van de levensverwachting inschatten. Het CBS zal daar informatie over geven en die informatie kent een bepaalde hardheid. Het lijkt mij echter van belang dat de Sociale Verzekeringsbank zo vlug mogelijk bij de burger komt met informatie van het CBS over de levensverwachting en de vertaling daarvan door het CPB en dat niet wordt gewacht tot vijf jaar voorafgaand aan de AOW-leeftijd.

De voorzitter:

Dank u wel, mijnheer Beckers.

De heer Beckers (VVD):

Voorzitter, ik realiseer mij dat dit mijn laatste woorden in deze Kamer zijn.

De voorzitter:

Neen mijnheer Beckers, mijnheer Reuten gaat u nog wat vragen. U houdt het kort, mijnheer Reuten!

De heer Reuten i (SP):

Ik houd het altijd kort. In eerste termijn had de heer Beckers nogal wat bedenkingen wat betreft de snelheid, de tijd die mensen niet hebben om zich te kunnen voorbereiden, enzovoorts. Begrijp ik nu dat de staatssecretaris de VVD-fractie zo veel informatie heeft gegeven die zij eerst niet had dat zij dat punt niet meer zo belangrijk vindt?

De heer Beckers (VVD):

Ik heb van de staatssecretaris informatie gekregen over de termijnen die gehanteerd worden. Ik blijf bij de kritiek die wij in eerste termijn geuit hebben. Ik vind het een zorgpunt. Ik besef ook dat geen andere weg bewandeld kan worden. Om die reden roep ik nadrukkelijk op om er voor de toekomst voor te zorgen dat die informatie wel zo vlug mogelijk bij de burger komt. De staatssecretaris heeft geantwoord dat dit zich voordoet in de groep die nu een maand extra verlenging krijgt. Daar geldt het criterium voor waarover de Centrale Raad van Beroep ooit gezegd heeft dat die termijn van een maand redelijk is. Of is dat de termijn van zes maanden met verlenging van een maand? Je kunt twisten over de vraag of voor een verlenging met meer dan een maand — ik gaf een voorbeeld met een verlenging van vier maanden — een periode van anderhalf jaar voldoende voorbereiding is. Het blijft een emotioneel en gevoelig onderwerp.

De heer Reuten (SP):

De groep wordt zwaar getroffen, zegt de heer Beckers. Hij zegt ook dat er geen andere mogelijkheid is. Hij kan dan beter tegen het wetsvoorstel stemmen, want daarmee wordt deze groep gespaard.

De heer Beckers (VVD):

Dat zal ik mijn fractie niet adviseren. Ik zal mijn fractie adviseren om dit wetsvoorstel positief te bejegenen.

De voorzitter:

Dank u wel, mijnheer Beckers. Het woord is aan de staatssecretaris, die meteen kan antwoorden.